r
(IELSDIJK.
1ÜID-H0Ï1ANDSCHE EN ZEEÜWSGHE EILANDEN
NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD,
ernationale
potheekbank
Flakkeesche
en Papierhandel
iRSTGESCHEMEN
i NIEUWJAAR 1913
pels en Naamborden.
sitekaart&n
►e Hulp- of
orschotbank
RING
IDDELHARNIS
erende Goederen, enz.
Het Egyptische Monster.
te Apeldoorn,
?ank geelt 5 °/0 Pandbrieven uit
den koers van lOl1^ o/o> pjus
ie rente in stukken van f 250U
500,—, f 250,— en f loo'—
rijgbaar ten kantore der Bank en
heeren
)E GAST ZOON
te sommelsdijk.
ONZE EILANDEN
erij en Advertentie-Bureau,
JIJK B 280, IKIDDELHARNIS.
Ten een zeldzaam prachtige keuze
erlei soorten
:s- EN PRENTENBOEKEN
voor oud en jong.
STMISKAARTEN enz. enz.
RKALENDERS, ALMANAKKEN,
WJAAR-, FELICITATIE- en
UITTREKKAARTEN.
ewone keuze Fijne artikelen.
RUIM VOORHANDEN
:hrijf-, Kantoor en Copieboeken
ierpersen en Hectografeer-
is. Kwitantie-, Bon-, Huur- en
boeken. Rekeningpapier enz.
Vraagt Modelboek
ALLE INKTSOORTEN.
lestellingen aan voor
tegen matige prijzen,
lend, W. v. d. SCHENK.
t door het Departement Middel-
Dmmelsdijk der Maatsch. tot Nut
;emeen, verleent onder borgtocht
tten van f 25 tot f 500.
agen moeten geschieden bij den
s-Penningmeester
IPIUS, KADE, U1DDELHARNIS.
ig „SPARTA"
richt 10 November 1908.
in de Concertzaal
Iharnis.
nvang 7V2uur.
VOOR DE
HET NEUSJE VAN DEN
ZALM - KOSMOS
STORMVOGELS
FLOR DE GUTTERIEZ
:s
ARBEID ADELT
GRACIA
i Sigaren-merken
Sigarenmagazijn
Dit Blad verschijnt eiken Zaterdagmorgen.
Prijs per kwartaalf 0,5ü
Afzonderlijke nummers- 0,05
No. 5
Zaterdag 21 December 1912 20E Jaargang
Alle voor de Redactie en Administratie bestemde stukken en Advertentiën worden uiterlijk
Vrijdagmorgen ingewacht bij de Administratie te Middelharnis.
Prijs per advortentiën van 15 regels f 0,50
Iedere regel meer- 0,10
Groote letters naar plaatsruimte.
Buitenlandscli Overzicht.
Indien de inlichtingen, welke dr. Daneff,
de Bulgaarsche gedelegeerden aan den cor
respondent van de Vossiscbe Zeitung gaf
werkelijk oprecht zijn gemeend, en niet
maar zijn geschied om Turkije en depublieke
opinie om den tuin te leiden, dan zou de
eensgezindheid onder de Balkan-Mogendhe-
den in den laatsten tijd, toch weer niet zoo
volkomen zijn geweest, als werd opgegeven,
en dan zou met name het niet-toetreden
van Griekenland tot 'n wapenstilstand niet
in afspraak met de andere bondgenooten
zijn geschied. Anders immers zou men de
houding, welke dr Daneff beweert aan te
nemen tegenover de weigering der Turksche
gedelegeerden, om met Griekenland te on
derhandelen, niet kunnen begrijpen. Diens
uitlatingen toch vestigen den indruk dat
men den Turkschen eisch niet zoo onredelijk
vindt, als eerst werd opgegeven, en dat men
daarom Griekenland zal overhalen alsnog
den wapenstilstand te teekenen.
Toch laat het vermoeden zich niet onder
drukken, dat men hier te doen heeft met
een manoeuvre van de sluwe Bulgaren om
de onderhandelingen met het een of ander
doel zoolang mogelijk sleepende te houden
en te dien einde de Turken elke gelegenheid
te ontnemeii om de onderhandelingen af te
breken.
Want het wordt thans hoe langer boe
duidelijker, dat het niet de Turken, doch de
Bulgaren zijn geweest, die het meeste be
lang hebben gehad bij het tot stand komen
van den wapenstilstand.
