NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD,
erende Goederen, enz.
■■■■■■■■Ui
Gunoowi
D
k B 280 - MIDDELHARNIS.
stekten Papierhandel
EN ADVERTENTIEBUREAU
B 280 - MIDDELHARNIS.
levering van
en Kerkboeken,
r, pluche en fluweel,
zonder knip- en overslag.
eer-, muziek- en voor-
enboeken op elk gebied.
«boeren, kinderspelen
et-, poëzie-, ansicht-,
ES en postzegelalbums,
eel- en triumph-albums,
&els en portefeuilles,
sigarenkokers,
cgers, vulpenhouders.
collegemappen.
Schrijf- en Teekenhehoeften.
kantoor-, notulen-,
fon-, huur-, kwitantie-
Esboeken. rekeningen-
r. doozen luxe post.
ispondentieka arten
[copieëerpersen, -boe-
passerdoozen, enz. enz.
TEMPELS.
Fantasie- en Felicitatiekaarten.
e Hulp- of
ïrschotbank
PiüS, KADE, MIDDELHARNIS.
flihiqisiiiiip flniiniïiiïi
VOOR os
No. 16 Zaterdag 6 Maart 1915
22E Jaargang
Onder den Godsvrede.
Buitenlandsch Overzicht.
Uit de Tweede Kamer.
KLACHT (stemmingsbeeld)
I Jaargang van
QUI*,
ks
NEDERLAND.
jtten over den Europeesehen
rnaaraste gebeurtenissen in
eillustreerde artikelen op elk
begint vanaf heden in dit
ereldkrtjg door Jacqueline
ken roman van Fokko Boa
roman van C. N. en A. M.
EKERD. *^jK
i solieden Boekhandelaar of
en tegen f 5.per jaar voor
r aanvangen, doch zijn steeds
handelaar gevestigd is, kan
van postwissel van f 3.75
3, Amsterdam.
120 groote bladzijden op mooi
enen gedeelte van „Schaak-
nneere meo zich bij de
Agent der Pathéfoon.
LTASSCHEN
INTOOR-, DATUM- HAND-
pMMERSTEMPELS
ILAKCACHETTEN.
MMEREERMACHINES.
ILLEERDE NAAMPLATEN,
CE-, KAST-, COIFFEURS-,
- en DEURPLATEN, enz. enz.
abonnementen aan op alle
Tijdschriften, Mode-, Dag-,
I Maandbladen,
ig van Advertentiën in alle
In Buitenlandsche bladen.
Ir groote keuze
tgen op boeken worden spoedig
jiuitgeversprijs geleverd.
Nieuwste drukken.
I Aanbevelend,
W. v. d. SCHENK,
Agent der PATHÉFOON.
door het Departement Middel-
mraelsdijk der Maatsch. tot Nut
.femeen, verleentonder borgtocht
lien van f 25 tot f 500.
ten moeten geschieden bij den
l-Penningmeester
ELSDIJK.
ONZE EILANDEN
ZDID-HOLLANDSGHE EN ZEEÜWSCHE EILANDEN
Dit Blad verschijnt eiken Zaterdagmorgen.
Prijs per kwartaalf 0,50
Afzonderlijke nummers- 0,05
Alle voor de Redactie en Administratie bestemde stukken en Advertentiën worden uiterlijk
Vrijdagmorgen ingewacht bij de Administratie te Middelharnis.
