Z AT CR 0 AG 2 JUNI 1934
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
BOEK EN BLAD
GEKKE GESPREKKEN
begriijpeduik).
EENZAAM. Ill lil..1
Eerbied voor liet leven s. v. p!
De volksverWildering in de grensstre
ken, teweeggebracht door Tie smokkelarij,
vreet gestadig dieper door. I>e ambtenaren
die deze verwording moeten beteugelen
staan meestal machteloos en netnlen vaak
in geprikkelheid daarover al te ving hun
toevlucht tot de drastis'clhe middelen die
de regeering te hunnen dienst*1, stelde;
volklsvefwildering is Zeer besmettelijk'.
Het is hier en daar zlao erg gewbrden
met oneerbiedigheid tegenover' het leven,
dat. de Maastrichtsehe Kalmer van Koop
handel, in haar jongste bijeenkomst uit
voerig van gedacht en 'wisselde over de be
strijding van het ötnbkkelwezen in het
district der Kamer. Verscheidene leden
der Eatoer achtte» het plicJkt, he-t Cen
traal geziag erop te wijiz'en, dat bïjf de
bestrijding van het smbkkel'wfezeii 'de vei
ligheid van het individu allerminst be
tracht wordt. Schietpartijen, gelfis in do
dichtbevolkte stadse ent ra, IdwÈitnien bij' her
haling voor. Door het hpofd der gemeente
Maastricht 'werd hiertegen bijl bevoegde
instanties reeds tot tweeonla|al toe gepro
testeerd.
Te snel en te ondoordacht wlardt v,an
de vuurwapens gebruik! gemlaiakt, meen
de men. Ofschoon olm'. twee directeuren
eener Ma,astrichtöölie industrie tijdig met
hum wagen hadden gestopt, werd een
schot gelost, waarbij Mo klogel ralktelimg
langs het hoofd der beide inzittenden
vloog, -
Ten opzichte van de ambtenaren werd
de wens'Chelij'kheid uitgesproken flat. dczlo
jiiet. alleen voortreffelijk mloeten zSjln in
de beoefening van hun plicht, dadh( niet
minder aanpassingslmbgelijklieid dienen 'te
bezitten aan de mentaliteit van het Lim-
burgsche volk'. De amlbtenaiar, die on
langs in Hoens'brnek' een Kmokik'elaar dood
schoot., bleef met de pet op het Hjpolfd en
een sigaret, in den mbind toezien, toen
door oen priester aan het", slachtoffer do
genademiddelen der H. Kerk' Werden toe
gediend, en nam' zoodoende Self's de bur
gerlijke beleefdheid niet in .aehL
De. Kamer besloot tenslotte aan den
minister van Financiën een request te
zenden met verZaek 'te bevorderen, dat
er naar gestreefd worde de jgtqootst móge
lijke zekerheid te bieden, dat 'bijl do smok
kel-bestrijding geen men steh en 1 evens ge-
verg d'w|orden.
We 'hopen van harte dat het request
iets uit'wierkt, doch staan er twijfelachtig
tegenover, omdat het geheel© beginsel der
smbklcelbestrijding niet deugt.
Op 'n onzalig ©ogenblik zijn de auto
riteiten, ook: in het buitenland, ten aan
zien van de grensbewaking .afgeweken
van van het eenig juiste princiepe dat
men alleen dooden mag uit, noodweer.
Om' den schrik erin te krijgen stond men
aan kfotmlmlezen en douaniers toe te dooden
voor het niet opvolgen va.n 'n bevel.,
In deze o nmem se h cli jkhei ddie door
niets is goed te praten, ligt de kern van
de kfwestie, die met den dag meer ac'uut
wlordt. Zoolang men niet terugkeert tot
de geluiden Gods en de christelijke z'ede-
leier in deze, zbl het onmjogelijlk1" rijln
het kwaad in zijn Wortels aan te tasten
en zlullen er droeve exoessiem blijven voor
vallen. z|a] de verwildering aan beide zij
den blijven toempmon.,
UITKIJK.
En zonder complimenten' wilde hiji het
groene boek onder het tasöhje Wegtrek
ken. Ma,ar z'e slaakte een gilletje van
sehrik en legde er beide ha,nlde.m op.
