LSDIJK.
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD,
ZIÏID-HOLLANDSCHE EN ZEEUVSCHE EILANDEN
aatsing
1 „BATO"
5ch Atelier.
ulp- of
hotbank
teesche
Papierhandel
ELHARNIS
e Goederen, enz.
Het Egyptische Monster.
e 78, ROTTERDAM.
radicale behandeling
en zenuwaandoening,
huid- en vrouwen-
leiding; talrijke dank-
kurenalle werkdagen
Verafwonenden per
itsing van de Voor-
fieuwc weg (nabij
het fotografisch Ate-
bruari tot en met
en zijn.
VAN DER PLAAT.
t Departement Middel-
k der Maatsch. tot Nut
jrleentonder borgtocht
f 25 tot f 500.
ten geschieden bij den
gmeester
IDE, U1DDELHARNIS.
ivertentie-Bureau,
10, WIDDELHABNIS.
!ING VAN
Kerkbijbels,
Kerkboeken,
knip- en overslag.
MUZIEK- en VOOR
KEN op elk gebied.
EN,KINDERSPELEN
3ËZ1E-, ANSICHT-,
'OSTZEGELALBUMS.
M, PORTRETLIJSTEN
VULPENHOUDERS.
en Teekenbehoeften.
JOR-, NOTULEN-,
IUUR-, KWITANTIE-
CTSBOEKEN.
3GENPAP1ER.
LUXE POST.
3ENTIEKAARTEN.
PIEËERPERSEN.
iOZEN, enz. enz.
VIPELS.
R-, DATUM-, HAND
ERSTEMPELS.
VGHETTEN,
:ermachines;
IDE NAAMPLATEN,
AST-, COIFFEURS-,
PLATEN, enz. enz.
imenten aan op alle
•.hritten, Mode-, Dag-,
[bladen.
Advertentiën in alle
mlandsche bladen,
keuze
e- en Felicitatiekaarten
boeken worden spoedig
rsprijs geleverd,
ste drukken.
W. v. d. SCHENK.
EUSJE VAN DEN
SL - KOSMOS
ORMVOGELS
DE GUTTERIEZ
BEID ADELT
GRACIA
iren-merken
enmagazijn
jiiiiijiV|ivïii|iV|iisii|i
Dit Blad verschijnt eiken Zaterdagmorgen.
Prijs per kwartaalf 0,50
Afzonderlijke nummers- 0,05
ONZE EILANDEN
VOOR 08
No. 12
Zaterdag 8 Februari 1913 20E Jaargang
Alle voor de Redactie en Administratie bestemde stukken en Advertentiën worden uiterlijk
Vrijdagmorgen ingewacht bij de Administratie te Middelharnis.
Prijs per advertentiën van 1—5 regels f 0,50
Iedere regel meer- 0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Niet alleen dat men hun door allerlei
ongeoorloofde politieke middelen hun natio
nale eigenaardigheden, hun taal, hun tra
dities, tracht te ontnemen, maar men tracht
huD ook in economiacben nin ten gronde
te richten.
Men wil den Poolschen grondeigenaars van
hun grond verjagen, ten einde deze te
schenken aan Duitschers, die zich in de
Poolsche gewesten komen vestigen. Op deze
wijze wil men, door immigratie van Duit-
sche elementen, het Poolsche element ver
dringen.
Het ergerlijkste middel, dat men tot dus
ver heeft gebruikt om dit doel te bereiken,
was wel de uitvaardiging van een wet,
waarbij aan den Pruisischen Staat het
recht werd gegeven tot onteigening van
Poolsch grondeigendom ten behoeve van
deze Duitsche immigratie.
De wet wekte hevige verontwaardiging.
En niet alleen bij de Polen. Ook de vrijzin
nigen en de sociaal-democratie sloten zich
in dezen by de Polen aan.
Daar nu echter in het Pruisische Huis van
Afgevaardigden met zijn sterke reaction-
naire meerderheid, eenig protest daartegen
onmogelijk was, wendden de Polen zich tot
den Rijksdag.
In den Rijksdag moest de Rijkskanselier
Von Bethmann Hollweg ter verantwoording
worden geroepen voor hetgeen hij als eerste
Minister van het Koninkrijk Pruisen had
gedaan.
