3
ONZE
EILANDEN van 18 JANUARI 1913.
de militaire specialiteit der liberale kamer
club, laat hij zich door den minister naar
den Balkan zenden als militair attache 1
Terwijl de militaire attache's van alle an
dere staten reeds lang zijn vertrokken, blijft
de heer Thomson nog eenige weken op den
Balkan en laat de oorlogsbegroóting in de
Kamer heel rustigjes passeeren. Een dergelij
ke handelwijze is in geen enkel opzicht
goed te praten. Wie politiek leider op eenig
gebied wil zyn, moet begrijpen, dat hy op
critieke momenten in de Kamert hoort te
zyn en zijn lust voor buitenlandsche reisjes
ondergeschikt heeft te maken aan de poli
tieke verplichtingen, die op hem rusten.
Dat de heer Thomson dit niet heeft inge
zien, pleit niet voor de opvatting van zyn
taak als volksvertegenwoordiger. By de
behandeling der oorlogsbegrooting was de
houding van de H.H. Duymaer en Pastoors
vermakelijk en droevig tegelijkertijd.
De heer Ter Laan had een amendement
ingediend, strekkende om de derde herha
lingsoefening dit jaar niet te doen houden. In
1907 heeft de Roomsche heer Pastoorss een
motie ingediend om die 3<*e herhalingsoefe
ning te doen vervallen. Dat was ondereen
linkseh ministerie, kwam de kwestie aan
de orde onder een clericaal kabinet, dan
was de heer Pastoors voor de 3de herha
lingsoefeuing, kwam ze ter sprake onder
een linksch kabinet, dan was hij ertegen!
Dezelfde heer Pastoors, die het amendement
Ter Laan heel sympathiek vond, verklaarde
niettemin, dat hij er tegen zou stemmen,
nadat hij den minister gehoord had. Alsof
de heer Colyn andere argumenten had aan
gevoerd dan vorige ministers voor hem
hebben gedaan!
Vermakelijker nog was de heer Duymaer
van Twist. De roemruchte kapitein ver
klaarde dat hy ditmaal tegen het amende
ment Ter Laan zou stemmen, doch zich
vrijheid voorbehield voor een volgend jaar.
Zeer tersnede merkt de heer Schaper op,
dat de kapitein zich die vrijheid voorbehield,
omdat er dan wel eens een linksch kabinet
aan het roer kan zyn!
Aldus offerden broeder Pastoors en broe
der Duymaer het volksbelang op aan het
coalitiebelang.
Het wordt wel Februari, eer de begrootin
gen in de Kamer afgehandeld zullen zyn.
Vooral hoofdstuk V zal nog al wat discussie
uitlokken. Als we dan nog in Februari de
Invaliditeitswet moeten afdoen, zal de be
langstelling in de Kamer wel geheel beneden
nul zijn gedaald.
We gaan binnenkort in den Haag weer
aan het kiezen. Voor Staten en Provincie
is door de ontslagname der H. H. Ruysch
en Mackay eon verkiezing noodig.
Voor de Staten wordt het. een troebele
affaire, daar naast den clericalen heer Van
Vuuren en den vrijzinnigen dokter Van
Dam 40 kiezers baron Mackay zullen stellen,
üerwyl ook de sociaaldemocratische Candida-
tuur van den heer Ter Laan zeker niet te
licht moet worden aangeslagen. Ik schat
het aantal stemmen dat deze krijgt toch
zeker op een 4000. Deze Statenverkiezing
kon dan ook nog wel eens tot onverwachte
verrassingen leideD, hoe overwegend vrij
zinnig Den Haag dan ook is. Voor den ge
meenteraad staan de kansen van de vrijzin
nigen candidaat niet zoo gunstig, want het
tweede district van Den Haag is voor de
clericalen steeds het sterkst gebleken.
De residentie heeft deze week weer bezoek
gekregen van het echtpaar Roerdinkholder.
Het sommetje geld, dat medelijdende burgers
bijeenbrachten om hen naar Antwerpen te
doen verhuizen, is blijkbaar niet toereikend
geweest. Het echtpaar is onmiddellijk door
de politie opgeborgen om de straf te onder
gaan, die ze nog te goed hadden.
Het kabinet Heemskerk is toch waarlijk
niet fortuinlijk met zyn ministers van Oorlog
en Justitie. Voor het eerste de portefeuille
heeft het nu reeds den derden functionaris,
en voor het tweede departement was mr,
Regoütde tweede. Deze zeer bekwameminis
ter zal zyn departement wel niet weerzien.