„Neen, neen! Je mag piet. Je zult 't
niet zien!" Em overhaast deed ze boek
en hamden ander de tafel op haar gdhloot
verhuizen. j
Lachend keek hij' ha,ar in, 't gloeiende,
jeugdige gelaat.
„En waarom mag ik 't niet zien.?."
„Om tóch miet."
,„Maar kind, Zeg dan, tenminste den
titel, wat steekt er nu in een. drogen
titel?"
Ze schudde vau neen.
„Ook dat niet? Ja, dan Zal ik tot ge
weld mijn toevlucht moeten neme»', zoo
veel halsstarrigheid..."
„Neen, neen, da.t zal je miet. De par
tijen ista,a,n niet gelijk, jij of'ik
„Dan moet je 't maar zeggen. Ik laat
je de keus, Zeggen olf..."
„Ik1 zou ma liever schamen alsi ik
jou was. Zoio'n groote kerel alsi jij!, ten
nieuwsgierig als een schoolmeisje, wel
'foei nagi toe!"
„Aha. gooi je 't l0,ver dien hoieg'? Ja ma,ar,
kleintje, dat helpt je niet. Die mij beet
wil hebben, moet. vroeger opstaan. Nieuws
gierig of niet, vojor den dal»! er mee! Wat
laai je?"
Tot eenig antwoord klemde ze 't boek
nog «steviger vast en keek hem uitdagend
aan.
„Kind. kind, weet wat je -doet! Ver
toorn de goden niet! Nu, voor 't laatst,
niet
En hij kwam na,ar liaaar .toe en wilde
beslag1 op haar leggen. Maar ze ,w]as, hem
te vluig a'f en ze stond al aan den anderen
kant van de t ai fel. Hij haar achterna,
zij .met kleine hooige gilletjes vlofor hem
uit. En iw volgde een wilde jacht, zon
der aanzien v,a,n de flijlne «alan,meubeltjes.
Zij' lachend en vlug 'als de wind:, hij bla
zend en met Zijln groot «nhamidig lichaam
overal tegen aanstootend. Eini Quick, dan
dikken, qnmivemdem, baas blijkbaar voor de
aanvallende partij houdend, luid--blaffend
achter hem a.an.
„Pak den ba,a's, Quiob, stoute baas." En
meteen wilde ze vlug 'door de deur ont
komen. maar hij doorzag het snoode plan,
deed een geweldigen sprong en viel mot
een bonis1 tegen de deur.
„Mis. juffertje, mis, ik ben er ook nog,
hijgde hij.
„Ja,, dat zie ik en hoe!" spotte 'ze.
„Hoor me zop'n blaasbalg eens aan. Je
kunt er niet meel' tegen, ouidijieV'
Een poosje keken ze elkaar a.a,n, beider
gezicht stralend van pret.
„Geef je nu miaar op .genade af onge
nade over. Gevangen beoi je."
„Dkt denk je maar! Ik kan 't langer
[uithouden dan jij1!" En bedaard ging ze
op ©enigen afstand zitten en bladerde ter
gend in 't boek, hem onderwijl goed in
't oog houdend. Opeens hield z'e 't bloek
in de hoogte. „Als je van dien. afsitanid
kunt zien wat 't is', mag je 't lezen,"
klonk het genadig. Maar zijln bijziende
cogen onderscheiden iniets dan een groene
omslag en wat Zw,arte figuurtjes. Met een
voornaam gebaar, als had hijl niet eens
getracht het te ontcijferen, haalde tój
do schouders op.
„Neen, dank je, niet op die manier. Je
zult 't me netjes.hier brengen."
„Jawel, daar kun je lang, op wachten,"
lachte ze. „Kom, ik lees onder dte hand
nogi een hoofdstukje want ik zit hier
goed!" En ze deed als verdiepte zij! zich
opnieuw erin.
„Wees nu niet ïlaulw', kind began hij' al
spoedig weer, „en zeg 't me."
„Wees au niet ffla,uiw', kereltje, en ga
de deur weg."
„Goed en dan krijg ik 't Woek.?,"
„In geen geval."
„lian zegl je me hoe 't heet
„Ook niet."
„En 'waarom zeg je 't niet.?"
„Omdat ik 't niet wil."
„En waarom wil je niet.?"
„Omdat...." en plotseling' ;nam haar be
weeglijk gezicht een hooglst ernstig© uit
drukking aan, „omdat ik 't geen ge
schikte lectuur voor je vind!"