Maar de Rijkskanselier weigerde op de
interpellatie der Polen te antwoorden. Want
de Poolsche onteigeningswet was een bin
nenlandsche aangelegenheid van Pruisen,
waar het Duitsche Rijk en dus ook de Rijks
dag niets mede hadden te maken. Riet eens
persoonlijk deelde hij deze opinie den Rijks
dag mede. Hij verscheen zelve niet in de
zitting en liet als om Duitsche volksver
tegenwoordiging nog eens goed haar minder
waardigheid tegenover de Regeering onder
het oog te brengen de boodschap door
een onder-staatssecretaris overbrengen.
Is inderdaad het Polenvraagstuk e.en
uitsluitend biunenlandscbe quaestie van het
Koninkrijk Pruisen?
Formeel zeer zeker wel. De beide Poolsche
provinciën liggen in Pruisen en de Poolsche
onteigeningswet is door het Pruisische
Ministerie gemaakt. In een enkel geval zou
de heer Von Bethmann Hollweg in zijn
hoedanigheid van rijkskanselier verplicht
zijn geweest om datgene wat hij in zijn quali-
teit 2ls Pruisisch Minister bad gedaan te
desavoueerenin het geval namelijk, dat de
Poolsche onteigeningswet op formeel onwet
tige wijze tot stand was gekomen.
Dit was hier echter niet het geval.
Formeel is dus het Poolsche vraagstuk
inderdaad geen quaestie die het Duitsche Rijk
en zyn volksvertegenwoordiging aangaat.
Dat dit echter in de werkelijkheid wel
degelijk het geval is, wordt o. a. door de
vrijzinnige Frankfurter op heldere wijze
aangetoond.
Het blad wyst er op, dat de Polen niet
alleen in de beide Poolsche provinciën
wonen, doch dat zij zich vooral in de
laatste jaren en sedert zij door de Pruisische
Regeering zoo stelselmatig en onrechtvaar
dig worden vervolgd hoe langer hoe meer
verspreiden in het overige Duitsche Rijk,
en daar niet alleen den economischen strijd
voeren tegen de Duitschers, maar, zooals
bijvoorbeeld in de myndistiiGten van West-
phalen, zich met de Duitsche proletariaat
verbroederen en aldus dit proletariaat ook
in politiek opzicht beïnvloed.
Maar de Polenquaestie blijft zelfs niet tot
het Duitsche Rijk beperkt. Zij heeft, vooral
in den troebelen en gevaarlijken tijd die
wij thans in Europa doormaken, ook een
internationale zijde.
In de eerste plaats toch oefenen de Pol en
grooten invloed uit in Oostenrijk-Hongarije,
het met Duitschland, m politiek opzicht ten
nauwste verbonden Rijk. Een voortdurend
slechte behandeling der Polen in Duitsch
land zal dus op den duur verderfelijk zijn
voor de verhouding tusschen de beide bond-
genooten der triple alliantie.
En in de tweede plaats is het voor de
veiligheid van het Duitsche Rijk niet on
verschillig, of er bij een eventueelen oorlog
met Rusland aan de Oostelijke grenzen
van Rusland een door jarenlange verdruk
king zeer anti-Duitsch geworden bevolking
huist.
Het is deze tegenstelling tusschen den
vorm en de werkelijkheid, welke de vrijzin
nige leden van den Rijksdag waarschijnlijk
heeft bewogen om ten opzichte van het
Poolsche amendement zich van stemmen te
onthouden.
Het vrijzinnige Berliner Tageblatt vraagt
echter terecht of deze houding, hoe juist zij
ook formeel moge zijn, in den lande niet tot
misverstand aanleiding zal geven.
Want de algemeene bekentenis van deze
motie van afkeuring is juist deze, dat zij
wij' herhalen het de eerste was, die
in den Rijksdag werd aangenomen.
En men mag niet vergeten, dat bij voorbeeld
in Engeland het geheele democratisch-parle-
mentaire systeem zich juist uit dergelijke
eerst sporadische doch later tot regel gewor
den manifestaties heeft ontwikkeld.
De uitslag der tusschentijdsche verkiezing
in het Ulster-district Londonderry, noodig
geworden door het overlijden van den mar
kies van Hamilton is een duchtige slag voor
de unionistische anti-Home-Rulers.
