ONZE EILANDEN van 5 AUGUSTUS 1911. 3 Om het brandend terrein werd alles af gegraven, zoodat het vernielend element geen voortgang meer non hebben. De in gevaar verkeerende boerderijen werden met de uiterste krachtsinspanning behouden. Het groote gebrek aan water was veel tijds oorzaak dat men den brand niet kon overmeesteren. Toen de militairen het vuur baas waren, vertrokken zij weder naar Den Bosch, het nog te verrichten werk aan de Boxtelsche brandweer overlatend. De door dezen brand geleden schade is enormniet alleen dat veel heide en bosch is verbrand, ook veel veldvruchten, toe- behoorende aan arme boeren, gingen in vlammen op. Hoogst eigenhandig. Met den marktdag van Dinsdagmorgen zocht zekere V., uit Nuland-Geffen, te Osch twist met een anderen marktganger. De burgemeester, die juist passeerde, kwam tus schenbeiden, waarop V. zijn mes trok en hiermede den burgemeester te lijf wilde; deze evenwel nam den vechtlustige bij de kraag en leverde hem aan de politie over, welke er voor zorgde, dat V. achter slot en grendel kwam te zitten. Slachtoffer van de warmte. Een dame, die te Helmond nog een glas water had gebruikt, istusschen Eindhoven en Boxtel in den trein van de warmte over leden. Krasse oudjes I De kerkvoogdij der Ned. Herv. Gem. te Oostwold, laat de diepe en breede gracht om den pastorietuin schoonmaken en uitgraven, niets bijzonders natuurlijk I Wat echter wel een bijzonderheid mag heeten, is, dat het werk en dat nog wel in de heete dagen van tegenwoordig, wordt verricht door drie ar beiders, die resp. 80, 78 wn 76 jaar tellen. Het zijn de krasse oudjes Vos. Linkvis en Nap, die dat zware werk verrichten. Amsterdammers zijn nieuwsgierig! 't Tooneel stelt voor de brug over de Nieuwe Heerengracht bij de Weesperstraat te Amsterdam. Tijd van handeling: ongeveer 6 uur 's avonds. Eenige jongetjes hangen, belangstellend kykend naar een blijkbaar zeer interes sant punt in het grachtwater, over de brug leuning. Misschien hangt er wel een Hjk an, zegt een op opdanks zijn straatjongens brutaliteit en -ondervinding toch eenigs- zins griezelenden toon. Bij het woordt „lijk" begint een voorbij ganger ook over de leuning te hangen en omlaag te speuren. Meer volgen. Weldra is de leuning vol, dan worden de gracht kanten in beslag genomen. En allen kijken, kijken naar dat óéne in teressante punt in het vuile water. Nieuw- aangekomenen worden ingelicht, lichten op hun beurt weer anderen in. Waarachtig, ja, daar drijven ze, ik zag ze eerst niet, maar, ja, nou heb ik ze in de gaten. Ja, daar dreven ze, twee schoenen, met de zolen naar böven, netjes naast elkaar. Verder niets bijzonders, twee heele gewone schoenzolen, een eindje boven het geurende oppervlak. Rustig dreven ze daar, nauwelijks van hun plaats komende. Maar 's menschen fantasie is vruchtbaar. Een schoen kan zoo niet drijven, als er niet iets onderaan hangt, zegt een des kundige. De omstanders griezelen, nieuwsgierig halsrekkende bij dat geheimzinnige iets, dat onder aan die geheimzinnige schoenen moet hangen. Intusschen heeft een agent, een eind ver der in de Weesperstraat geposteerd, in de gaten gekregen, dat er iets aan de hand is. Ook in het politiebureau op het J. D. Meijerplein heeft men iets gemerkt, en een brigadier komt met eenige agenten de brug afzetten, om te zorgen, dat het tramver keer zy'n gang kan gaan. De eerste agent heeft onder de hand poolshoogte genomen, zijn dreg losgemaakt en op de schoenen gemikt. Eerst mis, dan blijft de dreg onder wa ter haken. Er hangt dus wel iets onder. De spanning stijgt ten top. De agent trekt met een ernstig gezicht. Een broek verschijnt, achtereenvolgens zijn twee kuiten, twee knieön, twee dijen te onderscheiden. Hij is mager! vindt er één. Of ie! zegt een ander. De agent trekt verder, dan plots joelt een jongen: 't Is een strooipop Hij blijkt