LSDIJK. NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD, ZIÏID-HOLLANDSCHE EN ZEEUVSCHE EILANDEN aatsing 1 „BATO" 5ch Atelier. ulp- of hotbank teesche Papierhandel ELHARNIS e Goederen, enz. Het Egyptische Monster. e 78, ROTTERDAM. radicale behandeling en zenuwaandoening, huid- en vrouwen- leiding; talrijke dank- kurenalle werkdagen Verafwonenden per itsing van de Voor- fieuwc weg (nabij het fotografisch Ate- bruari tot en met en zijn. VAN DER PLAAT. t Departement Middel- k der Maatsch. tot Nut jrleentonder borgtocht f 25 tot f 500. ten geschieden bij den gmeester IDE, U1DDELHARNIS. ivertentie-Bureau, 10, WIDDELHABNIS. !ING VAN Kerkbijbels, Kerkboeken, knip- en overslag. MUZIEK- en VOOR KEN op elk gebied. EN,KINDERSPELEN 3ËZ1E-, ANSICHT-, 'OSTZEGELALBUMS. M, PORTRETLIJSTEN VULPENHOUDERS. en Teekenbehoeften. JOR-, NOTULEN-, IUUR-, KWITANTIE- CTSBOEKEN. 3GENPAP1ER. LUXE POST. 3ENTIEKAARTEN. PIEËERPERSEN. iOZEN, enz. enz. VIPELS. R-, DATUM-, HAND ERSTEMPELS. VGHETTEN, :ermachines; IDE NAAMPLATEN, AST-, COIFFEURS-, PLATEN, enz. enz. imenten aan op alle •.hritten, Mode-, Dag-, [bladen. Advertentiën in alle mlandsche bladen, keuze e- en Felicitatiekaarten boeken worden spoedig rsprijs geleverd, ste drukken. W. v. d. SCHENK. EUSJE VAN DEN SL - KOSMOS ORMVOGELS DE GUTTERIEZ BEID ADELT GRACIA iren-merken enmagazijn jiiiiijiV|ivïii|iV|iisii|i Dit Blad verschijnt eiken Zaterdagmorgen. Prijs per kwartaalf 0,50 Afzonderlijke nummers- 0,05 ONZE EILANDEN VOOR 08 No. 12 Zaterdag 8 Februari 1913 20E Jaargang Alle voor de Redactie en Administratie bestemde stukken en Advertentiën worden uiterlijk Vrijdagmorgen ingewacht bij de Administratie te Middelharnis. Prijs per advertentiën van 1—5 regels f 0,50 Iedere regel meer- 0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Niet alleen dat men hun door allerlei ongeoorloofde politieke middelen hun natio nale eigenaardigheden, hun taal, hun tra dities, tracht te ontnemen, maar men tracht huD ook in economiacben nin ten gronde te richten. Men wil den Poolschen grondeigenaars van hun grond verjagen, ten einde deze te schenken aan Duitschers, die zich in de Poolsche gewesten komen vestigen. Op deze wijze wil men, door immigratie van Duit- sche elementen, het Poolsche element ver dringen. Het ergerlijkste middel, dat men tot dus ver heeft gebruikt om dit doel te bereiken, was wel de uitvaardiging van een wet, waarbij aan den Pruisischen Staat het recht werd gegeven tot onteigening van Poolsch grondeigendom ten behoeve van deze Duitsche immigratie. De wet wekte hevige verontwaardiging. En niet alleen bij de Polen. Ook de vrijzin nigen en de sociaal-democratie sloten zich in dezen by de Polen aan. Daar nu echter in het Pruisische Huis van Afgevaardigden met zijn sterke reaction- naire meerderheid, eenig protest daartegen onmogelijk was, wendden de Polen zich tot den Rijksdag. In den Rijksdag moest de Rijkskanselier Von Bethmann Hollweg ter verantwoording worden geroepen voor hetgeen hij als eerste Minister van het Koninkrijk Pruisen had gedaan. Maar de Rijkskanselier weigerde op de interpellatie der Polen te antwoorden. Want de Poolsche onteigeningswet was een bin nenlandsche aangelegenheid van Pruisen, waar het Duitsche Rijk en dus ook de Rijks dag niets mede hadden te maken. Riet eens persoonlijk deelde hij deze opinie den Rijks dag mede. Hij verscheen zelve niet in de zitting en liet als om Duitsche volksver tegenwoordiging nog eens goed haar minder waardigheid tegenover de Regeering onder het oog te brengen de boodschap door een onder-staatssecretaris