Een gezwel in de hersenen doet het ergste
vreezen en reeds zyn den heer Regoüt de
Sacramenten der Stervenden toegediend.
Meerdere familieleden van den minister
moeten aan dezelfde kwaal zijn overleden
en zyn broer van Waterstaat is van een
aantal kinderen de eerste, die de vijftig
heeft bereikt. Het is zeker wel tragisch,
dat een bekwame en energieke man als de
heer Regoüt, zijn eervolle loopbaan zoo plot
seling ziet afgesneden en zelfs weinig hoop
op herstel kan worden gekoesterd.
Plaatselijk Nieuws.
M1DDELUARNIS- De zangvereeniging „de
Volkszang" hoopt 12 Mei (2e Pinksterdag)
„Ik ben tot de conclusie gekomen.zeide
ik, „dat wy liever niet van het stadsstation
de plaats moeten verlaten. Daarom heb ik
afgesproken, dat een rijtuig ons by dePlatz
zal opwachten. Wy zullen er instappen en
ons langs de spoorlijn lat6n rijden, dan in
den trein gaan en Pharos voor goed vaar
wel zeggen."
Tien minuten later, had ik baar goeden
nacht gezegd en was naar myne kamer
gegaan. De stadsklokken sloegen twee, toen
ik de kamer binnenkwam. Over vieren
zouden wij het huis verlaten om den trein
te halen, die zooals wy hoopten, ons vrij
heid zou geven. Waren wy bestemd te slagen
of niet?
HOOFDSTUK XV.
Zoo bang was ik my te verslapen, dat ik
in 't geheel niet naar bed giDg, maar mij
in een leuningstoel zette en poogde in een
boek belang te stellen, totdat het gewichtige
uur was aangebroken, Toen, na een briefje
op mijn toilettafel achtergelaten te hebben,
waarin eene voldoende som was om myn
gastheer voor myn logies terug te betalen,
liet ik de weinige voorwerpen, die ik besloten
had bij my te dragen, in een zak glijden en
na er wel op gelet te hebben, dat mijn geld
veilig in een anderen was geborgen, zeide
ik mijne kamer vaarwel en ging zachtjes de
deel te nemen aan het door de zangvereeni
ging „De Post" te Rotterdam uitgeschreven
3-daagsche Groot Nationaal Zang-concours.
Deze wedstrijd zal gehouden worden in de
Groote Doelzaal te Rotterdam, en heeft „de
Volkszang" in de 2e afdeeling te kampen.
- De uitvoering die door het gezelschap
de La Mar van Amsterdam in de zaal van
den heer Meijer zou worden gegeven op
Woensdag j,L, is niet door gegaan wegeDs
de geringe opkomst van belangstellenden.
- Tot commies der Directe belasting
alhier is benoemd met ingang vau 16 Jan.
de heer P. D. van der Laan van Oud-Beier
land.
Tot bestuursleden van de Dorpsver-
eeniging werden op de laatst gehouden
vergadering gekozen de heer T. Verhage,
in de plaats van J. Vroegindewey Dz., en
herkozen de H.H. M. Gideon on M. G. Bom.
De vorige week heeft naast den West
havendam op 10 Meter afstand van den
voet van dien dam, een zoogenaamde val,
plaats gehad, wat zeker zal noodzaken daar
ter plaatse een stuk te doen zinken.
Naar men verneemt zal binnenkort
de aanbesteding plaats hebben van de ver
legging van de Oosthavendam. De invaart-
ruimte der haven zal daardoor met. ongeveer
6 Meter worden verbreed.
Woensdag bad de kuiper F. v. Leeuwen
het ongeluk zich met een zaag aan zyn hand-
te verwonden, Donderdag begon die hand
zoodanig op te zwellen, dat geneeskundige
hulp noodzakelijk was.
Woensdagavond sloeg de hit van den
heer D. Kastelein, bespannen voor een
wagentje, bestemd om vaten te vervoeren
op hol. Het dier rende de Nieuwstraat in
alwaar gelukkig al spoedig het wagentje
bleef liggen en de hit alleen doorrende,
gelukkig liep alles zonder ongelukken af.
OUDDORP- Woensdag ontstond in het
nieuwe huis van M. Witte een begin van
brand, doch door het spoedig optreden van
den metselaar J. Raadsheer werd het bijtijds
gebluscht.
Door de vereenigingSchuttevaór alhier
is besloten om aan den Minister van Water
staat te verzoeken om een licht geplaatst te
krijgen aan het havenhoofd te Dirksland of
het uitstekende gedeelte van den havendam
in het Haringvliet op te ruimen, daar dit by
nacht een gevaar voor de scheepvaart kan
zyn.
