r (IELSDIJK. 1ÜID-H0Ï1ANDSCHE EN ZEEÜWSGHE EILANDEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD, ernationale potheekbank Flakkeesche en Papierhandel iRSTGESCHEMEN i NIEUWJAAR 1913 pels en Naamborden. sitekaart&n ►e Hulp- of orschotbank RING IDDELHARNIS erende Goederen, enz. Het Egyptische Monster. te Apeldoorn, ?ank geelt 5 °/0 Pandbrieven uit den koers van lOl1^ o/o> pjus ie rente in stukken van f 250U 500,—, f 250,— en f loo'— rijgbaar ten kantore der Bank en heeren )E GAST ZOON te sommelsdijk. ONZE EILANDEN erij en Advertentie-Bureau, JIJK B 280, IKIDDELHARNIS. Ten een zeldzaam prachtige keuze erlei soorten :s- EN PRENTENBOEKEN voor oud en jong. STMISKAARTEN enz. enz. RKALENDERS, ALMANAKKEN, WJAAR-, FELICITATIE- en UITTREKKAARTEN. ewone keuze Fijne artikelen. RUIM VOORHANDEN :hrijf-, Kantoor en Copieboeken ierpersen en Hectografeer- is. Kwitantie-, Bon-, Huur- en boeken. Rekeningpapier enz. Vraagt Modelboek ALLE INKTSOORTEN. lestellingen aan voor tegen matige prijzen, lend, W. v. d. SCHENK. t door het Departement Middel- Dmmelsdijk der Maatsch. tot Nut ;emeen, verleent onder borgtocht tten van f 25 tot f 500. agen moeten geschieden bij den s-Penningmeester IPIUS, KADE, U1DDELHARNIS. ig „SPARTA" richt 10 November 1908. in de Concertzaal Iharnis. nvang 7V2uur. VOOR DE HET NEUSJE VAN DEN ZALM - KOSMOS STORMVOGELS FLOR DE GUTTERIEZ :s ARBEID ADELT GRACIA i Sigaren-merken Sigarenmagazijn Dit Blad verschijnt eiken Zaterdagmorgen. Prijs per kwartaalf 0,5ü Afzonderlijke nummers- 0,05 No. 5 Zaterdag 21 December 1912 20E Jaargang Alle voor de Redactie en Administratie bestemde stukken en Advertentiën worden uiterlijk Vrijdagmorgen ingewacht bij de Administratie te Middelharnis. Prijs per advortentiën van 15 regels f 0,50 Iedere regel meer- 0,10 Groote letters naar plaatsruimte. Buitenlandscli Overzicht. Indien de inlichtingen, welke dr. Daneff, de Bulgaarsche gedelegeerden aan den cor respondent van de Vossiscbe Zeitung gaf werkelijk oprecht zijn gemeend, en niet maar zijn geschied om Turkije en depublieke opinie om den tuin te leiden, dan zou de eensgezindheid onder de Balkan-Mogendhe- den in den laatsten tijd, toch weer niet zoo volkomen zijn geweest, als werd opgegeven, en dan zou met name het niet-toetreden van Griekenland tot 'n wapenstilstand niet in afspraak met de andere bondgenooten zijn geschied. Anders immers zou men de houding, welke dr Daneff beweert aan te nemen tegenover de weigering der Turksche gedelegeerden, om met Griekenland te on derhandelen, niet kunnen begrijpen. Diens uitlatingen toch vestigen den indruk dat men den Turkschen eisch niet zoo onredelijk vindt, als eerst werd opgegeven, en dat men daarom Griekenland zal overhalen alsnog den wapenstilstand te teekenen. Toch laat het vermoeden zich niet onder drukken, dat men hier te doen heeft met een manoeuvre van de sluwe Bulgaren om de onderhandelingen met het een of ander doel zoolang mogelijk sleepende te houden en te dien einde de Turken elke gelegenheid te ontnemeii om de onderhandelingen af te breken. Want het wordt thans hoe langer boe duidelijker, dat het niet de Turken, doch de Bulgaren zijn geweest, die het meeste be lang hebben gehad bij het tot stand komen van den wapenstilstand. Wij herinneren hieromtrent nog eens aan het verhaal van den Pranschen officier, die de veldtocht aan Bulgaarsche zijde maakte en die zijn ervaringen omtrent den uitgeputten toestand van bet Bulgaarsche leger publiceerde in de Illustration. En thans blijkt uit een correspondentie uitConstantinopel aan de Vossische Zeitung, dat men er daar evenzoo