overbrengen. Is inderdaad het Polenvraagstuk e.en uitsluitend biunenlandscbe quaestie van het Koninkrijk Pruisen? Formeel zeer zeker wel. De beide Poolsche provinciën liggen in Pruisen en de Poolsche onteigeningswet is door het Pruisische Ministerie gemaakt. In een enkel geval zou de heer Von Bethmann Hollweg in zijn hoedanigheid van rijkskanselier verplicht zijn geweest om datgene wat hij in zijn quali- teit 2ls Pruisisch Minister bad gedaan te desavoueerenin het geval namelijk, dat de Poolsche onteigeningswet op formeel onwet tige wijze tot stand was gekomen. Dit was hier echter niet het geval. Formeel is dus het Poolsche vraagstuk inderdaad geen quaestie die het Duitsche Rijk en zyn volksvertegenwoordiging aangaat. Dat dit echter in de werkelijkheid wel degelijk het geval is, wordt o. a. door de vrijzinnige Frankfurter op heldere wijze aangetoond. Het blad wyst er op, dat de Polen niet alleen in de beide Poolsche provinciën wonen, doch dat zij zich vooral in de laatste jaren en sedert zij door de Pruisische Regeering zoo stelselmatig en onrechtvaar dig worden vervolgd hoe langer hoe meer verspreiden in het overige Duitsche Rijk, en daar niet alleen den economischen strijd voeren tegen de Duitschers, maar, zooals bijvoorbeeld in de myndistiiGten van West- phalen, zich met de Duitsche proletariaat verbroederen en aldus dit proletariaat ook in politiek opzicht beïnvloed. Maar de Polenquaestie blijft zelfs niet tot het Duitsche Rijk beperkt. Zij heeft, vooral in den troebelen en gevaarlijken tijd die wij thans in Europa doormaken, ook een internationale zijde. In de eerste plaats toch oefenen de Pol en grooten invloed uit in Oostenrijk-Hongarije, het met Duitschland, m politiek opzicht ten nauwste verbonden Rijk. Een voortdurend slechte behandeling der Polen in Duitsch land zal dus op den duur verderfelijk zijn voor de verhouding tusschen de beide bond- genooten der triple alliantie. En in de tweede plaats is het voor de veiligheid van het Duitsche Rijk niet on verschillig, of er bij een eventueelen oorlog met Rusland aan de Oostelijke grenzen van Rusland een door jarenlange verdruk king zeer anti-Duitsch geworden bevolking huist. Het is deze tegenstelling tusschen den vorm en de werkelijkheid, welke de vrijzin nige leden van den Rijksdag waarschijnlijk heeft bewogen om ten opzichte van het Poolsche amendement zich van stemmen te onthouden. Het vrijzinnige Berliner Tageblatt vraagt echter terecht of deze houding, hoe juist zij ook formeel moge zijn, in den lande niet tot misverstand aanleiding zal geven. Want de algemeene bekentenis van deze motie van afkeuring is juist deze, dat zij wij' herhalen het de eerste was, die in den Rijksdag werd aangenomen. En men mag niet vergeten, dat bij voorbeeld in Engeland het geheele democratisch-parle- mentaire systeem zich juist uit dergelijke eerst sporadische doch later tot regel gewor den manifestaties heeft ontwikkeld. De uitslag der tusschentijdsche verkiezing in het Ulster-district Londonderry, noodig geworden door het overlijden van den mar kies van Hamilton is een duchtige slag voor de unionistische anti-Home-Rulers. Dezen, Carson en Bonar Law vooraan, toch hebben altijd als een der sterkste motieven yoor hun verzet tegen verleening van zelfbeatuur aan Ierland aangevoerd, dat Ulster", 't ProteBtandeche Ulster, daar niet van wilde weten, omdat het een onder drukking door de Katholieke meerderheid als gevolg daarvan voorzag. Ulster kou zelfs vechten om één met Engeland te kunnen blijven, heette het. En nu wordt, terwijl de strijd om Home Rule in vollen