2 ONZE EILANDEN van 4 JANUARI 1913. best jaar toe te wenschen. Naast alle ge- wenschte voorspoed wenscb ik hem de kracht de 52 Haagsche epistels door te worstelen, waarmee ik in 1913 hun geduld op de proef hoop te kunnen stelleD. Geluk kig belooft 1913 stof genoeg te geven. "Wat al vermakelijkheden worden onze Neder- landsche Staatsburgers in dit jaar geboden. Raadsverkiezingen, Provinciale verkiezin gen, en Tweede Kamerverkiezingen zullen heel wat leven in de brouwerij brengen. Behalve deze publieke vermakelijkheden krijgen we nog de Onafhankelijksfeesten en wellicht nog de opening van het Vredes paleis. Dan krijgen we nog de groote land bouwtentoonstelling en staan de gewone festiviteiten van Scheveningen, allerlei in ternationale congressen enz. nog op het program. Voor de buitengewoon uitgebreide familie der meedoeners belooft 1913 ons een buitengewoon gewichtig jaar te worden. Naar ik hoor, heeft de regeering al een extra voorraad lint ingeslagen, want er zullen heel wat knoopsgaten gevuld moeten worden. Of juffrouw Westmeijer weer op het tooneel zal verschijnen, is nog niet met zekerheid bekend. Maar wegblijven zou wel jammer zijn voor de antirevolutionaire partijkas. De Kwestie in de S. D. A. P., waarover ik de vorige maal schreef, is zonder bloed verlies afgeloopen. De schuldige raadsleden zijn er zonder motie van wantrouwen afge komen, het eenige nadeel, dat zij van het buigormeesterlijke souper hebben ondervon den, kan misschien een „kater" geweest zijn, doch aan een vonnis der afdeeling zijn ze ontkomen. Er is toch eigenlijk geen handiger politicus te bedenken dan een S. D. A. Per. onder groot misbaar worden eerst de schuldige raadsleden ter verant woording geroepen. Daarna wordt een geweldig krjjgsgeschreeuwaangeheven tegen de slechte, snoode bourgeois. Gun ze den triomf niet, de party te zien scheuren. Laat ze ze onze solidariteit verbreken. Vervolgens heeft een verbroedering plaats en men ver kneutert zich, dat de „bourgeois" een hak zijn gezet. Alleen de bewuste mannen der partij nemen dit natuurlijk ernstig, onbe wuste toeschouwers zooals gewone burger- menschen, nog verblind door de kapitalist! sche beneveling en wier arme hersenen nog vervuld zijn van burgelykebegrippen,kun nen het schoone en heerlijke in do executie der S. D. A. P.sche raadsleden, gevolgd door een genadiglijk toegestane gratie, niet snappen. Enfin dat zal in den heilstaat ook wel anders worden. Een ding spijt me altijd nog nl. dat het lot me geen officier heeft gemaakt. Niet, dat ik zooveel voor het militairisme voel, 'k beschouw het als niet anders dan een noodzakelijk kwaad, dat we met alle kracht tot de geringst mogelijke afmetingen moeten zien te beperken. Voor mij is het mooie van het officiersbaantje, dat het eigenlijk de sleutel is voor alles. Als lid van een staats commissie kun je het brengen lot ridder in de Oranje-Nassau zooals de heer De Wilde, de zoon van het Statenlid voor Flakkee. Met den officiersrang kom je heel wat ver der. Directeur-generaal der posterijen, in specteur van het lager onderwijs, voorzitter van een Beroepsraad, directeur van een tuchtschool, chef van een armhuis, directeur van de gemeentereiniging, ziedaar allemaal baantjes, die thans worden bekleed door oudofficieren. Nu weer is by de Haagsche brandweer een officier tot commandant be noemd. Heb ik dus gelijk of niet Als officier is men voor alles geschikt. De titel is beter recommandatie nog dan Pinkpillen, die voor alles helpen of Hollewaypillen.die alles genazen, 'k Denk er dan ook hard over myn veelbelovende spruiten in die richting op te leiden. Wie geregeld de gemengde berichten na leest, zal nog al eens getroffen wordendoor moord in onze residentie. Wie nu meent, dat de veiligheid te wenschen over zou laten, heeft het glad mis. In weinig steden is mis schien de veiligheid zoo goed verzekerd als juist in onze residentie. Doch uit denaard der zaak wonen