NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD, erende Goederen, enz. ■■■■■■■■Ui Gunoowi D k B 280 - MIDDELHARNIS. stekten Papierhandel EN ADVERTENTIEBUREAU B 280 - MIDDELHARNIS. levering van en Kerkboeken, r, pluche en fluweel, zonder knip- en overslag. eer-, muziek- en voor- enboeken op elk gebied. «boeren, kinderspelen et-, poëzie-, ansicht-, ES en postzegelalbums, eel- en triumph-albums, &els en portefeuilles, sigarenkokers, cgers, vulpenhouders. collegemappen. Schrijf- en Teekenhehoeften. kantoor-, notulen-, fon-, huur-, kwitantie- Esboeken. rekeningen- r. doozen luxe post. ispondentieka arten [copieëerpersen, -boe- passerdoozen, enz. enz. TEMPELS. Fantasie- en Felicitatiekaarten. e Hulp- of ïrschotbank PiüS, KADE, MIDDELHARNIS. flihiqisiiiiip flniiniïiiïi VOOR os No. 16 Zaterdag 6 Maart 1915 22E Jaargang Onder den Godsvrede. Buitenlandsch Overzicht. Uit de Tweede Kamer. KLACHT (stemmingsbeeld) I Jaargang van QUI*, ks NEDERLAND. jtten over den Europeesehen rnaaraste gebeurtenissen in eillustreerde artikelen op elk begint vanaf heden in dit ereldkrtjg door Jacqueline ken roman van Fokko Boa roman van C. N. en A. M. EKERD. *^jK i solieden Boekhandelaar of en tegen f 5.per jaar voor r aanvangen, doch zijn steeds handelaar gevestigd is, kan van postwissel van f 3.75 3, Amsterdam. 120 groote bladzijden op mooi enen gedeelte van „Schaak- nneere meo zich bij de Agent der Pathéfoon. LTASSCHEN INTOOR-, DATUM- HAND- pMMERSTEMPELS ILAKCACHETTEN. MMEREERMACHINES. ILLEERDE NAAMPLATEN, CE-, KAST-, COIFFEURS-, - en DEURPLATEN, enz. enz. abonnementen aan op alle Tijdschriften, Mode-, Dag-, I Maandbladen, ig van Advertentiën in alle In Buitenlandsche bladen. Ir groote keuze tgen op boeken worden spoedig jiuitgeversprijs geleverd. Nieuwste drukken. I Aanbevelend, W. v. d. SCHENK, Agent der PATHÉFOON. door het Departement Middel- mraelsdijk der Maatsch. tot Nut .femeen, verleentonder borgtocht lien van f 25 tot f 500. ten moeten geschieden bij den l-Penningmeester ELSDIJK. ONZE EILANDEN ZDID-HOLLANDSGHE EN ZEEÜWSCHE EILANDEN Dit Blad verschijnt eiken Zaterdagmorgen. Prijs per kwartaalf 0,50 Afzonderlijke nummers- 0,05 Alle voor de Redactie en Administratie bestemde stukken en Advertentiën worden uiterlijk Vrijdagmorgen ingewacht bij de Administratie te Middelharnis. Prijs per advertentiën van 1—5 regels f 0,50 Iedere regel meer- 0,10 Groote letters naar plaatsruimte. De regeering heeft een wetsontwerp inge diend tot nadere regeling van het eedsvraag- stuk. Dit ontwerp was onvermijdelijk, om dat de Hooge Raad bij vonnis van 29 Decem ber 1918 heeft beslist, dat „een met bedrei ging van straf af te dwingen verplichting tot eedsaflegging" niet aanwezig is voorden getuige in strafzaken, die niet tot een kerk genootschap behoort. Bovendien besliste dit Hoogste rechterlijke college bij vonnis van 29 Juni 1914, dat niet tot een kerkgenoot schap behoorende getuige niet met een be lofte kunnen volstaan, en alleen buiten eede kunnen worden gehoord. Dit verzwakt dus de waarde van het getuigenis van zoodanig persoon en de regeering moest dus wel onverwijld een wetsontwerp tot regeling dezer kwestie indienen. Stel, dat in een moordzaak twee getuigen waren, die geen van beiden tot een kerkgenootschap behoo- ren. Dan zou hun getuigenis, al wees het de schuld van den beklaagde glashelder uit, niets baten. De regeering stelt nu voor, dat aan elke belofte of bevestiging, die inplaats van den eed wordt afgelegd, dezelfde waarde wordt gehecht als aan den eed. Een getuige, die bezwaar maakt tegen de eedsaflegging, zal echter vooraf den betrokken rechter mondeling of schriftelijk zijn bezwaren moeten doen kennen. De kantonrechter tegen wiens uitspraak geen beroep wordt toegelaten, beslist dan of de bezwaren