Hij barstte in een onbedaarlijk©» scha
terlach uit. „Keen magr, die is goed!
Prachtig zeg ik je! Ik mag 't niet lezen
en jij!...." Eu hij! maakte zoo'n geweld,
dal Quick in beraad stond zich er weer
mee te bemoeien.
Hij kon maar niet tot bedaren komen,
haar w'ij's, deftig gezicht, waarin .alleen
de ooigeu lachten, prikkelde hem nog meer.
En toen haqr plechtigheid nabootsend
„Eu als ik vragen mag, wijste der rich-
tereu. waarom oordeelt u dat boek' voor
fliij; ongeschikt Is het te hoog of te'diep
voor zulk een onwaardig! sterveling?'
„In 't minst miet!"
,.I« liet soma niet.... niet goed voor do
moraliteit.?."
„U, zeglt het."
„En u dan, movroiulwL?.... kamt dat er
minder op aan.?"
„O, dat is heel wat anders!"
„Natuurlijk, natuiurlijlk.... Li is de damo
eu ik
„Juist daarom."
„O zoo, zlijh de rollen Yportaaai omge
keerd.?"
„Neen. dat nietl"
„Maar wat dan, als ik vragen mag?"
„Er komen hier woorden.... uitdrukkin
gen in voor, die ik niet 'wil, dat jij leest!"
„Maar kind," en zijn buikje 'bag©» weer
gedrukt op eu neer tié gaan, .„bekioanimler
je daarover niet. Die neb ik' stellig Wel
honderdmaal elders gelezen."
„Daar kan ik niet voor zijin! Ik wil ize
jo niet zelf in handeai geven.!"
„O, is 't dat Leg het boek dan maar
ergens neer, dan zal ik 't zelf wel krij
gen." ',l',
„Geen denken aam. Ik vind 't beleedi-
geiid voor ,ons geslacht, en n,u kan je doe»,
wat je wilt en mij'nentwege tot 'morgen
ochtend „voor die deur blijven staan, ik
.geel1 't je niet."
„Is dat je laatste woord.?"
„Mijn laatste wiqord."
„Heel goed. Na al wiat je gezegd hebt,
bon ik nu wel vrij! degelijk verplicht kon-
nis te nemen va» dat ding daar."
Eu hij deed zijn manchetten .uit, sdhooif
met veel vertoon zij» mouwen »aar boven
en kwam met uitgestrekte armen naar
haar toe. Behendig söbopf ze een .stool
in zijn wag. Maar 't hielp niet la»g. Du,a
hadden Zij» stevige vingers haai polsetni
.gegrepen, 't b©,ek valt. Maar djiingls zet zo
er den voet op. In het volgend ©pgetnblik
zal hij' haar ais een veertje va» de» grond
lichten, da» js 't pleit beslecht, eledhts
list kan haar nog redden.
Plotseling blijft ze stokstijf staa» eu
kijkt hem met groote, verschrikte oogen
aan. t
„Wacht eens even w'aoht eens, de»
hoeveelsten jroblben we vandaag?"
Hij laoipt in den gespan»ein strik.
„Den hoeveelste»? Wel den vijftiende»
„O hennel, dan zal 't spannen. Ma,ar 't
kan nog juist, gauw maar, bel even,
wil je, voor Ding.
En terwijl hij' gehoorzaam ©,p den schel
knop drukt, bukt ze vlug ,en ijlt met haar
schat de kamer uit.
Van de trap hoort hij zicih tergend
toeroepen: „Ze moeten vroeger opstaan,
ulo jou beet willen hebben!'"
„Geboren komedianten, al dat vrouw
volk mompelt hij. Eu meteen ziet hij
Dina. „O'fl mijnheer gebeld heeft?"
„Gebeid.?... ja zeker, ja gebeld. Hm,
gevrouw', hm, 01 ja, 't was loon den hond
uit te laten!"
't Zou zonde zijn kwaad te spreken
van de heeren der .schepping, maar som
migen van hen zij:n brutaal nieuwsgierig.
Eu deze goedhartige ©eg» wa,s 't in hoogte
mate. Dit en zijn groote gevoeligheid
voor een smakelijk schoteltje, waren 's
mans zwakke zijden.
