3 ONZE EILANDEN van 18 JANUARI 1913. de militaire specialiteit der liberale kamer club, laat hij zich door den minister naar den Balkan zenden als militair attache 1 Terwijl de militaire attache's van alle an dere staten reeds lang zijn vertrokken, blijft de heer Thomson nog eenige weken op den Balkan en laat de oorlogsbegroóting in de Kamer heel rustigjes passeeren. Een dergelij ke handelwijze is in geen enkel opzicht goed te praten. Wie politiek leider op eenig gebied wil zyn, moet begrijpen, dat hy op critieke momenten in de Kamert hoort te zyn en zijn lust voor buitenlandsche reisjes ondergeschikt heeft te maken aan de poli tieke verplichtingen, die op hem rusten. Dat de heer Thomson dit niet heeft inge zien, pleit niet voor de opvatting van zyn taak als volksvertegenwoordiger. By de behandeling der oorlogsbegrooting was de houding van de H.H. Duymaer en Pastoors vermakelijk en droevig tegelijkertijd. De heer Ter Laan had een amendement ingediend, strekkende om de derde herha lingsoefening dit jaar niet te doen houden. In 1907 heeft de Roomsche heer Pastoorss een motie ingediend om die 3<*e herhalingsoefe ning te doen vervallen. Dat was ondereen linkseh ministerie, kwam de kwestie aan de orde onder een clericaal kabinet, dan was de heer Pastoors voor de 3de herha lingsoefeuing, kwam ze ter sprake onder een linksch kabinet, dan was hij ertegen! Dezelfde heer Pastoors, die het amendement Ter Laan heel sympathiek vond, verklaarde niettemin, dat hij er tegen zou stemmen, nadat hij den minister gehoord had. Alsof de heer Colyn andere argumenten had aan gevoerd dan vorige ministers voor hem hebben gedaan! Vermakelijker nog was de heer Duymaer van Twist. De roemruchte kapitein ver klaarde dat hy ditmaal tegen het amende ment Ter Laan zou stemmen, doch zich vrijheid voorbehield voor een volgend jaar. Zeer tersnede merkt de heer Schaper op, dat de kapitein zich die vrijheid voorbehield, omdat er dan wel eens een linksch kabinet aan het roer kan zyn! Aldus offerden broeder Pastoors en broe der Duymaer het volksbelang op aan het coalitiebelang. Het wordt wel Februari, eer de begrootin gen in de Kamer afgehandeld zullen zyn. Vooral hoofdstuk V zal nog al wat discussie uitlokken. Als we dan nog in Februari de Invaliditeitswet moeten afdoen, zal de be langstelling in de Kamer wel geheel beneden nul zijn gedaald. We gaan binnenkort in den Haag weer aan het kiezen. Voor Staten en Provincie is door de ontslagname der H. H. Ruysch en Mackay eon verkiezing noodig. Voor de Staten wordt het. een troebele affaire, daar naast den clericalen heer Van Vuuren en den vrijzinnigen dokter Van Dam 40 kiezers baron Mackay zullen stellen, üerwyl ook de sociaaldemocratische Candida- tuur van den heer Ter Laan zeker niet te licht moet worden aangeslagen. Ik schat het aantal stemmen dat deze krijgt toch zeker op een 4000. Deze Statenverkiezing kon dan ook nog wel eens tot onverwachte verrassingen leideD, hoe overwegend vrij zinnig Den Haag dan ook is. Voor den ge meenteraad staan de kansen van de vrijzin nigen candidaat niet zoo gunstig, want het tweede district van Den Haag is voor de clericalen steeds het sterkst gebleken. De residentie heeft deze week weer bezoek gekregen van het echtpaar Roerdinkholder. Het sommetje geld, dat medelijdende burgers bijeenbrachten om hen naar Antwerpen te doen verhuizen, is blijkbaar niet toereikend geweest. Het echtpaar is onmiddellijk door de politie opgeborgen om de straf te onder gaan, die ze nog te goed hadden. Het kabinet Heemskerk is toch waarlijk niet fortuinlijk met zyn ministers van Oorlog en Justitie. Voor het eerste de portefeuille heeft het nu reeds den derden functionaris, en voor het tweede departement was mr, Regoütde tweede. Deze zeer bekwameminis ter zal zyn departement