gang is, op het psychologisch moment dat de Lords juist de Home Rule Bill voor de eerste maal hebben verworpen, in een der Uisteriaansche, z.g.n. anti-Home Rule districten, waar de unionist de vorige maal nog met een een meerderheid van 105 stemmen werd gekozen, diens partijge noot-tegenstander van zelfbestuur, kolonel Pakenham, verslagen doorzijn tegenstander, den liberalen voorstander Hogg, met een meerderheid van 57 stemmen 1 Doch dat niet alleen. Het zeggen „Ulster wil geen Home Rule" was toch al gewaagd, waar van de 33 afgevaardigden welke deze provincie naar het Lagerhuis zendt, er slechts 17 unionisten, tegenstanders van zelfbestuur wareneen meerderheid van één dus. Door de stemming te Loudonderry is nu echter deze meerderheid in een min derheid van één stem omgezet. Zoodat thans Ulster althans, in zjjn parlementaire ver tegenwoordiging vóór Home Rule is. Het is dan ook te begrijpen, dat de mede- deeling van den uitslag der Londonderry- verkiezing in het Lagerhuis gisteren een enthousiast gejubel op der banken der regee- ringspartijen en der Iersche nationalisten verwekte. John Redmond was een der eer sten die een hartelijk telegram van geluk-' wensch aan den gekozene zond. Met welk een vinnigheid de eigenlijke verkiezingsstrijd, is gevoerd, blijkt hieruit, dat van de 5455 kiezers niet minder dan 5341 opkwamen en wanneer men van deze ontbrekende 114 nog de overleden en naar elders vertrokken kiezers aftrekt, blijkt dat niet minder dan 99.25 pCt. der kiezers hebben gestemd. Wat zeker een recordcijfer is voor zoo'n groot district. In de Belgische Kamer heeft verleden week de Minister-president De Broqueville verklaard, dat de regeering reeds vóór de s, d. met de algemeene staking dreigde, besloten had tot een gelijkmaking van het gemeen telijke en het provinciale kiesrecht, waar voor geen grondwetsherziening noodig was, en dat zij voor een grondwetswijziging niet te vinden was. De verklaring heeft aan de linkerzijde, na de tegemoetkomende houding der socialisten en, naar het scheen ook van den minister-president, algemeen veront waardiging en verbazing gewekt. In de couloirs der Kamer noemden verschillende liberale afgevaardigden dealgemeenestaking thans onvermijdelijk, terwijl tegelijk werd verzekerd dat deze, na de onverzoenlijke houding der regeering, ook door vele libera len gesteund zou worden. Hoewel de onderhandelingen waren af gebroken, verkeerde men in Europa alge meen nog in de hoop, dat van beide zijdeD, èn van de zijde der Turken, èn van de zijden der Bulgaren, nog wel eenige toenadering tot de tegenpartij zou komen. Men geloofde dat de druk die de groote mogendheden naar beide zijden zouden uitoefenen, groot genoeg zou zijn om een nieuw begin der vijandelijkheden onmogelijk te maken.Dezen keer is het echter anders geloopen dan men verwacht had. De Bulgaren hebben door hun onverwacht verbreken van den wapenstil stand den toestand geforceerd. De regeering in Bulgarije blijft stijf op haar stuk staan omtrent het bezit van Adrianopel en hoe toegevend Turkije zich te dien opzichte heeft betoond, alles willen de Bulgaren hebbeD, blijkbaar omdat het geheele volk thans niet tevreden zou zijn met slechts bezitting van ander gebied. Adrianopel, de vroegere hoofd stad van het oud-Bulgaarsche rijk, is in de oogen der Bulgaren al even begeerlijk als in dat der Turken. En de Bulgaren hebben gedurende den wapenstilstand zich om Adrianopel verbazend versterkt. Terwijl de belegerden geen nieuwe verdedigings werken mochten maken en ook geen am munitie worden aangevoerd, hebben de Bulgaren