ge grond zijn. Over deze regeling maken baron van Wijnbergen en de Standaard thans een vreeselijk misbaar. Het heet, dat de man, die zweert, nu eigenlijk achterstaat bij den man, die niet zweert, want de eerste wordt alleen gehoord, als hij zweert en de laatste onder belofte. De Overheid heet het - kiest eigenlijk partij voor het ongeloof, 't Is ver schrikkelijk, alleen maar de heeren bewijzen niet, wat er dan toch voor verschrikkelijks in dit wetje is. Wie wel eens een eedsaf legging bij een kantongerecht heeft bijge woond, krijgt nu juist geen verheffenden indruk van deze ceremonie. In een uur tijds werden er wel eens 30 of meer afgenomen. Het Vaderland haalt omtrent de eeds kwestie een woord aan van dr. Kuyper, die in de kamer bij een wetsontwerp tot regeling van het eedsvraagstuk ingediend door wjjlen het kamerlid Gerritsen zeide „De vraag of de eed bestendigd moet worden, hetzij facultatief, hetzij abso luut, is een vraag, die afhangt van het antwoord door de Overheid op die andere vraag te geven. Of zij zich in staat acht behoorlijk; te regeeren en behoorlijk het recht te bedienen, zonder den eed of met een facultatieven eed. Dat is een zaak, die in de eerste plaats de overheid raakt niet ons." Welnu, de Overheid vindt thans, dat zij met een facultatieven eed kan volstaan. Maar weet u, het wetsvoorstel komt thans van een „links staande" Overheid en dan is het in den tijd van den Godsvrede wat veel ge vergd, dat de heeren zouden zwijgen over de regeling van dit vraagstuk! Duitschlsnd heeft zich vereenigd met het geen met een voorname eisch door de Ame- rikaansche regeering omtrent de neutrale scheepvaart gesteld. Men moet zich daarover verheugen, maar de verwondering zal daarmede gelijken tred houden. „Duitsche duikbooten zullen tegen koop vaardijschepen, welke vlag zij ook mogen voeren (wij spatieeren),slechts in zooverre geweld gebruiken als noodigis voor de toepassing van het recht van aan houding en onderzoek", aldus Duitsch- land's antwoord. Juist om het doen van aanhouding en onderzoek is evenwel sedert begin Februari de strijd gegaan. De neutrale Staten hebben er voortdurend op aangedrongen, dat dit zou plaats hebben, daarbij betoogend, dat het niet aanging elk schip, dat onder neu trale vlag vaart, zonder onderzoek of waar schuwing in den grond te boren, alleen om dat die neutrale vlag wel eens valsch zou kunnen zijn. Van Duitsche zijde werd daartegen echter aangevoerd, „dat zulk een onderzoek met het oog op een te verwachten aanval door Engelsche gewapende handelsschepen uit gesloten is, omdat daardoor de Duitsche on derzeeërs zich aan vernietiging zouden bloot stellen". En dit werd niet alleen door de Duitsche pers geschreven, maar zelfs open lijk van ambtelijke Duitsche zijde verzekerd. Het hierboven aangehaalde bv. is letterlijk ontleend aan de bekende aanschrijving van den Duitschen consul-generaal te Rotterdam aan de Kamers van Koophandel te Rotter dam, Schiedam en elders; waarbij natuurlijk in aanmerking moet worden genomen, dat een consulair-ambtenaar een zoo gewichtige aanschrijving niet op zijn eigen houtje de wereld inzendt, maar slechts op last van en na overleg met zijn regeering. Trouwens een deel der Duitsche pers op pert nog steeds datzelfde bezwaar. Men lette slechts op het betoog van de VossischeZtg., dat Duitschland, zoolang Engeland zijn han delsschepen bewapent, zich niet met een dergelijk onderzoek kan inlaten, omdat dit zou neerkomen op zelfmoord. Voor het overige is de moeilijkheid, die hieruit inderdaad voortvloeit, reeds zoo dik wijls uiteengezet, dat wij er niet meer bij stil behoeven te staan. Wy achten haar verre van denkbeeldig, en begrijpen niet, hoe Duitschland na al hetgeen daarover te doen is geweest, nu zoo gemakkelijk over dit