Prijs per advertentiën van 1—5 regels f 0,50
Iedere regel meer- 0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
De regeering heeft een wetsontwerp inge
diend tot nadere regeling van het eedsvraag-
stuk. Dit ontwerp was onvermijdelijk, om
dat de Hooge Raad bij vonnis van 29 Decem
ber 1918 heeft beslist, dat „een met bedrei
ging van straf af te dwingen verplichting
tot eedsaflegging" niet aanwezig is voorden
getuige in strafzaken, die niet tot een kerk
genootschap behoort. Bovendien besliste dit
Hoogste rechterlijke college bij vonnis van
29 Juni 1914, dat niet tot een kerkgenoot
schap behoorende getuige niet met een be
lofte kunnen volstaan, en alleen buiten eede
kunnen worden gehoord. Dit verzwakt dus
de waarde van het getuigenis van zoodanig
persoon en de regeering moest dus wel
onverwijld een wetsontwerp tot regeling
dezer kwestie indienen. Stel, dat in een
moordzaak twee getuigen waren, die geen
van beiden tot een kerkgenootschap behoo-
ren. Dan zou hun getuigenis, al wees het
de schuld van den beklaagde glashelder uit,
niets baten. De regeering stelt nu voor, dat
aan elke belofte of bevestiging, die inplaats
van den eed wordt afgelegd, dezelfde waarde
wordt gehecht als aan den eed. Een getuige,
die bezwaar maakt tegen de eedsaflegging,
zal echter vooraf den betrokken rechter
mondeling of schriftelijk zijn bezwaren
moeten doen kennen. De kantonrechter
tegen wiens uitspraak geen beroep wordt
toegelaten, beslist dan of de bezwaren ge
grond zijn. Over deze regeling maken baron
van Wijnbergen en de Standaard thans een
vreeselijk misbaar. Het heet, dat de man,
die zweert, nu eigenlijk achterstaat bij den
man, die niet zweert, want de eerste wordt
alleen gehoord, als hij zweert en de laatste
onder belofte. De Overheid heet het - kiest
eigenlijk partij voor het ongeloof, 't Is ver
schrikkelijk, alleen maar de heeren bewijzen
niet, wat er dan toch voor verschrikkelijks
in dit wetje is. Wie wel eens een eedsaf
legging bij een kantongerecht heeft bijge
woond, krijgt nu juist geen verheffenden
indruk van deze ceremonie. In een uur tijds
werden er wel eens 30 of meer afgenomen.
Het Vaderland haalt omtrent de eeds
kwestie een woord aan van dr. Kuyper, die
in de kamer bij een wetsontwerp tot regeling
van het eedsvraagstuk ingediend door wjjlen
het kamerlid Gerritsen zeide
„De vraag of de eed bestendigd moet
worden, hetzij facultatief, hetzij abso
luut, is een vraag, die afhangt van het
antwoord door de Overheid op die andere
vraag te geven. Of zij zich in staat acht
behoorlijk; te regeeren en behoorlijk het
recht te bedienen, zonder den eed of met
een facultatieven eed. Dat is een zaak,
die in de eerste plaats de overheid raakt
niet ons."
Welnu, de Overheid vindt thans, dat zij met
een facultatieven eed kan volstaan. Maar
weet u, het wetsvoorstel komt thans van
een „links staande" Overheid en dan is het
in den tijd van den Godsvrede wat veel ge
vergd, dat de heeren zouden zwijgen over de
regeling van dit vraagstuk!
Duitschlsnd heeft zich vereenigd met het
geen met een voorname eisch door de Ame-
rikaansche regeering omtrent de neutrale
scheepvaart gesteld.
Men moet zich daarover verheugen, maar
de verwondering zal daarmede gelijken tred
houden.
„Duitsche duikbooten zullen tegen koop
vaardijschepen, welke vlag zij ook
mogen voeren (wij spatieeren),slechts
in zooverre geweld gebruiken als noodigis
voor de toepassing van het recht van aan
houding en onderzoek", aldus Duitsch-
land's antwoord.
Juist om het doen van aanhouding en
onderzoek is evenwel sedert begin Februari
de strijd gegaan. De neutrale Staten hebben
er voortdurend op aangedrongen, dat dit
zou plaats hebben, daarbij betoogend, dat
het niet aanging elk schip, dat onder neu
trale vlag vaart, zonder onderzoek of waar
schuwing in den grond te boren, alleen om
dat die neutrale vlag wel eens valsch zou
kunnen zijn.