Wij herinneren hieromtrent nog eens aan
het verhaal van den Pranschen officier, die
de veldtocht aan Bulgaarsche zijde
maakte en die zijn ervaringen omtrent den
uitgeputten toestand van bet Bulgaarsche
leger publiceerde in de Illustration.
En thans blijkt uit een correspondentie
uitConstantinopel aan de Vossische Zeitung,
dat men er daar evenzoo overdenkt.
Men twijfelt in Turksche legerkringen er
niet meer aan, zoo luidt het in deze cor
respondentie, dat de onderhandelingen te
Londen geen succes zullen hebben. Men
hoopt, dat de Turksche onderhandelaars zul
len weten te verhinderen, dat de beraadsla
gingen te lang duren, daar men vreest, dat
de Bulgaren 't er op toeleggen om van hun
uitputting te bekomen, om dan den oorlog
met nieuwe kracht te hervatten.
Het leger zal niet toestaan, dat Adrianopel
Kirk Kilissa en Dedeagatsj aan den vijand
overgegeven worden en dat bovendien een
oorlogsschatting betaald wordt. In leger
kringen wordt het zeer betreurd, dat door
den wapenstilstand den Bulgaren gelegen
heid gelaten is totaanvullinghunnertroepen,
omdat men algemeen overtuigd is, dat de
Turken bi) het begin van den wapenstilstand
met succes aanvallend hadden kunnen op
treden. De overwinning op de Grieken voor
Janina en het nog niet geheel en al onbe
twiste succes op de Grieksche vloot, hebben
de neiging tot voortzetting van den oorlog
zeer versterkt. Wat hot zeegevecht betreft
wordt ondersteld, dat de Turksche berichten
zoo overdreven zijn en dat de zoogen. bescha
diging van den Griekschen pantserkruiser
„Aweroff" alleen in de fantasie bestaat. Maar
men is reeds tevreden, dat het gevecht
zonder nadoelen voor de Turksche vloot
afgeloopen is".
Deze krijgshaftige en optimistische stem
ming bij het Turksche leger staat in verband
met het weder optreden der Jong-Turken.
Wat hier oorzaak en wat hier gevolg is zij
daargelaten.
De waarschijnlijkheid echter dat in de
eerstvolgende dagen de Jong-Turken weer
direct of indirect de leiding zullen krijgen,
wordt steeds grooter. Dit blijkt o.a. ook uit
hetgeen de correspondent van het Berliner
Tageblatt te Constanza vernam van iemand,
die aldaar van uit Oonstantinopel was aan
gekomen.
Vooral in het officierscorps, zoo verhaalde
hfi, was de stemming ontwijfelbaar ten
gunste der Comité-partij veranderd. De
officieren hadden Nazim pasja te verstaan
gegeven, dat zij de vervolgingen waaraan
de Jong-Turken blootstonden, niet goed
keurden. Daarop was onmiddellijk de in
vrijheidstelling gevolgd voor de eerste groep
der in hechtenis genomen Jong-Turksche
leiders, onder voorwendsel dat de tegen hen
ingebrachte aanklachten bij onderzoek
valsch waren gebleken.
Vooral was men in officiers kringen ver
ontwaardigd over het feit, dat een dag of
tien geleden, politieagenten de woning wa
ren binnengedrongen van kolonel Dsjemal
bey, die zich bij Kirk Kilise Bad onderschei
den. De politieagenten wilden Dsjemal bey,
die nog niet geheel was hersteld van een
zwaren aanval van dysenterie arresteeren.
Deze eischte toen, dat zij hun bevel tot
gevangenneming zouden laten zien. Toen
de politiemannen zulk een bevel niet bleken
te bezitten, weigerde Dsjemal bey, mede te
gaan. Zijn vrienden beklaagden zich onmid
dellijk by Kramil pasja, die verklaarde dat
hy van niets wist. Ook de minister van
Binnenlandse he Zaken had het bevel tot
gevangenneming niet gegeven, evenmin
de politiedirecteur van Stamboel, naar hij
beweerde.
De Jong-Turken verzekeren nu, dat de
vervolging der Comité-party een persoonlijke
wraakneming is van Said pasja, den zoon
van Kiamil pasja, en van Moekthar bey,
den zoon van den Sjeik oei Islam. Dsjemal-
Eddin, die beiden door de Jong-Turken ver
bannen waren geworden.