bezwaar heen kan stappen. Wel is waar verbindt het er de voorwaar de aan, dat vijandelijke koopvaardijschepen zich dan ook zullen onthouden, van het ge bruik eener neutrale vlag, en dat zij zich niet zullen wapenen en zich niet zullen ver zetten. Maar wie kan hun dat beletten Met het verwisselen van vlag (op zee desnoods) kan het behoud van schip en leven gemoeid zijn. En verzet tijdens het onderzoek kan het vaartuig en zijn bemanning redden van het lot, te worden opgebracht. Ook vervalt hiermede volstrekt niet het andere bezwaar, dat van Duitsche zijde bij herhaling in deze quaestie is aangevoerd, nl. dat een onderzeeboot feitelijk niet in staat is een schip op te brengen. Het schip, dat in den regel meer snelheid kan ontwik kelen dan de duikboot, is dientengevolge tot vluchten in staat. Maar het kan daar op is men van Duitsche zyde gewezen ook noodlottig worden voor zijn geleider. Het kan den onderzeeër op't onverwachtst rammen of de bemanning van het schip kan hem beschieten. Intusschen, al blijft er ruimte over voor velerlei vragen, laten wy ons verheugen over Duitschland's geneigdheid tottoegeven op dit cardinale punt, ter wille van moge lijke opheffing der uithongerings-blokkade, waarnaar men uit de berichten te oordee- len, bij onze naburen met dagelijks toene mend verlangen uitziet. Het is volkomen juist, wat het Berliner Tageblatt aangaande de pogingen van Amerika opmerkt. Als een roode draad loopt door de nota van President Wilson de gedachte: vermeerdert niet onnoodig het lijden en de gruwelijkheden, die het oorlog voeren van zelf reeds met zich brengt. Amerika's optreden in deze aangelegen heid verdient dan ook alle waardeernig, al twijfelen wjj, of bij Engeland dezelfde be reidwilligheid om op de voorstellen der Unie in te gaan, zal worden aangetroffen, als by zijn tegenstander, nu uit Duitschland's ant woord zoo duidelijk blijkt, dat de Engelsche uithongeringsoorlog doel treft. Van de Dardanellen weinig nieuws, of schoon toch genoeg om enkele nieuwe ge zichtspunten te openen. Kum Kaleh, het fort aan den rechteroever van den ingang der zeestraat, is voor de tweede maal door de vloot gebombardeerd, waaruit volgt, dat het, ondanks het bericht van het vluchten der Turksche bezetting, nog niet in handen der bondgenooten was gevallen. Dat, volgens een ander bericht, Enver Pasja en maarschalk Von der Goltz de forten aan den ingang der zeeëngte heb ben bezocht (waarschijnlijk die aan den Europeeschen oever) wijst er eveneens op dat de ingang nog niet vry is, al waren de bezoekers dan ook volgens het bericht „ont daan" over de aangerichte verwoesting. In hoeverre een bericht uit Constantinopel aangaande de beschieting op 1 Maart, als zouden de pogingen van het vlootcommando om landingstroepen aan wal te zetten mis lukt zyn, juist is, zullen wy moeten af wachten. Wat de stemming in Turkije betreft, deze zal wel niet al te opgewonden zijn. Dit legt nu eenmaal niet inden aard der Turken „Het Turksche volk windt zich volstrekt niet op over de gebeurtenissen aan de Dar danellen", schreef de „Tanin", het ziet met vertrouwen de toekomst tegemoet". Daar zit het 'm juist. Het groote gebrek van het Turksche volk is maar al te vaak geweest, dat het zich over niets druk maakte en steeds wissels trok op de toekomst. Er doet zich eGhter, nu aan de Dardanel len verandering dreigt, een ander merkwaar dig verschijnsel voor. Als men aan een oud huis gaat breken, weet men niet wat er mee gebeuren ban, zegt men wel eens. Dit is ook van toepassing op de afsluiting der Dardanellen. By Rusland is nl. op eens de vrees wak ker geworden, dat, indien de oude toestand wordt opgeheven, de Dardanellen geneutra liseerd zullen worden, m. a. w. de toegang tot de Zee van Marmora, den Bosporus en de Zwarte Zee