Van Duitsche zijde werd daartegen echter
aangevoerd, „dat zulk een onderzoek met
het oog op een te verwachten aanval door
Engelsche gewapende handelsschepen uit
gesloten is, omdat daardoor de Duitsche on
derzeeërs zich aan vernietiging zouden bloot
stellen". En dit werd niet alleen door de
Duitsche pers geschreven, maar zelfs open
lijk van ambtelijke Duitsche zijde verzekerd.
Het hierboven aangehaalde bv. is letterlijk
ontleend aan de bekende aanschrijving van
den Duitschen consul-generaal te Rotterdam
aan de Kamers van Koophandel te Rotter
dam, Schiedam en elders; waarbij natuurlijk
in aanmerking moet worden genomen, dat
een consulair-ambtenaar een zoo gewichtige
aanschrijving niet op zijn eigen houtje de
wereld inzendt, maar slechts op last van en
na overleg met zijn regeering.
Trouwens een deel der Duitsche pers op
pert nog steeds datzelfde bezwaar. Men lette
slechts op het betoog van de VossischeZtg.,
dat Duitschland, zoolang Engeland zijn han
delsschepen bewapent, zich niet met een
dergelijk onderzoek kan inlaten, omdat dit
zou neerkomen op zelfmoord.
Voor het overige is de moeilijkheid, die
hieruit inderdaad voortvloeit, reeds zoo dik
wijls uiteengezet, dat wij er niet meer bij
stil behoeven te staan. Wy achten haar
verre van denkbeeldig, en begrijpen niet,
hoe Duitschland na al hetgeen daarover te
doen is geweest, nu zoo gemakkelijk over
dit bezwaar heen kan stappen.
Wel is waar verbindt het er de voorwaar
de aan, dat vijandelijke koopvaardijschepen
zich dan ook zullen onthouden, van het ge
bruik eener neutrale vlag, en dat zij zich
niet zullen wapenen en zich niet zullen ver
zetten. Maar wie kan hun dat beletten Met
het verwisselen van vlag (op zee desnoods)
kan het behoud van schip en leven gemoeid
zijn. En verzet tijdens het onderzoek kan
het vaartuig en zijn bemanning redden van
het lot, te worden opgebracht.
Ook vervalt hiermede volstrekt niet het
andere bezwaar, dat van Duitsche zijde bij
herhaling in deze quaestie is aangevoerd,
nl. dat een onderzeeboot feitelijk niet in
staat is een schip op te brengen. Het schip,
dat in den regel meer snelheid kan ontwik
kelen dan de duikboot, is dientengevolge
tot vluchten in staat. Maar het kan daar
op is men van Duitsche zyde gewezen
ook noodlottig worden voor zijn geleider.
Het kan den onderzeeër op't onverwachtst
rammen of de bemanning van het schip
kan hem beschieten.
Intusschen, al blijft er ruimte over voor
velerlei vragen, laten wy ons verheugen
over Duitschland's geneigdheid tottoegeven
op dit cardinale punt, ter wille van moge
lijke opheffing der uithongerings-blokkade,
waarnaar men uit de berichten te oordee-
len, bij onze naburen met dagelijks toene
mend verlangen uitziet.
Het is volkomen juist, wat het Berliner
Tageblatt aangaande de pogingen van
Amerika opmerkt. Als een roode draad
loopt door de nota van President Wilson
de gedachte: vermeerdert niet onnoodig het
lijden en de gruwelijkheden, die het oorlog
voeren van zelf reeds met zich brengt.
Amerika's optreden in deze aangelegen
heid verdient dan ook alle waardeernig, al
twijfelen wjj, of bij Engeland dezelfde be
reidwilligheid om op de voorstellen der Unie
in te gaan, zal worden aangetroffen, als by
zijn tegenstander, nu uit Duitschland's ant
woord zoo duidelijk blijkt, dat de Engelsche
uithongeringsoorlog doel treft.