overdenkt. Men twijfelt in Turksche legerkringen er niet meer aan, zoo luidt het in deze cor respondentie, dat de onderhandelingen te Londen geen succes zullen hebben. Men hoopt, dat de Turksche onderhandelaars zul len weten te verhinderen, dat de beraadsla gingen te lang duren, daar men vreest, dat de Bulgaren 't er op toeleggen om van hun uitputting te bekomen, om dan den oorlog met nieuwe kracht te hervatten. Het leger zal niet toestaan, dat Adrianopel Kirk Kilissa en Dedeagatsj aan den vijand overgegeven worden en dat bovendien een oorlogsschatting betaald wordt. In leger kringen wordt het zeer betreurd, dat door den wapenstilstand den Bulgaren gelegen heid gelaten is totaanvullinghunnertroepen, omdat men algemeen overtuigd is, dat de Turken bi) het begin van den wapenstilstand met succes aanvallend hadden kunnen op treden. De overwinning op de Grieken voor Janina en het nog niet geheel en al onbe twiste succes op de Grieksche vloot, hebben de neiging tot voortzetting van den oorlog zeer versterkt. Wat hot zeegevecht betreft wordt ondersteld, dat de Turksche berichten zoo overdreven zijn en dat de zoogen. bescha diging van den Griekschen pantserkruiser „Aweroff" alleen in de fantasie bestaat. Maar men is reeds tevreden, dat het gevecht zonder nadoelen voor de Turksche vloot afgeloopen is". Deze krijgshaftige en optimistische stem ming bij het Turksche leger staat in verband met het weder optreden der Jong-Turken. Wat hier oorzaak en wat hier gevolg is zij daargelaten. De waarschijnlijkheid echter dat in de eerstvolgende dagen de Jong-Turken weer direct of indirect de leiding zullen krijgen, wordt steeds grooter. Dit blijkt o.a. ook uit hetgeen de correspondent van het Berliner Tageblatt te Constanza vernam van iemand, die aldaar van uit Oonstantinopel was aan gekomen. Vooral in het officierscorps, zoo verhaalde hfi, was de stemming ontwijfelbaar ten gunste der Comité-partij veranderd. De officieren hadden Nazim pasja te verstaan gegeven, dat zij de vervolgingen waaraan de Jong-Turken blootstonden, niet goed keurden. Daarop was onmiddellijk de in vrijheidstelling gevolgd voor de eerste groep der in hechtenis genomen Jong-Turksche leiders, onder voorwendsel dat de tegen hen ingebrachte aanklachten bij onderzoek valsch waren gebleken. Vooral was men in officiers kringen ver ontwaardigd over het feit, dat een dag of tien geleden, politieagenten de woning wa ren binnengedrongen van kolonel Dsjemal bey, die zich bij Kirk Kilise Bad onderschei den. De politieagenten wilden Dsjemal bey, die nog niet geheel was hersteld van een zwaren aanval van dysenterie arresteeren. Deze eischte toen, dat zij hun bevel tot gevangenneming zouden laten zien. Toen de politiemannen zulk een bevel niet bleken te bezitten, weigerde Dsjemal bey, mede te gaan. Zijn vrienden beklaagden zich onmid dellijk by Kramil pasja, die verklaarde dat hy van niets wist. Ook de minister van Binnenlandse he Zaken had het bevel tot gevangenneming niet gegeven, evenmin de politiedirecteur van Stamboel, naar hij beweerde. De Jong-Turken verzekeren nu, dat de vervolging der Comité-party een persoonlijke wraakneming is van Said pasja, den zoon van Kiamil pasja, en van Moekthar bey, den zoon van den Sjeik oei Islam. Dsjemal- Eddin, die beiden door de Jong-Turken ver bannen waren geworden. Zeer opmerkelijk is het, dat in den laatsten ty'd een toenadering tot stand kwam tus- schen een deei der liberalen, die vroeger uit het comité traden, en de Jong-Turken. Dit geschiedde onder den gemeenschappe- lijken vrees voor de reactionnaire plannen der tegenwoordige regeering. Van