wel niet weerzien. Een gezwel in de hersenen doet het ergste vreezen en reeds zyn den heer Regoüt de Sacramenten der Stervenden toegediend. Meerdere familieleden van den minister moeten aan dezelfde kwaal zijn overleden en zyn broer van Waterstaat is van een aantal kinderen de eerste, die de vijftig heeft bereikt. Het is zeker wel tragisch, dat een bekwame en energieke man als de heer Regoüt, zijn eervolle loopbaan zoo plot seling ziet afgesneden en zelfs weinig hoop op herstel kan worden gekoesterd. Plaatselijk Nieuws. M1DDELUARNIS- De zangvereeniging „de Volkszang" hoopt 12 Mei (2e Pinksterdag) „Ik ben tot de conclusie gekomen.zeide ik, „dat wy liever niet van het stadsstation de plaats moeten verlaten. Daarom heb ik afgesproken, dat een rijtuig ons by dePlatz zal opwachten. Wy zullen er instappen en ons langs de spoorlijn lat6n rijden, dan in den trein gaan en Pharos voor goed vaar wel zeggen." Tien minuten later, had ik baar goeden nacht gezegd en was naar myne kamer gegaan. De stadsklokken sloegen twee, toen ik de kamer binnenkwam. Over vieren zouden wij het huis verlaten om den trein te halen, die zooals wy hoopten, ons vrij heid zou geven. Waren wy bestemd te slagen of niet? HOOFDSTUK XV. Zoo bang was ik my te verslapen, dat ik in 't geheel niet naar bed giDg, maar mij in een leuningstoel zette en poogde in een boek belang te stellen, totdat het gewichtige uur was aangebroken, Toen, na een briefje op mijn toilettafel achtergelaten te hebben, waarin eene voldoende som was om myn gastheer voor myn logies terug te betalen, liet ik de weinige voorwerpen, die ik besloten had bij my te dragen, in een zak glijden en na er wel op gelet te hebben, dat mijn geld veilig in een anderen was geborgen, zeide ik mijne kamer vaarwel en ging zachtjes de deel te nemen aan het door de zangvereeni ging „De Post" te Rotterdam uitgeschreven 3-daagsche Groot Nationaal Zang-concours. Deze wedstrijd zal gehouden worden in de Groote Doelzaal te Rotterdam, en heeft „de Volkszang" in de 2e afdeeling te kampen. - De uitvoering die door het gezelschap de La Mar van Amsterdam in de zaal van den heer Meijer zou worden gegeven op Woensdag j,L, is niet door gegaan wegeDs de geringe opkomst van belangstellenden. - Tot commies der Directe belasting alhier is benoemd met ingang vau 16 Jan. de heer P. D. van der Laan van Oud-Beier land. Tot bestuursleden van de Dorpsver- eeniging werden op de laatst gehouden vergadering gekozen de heer T. Verhage, in de plaats van J. Vroegindewey Dz., en herkozen de H.H. M. Gideon on M. G. Bom. De vorige week heeft naast den West havendam op 10 Meter afstand van den voet van dien dam, een zoogenaamde val, plaats gehad, wat zeker zal noodzaken daar ter plaatse een stuk te doen zinken. Naar men verneemt zal binnenkort de aanbesteding plaats hebben van de ver legging van de Oosthavendam. De invaart- ruimte der haven zal daardoor met. ongeveer 6 Meter worden verbreed. Woensdag bad de kuiper F. v. Leeuwen het ongeluk zich met een zaag aan zyn hand- te verwonden, Donderdag begon die hand zoodanig op te zwellen, dat geneeskundige hulp noodzakelijk was. Woensdagavond sloeg de hit van den heer D. Kastelein, bespannen voor een wagentje, bestemd om vaten te vervoeren op hol. Het dier rende de Nieuwstraat in alwaar gelukkig al spoedig het wagentje bleef liggen en de hit alleen doorrende, gelukkig liep alles zonder ongelukken af. OUDDORP- Woensdag ontstond in het nieuwe huis van M. Witte een begin van brand, doch door het spoedig optreden van den metselaar J. Raadsheer werd het bijtijds gebluscht. Door de vereenigingSchuttevaór alhier is besloten om aan den Minister van Water staat te verzoeken om een licht geplaatst te krijgen aan het havenhoofd te Dirksland of het uitstekende gedeelte van den