En toen hij den volgenden morgen op
de slaapkamer 't vrouiwtje "was, natuur
lik a! lang: naar beneden „om voor zijln
ontbijt te zorgen wlor,stelde tojnl zijln
overbemdsknoiopje dicht te krijgen, en rood
van inspanning! met de armen jpohter het
vooruitgestoken hoofd aUerhulpIbdhloc-
vendst voor zich uit tuurde, zag hij plo
tseling jets1 uit de lade van zijln vraujWs
toilettafel steken. Och, 't was maar zoo'n
onnoiozel klein puntje, maar gonioeg om de
attentie van een nieuwsgierig mcmseli te
trekken. Opeens dacht hij'.even au» haar
geheimzinnig .doen dein voriigpn avond!
Daar dus had ze 't verborgen I En 't
weerbarstig knoopje in den steek .lateUd,
stond bij voor haar toilet. Nog even aar
zelde hij', lang genoegt ran zidh zelf wijs
te maken, dat hij 't aan zijln positie als
echtgenoot van een allerliefst jotng vrouw
tje verplicht was over haiar lectuur te
waken. En toen trok hij, brapideimd van
nieuwsgierigheid, dé lade verder open.
Nu zou, dan het zondaresje ontmaskerd
wórden. Ja. ja, zoo'n onschuldig gezichte
jc. maar ondertutsschen w'at voor sensatie
romannetje zou hij te zien krijlge»? Hij
bracht liet boek vlak' onder z'ijn bijziende
oogt», en tuimelde een pas achteruit
„Richardin, chef de cuisine zei hij half
luid, op den toon der hoogste .verbazing.
E.eu receptenboekEin toe» sloeg: hijl het
open ,om te zien af dat ook loost aliarm
was. een vreemde vlag: om 't verdachte te
dekken. Neen, allemaal recepten, soepen
moezen. geleien. £,n hier lag .eeln pa
piertje. bladzijde 101. Gefarceerde toma
ten Het bóek glipt uit zijin vingers.
Dat was dus de oplossing va» 't raad
sel. Hij had zich laten ontvallen, dat ze
die nooit aten, en die ware» thuis bij zijln
moeder toch zo© piekfijn I
En nu h,ad z'ijn vrouw' in stilte dat re
cept bestudeerd! 01 Maar ze wlaS. een
engel, een juweeltje, een.—
„Man," klonk 't .onder aiaa de trap.
„kom je haast! Wiat heb je lang werk
vanmorgen
„Ja kind, ja, ik kom."
En zijn groote bande»' duwde» 't boek
weer de lade in. En haastig werd het toi
let voltooid.
„Je thee zal wel koud rijn. Maar ma»,
wat zie je rood? Wat heb je uitgevoerd?"
„Och ja kind, dat ellendige knoopje.
Die dingen zitten opk o.p zoo'» onmoge
lijke, plaats, 't wo,u vanmorgen niet. Och
toe. doe jijl 't even?,"
En hij was Wijl haar z'n 'broeden rug te
kunnen toekeereu, die zou niets verklap
pen. Hij zou verloren wezen, .als ze hem
nu aankeekWant och, hij kon zoo slecht
iels verbergen voor die s'chelmsche ©ogen
Dien middag at de jonge huishouding
vo,or '1 eerst gefarederde tomaten. E,n het
vrouwtje had er eer van. Manlief was
uitbundig in zijn lof en beweerde, dat «zo
nog lekkerder waren dan thuis hij zij»
Van liet and© Babylon.
Onze eerste kennis va» het oude Baby
lon is afkomstig uit den Bijbel, waarin
het verhaal Via» het zeldzlame gebeuren
van den boiu'w' des torens v;a:n Rabel ©msi
sinas onze jeugd heeft geboeid. Wat van
de oude berichten over dit geheimvolle
land is nu waar, wat nu verdichting on
symboliek.? Oorspronkelijk heette het oude
land Burner, naar zijn oudste bekende
bewoners, de S.umerieten. Thans kamt
men door Syrië in het land Mes©,potaimië.
Uit de vlakte rijzen hier en dajar hioage
ruïnenheuvels o.p, die de- aandacht wek
ken. Meestal zijn 'deZe ruïnes door het
zana van duizenden 'jaren overdekt, gel
den vindt men er eau open ruïne, idle
ons doet beseffen, dat hier eemis groote
bouwwerken hebben gpsitaam. Deze- ruïnen
zi;,'n de overblijfselen vatn de Babylonische
torens, deze eigenaardige vaortbrenlgsele»
van een oude cultuur.