De heer H. v. d. Kemp wordt dooi
de zaDgvereeniging een hangklok als aan
denken gegeven by zijn vertrek naar elders.
WegeDs de stijging der materialen is
door metselaars, schilders en timmermans
alhier op een vergadering besloten het loon
te brengen op 18 cent per uur.
De zangvereeniging onder leiding van
den heer Kemp gaf Donderdagavond een
goed geslaagde uitvoering.
De vrouw van M. Okkenburg had het
ongeluk zoodanig te vallen en haar arm te
kneuzen, dat geneeskundige hulp noodzake
lijk was.
De bevolking bedroeg op 31 Dec. 1911
3037 inwoners.
Geboren 83 Overleden 28
Ingekomen 51 Vertrokken78
Vermeerder. 134 Verminder. 106
Totale vermeerdering 28, zoodat de bevol
king op 31 Dec. 1912 bedroeg 3065 inwoners.
Buitenland.
De drievoudige moord te Ortioig.
De gevreesde roofmoordenaar Sternickel
bevindt zich sedert Dinsdagavond in de ste
vigste cel van de gevangenis te Frankfort, in
de z.g, „tnoordenaarscel", die op de tweede
verdieping der gevangenis aan de kant van
de binnenplaats is gelegen. Eerst had de
misdadiger in een gewone cel gezeten.
In de moordenaarace] is Sternickel met
zijn rechtervoet aan een in den cementvloer
ingelaten ring geketend, en wol zoo krap,
dat hij nog bij de celdeur, noch tot aan het
stevig getraliede venster kan komen, en de
kettiDg hem nog juist genoeg speling laat,
dat hy zich op de stroozak, die naast hem
is uitgespreid, kan neerleggen. Een kachel,
die van het kantoor uit kan worden gestookt,
zorgt voor een zwakke verwarming van de
cel. Des nachts houdt een opzichter de
wacht in de onmiddellijke nabijheid van de
trappen af naar de groote zaal. Het geluk
begunstigde my, want slechts één bediende
was er aan het werk, een bejaarde man
met een dom, opgeruimd gelaat, die naar
my opkeek en, toen hij door myn voorkomen
gerustgesteld was, weer aan zyn werk ging.
Van Valerie bemerkte ik niets on daar ik
niet. wist, waar hare kamer gelegen was,
hield ik my al wachtende bezjg, en vroeg
my af, wat ik doen zou, indien zy zich
verslapen had en niet, voordat het te laat
was, verscheen. Ten einde mijne tegenwoor
digheid beneden op zulk een vroeg uur te
verontschuldigen,vroegik den man, in welke
richting de kathedraal lag en of hy my
kon zeggen, op welken tyd de vroegmis
bediend werd.
Hy had my nauwelijks over het eerste
onderwerp ingelicht of zijne onwetendheid
betreffende het laatste punt bekend of Va
lerie verscheen bovenaan de trap en liep
met hare vioolkist in de hand naar beneden
my te gemoet. Ik begroette haar in het
Eagelsch en na den bediende een paar gul
dens in de hand gegeven te hebben, verlieten
wy samen het hótel en liepen in de richting
van de Platz, waar tot mijne vreugde ik
het rijtuig, dat ik den vorigen middag be
steld had, reeds op ons wachtende vond.
Wy namen plaats en ik gaf den koetsier
my'ne bevelen. In minder dan een kwartier
had hij ons naar het bedoelde station ge-
cel en overtuigd zich van tijd tot tijd door
de judas in de celdeur van wat Sternickel
in de steeds verlichte cel uitricht. De drie
medeplichtigen van den moordenaar zijn
in gewone cellen opgesloten.
Omtrent de tot dusverre bereikte resul
taten van het onderzoek, is thans het vol
gende bekend
By het nogmaals zorgvuldig doorzoeken
van de boerenhofstede van Kalies werden
op den graanzolder acht met koren gevulde
zakken gevonden, voorzien van het merk
van den landbouwer Hampe. den vader van
Sternickel's laatste meisje. Vermoedelijk
zijn deze zakken eerst door Sternickel ge
vuld, die misschien van plan was het graan
te stelen.