gesteund door de aangekomen Serviërs rondom Adrianopel den toestand aanmerkelijk ten hunnen gunste verbeterd. Zwaar belegeringsgeschut is aangevoerd en verder zijn een aantal wallen opgericht waardoor het geschut en de bedienende manschappen veel beter gedekt zijn. "Voor Adrianopel komr daar nog bij de ongunstige omstandigheden dat de levens middelen vrijwel op zullen zijn. Werd reeds voor bet sluiten van den wapenstilstand de beschikbare levensvoorraad zeer gering ge acht die voorraad zal vrijwel tot nul gere duceerd zijn, nu tijdens den geheelenduur der onderhandelingen geen nieuwen voor raad in de belegerde stad mocht worden aangevoerd. Eén ding is zeker, de oorlog zal en moet ook trouwens gauw afgeloopen zijn. Noch Turkije, noch de Balkanstaten kunnen hem langen tijd voortzetten. Wan neer de Bulgaarsche troepen niet spoedig naar buis kunnen worden gezonden, wordt het land niet bebouwd en is hongersnood het zekere gevolg van den oorlog. Ook de Turken kunnen onmogelijk den oorlog lan gen tijd voortzetten, omdat daarvoor alle financien, die daarvoor in groote mate noodig zijn, ontbreken. Wanneer nu de groote mogendheden zich nog onzijdig weten te houden, zoodat ook geen kans op een algemeenen oorlog te wachten is, en uit de uitlatingen van verschillende zijden mag dit wel worden afgeleid, dan is, al duurt de oorlog nog eenigen tijd, het einde toch spoedig te verwachten. Volgens inlichtingen uit militaire kringen te Weenen staan aan de Tsjataldsja-linie 150000 Turken tegen 140000 Bulgaren en aan de Kléin-Aziatische kust nog Turksche reserves van 50000 man. By Gallipoli be vinden zich 50000 Turken, terwijl bij Dimo- tika 30000 Bulgaren tegenover de Turken staan. By Adrianopel bevinden zich 35000 Bulgaren en 40000 Serviërs tegen 35000 Turken. Haaysche Brieven. CCXIII. In myn vorigen brief schreef ik over het koddig verloop van de geschiedenis van onzen schouwburg. Sinds jaar en dag was de Stadsschouwburg in het Voorhout de ver- Buitenlandsch Overzicht. Terwijl aller oogen op bet oogenblik op het Balkanschiereiland zijn gericht, in angstige spanning over de vraag, of het dan werkelijk weer tot een verschrikkelijke menschenslachting zal komen; terwijl in Engeland het oogenblik aangebroken schynt (een oogenblik, dat elke cultuurstaat op zijn beurt heeft door te maken), waarop de kiesrechtquaestie definitief in modernen zin zal worden opgelost, is er in bet Duit sche parlement iets voorgevallen, dat, schijnbaar onbeduidend, toch voor de ont wikkeling van den constitutioneelen staats vorm in de toekomst, misschien niet zonder beteekenis zal zijn. De Rijksdag heeft-1 met 213 tegen 97 stem men en 43 blanco-stemmen eerf door de Poolsche fractie voorgestelde motie aange nomen, waarin wordt gezegd, dat de wijze waarop de Rijkskanselier het onteigenen van Poolsche grondbezitters heeft toegela ten, niet de instemming heeft van den Rijksdag. Deze motie van afkeuring heeftallereerst dit eigenaardige, dat zij de eerste dergelijke motie is welke in den Rijksdag wordt aan genomen. Tot dusver was het voorstellen, behandelen, of aannemeD van moties in den Rijksdag niet geoorloofd. Dat de Rijks dag zich thans dit recht heeft verschaft, is een gevolg van de laatste verkiezingen, toen de meerderheid van centrum en conserva tieven - 't „zwartblauwe bloc werd ge broken, en er, zooal geen uitgesproken link- sche meerderheid, dan toch een toestand kwam, waarin het, onder sommige omstan digheden mogelijk werd, de reactionnaire partijen in bedwang te houden. Nu de Rijksdag dan voor het eerst van zyn nieuwe bevoegdheid gebruik