Zeer opmerkelijk is het, dat in den laatsten
ty'd een toenadering tot stand kwam tus-
schen een deei der liberalen, die vroeger
uit het comité traden, en de Jong-Turken.
Dit geschiedde onder den gemeenschappe-
lijken vrees voor de reactionnaire plannen
der tegenwoordige regeering.
Van gewicht is het ook dat Lutfl Fikri,
tot dusver de leider der liberalen, streeft
naar de totstandkoming van een nieuwe
vooruitstrevende party, en dat hy in zijn
orgaan, de Tansimat aanhoudend de nood
zakelijkheid betoogt van de bijeenroeping
van het parlement.
Ook het liberale blad Ikdam dringt er op
aan, dat spoedig verkiezingen zullen wor
den uitgeschreven.
Verder doet met hardnekkigheid 't gerucht
de ronde, dat er in het ministerie oneenig-
heiö heerscht. Men weet reeds dat de regee
ring het voornemen te kennen heeft gegeven
om onmiddellijk na het sluiten van den
vrede, de verkiezingen uit te schrijven.
PEUILLETO HST.
Ik vergezelde hem dus door de zaal en
te midden van andere pilaren, naar een
kleinen tempel, die op een aanzienlijken
afstand van de voornaamste poort, waar
door wy de ruïnen waren binnengekomen,
moet hebben gelegen.
Toen hy den versten hoek van dezen
tempel genaderd was, bukte hy zich en
toen hij wat zand had weggeveegd, raakte
hy t>f een verborgen veer aan óf lichtte
een ring op, want ik hoorde duidelijk het
gekras van ijzer op steen. Daarop draaide
een groot gemetseld blok steen om zijne
eigen lengte en verdween in den grond,
waarna wy eene spelonk aan onze voeten
zagen, die misschien vier voet in het vier
kant was. Zoodra mijne oogen aan de duis
ternis gewend waren, kon ik eene trap
ontdekken, die naar een donker gewelf
leidde. Da oude man daalde af en overtuigd
zijnde, dat ik hem moest vergezellen, volgde
ik zyn voorbeeld. De trap was langer dan
ik dacht en telde wellicht vyftig treden
Toen wjj beneden waren, zag ik my staan
ia eene onderaardsche zaal, welk woord
beter de ruimte beschrijft dan
i. De zoldering werd door
het woord
gewelf zou doen,
een aantal sierlijk gebeeldhouwde pilaren
ondersteund, terwijl de muren met beschil
deringen waren bedekt, die allen ongeschon
den waren. Waartoe de zaal in vroegere
dagen was gebruikt, kon ik natuurlijk niet
zeggen, maar dat ze met de geheime gods
dienstplechtigheden van den god Ammon
in verband stond, werd niet alleen door de
fresco's aangeduid, maar ook door al de
moeite, die was gedaan, om den ingang tot
de plaats te verbergen. Toen wy het midden
der zaal hadden bereikt, keerde de oude
man zich om en sprak my aan.
„Vreemdeling," zei hij met eene stem
zóó diep en weerklinkend als klokkegelui,
„doordat gij uw deel aan de wraak der
goden zult hebben, is het bepaald, dat gij
zult aanschouwen een deel der mysteriön
zijner heilige plaats, die zonder wederga
zyn. Vrees niet dat u kwaad zal geschieden
gy zijt in de handen van de grooten van
Egypte. Zy zullen u vergezellen. Volg my."
HOOFDSTUK XIII.
Met het beschrijven van wat na de zon
derlinge toesptaak van den ouden man
voorviel, werd ik gedrukt door de vrees, dat
mijn verhaal te buitengewoon zal schijnen,
om iets op de werkelijkheid te gelijken.
Hoe de Engelsche protectionisten ge
goocheld hebben met hun streven naar in
voerrechten bewijst een liberaal Engelsch
blad voor het volgende overzicht.
In October 1910: Chamberlain verklaart,
dat het welzijn en het behoud vaD hetEmpire
afhangt van invoerrechten op buitenlandsch
graan (uitgezonderd mais), vleesch (uitge
zonderd spek) en melkproducten.