voor alle naties gelijkelijk zal worden opengesteld. Maar dit strookt volstrekt niet met Rus- land's inzichten. Het wil wel zelf door de Dardanellen zich den toegang tot de vrije zee zien opengesteld, maar dit brengt nog niet mee, dat het zyn eigen veiligheid aan de Zwarte Zee wil prijsgeven. Het zit daar, dank zy de sluiting der Dardanellen voor alle andere dan Turksche oorlogsschepen, nu zoo veilig. Gaan de Dardanellen open, dan wil het zelf wel naar buiten kunnen, maar liever aan geen vreem de oorlogsschepen de deur openen naar de veilige binnenzee tusschen Rusland en Klein Azië, waar het thans vrijwel alleen de lakens uitgeeft. De beweldadigde begint dus met de wel daad, die hy afsmeekte, en die men hem poogt te verschaffen, slechts te willen aan vaarden onder voorbehoud, dat anderen er niet van mededeelen. Ook Engeland en Frankrijk niet? Ziedaar één der vele zwakke punten van de Triple Entente. Minister Posthuma heeft Woensdag zyn groote redevoeridg over den economischen toestand en de maatregelen der regeering in den crisistijd gehouden. Het is niet wel mogelijk ook maar eenigszins een gedetail leerd overzicht van de rede van den minister te geven, omdat zij grootendeels een over stelpend cijfermateriaal bevatte. De minister vestigde wel bij alle kamerleden den indruk dat hij volledig op de hoogte is van al de vraagstukken, die thans de aandacht vra gen. „Op grond van de voorraden rijst, meel, aardappelen en onzen veestapel, zou ik onze voedingsmiddelen voldoende kunnen noe men". Zoo luidde de conclusie, waartoe de minister aan het einde van zijn betoog kwam. Die conclusie is zeker bevredigend, vooral, daar de minister over heel wat meer gegevens beschikt dan de kamerleden. Maar toch lijkt ons by alle waardeering van het gedocumenteerde betoog van den heer Pos thuma zyn oordeel te rooskleurig. Wat b.v het varkensvleesch betreft, is zyn redenee ring, dat de verhooging van den maisprys noodzakelijk moest leiden tot een even groo te prijsverhooging van het varkensvleesch geheel onjuist. De heer de Jong zei daar omtrent zeer terecht in zijn repliek, dat de minister verkeerdelijk één prysbepalende factor naar voren bracht om een algemeene verhooging goed te praten. Als de maisprys 70 °/0 hooger is, gaat het niet aan, nu ook den verkoopsprijs 70 hooger te stellen, want dat beteekent dat de normale winst, in den normalen ver koopsprijs begrepeD, onevenredig wordt ver hoogd. Voor een uitvoerverbod van groenten is de minister niet te vinden. Dat zou de tuin ders te veel schaden. Ook in deze kwestie stelde de minister het teveel voor alsof de groenteprijzen met name die van kool, zeer normaal zyn. Wie de detailprijzen in de steden nagaat, zal allerminst van normale prijzen overtuigd zijn. De Langerdijker ex porteurs weten dit ook wel en hebben den minister aangeboden Leeuwarden en Am sterdam van zooveel kool, als er noodig is, te voorzien tegen f 10 de 100 kilo. Wat de graanaanvoeren betreft, de minis ter zette uiteen, dat deze niet anders dan door de regeering kunnen geschieden. Invoer op andere wijze gaat met teveel bezwaren gepaard. De minister verdedigde het stand punt der regeering uitvoerig. Wat de maxi mum prijzen betreft, de heer de Jong raadde den minister niet te spoedig tot opheffing daarvan over te gaan, omdat het gebeurde met de aardappelen in Duitschland bewijst, onmiddellijk prijsverhooging ten gevolge heeft. Over de uitkeeringen door de Steun- comité's hadden de H.H. Kleerekooper en Spiekman uitvoerig gesproken. Beiden ach ten de getroffen regelingen onvoldoende. Minister Treub verdedigde zijn standpunt in een overtuigende rede. Toch is ook hier de voorstelling van de regeeringstafel te rooskleurig. Het ware zeer van pas geweest, als van de ministerstafel een woord van