gelijk te hebben. Een lach, half van teleurstelling, half van leedvermaak met den visschenden agent, vertoont zich op de gezichten. Maar weldra kry'gt de humor de over hand en een lachsalvo ia het gevolg, waar agenten en brigadier hard aan meedoen. Agent no. 1 haalt zijn dreg weer in, en laat de drenkeling „zwemmen". De afzetting op de brug wordt opgehe ven. De fiscus gefopt. Hoe men de gevolgen eener in alle streng heid toegepaste wet kan verzachten is te Doetichem op duidelijke wijze gebleken. Dezer dagen werden daar een zestal run deren in beslag genomen, die uit een ver boden kring waren vervoeid. Niettegen staande de dieren volmaakt gezond werden bevonden en er een drietal eerstdaags kal veren moesten, werden zy toch afgemaakt en had gisteren de verkoop van het vleesch en de huiden plaats. De oorspronkelijke 6igenaren werden koopers van het vleesch voor f42.57, van de huiden voor f 1. Onmiddellijk na afloop" begonnen de nieuwe eigenaren weer een verkoop en het vleesch bracht thans op f 591, de huiden f 93. Door de solidariteit van de slagers was deze geschiedenis voor den fiscus geen buitenkansje, Hoe een dief zich verklapte. De boekhan- delaarsbediende P. K. was van den heer Nolthenius te Haarlem verhuisd naar den heer Den Hertog te Gouda- Vooreen paar dagen vond de heer N. een brief in zyn winkel, geadresseerd aan zijn loopknecht en afkomstig van P. K., waarin stond „Als hy in de gaten krijgt, dat ik boeken heb meegenomen, moet je mij waarschuwen." De heer N. gaf kennis aan de politie, deze zond een rechercheur naar Gouda en die vond op de kamer van P. K.: postpapier, boeken, potlooden, pennen, hangers, lym, inkt, briefkaartformulieren enz, alles by den heer N. gestolen. P. K. heeft bekend. Gebrek aan melk De verminderde melkgift der koeien, ten gevolge van gebrek aan groenvoer, heeft de melkverkoopers te Ierseke doen besluiten, den melkprijs van 8 tot 10 cent per liter te verhoogen. Bij de wed. Van der M. te Leek, zijn door het Ryk in beslag genomen 17 melkkoeien omdat ze zyn vervoerd door een weide, aan welker ingang een bord was geplaatst, waar op vermeld was „mond en klauwzeer". Een aardig schadepostje voor de eigenares der dieren 1 Die dacht slim te zyn Een Hollander van geboorte gaf zich eeni ge dagen geleden te Arnhem uit voor een Duitscher en werd, als zynde niet voorzien van geld of eenig middel van bestaan, uit geleid naar Duitschland. Daar bleek echter spoedig, dat hy Neder lander was en hij werd onmiddellijk terug geleid. De-man dacht op deze wyze kosteloos in Hamburg te kunnen komen, teneinde zich daar te kunnen laten aanmonsteren. Tegen hem is proces-verbaal opgemaakt ter zake het opgeven van een valschen naam. Het kasteel „De Latimer" afgebrand. Omtrent den brand in het fraaie kasteel „De Lathmer", te De Wilp wordt gemeld Van het statige heerenhuis is weinig meer over dan de bouwvallige muren en een enkel bijgebouwtje, dat nog kon worden gespaard. „De Lathmer" werd van ouds bewoond door de familie Crommelin en was ook thans nog het eigendom van mr. Crom melin, te Den Haag. - Sedert het voorjaar werd het landgoed bewoond door den heer Van den Broek d'Obrenan, uit Den Haag, die het met den inventaris van den eigenaar had gepacht. Om halftien des avonds brak door nog niet geheel opgehelderde oorzaak de brand uit. Het gezin, de heer des huizes, v\jf kin deren en twee logeetjes, had zich reeds ter ruste begevenalleen de vrouw des huizes en het personeel waren nog op. De brand brak uit op een der slaapkamers. Het landhuis had nl. een eigen acetyleen- lichtgasinstallatie. In alle slaapkamers brandden schemerlampen en niet onwaar schijnlijk wordt het geacht, dat de kap van een dier lampen vlam heeft gevat. In een oogwenk stond heel de verdieping in lichtelaaie, zoodat de bewoners, voor zoover reeds te bed, zich niet dan bloots voets