in een luxestad als Den Haag nog al wat exentrieke luidjes en juist onder deze soort menschen komt het telkens voor, dat een revolver ter hand wordt ge nomen. Verder spelen vrouwen van verdachte zeden vaak een rol en tot tweemaal toe is in een moordgeschiedenis zoo 'n ongeluk kige het slachtoffer van haar ongeoorloofde verhoudingen geworden. Door zulke tragedie's behoeft men de residentie dan ook niet te mijden. Heel wat erger zyn voor de vestiging van vreemde lingen de steeds stijgende huurprijzen en de ste6ds stijgende belasting. Die twee fac toren dreigen nadeelig te gaan werken op de vestiging van nieuwe ingezetenen. Den Haag begint zijn naam van goedkoope stad, wat de huishuur betreft, leelyk te verliezen. De stiiging der huurprijzen houdt verband met de buitengewoon opgedreven grondprij zen. Komt de last der nieuw aan te leggen verkeerswegen nog bovendien de gemeente- begrooting drukken, dan zal de stijging der belasting aanslagen waarschijnlijk niet ge ring zijn. Het zal daarom voor de gemeente zaak zijn elke overbodige uitgave achter wege te laten en daartoe behoort wel in de eerste plaats de bouw van een stads schouwburg. Het particulier initiatief moet dezen maar tot stand brengen, als er behoefte aan is. Maar het staat te vreezen, dat de raad ten slotte de Weensche firma, die reeds zoo'n aardigen duit aan de plannen verdiende, uit de gemeentekas haar gebouw zal lalen zetten. In 1913 zal ons dat helaas niet bespaard worden. Anti Tariefwet Comité. Het Anti Tariefwet Comité heeft Zater dagmiddag te Amsterdam, in American Hotel een ledenvergadering gehouden, onder voorzitterschap van Mr. Th. M. Verster, waaromtrent ons het volgende wordt ge meld. In zijn openingswoord deelde de voorzitter mede, dat het Dagelijksch Bestuur het wen- scheljjk had geacht, om nu nadat het Comité ongeveer 12 maanden werkzaam is geweest, de leden byeen te roepen om te beraadslagen, omtrent hetgeen verder te doen staat ten einde de zaak van den Vrijhandel te bevor deren en ons land te behoeden voor een noodlottige politiek van bescherming, en ook om een overzicht te geven van datgene, wat door het Comité tot heden werd verricht. De werkzaamhen zijn zeer veelvuldig geweest. In de eerste plaats werd getracht, en het bestuur meent daarin te zyn geslaagd, alge meens belangstelling voor het vraagstuk van den Vrijhandel te wekken door in korte stellingen in vele dagbladen de bezwaren tegen een verandering voor handelspolitiek te doen uitkomen. Dit geschiedde in den vorm van korte advertenties, en spreker meent, dat deze advertenties hun doel wel hebben bereikt, want de nieuwe tariefwet is ongetwijfeld een der meest besproken vraagstukken geworden, en mag zich thans in aller belangstelling verheugen. Deze wyze van propaganda is weieens be kritiseerd geworden, maar moeilyk is het, om het een ieder naar den zin te maken. Spreker wilde thans alleen constateeren, dat hoewel deze advertenties zeer kort waren gesteld, de inhoud ervan toch nauw keurig was overwogen, en dat zelfs onze meest heftige tegenstanders nooit eenige onjuistheid daarin hebben kunnen aantoo- nen. Wat men het Comité weieens verweten heeft is, dat dergelijke korte stellingen geen enkel bewys voor de juistheid daarvan in hielden. Dit verwyt zou billijk zyn geweest, als door het Comité niets anders gedaan was dan het plaatsen van advertenties, maar, zooals bekend, zyn daarnaast door het Comi té twee uitvoerige werken uitgegeven, „De Vrijhandel" en „Beschouwingen over Vrij handel en Protectie", het eerste geschreven door den heer Jhr. Mr. H. Smisaaert en het laatste door den heer K. Reyne. In deze werken zyn de nadeelen van Bescherming zoowel in het algemeen, als voor ons Vader land, in bijzonder, op duidelijke gronden uiteengezet en met vele bewijzen gestaafd. Naast deze wetenschappelijke betoogen zyn meer populaire geschriften verspreid, cn is in talryke dagblad-artikelen bet stand punt van