Z AT CR 0 AG 2 JUNI 1934 NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT BOEK EN BLAD GEKKE GESPREKKEN begriijpeduik). EENZAAM. Ill lil..1 Eerbied voor liet leven s. v. p! De volksverWildering in de grensstre ken, teweeggebracht door Tie smokkelarij, vreet gestadig dieper door. I>e ambtenaren die deze verwording moeten beteugelen staan meestal machteloos en netnlen vaak in geprikkelheid daarover al te ving hun toevlucht tot de drastis'clhe middelen die de regeering te hunnen dienst*1, stelde; volklsvefwildering is Zeer besmettelijk'. Het is hier en daar zlao erg gewbrden met oneerbiedigheid tegenover' het leven, dat. de Maastrichtsehe Kalmer van Koop handel, in haar jongste bijeenkomst uit voerig van gedacht en 'wisselde over de be strijding van het ötnbkkelwezen in het district der Kamer. Verscheidene leden der Eatoer achtte» het plicJkt, he-t Cen traal geziag erop te wijiz'en, dat bïjf de bestrijding van het smbkkel'wfezeii 'de vei ligheid van het individu allerminst be tracht wordt. Schietpartijen, gelfis in do dichtbevolkte stadse ent ra, IdwÈitnien bij' her haling voor. Door het hpofd der gemeente Maastricht 'werd hiertegen bijl bevoegde instanties reeds tot tweeonla|al toe gepro testeerd. Te snel en te ondoordacht wlardt v,an de vuurwapens gebruik! gemlaiakt, meen de men. Ofschoon olm'. twee directeuren eener Ma,astrichtöölie industrie tijdig met hum wagen hadden gestopt, werd een schot gelost, waarbij Mo klogel ralktelimg langs het hoofd der beide inzittenden vloog, - Ten opzichte van de ambtenaren werd de wens'Chelij'kheid uitgesproken flat. dczlo jiiet. alleen voortreffelijk mloeten zSjln in de beoefening van hun plicht, dadh( niet minder aanpassingslmbgelijklieid dienen 'te bezitten aan de mentaliteit van het Lim- burgsche volk'. De amlbtenaiar, die on langs in Hoens'brnek' een Kmokik'elaar dood schoot., bleef met de pet op het Hjpolfd en een sigaret, in den mbind toezien, toen door oen priester aan het", slachtoffer do genademiddelen der H. Kerk' Werden toe gediend, en nam' zoodoende Self's de bur gerlijke beleefdheid niet in .aehL De. Kamer besloot tenslotte aan den minister van Financiën een request te zenden met verZaek 'te bevorderen, dat er naar gestreefd worde de jgtqootst móge lijke zekerheid te bieden, dat 'bijl do smok kel-bestrijding geen men steh en 1 evens ge- verg d'w|orden. We 'hopen van harte dat het request iets uit'wierkt, doch staan er twijfelachtig tegenover, omdat het geheel© beginsel der smbklcelbestrijding niet deugt. Op 'n onzalig ©ogenblik zijn de auto riteiten, ook: in het buitenland, ten aan zien van de grensbewaking .afgeweken van van het eenig juiste princiepe dat men alleen dooden mag uit, noodweer. Om' den schrik erin te krijgen stond men aan kfotmlmlezen en douaniers toe te dooden voor het niet opvolgen va.n 'n bevel., In deze o nmem se h cli jkhei ddie door niets is goed te praten, ligt de kern van de kfwestie, die met den dag meer ac'uut wlordt. Zoolang men niet terugkeert tot de geluiden Gods en de christelijke z'ede- leier in deze, zbl het onmjogelijlk1" rijln het kwaad in zijn Wortels aan te tasten en zlullen er droeve exoessiem blijven voor vallen. z|a] de verwildering aan beide zij den blijven toempmon., UITKIJK. En zonder complimenten' wilde hiji het groene boek onder het tasöhje Wegtrek ken. Ma,ar z'e slaakte een gilletje van sehrik en legde er beide ha,nlde.m op. „Neen, neen! Je mag piet. Je zult 't niet zien!" Em