heeft ge maakt, heeft deze gebeurtenis zoowel een algemeene als een bijzonderen kant. Een algemeene voor zoover het de vraag betreft welke beteekenis het nieuwe Instituut kan hebben voor de geleidelijke omzetting van het half-absolutistische in het zuiver parle mentair-constitutioneele stelselen een bij zondere, voor zoover het de quaesties be treft, die aanleiding hebben gegeven tot het voorstellen, behandelen «d aannemen der motie. Nu worden in Duitschland in de organen der linkerzijde bij de bespreking van het gebeurde, deze beide kanten der zaak niet van elkaar gescheiden. Men vindt, om bet duidelijker te zeggen het succes voor de ontwikkeling der consti tutioneele instelling zoo ongeveer gelijk nul, omdat de bijzondere quaestie waar het om ging, door de voorstellers verkeerd was ge steld. Het ging zooals uit den inhoud der motie blijkt, om de Polenquaestie. De Polen worden gelijk men weet, door de Pruisische Regeering behandeld als „staatsburgers tweede klasse". mij haar oogenblikkelijk zien 1" Met eene handigheid en te gelijkertijd leederheid, die ik nog nooit in hem gezien had, nam hy haar van my over en plaatste haar op eene sofa. Daarna boog hij zich over haar en begon zijn onderzoek. Nog geen dertig seconden waren er verloopen, of hij viel my weer heftig aan. „Jou dwaasl" riep hy uit, „benjekrank- zinnig. Sluit dadelijk die deur. Dit geval ia ernstiger dan ik dacht. Weetje wat het is „Hoe zou ik dat?" antwoordde ik in doodsangst. Zeg mij, zeg my dan toch, kan je niet zien hoe ik lijd?" Ik greep hem bij den arm zoo stevig, dat hy ineenkromp en al zijne kracht moest gebruiken om my van zich af te werpen. „Het is de pest," antwoordde hij, „en was je niet zoo dwaas geweest voor mij weg te loopen, dan zou zy' het niet gekregen hebben. Als zij sterft, dan ben jy alleen de schuldige." Maar ik luisterde nauwelijks naar hem. Te weten dat mijne lieveling het slachtoffer was van de plaag, die door geheel Europa woedde, deed mij machteloos en sprakeloos tegen den muur vallen. „Als zy sterft," had hij gezegd, en de woorden klonken in mijne ooren als 't geluid van eene doodsklok. Maar zy zou niet ster ven. Indien iets in de wereld haar kon helpen, dan moest het gevonden worden. „Wat kan ik doen fluisterde ik ontroerd. „Om '3 Hemelswil, laat my ook helpen. Zij mag niet steryen, zy' zal niet sterven 1" „In dat geval, doe je beter je in te spannen," zeide hy. „Er is slechts één middel en dat moeten wij gebruiken. Wasje niet zoodwaas geweest dan zon ik het by me hebben Maar nu moet je er op uitgaan om het in de stad te zoeken. Geef my de schryfbe- noodigdbeden." Deze waren op een dichtbijstaand tafeltje en toen ik ze voor hem had gelegd, greep hij de pen en krabbelde wat op een velletje postpapier, daarop, na het gevouwen te hebben, overhandigde bij het my. „Breng dit in alleryl naar een apotheker," zeide hij. „Zeg hem, dat hy er wel oplet, dat de kruiden versch zyn en breng ze, zoo gauw als ge kunt. Zeer waarschijnlijk zal je moeite hebben ze te krijgen, maar je moet het ergens gedaan zien te krijgen. Wees verzekerd, dat, als ze er binnen een uur niet zyn, niets haar kan redden." „Ik zal in minder dan een half uur terug- züd," antwoordde ik en haastte my uit de kamer te gaan. Aan een man op straat vroeg ik het adres van den naasten apotheker, en zoodra hij my de plaats had uitgeduid, spoedde ik er heen zoo snel als mijne beenen my konden dragen. Bij het binnenkomen gooide ik het recept op de toonbank en in mijn ongeduld kon ik den man geranseld hebben voorde langzame wyze, waarop'hy het opnam. In