De bedoeling van deze gebouwen be
grijpt men dadelijk, als men zich den
godsdienst der oude Sumerieten herin
nert. Dit oude volk trok ©agteveer 5000
vóór Chr., in oen soiortvoiklsrvorh uiring,
uit het Noordelijke bergland in do vlakte
tuss'chen Euphra,at en Tigrisl eu vestigde
zich daar. Het Was een eigenaardig, niet
Semitisch volk, dat zich met veeteelt en
landbouw bezig hield. De ourie reliefs
toonen a,an, dat het kleiini ,ya» gestalte
was en blauwe oogen had. Na hun ver
huizing van de vlakte jjametni zij! bun oukle
goden mede en bouwden hu» woningen,
d.w.z. kunstmatige bergen. Aatavankelijk
uit leem opgetrokken en olngeveer 20 tot
30 meter lioog en meermalen 100 M. in
doorsnede. Later gingen zij1 ©ver tot d'eto
bouw uit gebakken steenen. Deze kuiniste
matig aangelegde hoogten noemen wij die
Babylonische torens en het spreekt van
zelf. dat er niet één, m»ar vele van die
torens waren. Op zulk' een berg ,of toren,
pp den Eour, zooals hij in Babylon Zelf
werd genoemd, woonde slechts de god.
In de vierde eeuw' vóór Chr. ging
over deze sumeritische cultuur de eersbei
golf. Hier, in -Babylomië vestigden atóh
de nomadische Semieten en miet 'aan be
wonderenswaardig aianpaisisinigsvermlojgen
namen zij de oude beschaving iiu zich op
en wisten dat, w|at zi,jl bij hun vestiging
vonden, verder te ontwikkelen. Zoo kun
nen en moeten wij; thans onder de Ba,-
bylonisohe cultuur ©en vereeniging van de
Sumeritische en Semitische verstaan.
ÏDe oudste centrale van het Jaind was
Nippur. Geleidelijk eerst kWam de stad
Babyion oip den voorgrond ein ointiwik-
kelde zich ,op ongekende wij'ze. Die gro.uf -
ste bloei van dez'e staid wias onder d,e
beersohappij van den niet-semitisdh,e»ivoirst
Hamuralblbi #n onder de heerschappij van
den Ohaldaeschen vorst Nébuieadnezar II
ofwel Nab'ucbodionoisior.
De stad had, oorspronkelijk, een omtrek
van zes K.M., ma,ar ontwikkelde zich
spoedig tot een omtrek van 18 K.M.
Wanneer men weet, dat de gainsche stad
met vestingmuren was omgeven, dain hoort
men wellicht piet verbazing, da.t ze de
grootste fot nu toe geboulwide vesting
stad is geweest. Ze was omgeven dlqor
eeu 27 M. dikken muur, waarop .twee,
met vier paarden .bespanne»; wlagens, el
kaar honden posseeren. I» het. midden
van_ de sta;4c, welke was verdeeld in een
heilig gedeelte en een dieel voor biet zakén-
leven bestemd, verhief zich, op gewel
dige fundamenten, de aiam den oppersten
god Mardue gewijden toren, o,p een hooglto
va nruim 100 M. D© handelsstad wjas
gelegen tegenover dte broed-aaugjelelgdé
heilige stad en de burcht, wlaar de koning
zijn zetel had. D© handelsstad ihiaidi siuallo
en hoekige slraten. De huizen liaddton
geen vensters,. Overdag leefde mlein eiigeln-
1 ijk buitenshuis, terwijl de ingang yalni
het huis was gelegeu naar het Noorden,
om de koele winden too,kamig te verschaf
fen.
Marduc heette de hootgste go,d, de Hie©J'
van de lente >su valnl de zon. Hem gold
de hoog© godsdienstige ploohtjgh'eidl van
het jaar, het fees vau dte opslardtiug!
van het voorjaar, waarbij de, uit z'n
w'oning' door vijandelijk©, wintersohe mach
ten verdrongen god weer met groote poanp
en praal en onder de daarop betrekkin»
hebbende gebruiken naar zijln heersdhlers-
troicn werd teruggebracht.