havendam in het Haringvliet op te ruimen, daar dit by nacht een gevaar voor de scheepvaart kan zyn. De heer H. v. d. Kemp wordt dooi de zaDgvereeniging een hangklok als aan denken gegeven by zijn vertrek naar elders. WegeDs de stijging der materialen is door metselaars, schilders en timmermans alhier op een vergadering besloten het loon te brengen op 18 cent per uur. De zangvereeniging onder leiding van den heer Kemp gaf Donderdagavond een goed geslaagde uitvoering. De vrouw van M. Okkenburg had het ongeluk zoodanig te vallen en haar arm te kneuzen, dat geneeskundige hulp noodzake lijk was. De bevolking bedroeg op 31 Dec. 1911 3037 inwoners. Geboren 83 Overleden 28 Ingekomen 51 Vertrokken78 Vermeerder. 134 Verminder. 106 Totale vermeerdering 28, zoodat de bevol king op 31 Dec. 1912 bedroeg 3065 inwoners. Buitenland. De drievoudige moord te Ortioig. De gevreesde roofmoordenaar Sternickel bevindt zich sedert Dinsdagavond in de ste vigste cel van de gevangenis te Frankfort, in de z.g, „tnoordenaarscel", die op de tweede verdieping der gevangenis aan de kant van de binnenplaats is gelegen. Eerst had de misdadiger in een gewone cel gezeten. In de moordenaarace] is Sternickel met zijn rechtervoet aan een in den cementvloer ingelaten ring geketend, en wol zoo krap, dat hij nog bij de celdeur, noch tot aan het stevig getraliede venster kan komen, en de kettiDg hem nog juist genoeg speling laat, dat hy zich op de stroozak, die naast hem is uitgespreid, kan neerleggen. Een kachel, die van het kantoor uit kan worden gestookt, zorgt voor een zwakke verwarming van de cel. Des nachts houdt een opzichter de wacht in de onmiddellijke nabijheid van de trappen af naar de groote zaal. Het geluk begunstigde my, want slechts één bediende was er aan het werk, een bejaarde man met een dom, opgeruimd gelaat, die naar my opkeek en, toen hij door myn voorkomen gerustgesteld was, weer aan zyn werk ging. Van Valerie bemerkte ik niets on daar ik niet. wist, waar hare kamer gelegen was, hield ik my al wachtende bezjg, en vroeg my af, wat ik doen zou, indien zy zich verslapen had en niet, voordat het te laat was, verscheen. Ten einde mijne tegenwoor digheid beneden op zulk een vroeg uur te verontschuldigen,vroegik den man, in welke richting de kathedraal lag en of hy my kon zeggen, op welken tyd de vroegmis bediend werd. Hy had my nauwelijks over het eerste onderwerp ingelicht of zijne onwetendheid betreffende het laatste punt bekend of Va lerie verscheen bovenaan de trap en liep met hare vioolkist in de hand naar beneden my te gemoet. Ik begroette haar in het Eagelsch en na den bediende een paar gul dens in de hand gegeven te hebben, verlieten wy samen het hótel en liepen in de richting van de Platz, waar tot mijne vreugde ik het rijtuig, dat ik den vorigen middag be steld had, reeds op ons wachtende vond. Wy namen plaats en ik gaf den koetsier my'ne bevelen. In minder dan een kwartier had hij ons naar het bedoelde station ge- cel en overtuigd zich van tijd tot tijd door de judas in de celdeur van wat Sternickel in de steeds verlichte cel uitricht. De drie medeplichtigen van den moordenaar zijn in gewone cellen opgesloten. Omtrent de tot dusverre bereikte resul taten van het onderzoek, is thans het vol gende bekend By het nogmaals zorgvuldig doorzoeken van de boerenhofstede van Kalies werden op den graanzolder acht met koren gevulde zakken gevonden, voorzien van het merk van den landbouwer Hampe. den vader van Sternickel's laatste meisje. Vermoedelijk zijn deze zakken eerst door Sternickel ge vuld, die misschien van plan was het graan te stelen. In den mestvaalt werden laat in den middag van Dinsdag tenslotte twee zak doeken gevonden, een roode en een witte, die door de misdadigers ais mondpropp6n gebruikt zijn. Men zal