In 1906 bepleit de landbouw-commissie
uit Chamberlain's TariffReform Commission
in haar rapport de wenschelykheid mais en
spek te belasten, en aan koloniale granen,
vleesch en melkproducten een voorkeurs
recht toe te staan, dat lager is dan hetwelk
van buitenlandsche granen enz. geheven
zal worden.
In 1910 (na de algemeene verkiezingen)
verklaart Balfour, dat er geen belasting op
koloniale tarwe zal zyn rover andere ^kolo
niale 'granen, vleesch en melkproducten
werd gezwegen.
In Maart 1911 verklaart Lord Lansdowne,
dat er „natuurlijk" eerst een referendum zal
worden gehouden, vóór een unionistische
regeering haar protectie-plannen gaat ver
wezenlijken.
In November 1912 laat dezelfde Lord
Landsdowne het referendum varen als zijnde
geen „bussiness proposition".
En in December 1912 verklaart Bonar
Law, dat de quaestie of er invoerrechten op
voedingswaren geheven zullen worden, ter
beslissing zal gelaten worden aan een Im
periale conferentie. Hy voor zich wil alle
voedingsmiddelen onbelast laten. Tenzij de
kolonies er op staan. Hy hoopt alleen, dat
men op de buitenlandsche tarwe een in
voerrecht zal kunnen leggen. M. a.w.: nu
hangt het welzijn en het behoud van het
Empire af van de kolonies, die zullen moeten
beslissen of de Engelsche verbruiker de in
voorrechten op voedingswaren zal moeten
betalen!
Het fraaist is echter, dat vrijwel vaststaat,
dat hiermede de unionistische salto-morta-
les nog niet is afgeschoten. Er openbaart
zich tegen Bonar Law's jongste uiteenzet
ting reeds nu zulk een krachtig protest, dat
een nieuwe offlcieele vaststelling van het
partystandpunt in het protectie-vraagstuk
binnen niet al te langen tyd verwacht kan
worden.
De Labour Press Agency deelt mede, dat
De geheele zaak, van het oogenblik, toen
wij de stoomboot hadden verlaten, totdat
ik stond, waar ik nu was, was zóó geheim
zinnig, zóó ongelooflijk, zou ik bijna mogen
zeggen, dat ik telkens meer verbijsterd werd,
en my nauwelijks van iets bewust was,
behalve van wat op 't oogenblik gebeurde.
Ik vroeg op eenigszins vage wy'ze my af,
hoe het kwam, dat deze kamers nooit ont
dekt waren door de honderden Egyptologen,
die sinds Napoleon's tijd den tempel hebben
onderzocht. Dat zy ze niet aan 't licht
gebracht hadden, daarvan was ik overtuigd,
anders zou men niet zulk eene geheimzin
nigheid Jaan den dag hebben gelegd, toen
ik er heen werd geleid. Bovendien had ik
myne reisgidsen zorgvuldig bestudeerd op.
onze reis de rivier op en was geheel over
tuigd, dat er in geen daarvan melding van
dergelijke plaatsen was gemaakt. Na de
rede, waarmede ik het vorige hoofdstuk
eindigde, leidde de oude man my naar een
deuringang aan het achtereinde der kamer.
De posten, die deze ondersteunden en die
zoo wat tien voet breed moeten geweest zijn,
waren met hyroglyphen bedekt, evenals
de omringende muren. Aan elke zyde van
den ingang stonden twee groote sphinxen
gelijk aan die, welke eens aan beide zijden
van den weg tusschen de Tempels van
Karnak en Luxor hadden gestaan. Deze
hadden, den romp van een leeuw eBrden
tusschen leiders van de uiterste groep der
Engelsche socialisten en eenige rijke voor
standers van het socialisme in 't Vereenigd
Koninkrijk onderhandelingen worden ge
voerd over een plan om een krachtigen veld
tocht op touw te zetten tegen de Labour-
party en te trachten bij de aanstaande alge
meene verkiezingen de leden van die party
uit het parlement te verdringen en te ver
vangen door wasch-echte socialisten.
De stryd gaat o.a. tegen Ramsay Macdo-
nald, Arthur Henderson, Sutton, Bowerman,
John Hodge en een aantal mijnwerkersverte
genwoordigers.