konden redden. De brandspuiten van Wilp (dorp) den Posterenk en later ook van Twello verleen den hulp, doch konden niet anders dan pogingen aanwenden tot behoud van de aangrenzende perceeleneen remise, de tim mermanswoning en de oranjerie, die inder daad ook gespaard bleven. Van den inboedel werd zoo goed als niets gered. Ook een kamer, waarin een brand kast, antiquiteiten en familiestukken, alles eigendom van den heer Crommelin, brandde geheel uit. Alleen de beide auto's van den bewoner en eenige rijtuigen van den heer Crommelin, die in het achterhuis waren geborgen, kon men nog redden. De burgemeester van Voorst, baron A. C. van der Feltz, bevond zich op het terrein van den brand. Om halfvier was men de vlammen in zoo ver meester, dat twee spuiten kónden in rukken de derde bleef achter bij de rookende puinhoopen. Het terrein werd gisteren den geheelen dag streng bewaakt, eenerzijds omdat de eigenaar uit Den Haag nog werd verwacht om nadere maatregelen te treffen, ander zijds (omdat het wankelend muurwerk ge vaar opleverde. „De Lathmer" was een deftig landhuis met fraaien tuinaanleg en breede grachten. Het gebouw zelf besloeg een oppervlakte 1200 M* en had 60 vertrekken. Voor 5 jaar had de heer Cr. het nog geheel inwendig laten restaureeren, van welker restauratie de kosten een halve ton beliepen. De waarde van het gebouw alleen kan dan ook zeker op f 100.000 h f 120 000 worden geschat. Zwakke vader. De glazenwasscher P. J. V., te Arnhem, kwam onlangs zelf by den Voogdijraad met het verzoek of deze voor zyn 10 kinderen zou willen zorgen, daar hy zelf er niet toe in staat was. V. was voor korten tyd een vljjtig werk man, doch geraakte, sedert den dood zijner vrouw, aan den diank en toen zonk hy al lager. De kinderen zyn thans by hem wegge haald. Slachtoffers van de warmte. Een heer, die in het Sarphatiepark te Amsterdam, verkwikking zocht tegen de warmte, bleef plotseling dood. Het lyk werd naar zyn woning in de Verlengde Sweelinckstraat gebracht. Te Gasselternyveen is een kind van ds. Van der Veen door de warmte bezweken. Te Lienden zyn 2 kinderen tengevolge der warmte bezweken. Te Valtbermond zijn twee kinderen resp. negen en vijf jaar oud, benevens -een vol wassene, tengevolge der warmte bezweken. Te Maastricht is gisteren zekere Nelissen vermoedelijk door do warmte, doodgeble ven. Te Hilvarenbeek is een 3-jarig kindje zóó door de hitte bevangen, dat het bewus teloos ineenzakte en even daarna dood werd opgenomen. Te Nieuwendijk, by Gorinchem, is het 3- jarig kind van den heer J. V., tengevolge van de warmte, gestorven. Prettige vacantie. Een paar diamantbewerkers uit Amster dam, een baas en een slijper, betrokken bij de staking der firma Van Dam aldaar, von den de gedwongen rust een gunstige gele genheid voor een uitstapje. Zy begaven zich naar Belgis, brachten een paar ge noeglijke dagen door te Brussel en besloten toen over Dusseldorp naar huis terug te keeren. In den trein daarheen geraakten ze in gesprek met een Duitscher, die, hooren- de dat zij in het diamantvak waren, hun een ring met diamanten steen toonde en trachtte, hun deze te verkoopen De heeren verklaarden echter, niet zeker te zjjn van de echtheid van den steen, doch waren bereid te Dusseldorp met den onbekende naar een goudsmid te gaan, die den ring met steen zou willen taxeeren. Aldus ge schiedde, en men vertoefde eenigen tyd by den goudsmid, die verklaarde, dat de steen echt was. Men verliet den winkel om ver der de zaak af te handelen. De Hollanders gingen naar hun hotel, doch kregen een halfuur later be zoek van de politie, die de heeren meenam en hen achter slot en gren del bracht. De juwelier had n7l. het zaakje niet ver trouwd. Hij herinnerde zich, dat er onlangs in de Friedrichstrasse te Berlijn een groote juweelen diefstal had plaats gehad, en hij meende nu, dat de