het Comité geregeld uiteengezet en verdedigd. De derde wyze van actie tegen de Tarief wet, waarvan echter minder naar buiten is gebleken, is geweest het verstrekken van inlichtingen aan tal van belangstellende personen en corporaties, waardoor deze in staat werden gesteld hun belangen by de handhaving van de tegenwoordige handels politiek te toetsen en op den voorgrond te brengen, zoodat zij zich zelfstandig tegen de Tariefwet konden verzetten. Onder deze rubriek zyn ook le brengen de voordrachten, alom in den lande gehouden, en de werk zaamheid van het Comité in Waalwijk en in Ommen, waar door voorlichting, zoowel door het gesproken woord als in geschriften, werd bereikt, dat ook in kringen, die om politieke redenen geneigd zouden zijn een protectionistische regeering te steunen, een waarschuwend woord kon wordeo gespro ken, om te voorkomen, dat groote ocono mische belangen voor kleine politieke be weegredenen worden verwaarloosd of op den achtergrond worden gesteld. Vele onverdiende verwijten zyn het Comité naar het hoofd geslingerd; daaronder was nochtans niet het verwijt, dat het heeft stil gezeten. Inmiddels is het Bestuur overtuigd, dat er nog veel meer te doen overblijft. Het Comité heeft daarom nog veel strijd materiaal gereed liggen, overtuigd als het is, dat de strijd tegen de Tariefwet lang niet als uitgevochten kan worden beschouwd. Hoe gevaarlijk het protectionistisch dry ven nog altijd is, blijkt wel hieruit, dat ook, nadat de Regeering de schadelijke meelrech- ten heeft ingetrokken, deze opnieuw met aandrang door bekende protectionistische bladen worden aanbevolen en verdedigd, en dat zich vóór korten tyd een Comité heeft gevormd, dat met achterstelling van fiscale belangen, met alle kracht pleit voor meer dere bescherming van onze nijverheid. Dit Comité komt weer met de oude schoon schijnende beweringen, die reedszoo dikwijls zyn weerlegd, en beloofd „winste" rechts en links, meer arbeid, meer welvaart, gun stige gevolgen voor handel en verkeer, meer arbeid, meer welvaart, gunstige gevol gen voor handel en verkeer, voordeel voor den boerenstand, echter zonder eenig bewys of garantie. Wel betuigd dit Comité, dat ons Volk zich raag verheugen in een gelukkigen gioei, wel verklaart het, dat het ten onzent ongetwijfeld in de laatste jaren op eenige verhooging van industrieels kracht valt te wijzen. Maar toch vraagt dit Comité om ruggesteun voor onze industrie, om zich toe export-industrie te kunnen ontwikkelen, alsof niet reeds lang onze belangrijkste nijverheidstakken zich tot aanzienlijke ex port-nijverheid hadden ontplooid, en alsof niet onze export zich juist onder begunsti ging van onze tegenwoordige vrijhandels politiek in een stijgende richting bewoog. Gevaarlijk is het ook, dat onze regeering bescherming in ons land wil gaan invoeren op een oogenblik, dat in den vreemde alom teekenen zijn waar te nemen van een kente ring in het protectionistische streven. Ame rika koos met overgroots meerderheid een overtuigd vryhandelaar tot president, en in Duitschland nam de duurte van levensmid delen zulke onrustbarende verhoudingen aan, dat noodgedwongen van de protectio nistische beginselen moest worden afgewe ken. Maar het aller gevaarlijkste in ons land is de vermenging van politiek met be scherming. Deze vermenging leidt tot een verdediging en bescherming door dik en door dun, met argumenten, die niet door den beugel kunnen, en veel door personen, die op economisch terryn totaal onbekend zyn. Zeker niet het aangenaamste deel van sprekers taak is geweest het kennis nemen van de kleine achry veryen in de kleine protectionistische pers, de tweede hands- phonograafpers, zooals een lid der tweede kamer deze heeft genoemd. Hoewel onbe kend met de geregelde lezers van dergelijke bladen, moet men toch vaak de schrijvers van die artikeltjes beklagen, die hun lezers nog alleen schynen te kunnen boeien door onwaarheden en