In den mestvaalt werden laat in den
middag van Dinsdag tenslotte twee zak
doeken gevonden, een roode en een witte,
die door de misdadigers ais mondpropp6n
gebruikt zijn. Men zal zich herinneren, dat
Sternickel bij zijn verhoor slechts van ééa
roode zakdoek gewaagde, die een zijner
medeplichtigen in Kalies mond zou hebben
gestopt. Later werd nog 6en stuk van de
paardelijn gevonden, waarmee Kalies ge
worgd werd. Bovendien werden in Sternic-
kel.s slaapkamertje nog verscheidene tou
wen gevonden.
Onder het bed van het vermoorde echt
paar lag een revolver die ongetwijfeld door
een der moordenaars is achtergelaten. Het
is n.l. uitgemaakt, dat dit wapen niet aan
Kalies heeft toebehoord.
In de kamer van vrouw Kalies bevonden
zich bloedspatten op de deur, benevens
sleepsporen, waaruit zou blijken, dat de
ongelukkige reeds in haar kamer is over
vallen en later na een ander vertrek is
gesleept. Het met met bloed bespatte deur
stuk is door een timmerman uit het paneel
gezaagd en door de politie tot nader onder
zoek in beslag genomen. Ook de kleeren
van het vermoorde dienstmeisje, diehet arme
kind droeg, zyn in beslag genomen om
chemisch te worden onderzocht.
Den Duropeesche oorlog
In het tijdschrift„Miïrz„ heeft de bekende
Fransohe publicist André Tardieu zich be-
zich gehouden met bet beantwoorden van
een vraag, die geheel Europa reeds maan
denlang bezig houdt, n.l.: „Z.il er een Eu-
ropeesche oorlog komen?" Ofschoon hij
gemeend heeft nu en dan met zyn redenen
zoowel met zyn lezers een weinig den gek
te moeten steken, heeft hy het thema met
ernst behandeld en komt hy dan ook wer
kelijk tot oen zekere gevolgtrekking, echter
met vermelding van reserves, die haar....
zeer ónzeer maken. Is de oorlog in zicht?
Neen. En waarom niet Ten eerste wil
geen enkele groote mogendheid den oorlog.
Van de zes staatshoofden, de zes titularissen
van Buitenlandsche Zaken gesproken,
vraagt Tardieu: „Gelooft gy, dat er onder
dö twaalf personen een in staat is, oen
oorlog te wenschen, voor te bereiden, er
toe aan te zetten? Ik geloof het niet."
Ook heeft iedere regeering hare bijzondere
reden den vrede te wenschen. „Duitschland
is daartoe door de onzekere van zijn crediet
gedwongen."
Ook om de volgende reden gelooft Tar
dieu niet aan een Europeeschen oorlog:
Sedert derlien jaar heeft men de prachtigste
gelegenheid gehad om een ooriog te begin
nen en niettegenstaande dat, bleef de vrede
behouden. Hy noemt vervolgens eenige
dezei gelegenheden op, doch voegt daaraan
toe: „Ik weet, dat het onverstandig is,
iets te voorspellen met eon beroep op het
geen achter ons ligt." Hierna tracht by.
zyn optimistische gevolgtrekking te steunen
door beschouwingen over den tegenwoor-
digon toestand. Als derde reden voert hy
dan aan: „De Diplomatieke constellatie van
Europa is een waarborg tegen verrassingen.
Staten die geïsoleerd staan, kunnen eerder
in een ooriog gewikkeld worden dan staten-
groepen. „Er zullen steeds een of twee onder
drie bondgenooten gevonden worden, die
zich minder opwinden dan de derde." „Het
diplomatieke mechanisme, waarvan de
oorlog afhangt, heeft, sedert er bondge
nootschappen worden aangegaan een teugel
meer tot haar beschikking." Daarin ligt
zonder twyfel een waarheid, die nog aan
gewicht wint als men bedenkt, dat ook de
belangen der bondgenooten by den oorlog
en by het doel waarom hy gevoerd wordt,
niet overal samenvallen.