vreemdelingen daaraan wel debet konden zyn. Dientengevolge had hy de politie in kennis gesteld van het be zoek en de in hechtenisneming was er het gevolg van geweest. De heeren werden zorg vuldig achter slot en grendel gehouden, el ke communicatie met de buitenwereld werd voorkomen, trots hun betuigingen, dat zy fatsoenlijke menschen waren, en eerst na een tiental dagen werd het hun vergund, den Nederlandschen consul te Dusseldorp in kennis te stellen met het gebeurde. Deze slaagde er echter niet dadelijk in, het mis verstand op te helderen en hun de vrijheid te hergeven. De Nederlandsche autoritei ten werden er in gemengd, de burgemeester van Amsterdam kwam er bij te pas even als het bestuur van den A.N.D.B., en ein delijk slaagde de consul er in, het misver stand op te heideren. Met een auto haalde hij hen van de gevangenis af en zorgde, dat de rampspoedige vacantiegangers huiswaarts konden keeren, echter niet dan, nadat hy aan een vriendelijk maal getracht had, iets van hun leed te verzachten. De heeren hebben zich echter vast voor genomen, in den trein geen zaken meer te doen met onbekenden en in iedergeval te zorgen voor behoorlijke legitimatiepapieren, als zy wedei eens de grens overgaan. Buitenland. Een slavenbevrijdster. Te Auborn, in den Amerikaanschen Staat New-York, woont een negerin, Har riet Tubman, thans een vrouw van 93 jaar, die zich een aantal jaren vóór den Burger oorlog onderscheidde door de hulp, die zy aan haar in slavernij verkeerende rasge- nooten bewees. Zy was zelf een weggeloopen slavin en wijdde zooveel ijver aan het helpen ont vluchten van haar zwarte broeders en zus ters, dat er eens een belooning van 100.000 gulden werd uitgeloofd aan dengene, die haar levend of dood wist uit te leveren. Hoe Harriet Tubman te werk ging, wordt als volgt beschreven: In een donkeren nacht werd fluisterend onder de negers van een plantage bekend gemaakt, dat zij gekomen was, om hen weg te brengen. Om middernacht stond zij te wachten in diepe woudkloven of dicht be groeide moerassen en dan slopen de vluch telingen, een voor een, naar de plaats van samenkomst. Zy deelde haar plannen aan slechts enkelen van den troep mede en stelde alleen vertrouwen 1n één of twee der schranderste negers. Zij kende den weg zeer goed en men volgde zonder vra gen haar zekere leiding. Zy commandeerde en heerschte als een militair despoot. Op haar- rug gebonden, droeg zij een mand met slapende kinderen en in baar hand hield zij een geladen pistool, waarmee zij lafaards, die spraken van teruggaan, in bedwang hield. Doode negers kunnen niets verklap pen, zei ze met woeste grimmigheid. Je gaat voort, of je bent er om koud, op staanden voet. De vrouwen liepen onder haar leiding, even belast en beiaden als zij en zij sprak haar moed in met al de welsprekendheid van een edel hart. Zoo heeft zy langs ge heime paden, die zij zelve baande, door bergkloven en wildernissen, met geen an deren gids en geen ander licht dan de Noordster, scheldend en dreigend de negers gebracht naar het zonnelicht van de vrye staten. Harriet had een bijzonder talent voor comediespelen en toen zij nog zeer jong was, kon zy meesterlijk een oude vrouw voorstellen. Dat talent kwam haar menig maal te pas. Op één harer tochten in Vir- ginié, terwy'l er een prijs van 100.000 gul den stond op haar hoofd, had zy den moed, in een dorp te komen, waar één harer vroegere meesters woonde. Dat was noo- dig voor het uitvoeren van haar bevrij dingsplannen van slaven aldaar. Haar eenige vermomming was, dat zy haar ge zicht en haar lichaam verwrong als dat eener zeer oude vrouw. Daarbij had zij bij wyze van voorzorg eenige levende kippen by de pooten aan een touw gebonden, over den schouder hangen. By het omslaan van een hoek zag zy haar gewezen meester op haar toekomen. Om een voorwendsel te hebben tot