ongekuischte taal. Deze wyze van bestrijding heeft de taak van het Bestuur niet altijd aangenaam gemaakt. Spr. eindigde met zijn vaste vertrouwen uit te spreken, dat de goede zaak, welke het Anti-Tariefwet Comité voorstaat, ten slotte zal zegevieren, in de hoop, dat ons land bewaard moge blijven voor een lucht hartige verandering van onze beproefde handelspolitiek. Uit het verslag van den secretaris, Mr. J. H. G. Bakker, bleek, dat namens het Comité een 70-tal spreekbeurten in groote en kleine gemeenten werd vervuld; dat in den loop van 1912 in 312 dag- en weekbladen ieder 98 advertentien werden geplaatst; dat 191.000 brochures werden verspreiddat drie millioen sluitzegels werden gebruikt, en daarna steeds vraag blyft bestaan, en dat binnenkort een adres tegen de Tariefwet van hoofden van ondernemingen, niet min der dan 3000 in getal, aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. De besprekingen van het Comité droegen een huishoudelijk karakter, zoodat daarom trent geen mededeelingen kunnen worden gedaan. Plaatselijk Nieuws. MjDDELIIARMS- Zaterdag werd een koe van den landbouwer P. Knöps zoo woest in den stal dat het beest moest worden afge maakt. Het vleesch dat goedgekeurd werd voor de consumptie is naar Rotterdam ver voerd. Sedert de laatste opgaaf zijn teIJmuiden binnengekomen de vischsloepen Burgemees ter My'8, sch. L. Koster Sr.; Paul Kruger sch. L. Koster Jr.; Oranje Nassau sch. J. de Koning met een besomming van 180 en 170, de derde byna zonder vangst. Onze dorpsgenoot de heer A. S. Ver meulen, ambtenaar ter Secretarie alhier, is met ingang van 1 Februari a. s. benoemd tot klerk ter Secretarie te Rotterdam afd. Openbaar Onderwijs. De vorige week is tegen een inwoner dezer gemeente proces-verbaal opgemaakt wegens overtreding der Jachtwet. SOSIJIELSDIJK- In den nacht van 1 op 2 Januari brandden de twee aaneengebouwde landbouwschuren van de landbouwers Jb. Schol en P Verbiest, staande achter de kaai, geheel af. Het vee werd gered, doch het daarin aanwezige hooi, stroo,ongedor- schen granen en landbouwwerktuigen ging in vlammen op, Alles was laag verzekerd. Men denkt aan kwaadwilligheid. Nieuwjaarsavond was bijna om, maar ook thans weer luidde de brandklok evenals vorig jaar. Een schuur, in gebruik by P. Verbiest en Jb Schol, staande aan den mest- kaai te Sommelsdyk stond in lichte laaie. Met veel moeite werden de vier koeien, die in de schuur stonden gered, doch de schuur met inhoud ging totaal verloren. Evenals bij vroegere branden vermoed men ook thans weer kwaadwilligheid. De daders echter zoekt men tevergeefs. Als een zeldzaamheid kan gemeld worden, dat hier de vorige week 20 mud erwten voor 5 gulden dus 25 cent per mud verkocht zyn door J. v. d. Meide. POSTKANTOOR SOMMELSDIJK. (December 1912.) Verzonden telegrammen 98 Ontvangen 112 Uitgaande telefoongesprekken 228 Inkomende 168 Totaal 606 Op Vrijdagavond 27 December sprak de heer J. C. de Gast alhier, in de zaal van den heer Spee, een rede uitten gunste van het Concentratieprogram der vrijzinnige partyen. Een vrij talryk publiek wasopge komen om te hooren op welke gronden de drie vrijzinnige partijen besloten hadden, gemeenschappelijk op te trekken tegen de Coalitie. Een uitvoerig verslag van deze lezing zullen wij thans niet geven, doch er ons bij bepalen te constateeren, dat zij die belang stellen in de politiek, eenstem mig van oordeel waren, dat de spreker op duidelijke wyze het samengaan der linksche partijen uiteenzette. Wij vernamen tevens, dat in den loop dezer maand de heer de Gast zich bereid heeft veiklaard, in Middelharnis een poii- tièke lezing te houden, terwijl van meerdere plaatsen van ons eiland een verzoek tot hem is gekomen om ook aldaar op te treden. DIRKSLAND. Donderdag 9 dezer hooptde afd. Dirksland der Ned. Ver. tot Afscb. van Alcoh. houdende dranken haar 2e. openb. verg, te beleggen. Opgevoerd zal worden, 't Sprekend Portret van Oom