dien zyn leven er V3n af had gehangeD, kon hij er niet langer over gedaan hebben. Voordat hy aan het eind was, had myn ongeduld het toppunt bereikt. „Kora, kom," zeide ik, „kunt u het nu klaarmaken of niet? Het is voor ons een dringend geval en ik heb reeds tien minuten verspild." De man keek weer op het papier, streek het tusschen zyne dikke vingers glad en schudde met het hoofd, totdat ik dacht, dat zijn bril van zyn neus zou zijn geval len. „Ik kan het niet doen," zeide hy eindelijk. „Twee der kruiden heb ik niet in voorraad, "Werkelijk ik weet., niet, dat ik ooit een dergelijk recept zag." „Waarom zeide u dat dan niet dadelyk riep ik boos int en het papier uit zyne hand rukkende, rende ik krankzinnig naar buiten langs het trottoir. Aan het einde der straat was een andere winkel, dien ik binnenging. Op de deur stond, daterEugelsch, Fransch en Duitsch gesproken werd. Ik was niet van plan eenig tijdverlies aan de eerste twee te wagen, maar begon den man in zijn eigen taal aan te spreken. Hy" was zeer klein, met eene ongezonde kleur en was de bezitter van een neus, die groot genoeg was, om aanspraak te hebben gemaakt op de hoogste achting van Napoleon. Hij nam het recept aan, las het in een kwartier van den tijd, die door den anderen man was gebruikt en verdween toen achter zyn scherm. Nauwelijks in staat mijne vreugde, dat ik eindelijk geslaagd was, te weerhouden, bedwong ik mijn ongeduld zoo goed als ik kon, bekeek de voorwerpen, die in de glazen kast op den toonbank ten toon gespreid lagen, bewoog zenuwachtig het geldmatj© heen en weer en toen na verscheidene minuten, hy het nog niet had klaargemaakt, werd ik, doordat hy" weer te voorschijn kwam nog juist belet hem te gaan zoeken, „Het spijt ray buitengewoon u te moeten zeggen," begon by en zoo gauw als hij zijn mond opende, begreep ik dat een nieuwe tegenspoed my' wachtte, „dat ik het recept in 't geheel niet kan klaarmaken. Een der kruiden, herinner ik mij eens gelezen te hebben, maar van de anderen heb ik zelfs nooit gehoord. Echter, of Maar voor hij nog een woord kon uiten, had ik het papiertje gegrepen en was den winkel uit. Dit was de tweede keer, dat ik teleurgesteld was en ruim een half uur was er verbeuzeld. Valerie kon zelfs nu reeds stervende zyn en ik kou haar niet redden. Nooit nog had de tüd mij in myn leven zoo kostbaar geschenen. Ik hield een voor bijganger staande en vroeg den weg naar den naasten apotheker. Hy' verwees mij naar IP E TT I XJ XJ E T O XT. 35 „Mijne vrienden, het schynt, dat ik maar juist bijtijds kom," zeide hy met sarcastische vriendelijkheid. „Mijn beste Forrester, ik moet je mijn compliment maken over de snelle manier, waarop je hebt weten te ontsnappen. Ongelukkig genoeg, wist ik alles reeds lang. Daar ik wist, wat er in j je schuilde, heb ik daarnaar gehandeld. En l mag ik je thans vragen, wat voor goeds heb je nu met je onstuimigheid gedaan Je jaagt met den meesten spoed door Europa in de hoop in Engeland te komen, voordat ik je kon krijgen, alleen om bij aankomst Shier tehooren.dat de pest. je gedwarsboomd heeft en dat het onmogelijk voor je is je bestemming te bereikeD." „Blijf je daar den heelen dag staan praten?" zeide ik, terwijl ik vergat voorzichtig te zyn en de noodzakelijkheid om hem te believen inderdaad alles in myne angst. „Kun je niet zien, dat zy ziek is. Goede hemel, man, zy is misschien stervende." „Wat meen je?" vroeg hy haastig met eene andere stem, toen hij door de kamer liep om te komen, waar ik stond. „Laat

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1913 | | pagina 1