wegloopen, maakte zy het touw los, waaraan de kippen waren vastgebon den en onder luid gelach van de omstan ders, maakte zy jacht op de dieren, die schreeuwend en kakelend over een naburi ge schutting vlogen. Op haar achtsten tocht bevond zy, dat een troep politiebeambten haar en de be vrijde slaven stond te wachten op een brug bij Wilmington. Nu had zij in dien tijd ge zorgd voor een reeks toevluchtsoorden in de huizen van voorstanders der afschaf fing van de slavernij en zy verdeelde haar negers onder families in den omtrek, met wie zij bevriend was. Ondertusschen had zy bericht gezonden aan den kwaker Thomas Garrett, den vriend der slaven. Den volgenden morgen reden twee waggons vol metselaars over de brug schijDbaar om naar hun werk te gaan. Tegen donker kwamen die wagens terug. De metselaars zaten te zingen en te schreeuwen, in dronkemansvroolykheid. Maar onder in de wagens zaten, rillend en bevend opeengedrongen, de vluchtelingen van Harriet, die aldus veilig over de gren zen kwamen. De kwaker Garrett werd later, op 61-ja- rigen leeftijd, doodarm door de hooge geld boeten, hem opgelegd wegens het helpen vluchten van slaven. Laat dat u een les zyn, Garrett, zei de rechter tot hem, om u voortaan niet te gen het gerecht te verzetten. - Rechter, antwoordde Garrett, gy hebt mij geen dollar meer laten overhou den. Maar dit moet ik u zeggenals er een vluchteling is, die behoefte heeft aan een schuilplaats eD een vriend, dan moet gy hem maar naar Thomas Garrett zen den. Ook wordt verhaald, hoe Harriet Tub man eens hielp, een weggeloopen slaaf te bevrijden. Harriet was op bezoek by een bloedver want te Troy, toen zij vernam, dat daar een weggeloopen slaaf gevangen was ge nomen en door de politie aan zijn meester in Virginie uitgeleverd zou worden. Zy snelde onmiddellijk naar het bureau van den commissaris, vertelde onderweg, links en rechts, wat zy ging doen en toen zy aan het bureau kwam, had zij een groote menigte negers en ook blanken achter zich die de straac verstopte. Zij ging naar bin nen en stond daar ten aanschouwe van de juichende menigte te pleiten voor het vrij laten van den slaaf. Door een valsch ge rucht van brand wist zy de menigte voor het gebouw nog te vergrooten. Toen einde lijk de slaaf weggebracht zou worden, baande Harriet zich met de vuisten een weg naar hem toe. Zy stiet forsche man nen op zy, of 't kinderen waren, greep den gevangen neger en snelde met hem voort. Politieagenten, die haar wilden tegenhou den, deed zy suizebollend op den grond rollen en nu liep zy, door de talrijke me nigte beschermend omringd, met den ne ger naar de rivier, waar hy in een boot gezet en naar de overzijde gebracht werd, terwyl Harriet hem met de veerboot volgde. Haar laatste expeditie naar het Zuiden deed zy in 1860. Zy was toen 46 jaar oud. Koning Nicolaas van Montenegro over de Turken. Koning Nicolaas van Montenegro heeft een gesprek gehad met den correspondent van de Neue Freie Presse over den toestand in Albaniö en hy heeft daarbij over de mo gelijkheid van een oorlog met Turkije hel volgende gezegd „De Turken hebben het zoover laten ko men. Zy hebben hun beloften niet gehouden en zoeken een vreedzame oplossing nu het te laat is. De Albaneezen nemen de Turk- sche vredesvoorwaarden slechts aan, als een groote mogendheid er voor borgblyft. Dat een groote mogendheid borg blijft geloof ik niet en de Albaneezen gelooven het ook niet. Ik ben overtuigd, dat de troebelen niet zon der een grooten schok zullen afloopen. Of Montenegro daarbij een rol spelen zal, kan ik niet zeggen. Wij zyn vrienden van den vrede en grijpen slechts in het uitertst geval naar de wapenen. Wy zyn tot nu toe het slachtoffer van alle verwikkelingen. Ons arm land kostte het onderhoud van de gevluchte Malissoren tot nu toe 2'/2 millioen gulden. De handel aan de grenzen staat stil. Wy