zich herinneren, dat Sternickel bij zijn verhoor slechts van ééa roode zakdoek gewaagde, die een zijner medeplichtigen in Kalies mond zou hebben gestopt. Later werd nog 6en stuk van de paardelijn gevonden, waarmee Kalies ge worgd werd. Bovendien werden in Sternic- kel.s slaapkamertje nog verscheidene tou wen gevonden. Onder het bed van het vermoorde echt paar lag een revolver die ongetwijfeld door een der moordenaars is achtergelaten. Het is n.l. uitgemaakt, dat dit wapen niet aan Kalies heeft toebehoord. In de kamer van vrouw Kalies bevonden zich bloedspatten op de deur, benevens sleepsporen, waaruit zou blijken, dat de ongelukkige reeds in haar kamer is over vallen en later na een ander vertrek is gesleept. Het met met bloed bespatte deur stuk is door een timmerman uit het paneel gezaagd en door de politie tot nader onder zoek in beslag genomen. Ook de kleeren van het vermoorde dienstmeisje, diehet arme kind droeg, zyn in beslag genomen om chemisch te worden onderzocht. Den Duropeesche oorlog In het tijdschrift„Miïrz„ heeft de bekende Fransohe publicist André Tardieu zich be- zich gehouden met bet beantwoorden van een vraag, die geheel Europa reeds maan denlang bezig houdt, n.l.: „Z.il er een Eu- ropeesche oorlog komen?" Ofschoon hij gemeend heeft nu en dan met zyn redenen zoowel met zyn lezers een weinig den gek te moeten steken, heeft hy het thema met ernst behandeld en komt hy dan ook wer kelijk tot oen zekere gevolgtrekking, echter met vermelding van reserves, die haar.... zeer ónzeer maken. Is de oorlog in zicht? Neen. En waarom niet Ten eerste wil geen enkele groote mogendheid den oorlog. Van de zes staatshoofden, de zes titularissen van Buitenlandsche Zaken gesproken, vraagt Tardieu: „Gelooft gy, dat er onder dö twaalf personen een in staat is, oen oorlog te wenschen, voor te bereiden, er toe aan te zetten? Ik geloof het niet." Ook heeft iedere regeering hare bijzondere reden den vrede te wenschen. „Duitschland is daartoe door de onzekere van zijn crediet gedwongen." Ook om de volgende reden gelooft Tar dieu niet aan een Europeeschen oorlog: Sedert derlien jaar heeft men de prachtigste gelegenheid gehad om een ooriog te begin nen en niettegenstaande dat, bleef de vrede behouden. Hy noemt vervolgens eenige dezei gelegenheden op, doch voegt daaraan toe: „Ik weet, dat het onverstandig is, iets te voorspellen met eon beroep op het geen achter ons ligt." Hierna tracht by. zyn optimistische gevolgtrekking te steunen door beschouwingen over den tegenwoor- digon toestand. Als derde reden voert hy dan aan: „De Diplomatieke constellatie van Europa is een waarborg tegen verrassingen. Staten die geïsoleerd staan, kunnen eerder in een ooriog gewikkeld worden dan staten- groepen. „Er zullen steeds een of twee onder drie bondgenooten gevonden worden, die zich minder opwinden dan de derde." „Het diplomatieke mechanisme, waarvan de oorlog afhangt, heeft, sedert er bondge nootschappen worden aangegaan een teugel meer tot haar beschikking." Daarin ligt zonder twyfel een waarheid, die nog aan gewicht wint als men bedenkt, dat ook de belangen der bondgenooten by den oorlog en by het doel waarom hy gevoerd wordt, niet overal samenvallen. Vierde reden: „De zenuwkracht van Europa is ongebruikt." Het is echter de vraag, of men zich daarop wel veriaten kan. Vijfde reden: „Onder de groote mo gendheden heerschteen volmaakte onzeker heid, omtrent de volstrekte en betrekkelijke waarde der militaire organisatie, die zij met zoo groote kosten hebben tot stand bracht. Ik had de kaartjes genomen en de trein bracht ons weg van Praag en van den man, dien wy innig hoopten niet weer te zien, zoolang wy leefden. Den geheelen rit door hadden wij nauwelijks tien woorden met elkaar gesproken, daar wij te zeer verdiept