Vierde reden: „De zenuwkracht van
Europa is ongebruikt." Het is echter de
vraag, of men zich daarop wel veriaten
kan. Vijfde reden: „Onder de groote mo
gendheden heerschteen volmaakte onzeker
heid, omtrent de volstrekte en betrekkelijke
waarde der militaire organisatie, die zij
met zoo groote kosten hebben tot stand
bracht. Ik had de kaartjes genomen en de
trein bracht ons weg van Praag en van den
man, dien wy innig hoopten niet weer te
zien, zoolang wy leefden. Den geheelen rit
door hadden wij nauwelijks tien woorden
met elkaar gesproken, daar wij te zeer
verdiept waren in de zaken vanhetoogen-
blik om aan iets anders dan onze vlucht
te denken. Daar wy Pharos kenden, scheen
het meer dan waarschijnlijk, dat hy zelfs nu
van onze ontsnapping wist en maatregelen
nam om zich van onze terugkomst te ver
zekeren. Maar toen wij veilig in den trein
zaten verminderde onze angst wat en met
elke m(jl, die wy achterlieten, keerde onze
opgeruimde stemming terug. Toen wy Dres
den bereikt hadden, waren wy zulk een
gelukkig paar, als er in Europa maar een
kon wezen, en toen wy eenige uren later
uit den wagon op het perron te Berlijn
stapten, verschilden wij hemelsbreed van
het paar, dat het hotel te Praag verlaten
had. Zelfs toon echter besloten wy zoo
voorzichtig mogelijk te zijn. Elke mijl, die
ons van Pharos scheidde, beteekende groo-
tere veiligheid en het was om deze reden,
dat ik besloten was de Duitsche hoofdstad
zoo mogelijk, te bereiken in plaats van te
Dresden te blijven, zooals ons oorspronkelijk
plan was.
Toen onze trein zijne bestemming had
bereikt, was het eeDige minuten over zessen
gebracht". „En wat zou het resultaat zijn
van een oorlog Men weet het niet, en dat
is een reden te meer, die de mogendheden
er van af houdt een proef te nemen. Daarom
geloof ik niet aan een Europeeschen oorlog."
Tegen een en ander is wel iets in te bren
gen. Over de waarde der militaire organi
satie heeft ook vóór vroegere oorlogen
onzekerheid bestaan, en toch heeft men die
om die reden althans niet kunnen verhin
deren. En ten slotte trekt Tardieu zelf zijn
gevolgtrekkingen in dubio, door de verkla
ring,dat het niet te verontschuldigen zou zijn,
indien hij „de mogelijkheid van een of ander
toeval zou willen loochenen, zooals b.v. een
uitbarsting van het nationalisme, die den
ganschen gang der gebeurtenissen zou
stremmen." En aldus staat men, na de lezing
van zijn artikel, zoo ongeveer op hetzelfde
standpunt als vóór het stellen van de vraag.
Tardieu kenmerkt zijn antwoord slechts als
juist voor het geval, dat de voorwaarden,
waarop het steunt, ongewijzigd blyven.
Tenslotte zegt Tardieu zijn er slechts
twee dingen noodig om den vrede te be
houden
lo. dat de diplomatieke stelsels blijven,
zooais zy zyn, zonder nevenbedoelingen,
strekkende om ze wederzijds te ontwrich
ten
2o. dat de militaire macht nergens ver
zwakt wordt, daar anders de verzoeking
voor de sterken, zich op de zwakken te
werpen, te groot 2ou worden.
Het is duidelijk, dat aan de voorspelling
van Tardieu niet al te groote waarde kan
gehecht worden, omdat hy elk zijner argu
menten met veronderstellingen en voorwaar
den omkleedt. Hy gelóóft. Maar een toeval
kan dat goloof te schande maken. In ieder
geval echter kan men zich er over verheu
gen, dat de meest uitstekende mannen in
alle landen duidelijk toonen, hoezeer zy
wenschen, dat de volkeren voor een wereld
oorlog gespaard blijven. En wij kunnen
met vei trouwen de toekomst tegemoet zien
als zooals Tardieu zegt de politiek
van de groote mogendheden zich binnen
vredelievende perken blijft bewegen. Dan
kan men zich veilig verlaten op het ant
woord, dat de Fransche schrijver geeft„Een
wereldoorlog ware een waanzin, dien geen
vorst, geen staatsman,geen volk, zou kunnen
verantwoorden."
De graven der sultane te Adrianopel.
De Turksche gevolmachtigden ter vredea-
confeientie te Londen hebben deneischder
Balkan-geallieerden, strekkende om Adria
nopel aan het koninkrijk Bulgarije af te
staan, hierom onaannemelijk verklaard, wyl
Adrianopel de laatste rustplaats is van lang
geleden tot hun vaderen opgeroepen Turk
sche heerschers en men het nimmer van
sultan Mohammed V zou kunnen verwach
ten, dat hy zich van het stoffelijk overschot
zyner voorouders zou willen scheiden.
Een hooggeachte persoonlijkheid nu, die
het Oosten grondig kent, schrijft dienaan
gaande aan de „Neue Ges. Corresp." dat
men te Adrianopel tevergeefs naar de graven
van Turksche sultans zou zoeken. Deze
heeten zich in de Moskee, die den naam
van Sultan Selim draagt, te bevinden, maar
er is met den besten wil van de wereld geen
sultansgraf in deze Moskee te ontdekken.