De CaliÜorniscke iTgeniuakci'.
iD© boeren van Alberta,, in Galiflounië.
wachtten op reg;en, tot wanhopigwlordelns
toe. Toen kwam er, in huu nood, ieen
man tot hen, die huu regie» beloofde. Hij
was geen profeet maar een doodgewionie
man. wiens naaimi Hlatfield was. Maar
■slechts op het eerste gezicht sdheen hij
gewhon; als men met hem Sprak en maar
zijn woorden luisterde, dan had mam met
een geheel ander nronisdi te doe». Wamt
deze man kon den regam ,uit het uitspansel
lokken! Dat beweerde hiji tenminste. Gaeta
wlonder dus, dat de boeren liem' ©iim den
hals vielen.
Maar voor niemendal 'wilde die geheim
zinnige man het miiet laten regenten. Oau
zich de diensten van de» regenmaker ta
verzekeren, zamelde dus die bloeweini va»
Alberta, die op regen wachtten, ©mgeveer
10.000 dollar bijeen en sloten met Hat
field een overeenkomst, waarbij deze zich
verplichtte regen in normale juoeveelhleid
te versohaffen, terwijl de 'boeren nap zich
namen om voior eiken centimeter regen die
m de ito,mende drie maande» JJovan het
normale viel, eenige duizemdetn dollars
zouden b'etalen, en ee»' tot het maximum
bedrag 'der bijeengebrachte 10.000 dollar.
Het contract "werd dioor heide partijen
oiulerteekend. Daarmee in .zijin zak beglaf
Hatfield zich naar een eenzame plek aam
do zee en bouwde zich da,ar een h|u|t.
II at field had de eerste regenbui 'binnen
ze,s weken gegarandeerd. De boeren wacht
ten in koortsachtige «panning. En zie: de
man in de hut had niet te veel beloofd.
Reeds den derden dag viel ,de regie» in
strooimen ©,p het dorstend aardrijk neder.
Daarna regende het vaker en nar 'drie
maanden kon Hatfield inet 10.000 dol
lar Alberta verlaten. Niemand ha,n zeg
gen ol hij in rijn hut zat en zelf ma,ar
stilletjes op den regen wachtte. Dte boeren
hebben hun hemelwater en "de regen-
maker zijn dollars'. Maar zouden de boe
ren oolk zonder Hatfield hun regen ge
kregen hebben. Wie Zal het bestaan, die
vraag te beantwoorden?
Hoe Argentinië de sprinkhanen
plaag bestrijdt.
Zuid-Afrika en Zuid-Amerika rijn de
landen, die in de zotoermiaanden 't imieest
last hebben va» de sprinkhanen. Deze
insecten vernielen voor duizenden aan de
vruchten en groenten, tei'wlijl het vca
vaak sterft tengevolge van een initeetie,
veroorzaakt door de sprinkhanen. Het is
bekend, dat de Zuid-Afrik|a,anscihe regee
ring ieder jaar schatten gelds uitgeeft
om de boeren te voorzien v,a,n insecten-gif
en pompen, ami de ipilaag te bestrijden. D'e
©(verheid heeft edh[ter, na, jaren v,a,n pirotef-
uömen, de boeren in de geplaagd© streken
ervapj. overtuigd, dr*,t de nien'wi uitgevonden
Iwfijlze van .verdelging wel het ei vu,n Co-
lulmlbus mag wbrde» genoe|m!d. In 1925
worde» eenige knappe ingenieurs ,a,an liet
Werk geztet eu construeerden "n nieuw
hpipial'Oiat, bestaand uit een hok' vian zink
platen. D|oordiait aan de 'wanden 'n beplafiid
soort stof', wordt gesmeerd, waarop de
sprinkhanen afkomen, worden de insectep
naar de hokken getaktrij» Jcze
dan stelt riek automatisch oen toestel in
werking, hetwelk benzine en gassen ver
spreid, en binnen eenige minuten zij»
da» alle in de hokken aanwezige sprink
hanen gedood. Het leven va» In sprink
haan duurt ongeveer 220 dagen en jn
dien tijd bek'limit htijf, vijf trappen van
ontwikkeling, D|e eitjes, die bijl tiental
len worden gelegd, heblben aan tijd va»
25 a 30 dagen noodig plml uit te broeien
en binnen 60 dagen vindt me» volwassen
sprinkhanen. Gedurende den dag rijn. de
diere» in de Jweer en Zetbe» .^ij zich
het liefst olp het vee „en op het voedsel;
de» gansChen dag Zoeken zij voedsel en
zijn nimmer verzadigd; des avonds trek
ken de Zwermen de bossc'he» in.