Oostenrijk eischt, naar men weet, van
Servie, afdoende waarborgen, dat zyn po
litieke en economische belangen op den
Balkan geen gevaar zullen loopen. In ver
band hiermede heeft de Temps, die den
laatsten tyd met klem voor de Servische
eischen opkomt; de onvoorzichtigheid de
volgende historische vergelijking te maken
Er was schrijft het blad in vorige
eeuw een land, dat, gedwongen om van een
naburigen Staat een gerechtvaardigde vol
doening te vragen, deze ook verkreeg, en
dat daarna ook nog aanspraak maakte
op „waarborgen voor de toekomst",die ver
nederend waren voor hen, die ze moesten
geven. Over deze dubbelzinnige formule kon
geen overeenstemming verkregen worden,en
zoo kwam het tot den oorlog. Herinnert de
Oostenrijksch Servische crisis niet aan dit
conflict? Doen de „waarborgen", die graaf
Berchtold verlangt, niet denken aan die
welke de hertog van Gramont van Bismarck
eischte? Mag men aannemen, dat hetOos-
tenryk-Hongarye van 1912, wanneer't deze
treurige beroemde taktiek volgt, een beter
resultaat daarvan heeft te verwachten dan
het Frankrijk van 1870?
De Köln. Ztg, is er onmiddellijk bij om
van de hierin opgesloten bekentenis behoor
lijk nota te nemen.
„Men zal in Duitschland goed doen",
schrijft dit Keulsche blad, dat in menig op
zicht als de gelijkwaardige tegenhanger van
het Parijsche orgaan kan gelden, „het te
onthouden, dat een blad als de Temps hier
openlijk de eischen, die Frankrijk in 1870
aan Duitschland stelde als voor dit laatste
Rijk vernederend erkent en dus Frankrijk
de oorzaak !van den Duitsch—Franschen
oorlog noemt en het er de verantwoorde
lijkheid voor toeschrijft. Zulk een bekente
nis verneemt men niet vaak, uit Frankrijk
en er kan misschien nog wel eens een ge
legenheid komen, waarbij het goed zal zyn
den Franschen er aan te herinneren."
Wanneer men den Tripolitaanschen cor
respondent van de Temps geloof mag schen
ken wij brengen echter in herinnering,
dat deze steeds, ook tijdens den oorlog, in
voor de Italianen zeer gunstigen zin beeft
geschreven dan gaat het den nieuwen
bezitters der Lybische kolonie buiten ver
wachting voorspoedig. Men weet, dat de
Turksche troepenmacht zich, overeenkom
stig het vredesverdrag, reeds heeft inge
scheept. Doch ook van Arabische zyde zou,
volgens hem geen verzet meer dreigen.
„Sinds de vrede is gesloten, aldus schrijft
deze correspondent aan zyn blad, volgt de
evolutie in Lybiéeen normaal verloop. Geen
incident verstoort deze tweede phase van
de bezetting. De Arabieren, vooral in de
kuststreek, onderwerpen zich en denken
niet aan tegenstand. De afgevaardigden voor
Tripoli naar het Ottomaansche parlement
zyn de eersten geweest, om zich aan de
zyde te scharen van den nieuwen heer-
scher. De emir Ali-pasja, die by het begin
der vijandelijkheden Damascus had verlaten
om den oorlog tegen de Italianen te pre
diken, was de vorige week de gast van Italiö;
deze afstammeling van Abd-el-Kader nam
plaats aan de tafel van den Italiaanschen
gouverneur-generaal. Natuurlijk gaat de
onderwerping aan het nieuwe regime niet
van harte, maar de Arabische bevolking ziet
haar eigen belang in en legt zich daarom
by den veranderden stand van zaken neder.
Toen de vertegenwoordiger van den Sultan,
Chems Eddine-pasja kort geleden te Tripoli
aankwam, was geen enkele Arabier voor zyn
ontvangst aanwezig. Een paar dagen later
las hy op het marktplein het decreet van
den Sultan voor, zijn aanstelling behelzende.
En niettegenstaande de bevolking in de
moskeeön was uitgencodigd by de plechtig
heid aanwezig te zyn, woonden nog geen
vijftig Muzelmannen de proclamatie bij. De
Arabieren willen blijkbaar alles voorkomen
wat den Italianen zou kunnen hinderen."