Overigens moet ieder, die met de zeden
en opvattingen der volgelingen van de
Halve Maan ook maar eenigszins vertrouwd
is, zich niet weinig verbazen, nu de Turksche
afgezanten te Londen plotseling een ver
eering voor hun voorouders aan den dag
leggen, die hun volk volmaakt vreemd is,
De doode is voor den Turk eenvoudig dood,
en verder niets. Hy legt geen bloemen, geen
kransen neer op de plek, waar het gebeente
van zijn naasten bloedverwant rust, hy
doet niet het minste omzijn nagedachtenis
te oeren.
Men kan een glimlach niet weerhouden,
als men dagelijks moet hooren, dat de gra
ven der sultans te Adrianopol, die slechts
in de fantasie der Turken schijnen te be
staan, om redenen van piéteit, voorTurkye
behouden moeten blijreu. Ea men wordt
in die opvatting nog versterkt, als men
in aanmerking noemt, dat de Seiviörs
thans de stad Kossowo bezet houden, waar
sultan Moerath II op 19 October 1448 een
schitterende zege bevocht, maar op den
avond van den veldslag in zyn tent werd
vermoord. Op de plek waar ditgebeurde, werd
hy by gezet en men richte er een prachtig
monument voor hem op.
De overwinnende Serviërs hebben sedert
de verovering van Kossowo een wachtpost
bij zyn graftombe geplaatst, maar de TurkeD
laten niets van zich hooren. Zij hebben zon
der een woord van protest te Londen reeds
goedgevonden, dat Kossowo met het monu
ment van Sultan Moerath II Servisch bezit
en voor den eersten keer van myn leven
stond ik in de hoofdstad van het Duitsche
rijk. Ofschoon wy meer dan tien uren
hadden gereisd, had Valerie tot zoover nog
geen teeken van vermoeidheid getoond.
„Wat denk je nu te doen vroeg zy, toen
wij samen op het perron stonden.
„Wat te eten," antwoordde ik met eene
gevatheid en oprechtheid, die den be
roemden mynheer Dick waardig zouden
geweest zijn.
„Dat moet je aan mij overlaten," zeide
zij met een barer zonnige lachjes, die in
den laatsten tyd zoo zeldzaam waren. „Denk
er aan, dat ik weet wat reizen is en mis
schien Europa beter ken als jij Piccadilly."
„Ik wil het dan aan je overlaten," ant
woordde ik, „en zeker had nooit een man
eene schoonere gids."
„Op eene andere gelegenheid zou ik je
waarschuwen, je voor complimentjes te
wachten," antwoordde zij mij vroolijk, met
hare hand zachtjes op den arm kloppende,
„maar ik ben nu zoo gelukkig, dat ik je
nu moet verontschuldigen. Vanavond zal
ik voor don laatsten keer de rol van je
gastvrouw spelen. Daarna zal het jou plicht
zijn my te onthalen. Laten wij deze deur
uitgaan.'
Zoo zeggende, leidde zy mij van het
station naar buiten op straat. Wy
hadden een flinken afstand afgelegd
blijft. En daarbij was Moerath II in de reeks
van Turkscho heerschers nog een geheel
andere figuur dan de sultans, die misschien
in de Selim-moskee te Adrianopel hun laat
ste slaap zouden kunnen slapen en die, als
zy ten minste ooit geleefd hebben, zeer
zeker niet op het slagveld, maar in hun
woeke peluws door den dood zijn achter
haald.
De praehi8torische Mensch in Peru.
In 1911 heeft de Yale-expeditie, die in
Peru archaeologische, geologische, geogra-
phische en topographische onderzoekingen
verrichtte, bij Cuczo, merkwaardig interres-
santeoverblyfselenvanmenschelykgebeente
opgedolven. In een spelonk, waarin asch-
resten en tal van sporen eener oude
cultuur werden aangetroffen, gelukte het
Bingham menschelijke beenderen ie vinden,
welke in de steile hellingen, in kiezel in
gebed lagen. Op den Hen Juli werden deze
beenderen in tegenwoordigheid van don
geoloog Bowman uitgegraven. Met groot
wantrouwen ving deze zijn onderzoek aan,
in het vermoeden, dat ook hier zou blijken,
evenals bij zoovele vondsten van den prae-
historischen mensch, dat aanvankelijk de
ouderdom der vondst veel geringer zou
blyken, dan aanvankelijk gemeend werd.