waren in de zaken vanhetoogen- blik om aan iets anders dan onze vlucht te denken. Daar wy Pharos kenden, scheen het meer dan waarschijnlijk, dat hy zelfs nu van onze ontsnapping wist en maatregelen nam om zich van onze terugkomst te ver zekeren. Maar toen wij veilig in den trein zaten verminderde onze angst wat en met elke m(jl, die wy achterlieten, keerde onze opgeruimde stemming terug. Toen wy Dres den bereikt hadden, waren wy zulk een gelukkig paar, als er in Europa maar een kon wezen, en toen wy eenige uren later uit den wagon op het perron te Berlijn stapten, verschilden wij hemelsbreed van het paar, dat het hotel te Praag verlaten had. Zelfs toon echter besloten wy zoo voorzichtig mogelijk te zijn. Elke mijl, die ons van Pharos scheidde, beteekende groo- tere veiligheid en het was om deze reden, dat ik besloten was de Duitsche hoofdstad zoo mogelijk, te bereiken in plaats van te Dresden te blijven, zooals ons oorspronkelijk plan was. Toen onze trein zijne bestemming had bereikt, was het eeDige minuten over zessen gebracht". „En wat zou het resultaat zijn van een oorlog Men weet het niet, en dat is een reden te meer, die de mogendheden er van af houdt een proef te nemen. Daarom geloof ik niet aan een Europeeschen oorlog." Tegen een en ander is wel iets in te bren gen. Over de waarde der militaire organi satie heeft ook vóór vroegere oorlogen onzekerheid bestaan, en toch heeft men die om die reden althans niet kunnen verhin deren. En ten slotte trekt Tardieu zelf zijn gevolgtrekkingen in dubio, door de verkla ring,dat het niet te verontschuldigen zou zijn, indien hij „de mogelijkheid van een of ander toeval zou willen loochenen, zooals b.v. een uitbarsting van het nationalisme, die den ganschen gang der gebeurtenissen zou stremmen." En aldus staat men, na de lezing van zijn artikel, zoo ongeveer op hetzelfde standpunt als vóór het stellen van de vraag. Tardieu kenmerkt zijn antwoord slechts als juist voor het geval, dat de voorwaarden, waarop het steunt, ongewijzigd blyven. Tenslotte zegt Tardieu zijn er slechts twee dingen noodig om den vrede te be houden lo. dat de diplomatieke stelsels blijven, zooais zy zyn, zonder nevenbedoelingen, strekkende om ze wederzijds te ontwrich ten 2o. dat de militaire macht nergens ver zwakt wordt, daar anders de verzoeking voor de sterken, zich op de zwakken te werpen, te groot 2ou worden. Het is duidelijk, dat aan de voorspelling van Tardieu niet al te groote waarde kan gehecht worden, omdat hy elk zijner argu menten met veronderstellingen en voorwaar den omkleedt. Hy gelóóft. Maar een toeval kan dat goloof te schande maken. In ieder geval echter kan men zich er over verheu gen, dat de meest uitstekende mannen in alle landen duidelijk toonen, hoezeer zy wenschen, dat de volkeren voor een wereld oorlog gespaard blijven. En wij kunnen met vei trouwen de toekomst tegemoet zien als zooals Tardieu zegt de politiek van de groote mogendheden zich binnen vredelievende perken blijft bewegen. Dan kan men zich veilig verlaten op het ant woord, dat de Fransche schrijver geeft„Een wereldoorlog ware een waanzin, dien geen vorst, geen staatsman,geen volk, zou kunnen verantwoorden." De graven der sultane te Adrianopel. De Turksche gevolmachtigden ter vredea- confeientie te Londen hebben deneischder Balkan-geallieerden, strekkende om Adria nopel aan het koninkrijk Bulgarije af te staan, hierom onaannemelijk verklaard, wyl Adrianopel de laatste rustplaats is van lang geleden tot hun vaderen opgeroepen Turk sche heerschers en men het nimmer van sultan Mohammed V zou kunnen verwach ten, dat hy zich van het stoffelijk overschot zyner voorouders zou willen scheiden. Een hooggeachte persoonlijkheid nu, die het Oosten grondig kent, schrijft dienaan gaande aan de „Neue