lyden ook nog andere schade. Dat kunnen wy niet lang uithouden. Een snelle oplossing is noodzakelijk. Voorloopig laten wij het anderen over die oplossing te zoeken. Ais wij zien, dat dit vergeefsch is, zullen wy ons die zelf bozorgen. Schadelijke gevolgen vreezen wy er niet van, want de groote mogendheden staan borg voor de onschendbaarheid van het Montenegrynsche gebied. Voorloopig hebben wy nog geen toebereidselen getroffen." Zoorumpen. De Amerikaansche viermast-bark „Puri tan", van Newcastle N. Z. W. naar San Francisco bestemd met een lading kolen, is 27 Juni, ongeveer 800 myl van Tahiti, zwaar lek en in zinkenden toestand verlaten. De bemanning verliet het schip in de scheepsbooten. De eene boot, onder bevel van kapitein Chapman met den tweeden stuurman en tien man, bereikte 14 Juli, na een vreese- lyken tocht, Tahati. De schipbreukelingen hebben ontzettend geleden. Een andere boot, onder bevel van den eersten stuurman, met negen man, wordt nog vermist. Men vreest, (dat de ongelukki- gen zijn omgekomen. Het stoomschip „Talune" is te Auckland aangekomen met drie der geredde schip breukelingen. De „Puritan" werd in 1889 gebouwd. Het schip is aan de Londensche markt voor 12000 p.st. verzekerd. Een aanvaring, waarbij ongetwijfeld ver schillende personen het leven hebben ver loren, heeft in den nacht van Woensdag op Donderdag plaats gehad aan den ingang van Belfast Lough, tusschen het Midland Railway-stoomschip „Antrim" van Belfast naar Heysham bestemd en een onbekend gebleven schoener van ongeveer 40 tons. De '„Antrim" was juist om het daar ge plaatste nieuwe licht heengevaren, (toen de aanvaring gebeurde. De schoener werd midscheeps getroffen en geheel in tweeön gevaren. De schok was niet hevig, noch de bemanning, noch de passagiers van het stoomschip weiden er door verontrust. De „Antrim" stopte en de reddingsbooten werden uitgezet, maar ofschoon onmiddel lijk na de aanvaring hulpkreten werden gehoord, werd niemand meer gezien. Thans komt uit Dublin bericht, dat men daar ongerust is over den daar thuisbehoo- renden schoener „Mary Rosanna", welke Donderdag van Swansea te Campbeltown werd verwacht. Het schip passeerde volgens ontvangen bericht de Copelands ongeveer op denzeliden tyd als het stoomschip „An trim" en algemeen is de vrees, dat de „Mary Rosanna" het door de „Antrim" in den grond gevaren schip is. Het Engelsche stoomschip „John Irwin", met een lading kolen van Kaap Breton naar Halifax bestemd, zonk Dinsdagmorgen, toen het één dag uit was, te Beaver Harbour. Van de uit elf personen bestaande beman ning zyn tien man omgekomen. Het schip zonk een minuut nadat de kapi tein bevel had gegeven de booten buiten boord te brengen. Als dit gelukt was zouden vermoedelijk allen gered zyn. De eenige overlevende is de stuurman, Mc. Leod genaamd. Een zonderling middel tegen de tering. Op last van den Engelschen minister John Burns is door den inspecteur van openbare gezondheid voor het Engelsche district West Riding, een onderzoek begonnen naar de juistheid eener heilzame uitwerking, die teringlijders heeten te vinden by het inade men der gassen van een madenteelt, nabij Bradford. Het betreft hier een zonderlinge zaak. Zooals men weet, zyn maden door henge laars gezocht als aas om mee te visschen. Dat bracht enkele jaren geleden een zekeren mijnwerker van Bradford, Bryrant geheeten, op het idee, maden te telen. Hy was tering achtig, te zwak voor mijnarbeid en Yond door die teelt een hem geschikter en veel winstgevender bezigheid. Door hem werd een stukje grond buiten de stad gehuurd, met een klein kapitaaltje kocht hy bedorven of gezond paardenvleesch, waarop hy het gansche jaar door blauwe vliegen wist te telen om de maden voort te brengen. Zyn eigenaardige boerderij kreeg den naam van „maggot farm'. Tonnen vleesch heeft hij daar gedurig op een hoop