Naar evenwel uit de verschillende mede-
deelingen van Bingham, Bowman en Eaton
in „The American Journal of Science" blijkt,
zyn ditmaal de gevonden beenderen zeer
oud; voorloopig althans kon hun ouderdom
op 20.000 40.000 jaar gesteld worden.
Interressant is, dat naast beenderen-frag
menten van den mensch ook andere been
deren zyn aangetroffen, omdat daaruit kan
blyken, welke diersoorten tegelijk met den
praehistorischen mensch in Peru voorkwa
men. Zoo zyn resten aangetroffen van het
gebeente van een hond, een rund, en van
den Guanaco, een wilden diervorm, die de
oerstamvader is geweest van de huisdieren
lama en alpaco. Het hondeuscheenbeen is
er een van een wolf of een wolfachtigen
dog. Het meest golykt het op het scheenbeen
van den Amerikaanschen, gryzeD wolf,
waarvan waarschijnlijk de inbeemsche
huishond der oude Inca's is afgestamd. Deze
beenderrest is niet een medebewijs voor de
oudheid van do menschelijke beenderresten
tegen die oudheid pleit ze evenmin. Meer
van beteekenis zyn dan ook de runderbeen
deren, welke eveneens zijn opgedolven. Ze
gelijken| meer op beenderen van een Ame
rikaanschen Bison, dan van het huisrund.
Laatstgenoemd dier is, gelyk bekend, het
eerst door de Spanjaarden in Amerika
ingevoerd; en waren de beenderen dus van
het huisrund, dan zou men weten, dat ook
de menschelijke beenderresten nog slechts
ettelijke bonderden in plaats van tiendui
zenden jareD oud. Curieus is evenwel ook,
dat de beenderen op die van den bison
gelijken. Immers tot dusver was er geen
reden, om aan te nemen, dat de Bison zich
over de Noordoost provincies van Mexico
uit naar Midden- en Zuid-Amerika heeft
begeven, en derhalve, blijft het voorkomen
van den Bison in Peru al buitengemeen
merkwaardig. Jammer genoeg zijnde frag
menten zoo gebrekkig, dat men niet met
volle zekerheid heeft kunnen uitmaken, dat
ze inderdaad resten van Bisonbeenderen zijn
De ouderdom van den Stillen Oceaan.
Omtrent de geschiedenis van den Stillen
Oceaan is tot dusverre al bitter weinig
bekend. Sommigen nemen er zeer hoogen
ouderdom voor aananderen zooals Haug,
gelooven daaraantegen dat het tegenwoordig
door den GrooteD Oceaan ingenomen gebied
eenmaal een vasteland van ontzaggelijke
a fmeting vormde. Het is vooral op biogeogra-
phischen grond, dat men dit eertijds bestaan
van een „Stil Vasteland" verdedigd heeft.
Spijtig genoeg spreken ook de verdedigers
van het bestaan hebben van een „Stil
Vasteland, elkaar voortdurend tegen,zoodat
een eenigszins betrouwbare oplossing al heel
moeilijk verkiegen schijnt te zullen worden.
Wallace achtte een „Stil Vasteland" niet
noodzakelijk om de betrekking tusschen de
tegenwoordige fouda en flora der verschillen
de werelddeelen te verklaren. Hooker was
van een tegenovergestelde meening. Hutten
verdedigde in 1884 de stelling, dat Australië
en Zuid-Amerika eens door een landstrook
met elkander verbonden warenen Hedley
nam 16 jaar later zelfs aan, dat er verbin
dingen hebben bestaan tusschen Nieuw-
Zeeland, Nieuw-Caledoniö de Nieuwe Hebri-
den, Nieuw Guinea en de Fyi-eilanden. De
Kermadoc- eD Tonga-eilandeD zouden vau
dit vasteland geen deel hebben uitgemaakt.
Men heeft gemeend, door het bestudeeren
van de bodemgesteldheid van Stillen Oceaan,
materiaal te zullen opdoen, ten einde eenige
zekerheid te bekomen over de vraag, of er
toen wij voor een restaurant stilhielden.
„De eigenaar is een mijner oude vrienden,"
zeide zy, „die, ofschoon hy Pharos kent,
hem zeker niet zal zeggen, dat bij ons ge
zien heeft."