gewicht is het ook dat Lutfl Fikri, tot dusver de leider der liberalen, streeft naar de totstandkoming van een nieuwe vooruitstrevende party, en dat hy in zijn orgaan, de Tansimat aanhoudend de nood zakelijkheid betoogt van de bijeenroeping van het parlement. Ook het liberale blad Ikdam dringt er op aan, dat spoedig verkiezingen zullen wor den uitgeschreven. Verder doet met hardnekkigheid 't gerucht de ronde, dat er in het ministerie oneenig- heiö heerscht. Men weet reeds dat de regee ring het voornemen te kennen heeft gegeven om onmiddellijk na het sluiten van den vrede, de verkiezingen uit te schrijven. PEUILLETO HST. Ik vergezelde hem dus door de zaal en te midden van andere pilaren, naar een kleinen tempel, die op een aanzienlijken afstand van de voornaamste poort, waar door wy de ruïnen waren binnengekomen, moet hebben gelegen. Toen hy den versten hoek van dezen tempel genaderd was, bukte hy zich en toen hij wat zand had weggeveegd, raakte hy t>f een verborgen veer aan óf lichtte een ring op, want ik hoorde duidelijk het gekras van ijzer op steen. Daarop draaide een groot gemetseld blok steen om zijne eigen lengte en verdween in den grond, waarna wy eene spelonk aan onze voeten zagen, die misschien vier voet in het vier kant was. Zoodra mijne oogen aan de duis ternis gewend waren, kon ik eene trap ontdekken, die naar een donker gewelf leidde. Da oude man daalde af en overtuigd zijnde, dat ik hem moest vergezellen, volgde ik zyn voorbeeld. De trap was langer dan ik dacht en telde wellicht vyftig treden Toen wjj beneden waren, zag ik my staan ia eene onderaardsche zaal, welk woord beter de ruimte beschrijft dan i. De zoldering werd door het woord gewelf zou doen, een aantal sierlijk gebeeldhouwde pilaren ondersteund, terwijl de muren met beschil deringen waren bedekt, die allen ongeschon den waren. Waartoe de zaal in vroegere dagen was gebruikt, kon ik natuurlijk niet zeggen, maar dat ze met de geheime gods dienstplechtigheden van den god Ammon in verband stond, werd niet alleen door de fresco's aangeduid, maar ook door al de moeite, die was gedaan, om den ingang tot de plaats te verbergen. Toen wy het midden der zaal hadden bereikt, keerde de oude man zich om en sprak my aan. „Vreemdeling," zei hij met eene stem zóó diep en weerklinkend als klokkegelui, „doordat gij uw deel aan de wraak der goden zult hebben, is het bepaald, dat gij zult aanschouwen een deel der mysteriön zijner heilige plaats, die zonder wederga zyn. Vrees niet dat u kwaad zal geschieden gy zijt in de handen van de grooten van Egypte. Zy zullen u vergezellen. Volg my." HOOFDSTUK XIII. Met het beschrijven van wat na de zon derlinge toesptaak van den ouden man voorviel, werd ik gedrukt door de vrees, dat mijn verhaal te buitengewoon zal schijnen, om iets op de werkelijkheid te gelijken. Hoe de Engelsche protectionisten ge goocheld hebben met hun streven naar in voerrechten bewijst een liberaal Engelsch blad voor het volgende overzicht. In October 1910: Chamberlain verklaart, dat het welzijn en het behoud vaD hetEmpire afhangt van invoerrechten op buitenlandsch graan (uitgezonderd mais), vleesch (uitge zonderd spek) en melkproducten. In 1906 bepleit de landbouw-commissie uit Chamberlain's TariffReform Commission in haar rapport de wenschelykheid mais en spek te belasten, en aan koloniale granen, vleesch en melkproducten een voorkeurs recht toe te staan, dat lager is dan hetwelk van buitenlandsche granen enz. geheven zal worden. In 1910 (na de algemeene verkiezingen) verklaart Balfour, dat er geen belasting op koloniale tarwe zal zyn