Dezen, Carson en Bonar Law vooraan,
toch hebben altijd als een der sterkste
motieven yoor hun verzet tegen verleening
van zelfbeatuur aan Ierland aangevoerd,
dat Ulster", 't ProteBtandeche Ulster, daar
niet van wilde weten, omdat het een onder
drukking door de Katholieke meerderheid
als gevolg daarvan voorzag. Ulster kou zelfs
vechten om één met Engeland te kunnen
blijven, heette het.
En nu wordt, terwijl de strijd om Home
Rule in vollen gang is, op het psychologisch
moment dat de Lords juist de Home Rule
Bill voor de eerste maal hebben verworpen,
in een der Uisteriaansche, z.g.n. anti-Home
Rule districten, waar de unionist de vorige
maal nog met een een meerderheid van
105 stemmen werd gekozen, diens partijge
noot-tegenstander van zelfbestuur, kolonel
Pakenham, verslagen doorzijn tegenstander,
den liberalen voorstander Hogg, met een
meerderheid van 57 stemmen 1
Doch dat niet alleen. Het zeggen „Ulster
wil geen Home Rule" was toch al gewaagd,
waar van de 33 afgevaardigden welke deze
provincie naar het Lagerhuis zendt, er
slechts 17 unionisten, tegenstanders van
zelfbestuur wareneen meerderheid van
één dus. Door de stemming te Loudonderry
is nu echter deze meerderheid in een min
derheid van één stem omgezet. Zoodat thans
Ulster althans, in zjjn parlementaire ver
tegenwoordiging vóór Home Rule is.
Het is dan ook te begrijpen, dat de mede-
deeling van den uitslag der Londonderry-
verkiezing in het Lagerhuis gisteren een
enthousiast gejubel op der banken der regee-
ringspartijen en der Iersche nationalisten
verwekte. John Redmond was een der eer
sten die een hartelijk telegram van geluk-'
wensch aan den gekozene zond.
Met welk een vinnigheid de eigenlijke
verkiezingsstrijd, is gevoerd, blijkt hieruit,
dat van de 5455 kiezers niet minder dan
5341 opkwamen en wanneer men van deze
ontbrekende 114 nog de overleden en naar
elders vertrokken kiezers aftrekt, blijkt dat
niet minder dan 99.25 pCt. der kiezers
hebben gestemd. Wat zeker een recordcijfer
is voor zoo'n groot district.
In de Belgische Kamer heeft verleden
week de Minister-president De Broqueville
verklaard, dat de regeering reeds vóór de s, d.
met de algemeene staking dreigde, besloten
had tot een gelijkmaking van het gemeen
telijke en het provinciale kiesrecht, waar
voor geen grondwetsherziening noodig was,
en dat zij voor een grondwetswijziging niet
te vinden was. De verklaring heeft aan de
linkerzijde, na de tegemoetkomende houding
der socialisten en, naar het scheen ook van
den minister-president, algemeen veront
waardiging en verbazing gewekt. In de
couloirs der Kamer noemden verschillende
liberale afgevaardigden dealgemeenestaking
thans onvermijdelijk, terwijl tegelijk werd
verzekerd dat deze, na de onverzoenlijke
houding der regeering, ook door vele libera
len gesteund zou worden.
Hoewel de onderhandelingen waren af
gebroken, verkeerde men in Europa alge
meen nog in de hoop, dat van beide zijdeD,
èn van de zijde der Turken, èn van de zijden
der Bulgaren, nog wel eenige toenadering
tot de tegenpartij zou komen. Men geloofde
dat de druk die de groote mogendheden
naar beide zijden zouden uitoefenen, groot
genoeg zou zijn om een nieuw begin der
vijandelijkheden onmogelijk te maken.Dezen
keer is het echter anders geloopen dan men
verwacht had. De Bulgaren hebben door hun
onverwacht verbreken van den wapenstil
stand den toestand geforceerd. De regeering
in Bulgarije blijft stijf op haar stuk staan
omtrent het bezit van Adrianopel en hoe
toegevend Turkije zich te dien opzichte heeft
betoond, alles willen de Bulgaren hebbeD,
blijkbaar omdat het geheele volk thans niet
tevreden zou zijn met slechts bezitting van
ander gebied. Adrianopel, de vroegere hoofd
stad van het oud-Bulgaarsche rijk, is in de
oogen der Bulgaren al even begeerlijk als
in dat der Turken. En de Bulgaren hebben
gedurende den wapenstilstand zich om
Adrianopel verbazend versterkt. Terwijl
de belegerden geen nieuwe verdedigings
werken mochten maken en ook geen am
munitie worden aangevoerd, hebben de
Bulgaren gesteund door de aangekomen
Serviërs rondom Adrianopel den toestand
aanmerkelijk ten hunnen gunste verbeterd.