Ges. Corresp." dat men te Adrianopel tevergeefs naar de graven van Turksche sultans zou zoeken. Deze heeten zich in de Moskee, die den naam van Sultan Selim draagt, te bevinden, maar er is met den besten wil van de wereld geen sultansgraf in deze Moskee te ontdekken. Overigens moet ieder, die met de zeden en opvattingen der volgelingen van de Halve Maan ook maar eenigszins vertrouwd is, zich niet weinig verbazen, nu de Turksche afgezanten te Londen plotseling een ver eering voor hun voorouders aan den dag leggen, die hun volk volmaakt vreemd is, De doode is voor den Turk eenvoudig dood, en verder niets. Hy legt geen bloemen, geen kransen neer op de plek, waar het gebeente van zijn naasten bloedverwant rust, hy doet niet het minste omzijn nagedachtenis te oeren. Men kan een glimlach niet weerhouden, als men dagelijks moet hooren, dat de gra ven der sultans te Adrianopol, die slechts in de fantasie der Turken schijnen te be staan, om redenen van piéteit, voorTurkye behouden moeten blijreu. Ea men wordt in die opvatting nog versterkt, als men in aanmerking noemt, dat de Seiviörs thans de stad Kossowo bezet houden, waar sultan Moerath II op 19 October 1448 een schitterende zege bevocht, maar op den avond van den veldslag in zyn tent werd vermoord. Op de plek waar ditgebeurde, werd hy by gezet en men richte er een prachtig monument voor hem op. De overwinnende Serviërs hebben sedert de verovering van Kossowo een wachtpost bij zyn graftombe geplaatst, maar de TurkeD laten niets van zich hooren. Zij hebben zon der een woord van protest te Londen reeds goedgevonden, dat Kossowo met het monu ment van Sultan Moerath II Servisch bezit en voor den eersten keer van myn leven stond ik in de hoofdstad van het Duitsche rijk. Ofschoon wy meer dan tien uren hadden gereisd, had Valerie tot zoover nog geen teeken van vermoeidheid getoond. „Wat denk je nu te doen vroeg zy, toen wij samen op het perron stonden. „Wat te eten," antwoordde ik met eene gevatheid en oprechtheid, die den be roemden mynheer Dick waardig zouden geweest zijn. „Dat moet je aan mij overlaten," zeide zij met een barer zonnige lachjes, die in den laatsten tyd zoo zeldzaam waren. „Denk er aan, dat ik weet wat reizen is en mis schien Europa beter ken als jij Piccadilly." „Ik wil het dan aan je overlaten," ant woordde ik, „en zeker had nooit een man eene schoonere gids." „Op eene andere gelegenheid zou ik je waarschuwen, je voor complimentjes te wachten," antwoordde zij mij vroolijk, met hare hand zachtjes op den arm kloppende, „maar ik ben nu zoo gelukkig, dat ik je nu moet verontschuldigen. Vanavond zal ik voor don laatsten keer de rol van je gastvrouw spelen. Daarna zal het jou plicht zijn my te onthalen. Laten wij deze deur uitgaan.' Zoo zeggende, leidde zy mij van het station naar buiten op straat. Wy hadden een flinken afstand afgelegd blijft. En daarbij was Moerath II in de reeks van Turkscho heerschers nog een geheel andere figuur dan de sultans, die misschien in de Selim-moskee te Adrianopel hun laat ste slaap zouden kunnen slapen en die, als zy ten minste ooit geleefd hebben, zeer zeker niet op het slagveld, maar in hun woeke peluws door den dood zijn achter haald. De praehi8torische Mensch in Peru. In 1911 heeft de Yale-expeditie, die in Peru archaeologische, geologische, geogra- phische en topographische onderzoekingen verrichtte, bij Cuczo, merkwaardig interres- santeoverblyfselenvanmenschelykgebeente opgedolven. In een spelonk, waarin asch- resten en tal van sporen eener oude cultuur werden aangetroffen, gelukte het Bingham menschelijke beenderen ie vinden, welke in de steile hellingen, in kiezel in gebed lagen. Op den Hen Juli werden deze beenderen in tegenwoordigheid van don geoloog Bowman uitgegraven. Met groot wantrouwen ving deze zijn