liggen, En naar het heet, brengt hy iedere week ongeveer 6000 liters maden voort, door hem voor sixpence per halven liter aan hen gelaars verkocht. Hij verzendt dat aas naar verschillende oorden van het land en ver dient daar aardig wat mee. Maar zijn aan winst was niet alleen geldelijk. Zooals boven gezegd, leed Bryant aan de tering, toen hij zijn zonderlinge bezigheid aanving. Na haar enkele jaren te hebben uitgeoefend, heet hy voor goed van de tering te zijn genezen en moet nu weer krachtig en gezond wezen. De uitwerking schreef hy toe aan het inademen der gassen van den madenryke massa's bedorven vleesch. Zijne genezing trok in de omgeving de aandacht. Hy kreeg bezoek van andere tering lijders, die rondom de vieze vleeschmassa's gingen zitten, om de daaruit opstijgende gassen in te ademen en daarbij veel baat vonden. Met gevolg, dat Bryant een dubbele winst uit zyn "magot farm" slaat, door aldaar tevens een kuur voor teringlijders te hebben ingesteld. De stads-scheikundige van Bradford, F. W. Richardson, heet proeven van de maden- gassen te hebben onderzocht en bevonden, dat ze bestaan uit ammonia en „trisnethy- lamine", welke stoffen, zelfs in zwakke oplossingen, na enkele uren microben doo- den. Ingeademd, komen die gassen in aan raking met de tuberkel-bacillen, wier levenskracht daardoor verminderd, of zelfs totaal vernietigd kunnen worden. En naar het beweren van Richardson, benadeelen de madengassen het menschelyk organisme niet. Nu minister Burns officieel een onderzoek naar zijn maden-kuur voor teringlijders liet instellen, wordt daarna natuurlijk meer waarde gehecht. En met begrijpelijke span ning wordt uitgezien naar het rapport, dat dr. Kays daarover zal uitbrengen. De warmte. Zonder eenige afwisseling lui den de berichten uit Duitschland over de warmtede thermometer beweegt zich in verschillende deelen des lands om de 90 gr. en iederen dag vallen menschen als slacht offers dezer hitte. Het uitzicht dat de metere- ologen gesteld hadden op verandering van weer, is weder verdwenennieuwe ver schijnselen op weerkundig gebied doen nu verwachten, dat het voorloopig nog wel even warm zal blijven. De warmte veroorzaakt ook op verscheidene plaatsen bosch en hei debranden. De bekende Lüneburgerheide staat in vlammen en het dorp Wendisch-Eve- ren wordt door een brand in het naburige woud ernstig bedreigd. Uit Winningen aan de Moezel meldt men dat de appelen in de boomgaarden door de zon als gebraden zyn, zoodat men als noviteit annonceertBraad- apdelen, versch van den boom.' Was de warmte in den beginne voor den wijnstok nog gunstig geweest, ook nu begint deze er nadeelen van te ondervinden. De druiven verdrogen aan de stengels en misschien zullen nog rozijnen een pendant van de braadappelen gaan vormen. Al te natuurlijk. Een jonge dame te Lon den zou naar een gecostumeerd bal gaan als.Chineesch dametje. Het costuum werd tot in de kleinste bijzonderheden nauwkeu rig nagemaakt ^en der volmaking moester een echte pruik uit de Oost komen. Die aan kleeding was echter al te natuurlijk. Want kort geleden kreeg de jonge dame een vreem de plek op haar voorhoofd, waaruit een spe cialiteit lepra diagnoseerde. Het arme meisje is in een lepra-kolonie opgenomen. Geheimzinnige misdaad. Wy hebben ge meld dat te Angoulème een priester, de abt Guibbaut, vermoord was, „door een dronk aard", voegde het bericht er bij. Dit laatste was onjuist, want men weet eigenlijk niet, wie de moordenaar is. De misdaad is noch tans op klaarlichten dag gepleegd te half- één 's middags, in 't centrum van deparochie St. Servin, Augoulème, door middel van een geweerschot, dat aanstonds de aan dacht van de omwonenden heeft getrokken, maar niemand heeft den moordenaar zien ontsnappen. Het slachtoffer zelf, ondervraagd alvorens

Krantenbank Zeeland

Onze Eilanden | 1911 | | pagina 3