warme» lof geklonken had voor de schit terende houding der Nederlandscbe arbei dersklasse, in de moeilijke dagen, die zij doorleeft. Bij honderden, neen duizenden is Treub's woord„In Nederland zal geen hon ger geleden worden", slechts in zooverre be waarheid geworden, dat het bitterste gebrek buiten de deur is gebleven, doch het is niet tegen te spreken, dat voor talloozen een verarming is ingetreden, die inderdaad zorgwekkend is. Wij zyn het men den minister volkomen eens, dat de Staat by zyn steun grenzen heeft te trekken, omdat moreele inzinking wordt voorkomen, doch wy gevoelen zeer goed, dat de heer Spiek man, die dé toestanden kent, terecht voor een even gevaarlijke ecenomische inzinking by tallooze arbeiders vreest. Minister Posthuma zegde toe, dat over wogen zal worden, groenten beschikbaar te stellen. De heer Treub gaf toe, dat de kwestie van de huurbons nog niet in orde is. Het koninklijk steuncomité dringt steeds op ver betering aan. Tusschen minister Treub en den heer Teenstra had een vinnig debat plaats over de houding van de Groninger boeren, toen zy in de eerste dagen der crisis, hun rogge- voorraden slechts tegen maximumprijs mochten verkoopen. Van weerskanten werd het debat scherp gevoerd, doch de indruk was wel, dat de minister in het gelijk stond. Donderdagmiddag laat eindigde het ecoco- misch debat, dat reeds daardoor zijn nuttige zjjde heeft gehad, dat de regeering thans den stand van zaken veel duidelijker heeft gemaakt. Minister Posthuma heeft beloofd te over wegen of de regeering aan de kamer niet geregeld inlichtingen kan verstrekken. Het zou zeer gewenscht zijn dat de regeering daartoe kwam, want de medewerking van het Parlement zou er o.i. zeer door bevorderd worden. door REGIEN FRANK. Zacht hield de dokter het bleek-klamme handje in zijn breede, koude hand en voelde het horloge in de andere hand houdend, haar den pols, die van uur tot uur heviger sloeg en de hoop op beterschap deed weg zinken. Haar smalle, teere borst zag hij op en neer hijgen, terwijl zy met geopenden mond naar adem snakte en zoo naar haar langzaam wegkwijnend lichaam starend, zonder het te kunnen redden, dacht hij aan het vreeselijke van die jonge vrouw zóó te zien lijden tot het laatste oogenblik te moe ten zien martelen, totdat eindelijk de dood zou komen als ontferming over te veel smart. Hy voelde een wreede pijn in zich, deze jonge vrouw, dit kind nog, dat zoo heel veel van het leven verwacht had, te moeten laten sterven, weerloos het te moeten op geven tegen een hoogere sterkere macht, die gaf en nam O die kwelling, te willen helpen, maar niet te kunnen, machteloos te staan voor dat onbekende, onmachtige. Hij dacht weer aan hetgeen zy hem gisteren verteld had, toen zy eenige oogenblikken bijna koortsvrij was geweest. De witte gor dijnen voor de breede ramen had hy open geschoven, zoodat zy juist in den tuin kon zien en door de open ramen snoof ze den geur der bloeiende rozen heerlijk op, het stemde haar weemoedig-gelukkig te zien, hoe in de avondrust de rozen sluimerden op haar stengels, kalm en vredig in de sche mering, waar ze rustig ongestoord zonder smart wachtten een geheelen nacht, totdat een gouden ochtendzon ze weer wakker kusteEn ze hadden gezien, hoe de zon in purpergouden kleuren verdween achter de hooge, donkere sparren rondom den tuin en gehoord, hoe de nachtegaal zacht zyn klagend lied uitzong in den komenden nacht, totdat het geluid zacht wegstierf heel in de schemer-verte achter bosschen en landou wen Dan was het langzaam aan stil ge worden Kalm genietend had ze liggen luisteren; toen kwamen er tranen in haar oogen en nam dokter haar hand, streelde haar zacht- kens over het glanzend-bruine haar, dat als een zware sluier over het witte hoofdkussen lag uitgespreid. Hy