Van de Dardanellen weinig nieuws, of
schoon toch genoeg om enkele nieuwe ge
zichtspunten te openen.
Kum Kaleh, het fort aan den rechteroever
van den ingang der zeestraat, is voor de
tweede maal door de vloot gebombardeerd,
waaruit volgt, dat het, ondanks het bericht
van het vluchten der Turksche bezetting,
nog niet in handen der bondgenooten was
gevallen.
Dat, volgens een ander bericht, Enver
Pasja en maarschalk Von der Goltz de
forten aan den ingang der zeeëngte heb
ben bezocht (waarschijnlijk die aan den
Europeeschen oever) wijst er eveneens op
dat de ingang nog niet vry is, al waren de
bezoekers dan ook volgens het bericht „ont
daan" over de aangerichte verwoesting.
In hoeverre een bericht uit Constantinopel
aangaande de beschieting op 1 Maart, als
zouden de pogingen van het vlootcommando
om landingstroepen aan wal te zetten mis
lukt zyn, juist is, zullen wy moeten af
wachten.
Wat de stemming in Turkije betreft, deze
zal wel niet al te opgewonden zijn. Dit legt
nu eenmaal niet inden aard der Turken
„Het Turksche volk windt zich volstrekt
niet op over de gebeurtenissen aan de Dar
danellen", schreef de „Tanin", het ziet
met vertrouwen de toekomst tegemoet".
Daar zit het 'm juist. Het groote gebrek
van het Turksche volk is maar al te vaak
geweest, dat het zich over niets druk maakte
en steeds wissels trok op de toekomst.
Er doet zich eGhter, nu aan de Dardanel
len verandering dreigt, een ander merkwaar
dig verschijnsel voor.
Als men aan een oud huis gaat breken,
weet men niet wat er mee gebeuren ban,
zegt men wel eens.
Dit is ook van toepassing op de afsluiting
der Dardanellen.
By Rusland is nl. op eens de vrees wak
ker geworden, dat, indien de oude toestand
wordt opgeheven, de Dardanellen geneutra
liseerd zullen worden, m. a. w. de toegang
tot de Zee van Marmora, den Bosporus en
de Zwarte Zee voor alle naties gelijkelijk
zal worden opengesteld.
Maar dit strookt volstrekt niet met Rus-
land's inzichten. Het wil wel zelf door de
Dardanellen zich den toegang tot de vrije
zee zien opengesteld, maar dit brengt nog
niet mee, dat het zyn eigen veiligheid aan
de Zwarte Zee wil prijsgeven.
Het zit daar, dank zy de sluiting der
Dardanellen voor alle andere dan Turksche
oorlogsschepen, nu zoo veilig. Gaan de
Dardanellen open, dan wil het zelf wel naar
buiten kunnen, maar liever aan geen vreem
de oorlogsschepen de deur openen naar de
veilige binnenzee tusschen Rusland en Klein
Azië, waar het thans vrijwel alleen de lakens
uitgeeft.
De beweldadigde begint dus met de wel
daad, die hy afsmeekte, en die men hem
poogt te verschaffen, slechts te willen aan
vaarden onder voorbehoud, dat anderen er
niet van mededeelen.
Ook Engeland en Frankrijk niet?
Ziedaar één der vele zwakke punten van
de Triple Entente.