Toon, blijspel in 8 bedrijven, terwyl de heer F. Mol van 'sGravenhage als spreker zal worden uit- genoodigd. OUDDORP. Ds. W. E. v. Duin, predikant by de Ger. Kerk heeft het beroep naar Bolnes aangenomen. De nieuw opgerichte zangvereeniging alhier heeft haar ledental van 24 tot 44 zien stijgen. Aan het hulptelefoonkantoor alhier werden in de afgeloopen maand 197 tele grammen behandeld terwyl 150 gesprekken werden gevoerd. OUDE TONGE. Den Heer J. L. M. Renssen hoofdonderwijzer aan de R. K. school alhier is als Leeraar aan de school te Scheveningen benoemd. Hij zal zich 1 Maart daar heen begeven. Ds. P. v. d. Wal te Hoevelaken be roepen by de Ned. Herv. Kerk alhier, heeft voor dat beroep bedankt. Binnenland. Jaaroverzicht. Wie, in chronologische volgorde, de ge beurtenissen van het afgeloopen jaar in het binnenland wil boekstaven, behoeft slechts een sober aantal data onder-elkander te plaatsen. Als 't waar is, dat een volk zonder ge schiedenis een gelukkig volk is, dan is het verplaatsing gewennen. Ik was den 7den Juni te Londen en had hem drie dagen later te Napels gevonden had in zyn ge zeischap Cairo bereikt op den 18den de zelfde maand en was vierhonderd en vijftig mijlen den Nyl op, toen het de 27ste was. Ik had de geheimen van den grooten Tempel van Ammon onderzocht zooals dit weet ik zeker, geen ander Engelschman ooit gedaan heeft; was gevaarlijk ziek geworden, her stelde, keerde terug naar Cairo, reisde van daar om het jacht te Port-Saïd te bereiken was hierin naar Constantinopel overgesto ken, met den Oosterschen Expres naar Weenen gereisd en stond op den morgen van den 15den Juli aan den ingang van de Teyn Kirche in het wondervolle oude Boheemsche Praag. Uit deze reisbeschrijving blykt, dat wy er geen gras overlieten groeien. Inderdaad wy waren nauwelijks ergens aangekomen, of onze gewetenloozegids haastte zich weer weg te komen. Zyn verlangen om naar Europa terug te keeren, was even groot, als liet geweest was om Egypte te bereiken. Te land konden de treinen niet snel genoeg gaanaan boord van het jacht was zijne eenige kreet: Maak voort, maak voort 1" Wat dit was |voor een man, als ik be- teekende, die onlangs zoo dicht by den dood was geweest, moet ik aan je overlaten. Werkelijk, als ik er Jnu op terugzie, ver wonder ik my, dat ik er levend van af ben gekomen. Van eene andere zyde be schouwd, geloof ik, dat ik het zonder Pharos niet zou hebben kunnen doen. Zoo onge voelig als by tot nog toe voor myn ly'den geweest was, kon hy nu nauwelijks genoeg voor my doen. Zy'ne eerste vraag in den morgen was, hoe ik mij gevoelde, en zijne laatste bevel in den nacht was van dezen inhoud, dat, als ik my iets koortsachtig gevoelde, ik hem onmiddellijk moest waar schuwen. Daar hy zooveel zorg voor my betoonde, zou men misschien zeggen, dat ik ten minste dankbaarheid jegens hem zou moeten gevoeld hebben. Hettegendeel echter was het geval. Nog alty'd, nadat by mij den dood van den Arabier bekend had gemaakt, waren mijne vrees en myn haat voor hem eer verergerd dan verminderd. Ik was bang voor hem, byna evenveel als een mensch bang is van eene afschuwelijke slang, en toch was er bij die vrees eene eigenaardige bekoring, die ik niet kon weerstaan. Wij hadden Constantinopel Donderdag morgen bereikt en waren om vier uur in den namiddag naar Weenen vertrokken. In de laatste plaats waren wij slechts weinige uren gebleven, hadden den volgenden be schikbaren trein gehaald en bereikten Praag den volgenden morgen. Waar wij vandaar zouden gaan, kon ik niot het minst denken, noch lichtte Pharos mij daaromtrent in. Tallooze keeren besloot ik, dat ik hem er over zou spreken en hem toonen, dat ik het vele reizen moe was en dadelyk verlangde naar Engeland terug te keeren. Maar ik kon Valerie niet verlaten en zoodra ik over het onderwerp wilde beginnen, verloor ik den moed en ik behoefde niet lang te overreden om de zaak tot een geschikt oogenblik uit te