Deskundigen hebben uitgamlaiakt, d,a.t de
wijfjes godurénde 15 a 20 dagen achtmlaal
ku'nnen broeien en gedurende dien tijfl
80 tot 120 eitjes leggen. Als men deze
cijfers ziet, Jjlatai mten ziteh eenigszins een
idee vormie'n v,an het enorm aantal
sprinkhanen, het|welk iridh in de Warmte
streken ontwikkelt De boeren in het
Zuiden, 'wetend dat de Sprinkhanen in de
eerste levensdagen nog niet kunnen vhe-
gen, d©,ch slecht® langs den grond krui
pen, rukken des, avonds, en viaiajk ook
des nachts uit om) de dieren doo'd te
trappen. 1 f I i
D|e Argentijn,sche regeering, 'dooi' het
succès er proefldeim'ingen barer zlnk'pla-
ten-hokken aangemoedigd, heeft ,tlh|ains öp-
dracht gegeven tot het doen vervaardigen
va» 70.000 zinkplaten-hokkenwelke op
alle mogelijke mla;nieren en op alle taloge-
lijke plaatsen, vooral in de builenwSjiken
der groote steden en op de taiëderijfen, wor
de» opgesteld. I
Bjjkelschc monioigraphieihi.
Als nummer drie in de serie Bijlbelschte
mouog'raphieën, Welke onder leiding van
prof. dr. Jos. Keulers, bijl Riamen en
Zonen te Roermond verschijint, ontvingen/
wij „Ezechiël" van drs. A. v. d. Born.
l)it is een diepgaande en toch uiterst Re-
va! lelijke studie over ©en groote figuur
uit den Bijlbei, die do,or allerlei oorzaken
tot, nu toie te ver van oma afstond.
De m»aogra,phie opent toet eeu gadeighn
historische studie over het tijdvak, ,da,t
aan de Balbylonistche gevanganiSohap (in
deze periode trad Ezechiël naar vorenl
voorafging om daarna de ro.eping! va»
Ezeeliiel en zïj» groobsohc taak schitterend
uit te heelden. WetenSchappelijlkl indrin
gend verklaart de geleerde schrijver dia
grootsehe en s|om® duistere visioene», Wel
ke deze ziener e» bemiddelaar kheieg ian
behandelt tevens nog' inenig amidler naven-
onderwerp om het geheel duidelijker te
maken. l
In hot laatste 'hoofdstuk1 toornt de schrij
ver aan dat de beteekeni'S van Ezechiël
reikt tot aan onzen tijld, omldat de intentie
van zijn profetie gebaseerd is ©lp hervor
ming' van leven en zede»; 'au hervorming
dio nu even hard' noadigl is al'sl rij to/em
was.
„Maar afgezien van deze actueel© toe
passing", zoo besluit terecht drs. .v. d.
Bern, „blijlft het boek Eizechiël een altijd
verrassende bron voor hem, die Se lang-
gekende godsdienstige wiaarhedle» waer
eens van ee» ander standpunt belicht en
verlevendigd wil zien. Wat Ezechiël ons
laat voelen over de grootheid .en ito heilig
heid van God, over de dwaasheid der zon
de, de zinneloosheid' va» momsdhelijkte ver-
heffing en hoogmoed, dat alles isl te» volle
de aandacht waard', oOk van ons, die door
de openbaring van het Nieuiwe Testament,
al die waarheden zooveel dieper mochten
peilen." lil'
De verzorging va» dit boek is zloools
wij dit immer van uitgeefster gewoon: rijn.
Jos. Speijbroiuck .verluchtte den tekst
met vier stijl- en fantasie-volle tetekeninge».
Herdrukken.
Het is met de leeslust onder ons ka
tholieken todh nog niet zoo sledht gesteld
als men wel eens zeglt, wamt twtea nieulwte
herdrukken in het fonds va» J, J. Romen
getuigen van onze belainigistellimg in goede
lectuur.