Minister Posthuma heeft Woensdag zyn
groote redevoeridg over den economischen
toestand en de maatregelen der regeering
in den crisistijd gehouden. Het is niet wel
mogelijk ook maar eenigszins een gedetail
leerd overzicht van de rede van den minister
te geven, omdat zij grootendeels een over
stelpend cijfermateriaal bevatte. De minister
vestigde wel bij alle kamerleden den indruk
dat hij volledig op de hoogte is van al de
vraagstukken, die thans de aandacht vra
gen. „Op grond van de voorraden rijst, meel,
aardappelen en onzen veestapel, zou ik onze
voedingsmiddelen voldoende kunnen noe
men". Zoo luidde de conclusie, waartoe de
minister aan het einde van zijn betoog
kwam. Die conclusie is zeker bevredigend,
vooral, daar de minister over heel wat meer
gegevens beschikt dan de kamerleden. Maar
toch lijkt ons by alle waardeering van het
gedocumenteerde betoog van den heer Pos
thuma zyn oordeel te rooskleurig. Wat b.v
het varkensvleesch betreft, is zyn redenee
ring, dat de verhooging van den maisprys
noodzakelijk moest leiden tot een even groo
te prijsverhooging van het varkensvleesch
geheel onjuist. De heer de Jong zei daar
omtrent zeer terecht in zijn repliek, dat de
minister verkeerdelijk één prysbepalende
factor naar voren bracht om een algemeene
verhooging goed te praten.
Als de maisprys 70 °/0 hooger is, gaat het
niet aan, nu ook den verkoopsprijs 70
hooger te stellen, want dat beteekent dat
de normale winst, in den normalen ver
koopsprijs begrepeD, onevenredig wordt ver
hoogd.
Voor een uitvoerverbod van groenten is
de minister niet te vinden. Dat zou de tuin
ders te veel schaden. Ook in deze kwestie
stelde de minister het teveel voor alsof de
groenteprijzen met name die van kool, zeer
normaal zyn. Wie de detailprijzen in de
steden nagaat, zal allerminst van normale
prijzen overtuigd zijn. De Langerdijker ex
porteurs weten dit ook wel en hebben den
minister aangeboden Leeuwarden en Am
sterdam van zooveel kool, als er noodig is,
te voorzien tegen f 10 de 100 kilo.
Wat de graanaanvoeren betreft, de minis
ter zette uiteen, dat deze niet anders dan
door de regeering kunnen geschieden. Invoer
op andere wijze gaat met teveel bezwaren
gepaard. De minister verdedigde het stand
punt der regeering uitvoerig. Wat de maxi
mum prijzen betreft, de heer de Jong raadde
den minister niet te spoedig tot opheffing
daarvan over te gaan, omdat het gebeurde
met de aardappelen in Duitschland bewijst,
onmiddellijk prijsverhooging ten gevolge
heeft. Over de uitkeeringen door de Steun-
comité's hadden de H.H. Kleerekooper en
Spiekman uitvoerig gesproken. Beiden ach
ten de getroffen regelingen onvoldoende.
Minister Treub verdedigde zijn standpunt
in een overtuigende rede. Toch is ook hier
de voorstelling van de regeeringstafel te
rooskleurig. Het ware zeer van pas geweest,
als van de ministerstafel een woord van
warme» lof geklonken had voor de schit
terende houding der Nederlandscbe arbei
dersklasse, in de moeilijke dagen, die zij
doorleeft. Bij honderden, neen duizenden is
Treub's woord„In Nederland zal geen hon
ger geleden worden", slechts in zooverre be
waarheid geworden, dat het bitterste gebrek
buiten de deur is gebleven, doch het is niet
tegen te spreken, dat voor talloozen een
verarming is ingetreden, die inderdaad
zorgwekkend is. Wij zyn het men den
minister volkomen eens, dat de Staat by
zyn steun grenzen heeft te trekken, omdat
moreele inzinking wordt voorkomen, doch
wy gevoelen zeer goed, dat de heer Spiek
man, die dé toestanden kent, terecht voor
een even gevaarlijke ecenomische inzinking
by tallooze arbeiders vreest.
Minister Posthuma zegde toe, dat over
wogen zal worden, groenten beschikbaar te
stellen. De heer Treub gaf toe, dat de kwestie
van de huurbons nog niet in orde is. Het
koninklijk steuncomité dringt steeds op ver
betering aan.