stellen. Van Fraulein Valerie is tot onze komst in de stad weinig te vertellen. Blijkbaar was haar medegedeeld, dat ik te Karnak ziek was geworden, want toen ik tot de stoomboot terugkeerde, had zij maatregelen genomen, dat alles in gereedheid zou zyn om mij te ontvangen. Toen wy Cairo weer bereikt hadden, was ik zoover weer hersteld, dat ik bij haar op dek kon komen, maar toen was er eene wonderlijke verandering over haar gekomenzij was stiller en meer teruggetrokken dan eerst en toen wy op het jacht waren, bracht zy de mee3te dagen in haar eigen hut door, waar ik haar zulke wilde droevige muziek kon hooren spelen, dat, als ik er naar luisterde, ik mij gedu rende uren daarna ellendig gevoelde. Met Pharos echter was het een ander geval. Hy, die eens zoo knorrig was, moest nu slechts lachen; terwijl zijn onafscheidelijke met gezel, de aap Pektes, waartegen ik eerst een haat koesterde, die alleen onderdeed voordien, welken ik voor zijn meester ge voelde, hem evenaarde, zoo zy hem in zy'ne rumoerige stemming niet overtrof. Aan het begin van het hoofdstuk heb ik gezegd, dat op dezen bijzonderen morgen,onzen eersten in Praag, ik voor de deuren van de Teyn Kirche stond, by de geschiedenis der Krui siging, zooals die hierin den steen vermeld staat. Myne reden om daar te wezen, zal aanstonds blijken. Het zy voldoende, dat, toen ik het heilige gebouw binnentrad, ik wachtte, denkende hoe schoon bet er was met den zonneschijn, die naar binnen afdwaalde door die won dervolle vensters, welke in vroegere dagen op de begrafenis van Tycho Brahe hadden neergekeken, en naar alle waarschijnlijk heid John van Nepomuc op den kansel hadden zien staan. Het licht verlichte het groote, oude orgel met zijne menigte ver roeste pijpen en vuile, versleten ornamenten en vormde een vreemd contrast met dat der lampen en kaarsen, die voor de ver schillende altaren brandden. Van al deker- ken in Europa i3 er geen een, die mij zoo diep aangrijpt als dit beroemde, oude Hus sietengebouw. Met uitzondering van my- zeiven en eene knielende gestalte bij den ingang van de Maria Capelle waren in de kerk geen aanbidders. Ik stond voor een oogenblik rond te kijken. De omgeving wekte een nieuw gevoel van droefheid bij mij op; en ik vroeg mij af, of onder al degenen, die Nederlandsche volk in het afgeloopen jaa: al bijzonder gelukkig geweest. Er is weinig geschied van belang in hei jaar 1912: niets, wat ons volksleven heftig heeft kberoerd en een krachtigen, blüvendf indruk heeft achtergelaten. i Voor ieder individueel bracht deafgesloter'1 jaarkring zyn lief en zyn leed, voor on! Nederlanders als gemeenschap, gleden dé dagen kalm en effen voorbij. We zullen, by" 't aanstippen van enkele voorvallen uit 1912, die verdienen, nu bij '1 einde van het jaar nog eens te worden over dacht, dan ook geen tijdrekenkundige volg orde laten gelden, maar naar gelang ze onzen geest voorbij trekken, in 't kort in hun beteekenis voor 't heden en de toekomst schetsen. Op wetgevend gebied wy zullen het straks zien is weinig geschied in het afgeloopen jaar. Op politiek terrein daarentegen heeft ziek een nieuwe phase ontwikkeld, die voor de toekomst wel zal blykon van zeer groote beteekenis te zyn. Men begrijpt het reeds, we bedoelen het zich vereenigen der vrijzin nige partijen, die met hun concentratie- program de campagne voor 1918 begonnen zyn. Dit feit werpt zijn schaduwen vooruit en brengt reeds nu een geheele ommekeer in de politieke constellatie. De coalitie, het verbond van anti-revolu tionairen, Roomsch-Katbolieken en Christe ly k-Historischen, is voor jaren achtereen een J; macht in den lande geweest, van naar het scheen steeds groeiende beteekenis. Na 1905, en nog sterker na 1909, scheen het wel, of het regeerkasteel door de coalitie met zulk een krachtige meerderheid, voor goed zou moeten blijven bezet, en niets in staat zou zyn aan de coalitie-macht afbreuk te doen. De vrijzinnige