rover andere ^kolo niale 'granen, vleesch en melkproducten werd gezwegen. In Maart 1911 verklaart Lord Lansdowne, dat er „natuurlijk" eerst een referendum zal worden gehouden, vóór een unionistische regeering haar protectie-plannen gaat ver wezenlijken. In November 1912 laat dezelfde Lord Landsdowne het referendum varen als zijnde geen „bussiness proposition". En in December 1912 verklaart Bonar Law, dat de quaestie of er invoerrechten op voedingswaren geheven zullen worden, ter beslissing zal gelaten worden aan een Im periale conferentie. Hy voor zich wil alle voedingsmiddelen onbelast laten. Tenzij de kolonies er op staan. Hy hoopt alleen, dat men op de buitenlandsche tarwe een in voerrecht zal kunnen leggen. M. a.w.: nu hangt het welzijn en het behoud van het Empire af van de kolonies, die zullen moeten beslissen of de Engelsche verbruiker de in voorrechten op voedingswaren zal moeten betalen! Het fraaist is echter, dat vrijwel vaststaat, dat hiermede de unionistische salto-morta- les nog niet is afgeschoten. Er openbaart zich tegen Bonar Law's jongste uiteenzet ting reeds nu zulk een krachtig protest, dat een nieuwe offlcieele vaststelling van het partystandpunt in het protectie-vraagstuk binnen niet al te langen tyd verwacht kan worden. De Labour Press Agency deelt mede, dat De geheele zaak, van het oogenblik, toen wij de stoomboot hadden verlaten, totdat ik stond, waar ik nu was, was zóó geheim zinnig, zóó ongelooflijk, zou ik bijna mogen zeggen, dat ik telkens meer verbijsterd werd, en my nauwelijks van iets bewust was, behalve van wat op 't oogenblik gebeurde. Ik vroeg op eenigszins vage wy'ze my af, hoe het kwam, dat deze kamers nooit ont dekt waren door de honderden Egyptologen, die sinds Napoleon's tijd den tempel hebben onderzocht. Dat zy ze niet aan 't licht gebracht hadden, daarvan was ik overtuigd, anders zou men niet zulk eene geheimzin nigheid Jaan den dag hebben gelegd, toen ik er heen werd geleid. Bovendien had ik myne reisgidsen zorgvuldig bestudeerd op. onze reis de rivier op en was geheel over tuigd, dat er in geen daarvan melding van dergelijke plaatsen was gemaakt. Na de rede, waarmede ik het vorige hoofdstuk eindigde, leidde de oude man my naar een deuringang aan het achtereinde der kamer. De posten, die deze ondersteunden en die zoo wat tien voet breed moeten geweest zijn, waren met hyroglyphen bedekt, evenals de omringende muren. Aan elke zyde van den ingang stonden twee groote sphinxen gelijk aan die, welke eens aan beide zijden van den weg tusschen de Tempels van Karnak en Luxor hadden gestaan. Deze hadden, den romp van een leeuw eBrden tusschen leiders van de uiterste groep der Engelsche socialisten en eenige rijke voor standers van het socialisme in 't Vereenigd Koninkrijk onderhandelingen worden ge voerd over een plan om een krachtigen veld tocht op touw te zetten tegen de Labour- party en te trachten bij de aanstaande alge meene verkiezingen de leden van die party uit het parlement te verdringen en te ver vangen door wasch-echte socialisten. De stryd gaat o.a. tegen Ramsay Macdo- nald, Arthur Henderson, Sutton, Bowerman, John Hodge en een aantal mijnwerkersverte genwoordigers. Oostenrijk eischt, naar men weet, van Servie, afdoende waarborgen, dat zyn po litieke en economische belangen op den Balkan geen gevaar zullen loopen. In ver band hiermede heeft de Temps, die den laatsten tyd met klem voor de Servische eischen opkomt; de onvoorzichtigheid de volgende historische vergelijking te maken Er was schrijft het blad in vorige eeuw een land, dat, gedwongen om van een naburigen Staat