Zwaar belegeringsgeschut is aangevoerd en
verder zijn een aantal wallen opgericht
waardoor het geschut en de bedienende
manschappen veel beter gedekt zijn.
"Voor Adrianopel komr daar nog bij de
ongunstige omstandigheden dat de levens
middelen vrijwel op zullen zijn. Werd reeds
voor bet sluiten van den wapenstilstand de
beschikbare levensvoorraad zeer gering ge
acht die voorraad zal vrijwel tot nul gere
duceerd zijn, nu tijdens den geheelenduur
der onderhandelingen geen nieuwen voor
raad in de belegerde stad mocht worden
aangevoerd. Eén ding is zeker, de oorlog
zal en moet ook trouwens gauw afgeloopen
zijn. Noch Turkije, noch de Balkanstaten
kunnen hem langen tijd voortzetten. Wan
neer de Bulgaarsche troepen niet spoedig
naar buis kunnen worden gezonden, wordt
het land niet bebouwd en is hongersnood
het zekere gevolg van den oorlog. Ook de
Turken kunnen onmogelijk den oorlog lan
gen tijd voortzetten, omdat daarvoor alle
financien, die daarvoor in groote mate
noodig zijn, ontbreken. Wanneer nu de
groote mogendheden zich nog onzijdig
weten te houden, zoodat ook geen kans op
een algemeenen oorlog te wachten is, en
uit de uitlatingen van verschillende zijden
mag dit wel worden afgeleid, dan is, al
duurt de oorlog nog eenigen tijd, het einde
toch spoedig te verwachten.
Volgens inlichtingen uit militaire kringen
te Weenen staan aan de Tsjataldsja-linie
150000 Turken tegen 140000 Bulgaren en
aan de Kléin-Aziatische kust nog Turksche
reserves van 50000 man. By Gallipoli be
vinden zich 50000 Turken, terwijl bij Dimo-
tika 30000 Bulgaren tegenover de Turken
staan. By Adrianopel bevinden zich 35000
Bulgaren en 40000 Serviërs tegen 35000
Turken.
Haaysche Brieven.
CCXIII.
In myn vorigen brief schreef ik over het
koddig verloop van de geschiedenis van
onzen schouwburg. Sinds jaar en dag was
de Stadsschouwburg in het Voorhout de ver-
Buitenlandsch Overzicht.
Terwijl aller oogen op bet oogenblik op
het Balkanschiereiland zijn gericht, in
angstige spanning over de vraag, of het dan
werkelijk weer tot een verschrikkelijke
menschenslachting zal komen; terwijl in
Engeland het oogenblik aangebroken schynt
(een oogenblik, dat elke cultuurstaat op
zijn beurt heeft door te maken), waarop de
kiesrechtquaestie definitief in modernen zin
zal worden opgelost, is er in bet Duit
sche parlement iets voorgevallen, dat,
schijnbaar onbeduidend, toch voor de ont
wikkeling van den constitutioneelen staats
vorm in de toekomst, misschien niet zonder
beteekenis zal zijn.
De Rijksdag heeft-1 met 213 tegen 97 stem
men en 43 blanco-stemmen eerf door de
Poolsche fractie voorgestelde motie aange
nomen, waarin wordt gezegd, dat de wijze
waarop de Rijkskanselier het onteigenen
van Poolsche grondbezitters heeft toegela
ten, niet de instemming heeft van den
Rijksdag.
Deze motie van afkeuring heeftallereerst
dit eigenaardige, dat zij de eerste dergelijke
motie is welke in den Rijksdag wordt aan
genomen. Tot dusver was het voorstellen,
behandelen, of aannemeD van moties in
den Rijksdag niet geoorloofd. Dat de Rijks
dag zich thans dit recht heeft verschaft, is
een gevolg van de laatste verkiezingen, toen
de meerderheid van centrum en conserva
tieven - 't „zwartblauwe bloc werd ge
broken, en er, zooal geen uitgesproken link-
sche meerderheid, dan toch een toestand
kwam, waarin het, onder sommige omstan
digheden mogelijk werd, de reactionnaire
partijen in bedwang te houden.