onderzoek aan, in het vermoeden, dat ook hier zou blijken, evenals bij zoovele vondsten van den prae- historischen mensch, dat aanvankelijk de ouderdom der vondst veel geringer zou blyken, dan aanvankelijk gemeend werd. Naar evenwel uit de verschillende mede- deelingen van Bingham, Bowman en Eaton in „The American Journal of Science" blijkt, zyn ditmaal de gevonden beenderen zeer oud; voorloopig althans kon hun ouderdom op 20.000 40.000 jaar gesteld worden. Interressant is, dat naast beenderen-frag menten van den mensch ook andere been deren zyn aangetroffen, omdat daaruit kan blyken, welke diersoorten tegelijk met den praehistorischen mensch in Peru voorkwa men. Zoo zyn resten aangetroffen van het gebeente van een hond, een rund, en van den Guanaco, een wilden diervorm, die de oerstamvader is geweest van de huisdieren lama en alpaco. Het hondeuscheenbeen is er een van een wolf of een wolfachtigen dog. Het meest golykt het op het scheenbeen van den Amerikaanschen, gryzeD wolf, waarvan waarschijnlijk de inbeemsche huishond der oude Inca's is afgestamd. Deze beenderrest is niet een medebewijs voor de oudheid van do menschelijke beenderresten tegen die oudheid pleit ze evenmin. Meer van beteekenis zyn dan ook de runderbeen deren, welke eveneens zijn opgedolven. Ze gelijken| meer op beenderen van een Ame rikaanschen Bison, dan van het huisrund. Laatstgenoemd dier is, gelyk bekend, het eerst door de Spanjaarden in Amerika ingevoerd; en waren de beenderen dus van het huisrund, dan zou men weten, dat ook de menschelijke beenderresten nog slechts ettelijke bonderden in plaats van tiendui zenden jareD oud. Curieus is evenwel ook, dat de beenderen op die van den bison gelijken. Immers tot dusver was er geen reden, om aan te nemen, dat de Bison zich over de Noordoost provincies van Mexico uit naar Midden- en Zuid-Amerika heeft begeven, en derhalve, blijft het voorkomen van den Bison in Peru al buitengemeen merkwaardig. Jammer genoeg zijnde frag menten zoo gebrekkig, dat men niet met volle zekerheid heeft kunnen uitmaken, dat ze inderdaad resten van Bisonbeenderen zijn De ouderdom van den Stillen Oceaan. Omtrent de geschiedenis van den Stillen Oceaan is tot dusverre al bitter weinig bekend. Sommigen nemen er zeer hoogen ouderdom voor aananderen zooals Haug, gelooven daaraantegen dat het tegenwoordig door den GrooteD Oceaan ingenomen gebied eenmaal een vasteland van ontzaggelijke a fmeting vormde. Het is vooral op biogeogra- phischen grond, dat men dit eertijds bestaan van een „Stil Vasteland" verdedigd heeft. Spijtig genoeg spreken ook de verdedigers van het bestaan hebben van een „Stil Vasteland, elkaar voortdurend tegen,zoodat een eenigszins betrouwbare oplossing al heel moeilijk verkiegen schijnt te zullen worden. Wallace achtte een „Stil Vasteland" niet noodzakelijk om de betrekking tusschen de tegenwoordige fouda en flora der verschillen de werelddeelen te verklaren. Hooker was van een tegenovergestelde meening. Hutten verdedigde in 1884 de stelling, dat Australië en Zuid-Amerika eens door een landstrook met elkander verbonden warenen Hedley nam 16 jaar later zelfs aan, dat er verbin dingen hebben bestaan tusschen Nieuw- Zeeland, Nieuw-Caledoniö de Nieuwe Hebri- den, Nieuw Guinea en de Fyi-eilanden. De Kermadoc- eD Tonga-eilandeD zouden vau dit vasteland geen deel hebben uitgemaakt. Men heeft gemeend, door het bestudeeren van de bodemgesteldheid van Stillen Oceaan, materiaal te zullen opdoen, ten einde eenige zekerheid te bekomen over de vraag, of er toen wij voor een restaurant stilhielden. „De eigenaar is een mijner oude vrienden," zeide zy, „die, ofschoon hy Pharos kent, hem zeker niet zal zeggen, dat bij ons ge zien heeft." Wij traden binnen en toen de eerste kell- ner verscheen om ons naar