had iets willen vragen, had de heel- groote ontroering van haar teere ziel ge voeld, wachtte geduldig, tot ze zelf zou beginnen te spreken. Toen klaagde ze zacht haar leed uit, er van genietend in het vallend duister, bij de laatste gouden stralen van de stervende zon. En toen huilde ze om het teer-mooie, dat ze wel vast wilde houden, omdat het haar arme, koude ziel zoo verwarmde. „Dat licht heb ik eens juist zoo gezien als nu" klaagde ze zacht. „O, God wat lang geleden"Dan greep ze plotseling zyn hand, klemde die vast tegen haar borsten stamelde: „dokter, heb je ooit liefde gekend, echte, reine liefde, zoo zuiver als het lied van dien nachtegaal, zoo warm als het gou den licht van die stervende zon?... Toen wist hy wat zy by al haar lichamelijk lijden nog meer g6leden moest hebben. „Ja" zei ze rustig, „ik heb zoo'n liefde gekend, en al sterf ik nu, toch heb ik ge leefd, want ik heb lief-gebad, ik heb het licht der liefde gezien, wat niet ieder ge geven is.O ik ben te benijden, want ik kon gevoelen het mooie in de natuur, wat niet iedereen voelt. O, alleen d&n moest ik lyden, wanneer er met dat schoons gespot werd d»or de menschen, die er gevoelloos voor bleven en het alleen konden ontheili gen. Daar kom je nooit overheen, omdat het telkens opnieuw pijn doet, maar als je dan iemand vindt aan wien je al je innigste gevoelens voor de schoonheid kunt toever trouwen, iemand, die je begrijpt en met je meevoelt, o wat is het gewone leven dan zielloos, dor en koud, hoe verheven voel je je dan boven dat kleine Toen had ik niet gedacht zóó gelukkig te mogen zijn, maar ik ben het geweest, twee jaren lang, zonder dat iemand het wist, blij het te kunnen verborgen houden voor de menschen, die het zouden bezoedeld hebbenniemand, die het wist dan wy beiden daar op de lachende heide van purpere en gele bloemen en boven je de heerlijke zacht-blauwe hemel met al zijn geheimzinnig schoon van wolkengewemel, o daar was ik gelukkigtot het te mooi werd" zei ze plots hard-pynlyk lachend, de menschen wisten het We behoorden niet tot hetzelfde geloof dat kon nooit goed gaan, meenden de men schen Of wij ooit aan geloof gedacht hadden als een hinderpaal voor onze kin derlijke liefdei... We waren gelukkig en vroegen niet meer Wij zouden er wel buiten kunnen, maar de menschen dachten er andars over en zy bemoeiden zich met ons, zochten ons ons mooi geluk te ontne men. Wij moesten scheiden, o mijn God het was ontzettend, voelende dat je zoo weinig macht bezit, dat je daar niets aan doen kunt, als je moet afstand doen van wat je denkt eeuwig te bezitten. O bet leven is hard, zoo pijnlijk en zoo vol teleurstelling; als je denkt het allerhoogste bereikt te heb ben, sta je beneden en hebt niets, je handen zijn leeg, je ontwaakt uit een mooien droom dat is het leven, in het begin ben je vol moed, vol illusie; maar o het eind is zoo'n harde tegenslag, en al je illusies zyn weg dan ben je oud 'k Heb gelesfd en ben nu zoo heel moe, zoo ver is nu alles van mijvreeselijk, als je nog jong bent en je hebt dan al niets meer van het leven te 'verwachten Maar ik wil berustenwant ik moet dankbaar zijn voor al het moois, dat ik heb beleefd. Ik heb liefde gekend." Het was geheel donker geworden in de kamer; op haar vsrzoek ontstak de dokter enkele kaarsen. „Kaarslicht is mooi, is zoo zacht" zei ze toen weer „hoe heerlijk wanneer je zoo kunt spreken, het hart uit te storten bij iemand, die met je mee wil voelenik dank U, dat ik zóó kon vertellen, wat ik voel, dat U my heeft begrepen". „Ga nu wat rusten kind, het is al laat en je hebt de rust zoo noodig." Nog eens drukt ze dankbaar zyn hand en trachtte dan te gaan slapen. De dokter was in de openstaan-

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1915 | | pagina 1