groepen, op de voornaamste punten van politiek beleid besteedden den meesten tijd om elkander te bekampen, en by zulk een staat van zaken is gemakkelijk te begrijpen, wie de macht in handen kreeg van wie de kracht uit kon gaan om de verworven macht te behouden. En nu, in 1912, is er in dezen stand van de politiek een groote verandering gekomen van op 't oogenblik nog niet volkomen juist te schatten beteekeniB. De leiders der vrijzinnige groepen hebben een program ontworpen, waarmee de ver schillende partyen uni liberalen, vrijzinnig I) democraten en vrij liberalen, zich zouden kunnen vereenigen en onder geestdriftige toejuichingen is dat concentratie-program op de vergaderingen der partijen aangeno men. Algemeen kiesrecht en Staatspensioen staan er in en dat zelfs de vrij-liberalen er zich mede vereenigden, heeft iedereen ver baasd en verrast. Dat ongedachte is gebeurd en men mag er uit concludeeren, dat hot den liberalen van verschillende schakeeringen met allen ernst om te doen is, den ver kiezingsstrijd in 1918 met de uiterste felheid te voeren. Wie zou een jaar geleden hebben riurven voorspellen, dat deze drie groepen óóit nog eens broederlijk zouden optrekken vereenigd door een program, waarop de democratische eisch staat van staatspensioen en algemeen kiesrecht Bij deze verbroedering van de vrijzinnige groepen heeft zich in 1912 nog een ander feit van groote beteekenis geaccentueerd, dat ook voor het verkiezingsjaar 1913 belang rijke gevolgen zal hebben. Dat is, de nu reeds herhaaldelijk gebleken ernstige verwijderingen tusschen de Ciiste- lyk- Historischen en de overige coalitie partijen. Zeker, de Cristelyk-Historischen zijn eigen lijk nooit van harte met de Roomsch-Ka- tholieken en met de anti-revolutionairen meegegaan, maar in het afgeloopen jaar heeft by verschillende gelegenheden de minder vriendschappelijke verhouding zich dan toch bijzonder duidelijk uitgesproken. Men denkt nu allereerst aan Ommen. De uitslag der Kamerverkiezing in Ommen is voor de anti-revolutionairen in het bijzonder en voor de geheele coalitie een harde slag geweest, waarvan de invloed en beteekenis ook door dr. Kuyper niet ontkend of onder schat wordt. Dan beeft ook het Kamerdebat, toen de algemeene beschouwingenoverdebegrooting gehouden werden, duidelijk doen zien hoe het alles behalve innige vriendschap is tus schen Cristelyk-Historischen en anti-revolu tionairen; altemaal teekenen, die er op wij zen, dat de coalitie een zwaren stryd zal hebben in 1913 om haar positie te hand haven. Los van concentratie en coalitie staan de sociaal-democraten en het is thans, na mi. binnen deze muren hadden gebeden, er ooit een was geweest, die zulk een vreemde geschiedenis als ik had te vertollen. Eindelijk, na blijvende moed te hebben ingezameld, liep ik door het schip tusschen de uitgesneden, door de wormen geschonden banken en naderde de gestalte, waarvan ik hierboven sprak. Ofschoon ik haar gelaat niet kon zien, wist ik, dat het Valerie was. Haar hoofd was over bare handen gebogen en hare schouders schokten van ontroering. Zy" moest mijn stap op de steenen gehoord hebben, want zij keek plotseling op en mij vóór haar ziende, stond zij op uit hare knielende houding en maakte zich gereed om de bank te verlaten. Eet gezicht van hare smart ontroerde mij innig en toen zy de plek, waar ik stond, bereikte, kon ik myzelven niet langer beheerschen. Gedu rende de laatste weken werd ik zwaar op de proef gesteld om myne liefde binnen hare perken te houden en nu onder den invloed van hare sraar', kreeg ze geheel de overhand. Z(j moest geweten hebben, wat er zou komen, want zy stond met eene verontruste uitdrukking in hare oogen. „Mijnheer Forrester," begon zy'. „Ik dacht niet u te zien. Hoe wist u, dat ik hier was?" „Omdat ik u volgde," antwoordde ik zonder blozen. „U volgdet mij vroeg zij. (Woi&t vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1913 | | pagina 2