Tusschen minister Treub en den heer
Teenstra had een vinnig debat plaats over
de houding van de Groninger boeren, toen
zy in de eerste dagen der crisis, hun rogge-
voorraden slechts tegen maximumprijs
mochten verkoopen. Van weerskanten werd
het debat scherp gevoerd, doch de indruk
was wel, dat de minister in het gelijk stond.
Donderdagmiddag laat eindigde het ecoco-
misch debat, dat reeds daardoor zijn nuttige
zjjde heeft gehad, dat de regeering thans
den stand van zaken veel duidelijker heeft
gemaakt.
Minister Posthuma heeft beloofd te over
wegen of de regeering aan de kamer niet
geregeld inlichtingen kan verstrekken. Het
zou zeer gewenscht zijn dat de regeering
daartoe kwam, want de medewerking van
het Parlement zou er o.i. zeer door bevorderd
worden.
door
REGIEN FRANK.
Zacht hield de dokter het bleek-klamme
handje in zijn breede, koude hand en voelde
het horloge in de andere hand houdend,
haar den pols, die van uur tot uur heviger
sloeg en de hoop op beterschap deed weg
zinken. Haar smalle, teere borst zag hij op
en neer hijgen, terwijl zy met geopenden
mond naar adem snakte en zoo naar haar
langzaam wegkwijnend lichaam starend,
zonder het te kunnen redden, dacht hij aan
het vreeselijke van die jonge vrouw zóó te
zien lijden tot het laatste oogenblik te moe
ten zien martelen, totdat eindelijk de dood
zou komen als ontferming over te veel
smart.
Hy voelde een wreede pijn in zich, deze
jonge vrouw, dit kind nog, dat zoo heel
veel van het leven verwacht had, te moeten
laten sterven, weerloos het te moeten op
geven tegen een hoogere sterkere macht, die
gaf en nam O die kwelling, te willen
helpen, maar niet te kunnen, machteloos
te staan voor dat onbekende, onmachtige.
Hij dacht weer aan hetgeen zy hem gisteren
verteld had, toen zy eenige oogenblikken
bijna koortsvrij was geweest. De witte gor
dijnen voor de breede ramen had hy open
geschoven, zoodat zy juist in den tuin kon
zien en door de open ramen snoof ze den
geur der bloeiende rozen heerlijk op, het
stemde haar weemoedig-gelukkig te zien,
hoe in de avondrust de rozen sluimerden
op haar stengels, kalm en vredig in de sche
mering, waar ze rustig ongestoord zonder
smart wachtten een geheelen nacht, totdat
een gouden ochtendzon ze weer wakker
kusteEn ze hadden gezien, hoe de zon
in purpergouden kleuren verdween achter
de hooge, donkere sparren rondom den tuin
en gehoord, hoe de nachtegaal zacht zyn
klagend lied uitzong in den komenden nacht,
totdat het geluid zacht wegstierf heel in de
schemer-verte achter bosschen en landou
wen Dan was het langzaam aan stil ge
worden
Kalm genietend had ze liggen luisteren;
toen kwamen er tranen in haar oogen en
nam dokter haar hand, streelde haar zacht-
kens over het glanzend-bruine haar, dat als
een zware sluier over het witte hoofdkussen
lag uitgespreid.
Hy had iets willen vragen, had de heel-
groote ontroering van haar teere ziel ge
voeld, wachtte geduldig, tot ze zelf zou
beginnen te spreken. Toen klaagde ze zacht
haar leed uit, er van genietend in het
vallend duister, bij de laatste gouden stralen
van de stervende zon. En toen huilde ze
om het teer-mooie, dat ze wel vast wilde
houden, omdat het haar arme, koude ziel
zoo verwarmde.