Wij traden binnen en toen de eerste kell-
ner verscheen om ons naar eene tafel te
geleiden, vroeg Valerie of zyn meester te
spreken was. De man zeide, dat hij eens
zou kyken en vertrok. Terwijl wy wachtten,
kon ik niet nalaten de bewonderende blik
ken op te merken, die op myne metge
zellin door de bezoekers van het restaurant
werden geworpen, onder wie verscheidene
officieren in uniform waren. Juist echter,
toen ik er over dacht, dateenigen van deze
laatsten er niet slechter aan toe zouden
zijn, als zij ood klein lesje in manieren
kregen, hoorde ik een geschuifel van voeten
en kort daarop verscheen door een deuren-
gang aan de rechterhand de dikste man
dien ik ooit in mijn leven had gezien. Zy'ne
voeten staken in stoffen pantoffels, hy had
eene roode muts op, en hield eene lange
Duitsche pijp met een Chineesche pijpenkop
in zijne hand. Zyn gelaat was glad gescho
ren en eindigde in eene reeks onderkin
nen, zoodat geen duim van zijn hals meer
zichtbaar was.
(Woidt vervolgd.)
Indertijd eelL reuaacJ
eeweest 1Sl Zo° Tond
.fodem in het hartje V3
ijfrabbro's (groensteen)
■Senhorublevide-gran
peilanden, mat-gekleur<-
en gekristalliseerde ho
rtYap. Ui' de tegenw
/gesteenten werd geco
Roemde eilanden oorsj
■geweest zijn eh dat
vasteland ze alle verb
In een der laatst
Oceania" werpt Mar.
iypothese omverde r<
liens heel wel by vulcar
.e kraters naar boven
lp de plaats, waar nu
illeen zee was. Zijn
-an dien aard te zijn,
juderdom en den vro'
Indischen Oceaan tha.'
minder weet dan ooit!
Scientifique" conclude
liet vraagstuk in zy
blijven bestaan.
Ij De diefstal in h
Voor eenigen tyd 1
uit Kassei gemeld
vorst van Waldeck P;
ernstige inbraak geple
een open venster bil
een kast opengebrok
leden gestolen De wa
ïadden gedurende d<
iiefstal gepleegd wen
merkt en van den di>
vinden. Het was du
affaire en de politie
liet opsporen van der
dan ook een verre vr
_v heeft echter niet
voortdurend haar na
en is er dan ook in
vatten. Verschillende
lie er op wezen, dat
lekend moest weze
hem onder
;oeken, met het gev
oistin, zekere Heini
oedelijke dader gear
.ijd bleef hij zijn onsc
lindelyk viel hy dooi
■olledige bekentenis
Binne
Hevige bran
Zaterdagnacht heef
fcrand gewoed.
Omstreeks drie uu:
Jlariastraat hare gewc
niets, doch kort daan
van don stalhouder
Mariaplaats van uit 1
den stal 'n feilen glc
Vermoedende, dat i
huizen brand moest
schuwde hy den surv
.Jfezaroelyk stelden z
bemerkten weldra, d
de Mariaplaats in het
winkel brand was.
het perceel 'n flliaa
guldens-schoenenbaz:
naar een 3angrenze
plaatst. Daar de fire
huur had, bewoonde
pis, die voor de firn
vrouw en vierkinde
van den leegstaandei
over eenige dagen e<
tynsch vleesch zou
De politie maakte
den brand direct
Schoenmaker met z'\
Door het inslaan -
deur, trachtte men
om pogingen aan t
woners te redden. I
de bovenverdieping
iwas en door den hev
I viel aan redding lan
te denken.
Verschillende omx
eens n<.ar buiten ge
hulp te verleeneD,
schreeuw van de ij
bewoners door mer
werden een paar i
aangedragen om hen
een sprong uit hel;
verdieping alsnog v
redden.
Eerst wierpen de Oi
een voor een uit t
werden opgevangen
daarbij slechts onbe
doch de vierde, een
een been. Toen w
sprong; ook zy kw
een kleine verwond
De vader echter, i
deed, kwam er echt
toen hy werd opgevj
spiegelruit van het t
door zyn lichaam
aannam en hy met;
terechtkwam. Bewv
Mon droeg hem ii
overkant binnen, w
Johannes Deogestic
uit neus en ooren
De vrouw en kin
en de man per bra
Uieken vervoerd.
Inmiidels was dt
die met eenige st.
meester te worden
half uur dan ook g
biet meer verhinde:
totaal uitbrandde,
heer Van Lee aan
begon te branden, t
dit brandje in hetb
legen perceelen bel
eveneens schade,
gebroken spiegelru
fel, dat van versch
den overkant de sj
de verf blakerde.
I, Het uitgebrande j