Van prof. Keuler's prachtwerk „Waar
JeZus leefde" een boeiende eu rijk-geïllu
streerde beschrijving van rij» reia naar
het H. Land ontvingen wijl .den derden
druk (6e tot 8e duizendtal) en va»' „Het
loven der H. Maagd", zooals de groote
Dnitstehe mystieke, Anna Catharina Em
merich het visionnair zag en daaitna ver
telde ia,an f .'lemens Brentamo, Zond men
ons een tweede» druk toe. Laten wij ho
pen,. dat ook de herdrukken ..vain deze
hoogstaande, edele werken, hum weg zul
len vinden! f j
WAT MENIGEEN NIET WEiET.
In Mpissen staat een kapel wlaarvan
de kloMilp» „van porselein gemaakt Zijn.
D'e la/agst.e regenwolken drijven toch
altijd nog 200 meter boven de narde.
Bij den qkig bfijj AusterlitZ, in 1805,
gebeurde het, da,t toen een vaandeldrager
dqodelijk gawiond ter marde viel, de re
gimentshond het vaandel in zijn bek' naai
de kameraden sleepte. De hond iwias
„Moustache" van bet 5e Framsch|e ar
meecorps en hij werd gedéooreerd unlet de
ordeteekenen van het Legio/en van Eer.
D|E RiATTiEiNV(ERDiEiLG;BR,
D|e bedelaar kiwiaita o,p de hoeve werk
v^lgeu. 1
„ik Heb amper w'erk genoeg voor mijn
eigen volk"', zei de b'oer.
„Him!" kjuchtte de bedelapr. „Hebt ge
aom's ratten
„Met honderden."
„Ik) 'Zal ze dood doen." I 1 i
„Zoo, hoeveel moet ge daarvoor heb
ben?" II
„Niets dan een goed im'ual en een staqip
bier."
,Aan,geiidmen," Zei de Hoer, en do bfede-
laar kreeg zijn b'uik v.ol. Als hij' geda,an
had, legde hij Zijn voeten imtet wtelbobiagen
op| talftel."
„A|wel," vroeg de boer, „wanneer be
gint ge. do ratten dood te doen
„Bi-eng z'e hier," Zei de beddaau ©ik
Zal ze dioo,d nijpten."1
OP JT PO;,[JTJKBiCR|E'A,IJi
„Ze hobble» een plortefteuillte v'an imte
gestolen Sn,et een Uoterijlbriefljiei er in!'"
„Giaed! Als er een prijs o|p| valt, dan
hdblben Iwle den -'dief
VERKLARING.
„Wiat is een dtefidit?"
„Een deficit is, wiamneer m|en minder
heeft da» men had, toen inen niets meer
had.;'!
D|E LA/STDRiAGERi.
Zij: „Het, leven is toch slechts een
reiis
Hij': ,,Z|oo is het .en ,wlij[ mannen
zijn de pukjesdraigers."-
„En iwaiar rij» "je getuiigjstelhri'flten
vraajgt de ddmte aan het aollioiteereudle
dienstmeisje^
„Allemaal verscheurd."
„Maiar Iwiaiaroimj dan?" ij'
„Als u ze gele|ze» "JraiJj, zou u da,t
niet vragen!" i i
HET ERGST®. i
Dte mooie Lisa, ikla,a,gt !biji, haar vrien
din: „Niet alleen, d|M hij imljfn hart ge
broken en imijp leven in scherven gesia.-
ge» heeft, neen. hij heeft mlijn „hteelea
avond fbed/orven!"
D|E VER,STROOJ;DEÏ
„U kiupt mie f'eliciteeren, prolfessor, drie
diagen geleden 'ben ik! gToolmoeder ge-
Warden!". i I 1
„Wat u 'Zegt! En, bent u nu al op?,"
OP 'T; CONDERTV 1
„Vindt u oo|k! niet, dat die zangeres
Versdhrilklk'elijk' zadht zingt ?'1
„Neeim. me niet kiwlalijlk die Iqan niet
te „Zacht zin'gen!'\ 1
ONDERBCHEIDi.
„Is 'die kleine, leelijk'e tnlan diapr uW
Vevtaof'd©
„Hoe kunt u mlij: 'zloo'n smakeloosheid
ipieschrijyen dla,t is ihlijln imla»!'1
„Ben je zo© heelemlaol alleen van
avond i I i
„Ja, mij» vro'Ulwl is 2 uur geleden voor
'n ftogenblik' na,ar de blureu gegaan!'!