een gerechtvaardigde vol doening te vragen, deze ook verkreeg, en dat daarna ook nog aanspraak maakte op „waarborgen voor de toekomst",die ver nederend waren voor hen, die ze moesten geven. Over deze dubbelzinnige formule kon geen overeenstemming verkregen worden,en zoo kwam het tot den oorlog. Herinnert de Oostenrijksch Servische crisis niet aan dit conflict? Doen de „waarborgen", die graaf Berchtold verlangt, niet denken aan die welke de hertog van Gramont van Bismarck eischte? Mag men aannemen, dat hetOos- tenryk-Hongarye van 1912, wanneer't deze treurige beroemde taktiek volgt, een beter resultaat daarvan heeft te verwachten dan het Frankrijk van 1870? De Köln. Ztg, is er onmiddellijk bij om van de hierin opgesloten bekentenis behoor lijk nota te nemen. „Men zal in Duitschland goed doen", schrijft dit Keulsche blad, dat in menig op zicht als de gelijkwaardige tegenhanger van het Parijsche orgaan kan gelden, „het te onthouden, dat een blad als de Temps hier openlijk de eischen, die Frankrijk in 1870 aan Duitschland stelde als voor dit laatste Rijk vernederend erkent en dus Frankrijk de oorzaak !van den Duitsch—Franschen oorlog noemt en het er de verantwoorde lijkheid voor toeschrijft. Zulk een bekente nis verneemt men niet vaak, uit Frankrijk en er kan misschien nog wel eens een ge legenheid komen, waarbij het goed zal zyn den Franschen er aan te herinneren." Wanneer men den Tripolitaanschen cor respondent van de Temps geloof mag schen ken wij brengen echter in herinnering, dat deze steeds, ook tijdens den oorlog, in voor de Italianen zeer gunstigen zin beeft geschreven dan gaat het den nieuwen bezitters der Lybische kolonie buiten ver wachting voorspoedig. Men weet, dat de Turksche troepenmacht zich, overeenkom stig het vredesverdrag, reeds heeft inge scheept. Doch ook van Arabische zyde zou, volgens hem geen verzet meer dreigen. „Sinds de vrede is gesloten, aldus schrijft deze correspondent aan zyn blad, volgt de evolutie in Lybiéeen normaal verloop. Geen incident verstoort deze tweede phase van de bezetting. De Arabieren, vooral in de kuststreek, onderwerpen zich en denken niet aan tegenstand. De afgevaardigden voor Tripoli naar het Ottomaansche parlement zyn de eersten geweest, om zich aan de zyde te scharen van den nieuwen heer- scher. De emir Ali-pasja, die by het begin der vijandelijkheden Damascus had verlaten om den oorlog tegen de Italianen te pre diken, was de vorige week de gast van Italiö; deze afstammeling van Abd-el-Kader nam plaats aan de tafel van den Italiaanschen gouverneur-generaal. Natuurlijk gaat de onderwerping aan het nieuwe regime niet van harte, maar de Arabische bevolking ziet haar eigen belang in en legt zich daarom by den veranderden stand van zaken neder. Toen de vertegenwoordiger van den Sultan, Chems Eddine-pasja kort geleden te Tripoli aankwam, was geen enkele Arabier voor zyn ontvangst aanwezig. Een paar dagen later las hy op het marktplein het decreet van den Sultan voor, zijn aanstelling behelzende. En niettegenstaande de bevolking in de moskeeön was uitgencodigd by de plechtig heid aanwezig te zyn, woonden nog geen vijftig Muzelmannen de proclamatie bij. De Arabieren willen blijkbaar alles voorkomen wat den Italianen zou kunnen hinderen." Men doet by het lezen van bovenstaand natuurlijk goed, rekening er mede te hou den, dat de correspondent alleen gewaagt van de kuststrook en van de daar woon achtige Arabieren en verder dat ook kort na de bezetting van Tripoli de Italianen tot hun schade ondervonden, dat de uiterlijke gedragingen van Arabieren een alles behalve betrouwbare