eene tafel te geleiden, vroeg Valerie of zyn meester te spreken was. De man zeide, dat hij eens zou kyken en vertrok. Terwijl wy wachtten, kon ik niet nalaten de bewonderende blik ken op te merken, die op myne metge zellin door de bezoekers van het restaurant werden geworpen, onder wie verscheidene officieren in uniform waren. Juist echter, toen ik er over dacht, dateenigen van deze laatsten er niet slechter aan toe zouden zijn, als zij ood klein lesje in manieren kregen, hoorde ik een geschuifel van voeten en kort daarop verscheen door een deuren- gang aan de rechterhand de dikste man dien ik ooit in mijn leven had gezien. Zy'ne voeten staken in stoffen pantoffels, hy had eene roode muts op, en hield eene lange Duitsche pijp met een Chineesche pijpenkop in zijne hand. Zyn gelaat was glad gescho ren en eindigde in eene reeks onderkin nen, zoodat geen duim van zijn hals meer zichtbaar was. (Woidt vervolgd.) Indertijd eelL reuaacJ eeweest 1Sl Zo° Tond .fodem in het hartje V3 ijfrabbro's (groensteen) ■Senhorublevide-gran peilanden, mat-gekleur<- en gekristalliseerde ho rtYap. Ui' de tegenw /gesteenten werd geco Roemde eilanden oorsj ■geweest zijn eh dat vasteland ze alle verb In een der laatst Oceania" werpt Mar. iypothese omverde r< liens heel wel by vulcar .e kraters naar boven lp de plaats, waar nu illeen zee was. Zijn -an dien aard te zijn, juderdom en den vro' Indischen Oceaan tha.' minder weet dan ooit! Scientifique" conclude liet vraagstuk in zy blijven bestaan. Ij De diefstal in h Voor eenigen tyd 1 uit Kassei gemeld vorst van Waldeck P; ernstige inbraak geple een open venster bil een kast opengebrok leden gestolen De wa ïadden gedurende d< iiefstal gepleegd wen merkt en van den di> vinden. Het was du affaire en de politie liet opsporen van der dan ook een verre vr _v heeft echter niet voortdurend haar na en is er dan ook in vatten. Verschillende lie er op wezen, dat lekend moest weze hem onder ;oeken, met het gev oistin, zekere Heini oedelijke dader gear .ijd bleef hij zijn onsc lindelyk viel hy dooi ■olledige bekentenis Binne Hevige bran Zaterdagnacht heef fcrand gewoed. Omstreeks drie uu: Jlariastraat hare gewc niets, doch kort daan van don stalhouder Mariaplaats van uit 1 den stal 'n feilen glc Vermoedende, dat i huizen brand moest schuwde hy den surv .Jfezaroelyk stelden z bemerkten weldra, d de Mariaplaats in het winkel brand was. het perceel 'n flliaa guldens-schoenenbaz: naar een 3angrenze plaatst. Daar de fire huur had, bewoonde pis, die voor de firn vrouw en vierkinde van den leegstaandei over eenige dagen e< tynsch vleesch zou De politie maakte den brand direct Schoenmaker met z'\ Door het inslaan - deur, trachtte men om pogingen aan t woners te redden. I de bovenverdieping iwas en door den hev I viel aan redding lan te denken. Verschillende omx eens n<.ar buiten ge hulp te verleeneD, schreeuw van de ij bewoners door mer werden een paar i aangedragen om hen een sprong uit hel; verdieping alsnog v redden. Eerst wierpen de Oi een voor een uit t werden opgevangen daarbij slechts onbe doch de vierde, een een been. Toen w sprong; ook zy kw een kleine verwond De vader echter, i deed, kwam er echt toen hy werd opgevj spiegelruit van het t door zyn lichaam aannam en hy met; terechtkwam. Bewv Mon droeg hem ii overkant binnen, w Johannes Deogestic uit neus en ooren De vrouw en kin en de man per bra Uieken vervoerd. Inmiidels was dt die met eenige st. meester te worden half uur dan ook g biet meer verhinde: totaal uitbrandde, heer Van Lee aan begon te branden, t dit brandje in hetb legen perceelen bel eveneens schade, gebroken spiegelru fel, dat van versch den overkant de sj de verf blakerde. I, Het uitgebrande j

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1913 | | pagina 2