Nu de Rijksdag dan voor het eerst van
zyn nieuwe bevoegdheid gebruik heeft ge
maakt, heeft deze gebeurtenis zoowel een
algemeene als een bijzonderen kant. Een
algemeene voor zoover het de vraag betreft
welke beteekenis het nieuwe Instituut kan
hebben voor de geleidelijke omzetting van
het half-absolutistische in het zuiver parle
mentair-constitutioneele stelselen een bij
zondere, voor zoover het de quaesties be
treft, die aanleiding hebben gegeven tot
het voorstellen, behandelen «d aannemen
der motie.
Nu worden in Duitschland in de organen
der linkerzijde bij de bespreking van het
gebeurde, deze beide kanten der zaak niet
van elkaar gescheiden.
Men vindt, om bet duidelijker te zeggen
het succes voor de ontwikkeling der consti
tutioneele instelling zoo ongeveer gelijk nul,
omdat de bijzondere quaestie waar het om
ging, door de voorstellers verkeerd was ge
steld.
Het ging zooals uit den inhoud der motie
blijkt, om de Polenquaestie.
De Polen worden gelijk men weet, door
de Pruisische Regeering behandeld als
„staatsburgers tweede klasse".
mij haar oogenblikkelijk zien 1" Met eene
handigheid en te gelijkertijd leederheid, die
ik nog nooit in hem gezien had, nam hy
haar van my over en plaatste haar op eene
sofa.
Daarna boog hij zich over haar en begon
zijn onderzoek. Nog geen dertig seconden
waren er verloopen, of hij viel my weer
heftig aan.
„Jou dwaasl" riep hy uit, „benjekrank-
zinnig. Sluit dadelijk die deur. Dit geval ia
ernstiger dan ik dacht. Weetje wat het is
„Hoe zou ik dat?" antwoordde ik in
doodsangst. Zeg mij, zeg my dan toch, kan
je niet zien hoe ik lijd?"
Ik greep hem bij den arm zoo stevig, dat
hy ineenkromp en al zijne kracht moest
gebruiken om my van zich af te werpen.
„Het is de pest," antwoordde hij, „en was
je niet zoo dwaas geweest voor mij weg te
loopen, dan zou zy' het niet gekregen hebben.
Als zij sterft, dan ben jy alleen de schuldige."
Maar ik luisterde nauwelijks naar hem.
Te weten dat mijne lieveling het slachtoffer
was van de plaag, die door geheel Europa
woedde, deed mij machteloos en sprakeloos
tegen den muur vallen.
„Als zy sterft," had hij gezegd, en de
woorden klonken in mijne ooren als 't geluid
van eene doodsklok. Maar zy zou niet ster
ven. Indien iets in de wereld haar kon helpen,
dan moest het gevonden worden.
„Wat kan ik doen fluisterde ik ontroerd.
„Om '3 Hemelswil, laat my ook helpen. Zij
mag niet steryen, zy' zal niet sterven 1"
„In dat geval, doe je beter je in te spannen,"
zeide hy. „Er is slechts één middel en dat
moeten wij gebruiken. Wasje niet zoodwaas
geweest dan zon ik het by me hebben
Maar nu moet je er op uitgaan om het in
de stad te zoeken. Geef my de schryfbe-
noodigdbeden."
Deze waren op een dichtbijstaand tafeltje
en toen ik ze voor hem had gelegd, greep
hij de pen en krabbelde wat op een velletje
postpapier, daarop, na het gevouwen te
hebben, overhandigde bij het my.
„Breng dit in alleryl naar een apotheker,"
zeide hij. „Zeg hem, dat hy er wel oplet,
dat de kruiden versch zyn en breng ze, zoo
gauw als ge kunt. Zeer waarschijnlijk zal
je moeite hebben ze te krijgen, maar je moet
het ergens gedaan zien te krijgen. Wees
verzekerd, dat, als ze er binnen een uur
niet zyn, niets haar kan redden."
„Ik zal in minder dan een half uur terug-
züd," antwoordde ik en haastte my uit de
kamer te gaan.
Aan een man op straat vroeg ik het adres
van den naasten apotheker, en zoodra hij
my de plaats had uitgeduid, spoedde ik er
heen zoo snel als mijne beenen my konden
dragen. Bij het binnenkomen gooide ik het
recept op de toonbank en in mijn ongeduld
kon ik den man geranseld hebben voorde
langzame wyze, waarop'hy het opnam. In
dien zyn leven er V3n af had gehangeD,
kon hij er niet langer over gedaan hebben.