„Dat licht heb ik eens juist zoo gezien
als nu" klaagde ze zacht. „O, God wat lang
geleden"Dan greep ze plotseling zyn
hand, klemde die vast tegen haar borsten
stamelde: „dokter, heb je ooit liefde gekend,
echte, reine liefde, zoo zuiver als het lied
van dien nachtegaal, zoo warm als het gou
den licht van die stervende zon?... Toen
wist hy wat zy by al haar lichamelijk lijden
nog meer g6leden moest hebben.
„Ja" zei ze rustig, „ik heb zoo'n liefde
gekend, en al sterf ik nu, toch heb ik ge
leefd, want ik heb lief-gebad, ik heb het
licht der liefde gezien, wat niet ieder ge
geven is.O ik ben te benijden, want ik
kon gevoelen het mooie in de natuur, wat
niet iedereen voelt. O, alleen d&n moest ik
lyden, wanneer er met dat schoons gespot
werd d»or de menschen, die er gevoelloos
voor bleven en het alleen konden ontheili
gen. Daar kom je nooit overheen, omdat
het telkens opnieuw pijn doet, maar als je
dan iemand vindt aan wien je al je innigste
gevoelens voor de schoonheid kunt toever
trouwen, iemand, die je begrijpt en met je
meevoelt, o wat is het gewone leven dan
zielloos, dor en koud, hoe verheven voel je
je dan boven dat kleine
Toen had ik niet gedacht zóó gelukkig
te mogen zijn, maar ik ben het geweest,
twee jaren lang, zonder dat iemand het
wist, blij het te kunnen verborgen houden
voor de menschen, die het zouden bezoedeld
hebbenniemand, die het wist dan wy
beiden daar op de lachende heide van
purpere en gele bloemen en boven je de
heerlijke zacht-blauwe hemel met al zijn
geheimzinnig schoon van wolkengewemel,
o daar was ik gelukkigtot het te mooi
werd" zei ze plots hard-pynlyk lachend, de
menschen wisten het
We behoorden niet tot hetzelfde geloof
dat kon nooit goed gaan, meenden de men
schen Of wij ooit aan geloof gedacht
hadden als een hinderpaal voor onze kin
derlijke liefdei... We waren gelukkig en
vroegen niet meer Wij zouden er wel
buiten kunnen, maar de menschen dachten
er andars over en zy bemoeiden zich met
ons, zochten ons ons mooi geluk te ontne
men. Wij moesten scheiden, o mijn God
het was ontzettend, voelende dat je zoo
weinig macht bezit, dat je daar niets aan
doen kunt, als je moet afstand doen van
wat je denkt eeuwig te bezitten. O bet leven
is hard, zoo pijnlijk en zoo vol teleurstelling;
als je denkt het allerhoogste bereikt te heb
ben, sta je beneden en hebt niets, je handen
zijn leeg, je ontwaakt uit een mooien droom
dat is het leven, in het begin ben je vol
moed, vol illusie; maar o het eind is zoo'n
harde tegenslag, en al je illusies zyn weg
dan ben je oud 'k Heb gelesfd en ben
nu zoo heel moe, zoo ver is nu alles van
mijvreeselijk, als je nog jong bent en
je hebt dan al niets meer van het leven te
'verwachten Maar ik wil berustenwant
ik moet dankbaar zijn voor al het moois,
dat ik heb beleefd. Ik heb liefde gekend."
Het was geheel donker geworden in de
kamer; op haar vsrzoek ontstak de dokter
enkele kaarsen.
„Kaarslicht is mooi, is zoo zacht" zei ze
toen weer „hoe heerlijk wanneer je zoo
kunt spreken, het hart uit te storten bij
iemand, die met je mee wil voelenik
dank U, dat ik zóó kon vertellen, wat ik
voel, dat U my heeft begrepen".
„Ga nu wat rusten kind, het is al laat en
je hebt de rust zoo noodig." Nog eens drukt
ze dankbaar zyn hand en trachtte dan te
gaan slapen. De dokter was in de openstaan-