Men doet by het lezen van bovenstaand
natuurlijk goed, rekening er mede te hou
den, dat de correspondent alleen gewaagt
van de kuststrook en van de daar woon
achtige Arabieren en verder dat ook kort
na de bezetting van Tripoli de Italianen tot
hun schade ondervonden, dat de uiterlijke
gedragingen van Arabieren een alles behalve
betrouwbare aauwijzing zijn voor hun ware
gezindheid.
In Portugal schijnt het weer ver van
rustig te zyn. Zoo berichtte een telegram
deze week het volgende
De president van den Ministerraad, die
heden te Porto werd verwacht, heeft zijn
reis uitgesteld wegens de geruchten die
loopen, dat een coup d'état werd voorbereid
te Lissabon, waar de troepen reeds vyf dagen
in gereedheid worden gehouden. Die coup
d'état zou het gevolg zijn van besprekingen
uitgelokt door de aanhangers van Alfonso
Costa en andere politieke personen, die het
aftreden van den president der Kamer van
afgevaardigden eischen, hoewel Costa het
gerucht deed verspreiden, dat hy geen enkele
beweging zou steunen.
De berichten, uit Lissabon ontvangen,
verzekeren, dat alle troepen nog steeds in
gereedheid worden geUouden met het oog
op den verwachten staatsgreep. Alle zaken
staan stil, uit vrees voor de gebeurtenissen
die ieder oogenblik te Lissabon kunnen
worden verwacht.
In een buskruitmagazyn te Chellas, een
kop van een ram en waren zoo gaaf als
op den dag, toen zy de handen van den
beeldhouwer hadden verlaten, wie weet
hoevele duizenden jaren geleden. De over
welfde gang,— want ik zou den ingang
liever een overwelfde gang noemen dan eene
deur binnenkomende, zag ik mij tusschen
twee ryen levensgroote beelden staan, die
allen als kunstwerken in den meest vol
maakten staat uitmuntten. Ofschoon ik niet
voldoende geleerd was in de Egyptische
geschiedenis om ze onder een naam te
kunnen brengen, kon ik toch hunne groote
waarde zeer goed schatten en kon ik mij
wel voorstellen, welke vondst ze zouden
blijken te zyn voor eiken Egyptoloog, die
in toekomstige dagen, het geheim van den
steen zou kunnen ontdekken en tot deze
geheimzinnige plaats doordringen. Naar wat
ik mij herinner, en daar ik slechts gis, kon
de gang nauwelijks minder dan honderd
voet in de lengte zyn geweest en moest
ten minste door een twaalftal beelden ge
vormd zyn. Aan het achtereinde kwam ze
uit op eene kleinere kamer, eene catacombe,
waar in de muren een aantal nissen waren,
die elk eene mummie bevatten. De plaats
was ondragelijk benauwd en was meteen
sterke geur van gedroogde kruiden door
drongen. In het midden en naast elkaar
lagen twee albasten platen, die elk ongeveer
zevea voet laag ea drie voet breed waren.
Aan het hoofdeinde van ieder stond een
pilaar, maar voor welk doel de blokken
oorspronkelijk moesten dienen, begreep ik
niet. Op een teeken van mijn geleider ver
schenen twee wezensik kan ze geen
menschen noemen-— van wie, te oordeelen
naar hunne gezichten, ik zou gezegd heb
ben, dat zy even oud als Pharos waren,
terwyl zy zekere kleedingstukken en een
aantal vreemdgevormde flesschen bij zich
hadden. De gewaden, die van een zekere
witte stof waren, waren met hieroglypen
geborduurd. Deze deden zy over myne
schouders en daarna vroeg de oude man,
die mij naar de plaats geleid had, mij op
een der bedoelde platen rechtuit te gaan
liggen.
Onder andere omstandigheden zou ik hier
krachtig tegen op gekomen zijn, maar nu
kwam ik tot de conclusie, dat het niet
alleen nutteloos, maar in 't geheel niet
politiek van mijn kant zou zyn om hem
zoo in het begin reeds tegen te werken.
Ik deed dus, wat my bevolen was. De
twee bedienden, die zeer klein, mager en
verschrompeld waren, begonnen dadelijk
myn gelaat en handen te zalven met eenige
zoetriekende oliesels, die zy uit de flesschen
namen. De reuk was onbeschryfelyk be
dwelmenden langzamerhand bemerkte ik,
dat ik minder opgewonden en wantrouwend
werd. De sigaretten, die Pharos mij had