Voordat hy aan het eind was, had myn
ongeduld het toppunt bereikt.
„Kora, kom," zeide ik, „kunt u het nu
klaarmaken of niet? Het is voor ons een
dringend geval en ik heb reeds tien minuten
verspild."
De man keek weer op het papier, streek
het tusschen zyne dikke vingers glad en
schudde met het hoofd, totdat ik dacht,
dat zijn bril van zyn neus zou zijn geval
len.
„Ik kan het niet doen," zeide hy eindelijk.
„Twee der kruiden heb ik niet in voorraad,
"Werkelijk ik weet., niet, dat ik ooit een
dergelijk recept zag."
„Waarom zeide u dat dan niet dadelyk
riep ik boos int en het papier uit zyne hand
rukkende, rende ik krankzinnig naar buiten
langs het trottoir. Aan het einde der straat
was een andere winkel, dien ik binnenging.
Op de deur stond, daterEugelsch, Fransch
en Duitsch gesproken werd. Ik was niet
van plan eenig tijdverlies aan de eerste twee
te wagen, maar begon den man in zijn
eigen taal aan te spreken. Hy" was zeer klein,
met eene ongezonde kleur en was de bezitter
van een neus, die groot genoeg was, om
aanspraak te hebben gemaakt op de hoogste
achting van Napoleon. Hij nam het recept
aan, las het in een kwartier van den tijd,
die door den anderen man was gebruikt en
verdween toen achter zyn scherm.
Nauwelijks in staat mijne vreugde, dat
ik eindelijk geslaagd was, te weerhouden,
bedwong ik mijn ongeduld zoo goed als ik
kon, bekeek de voorwerpen, die in de glazen
kast op den toonbank ten toon gespreid
lagen, bewoog zenuwachtig het geldmatj©
heen en weer en toen na verscheidene
minuten, hy het nog niet had klaargemaakt,
werd ik, doordat hy" weer te voorschijn
kwam nog juist belet hem te gaan zoeken,
„Het spijt ray buitengewoon u te moeten
zeggen," begon by en zoo gauw als hij zijn
mond opende, begreep ik dat een nieuwe
tegenspoed my' wachtte, „dat ik het recept
in 't geheel niet kan klaarmaken. Een der
kruiden, herinner ik mij eens gelezen te
hebben, maar van de anderen heb ik zelfs
nooit gehoord. Echter, of
Maar voor hij nog een woord kon uiten,
had ik het papiertje gegrepen en was den
winkel uit. Dit was de tweede keer, dat ik
teleurgesteld was en ruim een half uur was
er verbeuzeld. Valerie kon zelfs nu reeds
stervende zyn en ik kou haar niet redden.
Nooit nog had de tüd mij in myn leven
zoo kostbaar geschenen. Ik hield een voor
bijganger staande en vroeg den weg naar
den naasten apotheker. Hy' verwees mij naar
IP E TT I XJ XJ E T O XT.
35
„Mijne vrienden, het schynt, dat ik maar
juist bijtijds kom," zeide hy met sarcastische
vriendelijkheid. „Mijn beste Forrester, ik
moet je mijn compliment maken over de
snelle manier, waarop je hebt weten te
ontsnappen. Ongelukkig genoeg, wist ik
alles reeds lang. Daar ik wist, wat er in
j je schuilde, heb ik daarnaar gehandeld. En
l mag ik je thans vragen, wat voor goeds
heb je nu met je onstuimigheid gedaan
Je jaagt met den meesten spoed door Europa
in de hoop in Engeland te komen, voordat
ik je kon krijgen, alleen om bij aankomst
Shier tehooren.dat de pest. je gedwarsboomd
heeft en dat het onmogelijk voor je is je
bestemming te bereikeD."
„Blijf je daar den heelen dag staan praten?"
zeide ik, terwijl ik vergat voorzichtig te
zyn en de noodzakelijkheid om hem te
believen inderdaad alles in myne angst.
„Kun je niet zien, dat zy ziek is. Goede
hemel, man, zy is misschien stervende."
„Wat meen je?" vroeg hy haastig met
eene andere stem, toen hij door de kamer
liep om te komen, waar ik stond. „Laat