aauwijzing zijn voor hun ware gezindheid. In Portugal schijnt het weer ver van rustig te zyn. Zoo berichtte een telegram deze week het volgende De president van den Ministerraad, die heden te Porto werd verwacht, heeft zijn reis uitgesteld wegens de geruchten die loopen, dat een coup d'état werd voorbereid te Lissabon, waar de troepen reeds vyf dagen in gereedheid worden gehouden. Die coup d'état zou het gevolg zijn van besprekingen uitgelokt door de aanhangers van Alfonso Costa en andere politieke personen, die het aftreden van den president der Kamer van afgevaardigden eischen, hoewel Costa het gerucht deed verspreiden, dat hy geen enkele beweging zou steunen. De berichten, uit Lissabon ontvangen, verzekeren, dat alle troepen nog steeds in gereedheid worden geUouden met het oog op den verwachten staatsgreep. Alle zaken staan stil, uit vrees voor de gebeurtenissen die ieder oogenblik te Lissabon kunnen worden verwacht. In een buskruitmagazyn te Chellas, een kop van een ram en waren zoo gaaf als op den dag, toen zy de handen van den beeldhouwer hadden verlaten, wie weet hoevele duizenden jaren geleden. De over welfde gang,— want ik zou den ingang liever een overwelfde gang noemen dan eene deur binnenkomende, zag ik mij tusschen twee ryen levensgroote beelden staan, die allen als kunstwerken in den meest vol maakten staat uitmuntten. Ofschoon ik niet voldoende geleerd was in de Egyptische geschiedenis om ze onder een naam te kunnen brengen, kon ik toch hunne groote waarde zeer goed schatten en kon ik mij wel voorstellen, welke vondst ze zouden blijken te zyn voor eiken Egyptoloog, die in toekomstige dagen, het geheim van den steen zou kunnen ontdekken en tot deze geheimzinnige plaats doordringen. Naar wat ik mij herinner, en daar ik slechts gis, kon de gang nauwelijks minder dan honderd voet in de lengte zyn geweest en moest ten minste door een twaalftal beelden ge vormd zyn. Aan het achtereinde kwam ze uit op eene kleinere kamer, eene catacombe, waar in de muren een aantal nissen waren, die elk eene mummie bevatten. De plaats was ondragelijk benauwd en was meteen sterke geur van gedroogde kruiden door drongen. In het midden en naast elkaar lagen twee albasten platen, die elk ongeveer zevea voet laag ea drie voet breed waren. Aan het hoofdeinde van ieder stond een pilaar, maar voor welk doel de blokken oorspronkelijk moesten dienen, begreep ik niet. Op een teeken van mijn geleider ver schenen twee wezensik kan ze geen menschen noemen-— van wie, te oordeelen naar hunne gezichten, ik zou gezegd heb ben, dat zy even oud als Pharos waren, terwyl zy zekere kleedingstukken en een aantal vreemdgevormde flesschen bij zich hadden. De gewaden, die van een zekere witte stof waren, waren met hieroglypen geborduurd. Deze deden zy over myne schouders en daarna vroeg de oude man, die mij naar de plaats geleid had, mij op een der bedoelde platen rechtuit te gaan liggen. Onder andere omstandigheden zou ik hier krachtig tegen op gekomen zijn, maar nu kwam ik tot de conclusie, dat het niet alleen nutteloos, maar in 't geheel niet politiek van mijn kant zou zyn om hem zoo in het begin reeds tegen te werken. Ik deed dus, wat my bevolen was. De twee bedienden, die zeer klein, mager en verschrompeld waren, begonnen dadelijk myn gelaat en handen te zalven met eenige zoetriekende oliesels, die zy uit de flesschen namen. De reuk was onbeschryfelyk be dwelmenden langzamerhand bemerkte ik, dat ik minder opgewonden en wantrouwend werd. De sigaretten, die Pharos mij had

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1912 | | pagina 1