overhaast deed ze boek en hamden ander de tafel op haar gdhloot verhuizen. j Lachend keek hij' ha,ar in, 't gloeiende, jeugdige gelaat. „En waarom mag ik 't niet zien.?." „Om tóch miet." ,„Maar kind, Zeg dan, tenminste den titel, wat steekt er nu in een. drogen titel?" Ze schudde vau neen. „Ook dat niet? Ja, dan Zal ik tot ge weld mijn toevlucht moeten neme»', zoo veel halsstarrigheid..." „Neen, neen, da.t zal je miet. De par tijen ista,a,n niet gelijk, jij of'ik „Dan moet je 't maar zeggen. Ik laat je de keus, Zeggen olf..." „Ik1 zou ma liever schamen alsi ik jou was. Zoio'n groote kerel alsi jij!, ten nieuwsgierig als een schoolmeisje, wel 'foei nagi toe!" „Aha. gooi je 't l0,ver dien hoieg'? Ja ma,ar, kleintje, dat helpt je niet. Die mij beet wil hebben, moet. vroeger opstaan. Nieuws gierig of niet, vojor den dal»! er mee! Wat laai je?" Tot eenig antwoord klemde ze 't boek nog «steviger vast en keek hem uitdagend aan. „Kind. kind, weet wat je -doet! Ver toorn de goden niet! Nu, voor 't laatst, niet En hij kwam na,ar liaaar .toe en wilde beslag1 op haar leggen. Maar ze ,w]as, hem te vluig a'f en ze stond al aan den anderen kant van de t ai fel. Hij haar achterna, zij .met kleine hooige gilletjes vlofor hem uit. En iw volgde een wilde jacht, zon der aanzien v,a,n de flijlne «alan,meubeltjes. Zij' lachend en vlug 'als de wind:, hij bla zend en met Zijln groot «nhamidig lichaam overal tegen aanstootend. Eini Quick, dan dikken, qnmivemdem, baas blijkbaar voor de aanvallende partij houdend, luid--blaffend achter hem a.an. „Pak den ba,a's, Quiob, stoute baas." En meteen wilde ze vlug 'door de deur ont komen. maar hij doorzag het snoode plan, deed een geweldigen sprong en viel mot een bonis1 tegen de deur. „Mis. juffertje, mis, ik ben er ook nog, hijgde hij. „Ja,, dat zie ik en hoe!" spotte 'ze. „Hoor me zop'n blaasbalg eens aan. Je kunt er niet meel' tegen, ouidijieV' Een poosje keken ze elkaar a.a,n, beider gezicht stralend van pret. „Geef je nu miaar op .genade af onge nade over. Gevangen beoi je." „Dkt denk je maar! Ik kan 't langer [uithouden dan jij1!" En bedaard ging ze op ©enigen afstand zitten en bladerde ter gend in 't boek, hem onderwijl goed in 't oog houdend. Opeens hield z'e 't bloek in de hoogte. „Als je van dien. afsitanid kunt zien wat 't is', mag je 't lezen," klonk het genadig. Maar zijln bijziende cogen onderscheiden iniets dan een groene omslag en wat Zw,arte figuurtjes. Met een voornaam gebaar, als had hijl niet eens getracht het te ontcijferen, haalde tój do schouders op. „Neen, dank je, niet op die manier. Je zult 't me netjes.hier brengen." „Jawel, daar kun je lang, op wachten," lachte ze. „Kom, ik lees onder dte hand nogi een hoofdstukje want ik zit hier goed!" En ze deed als verdiepte zij! zich opnieuw erin. „Wees nu niet ïlaulw', kind began hij' al spoedig weer, „en zeg 't me." „Wees au niet ffla,uiw', kereltje, en ga de deur weg." „Goed en dan krijg ik 't Woek.?," „In geen geval." „lian zegl je me hoe 't heet „Ook niet." „En 'waarom zeg je 't niet.?" „Omdat ik 't niet wil." „En waarom wil je niet.?" „Omdat...." en plotseling' ;nam haar be weeglijk gezicht een hooglst ernstig© uit drukking aan, „omdat ik 't geen ge schikte lectuur voor je vind!" Hij barstte in een onbedaarlijk©» scha terlach uit. „Keen magr, die is goed! Prachtig zeg ik je! Ik mag 't niet lezen en jij!...." Eu hij! maakte zoo'n geweld, dal Quick in beraad stond zich er weer mee te bemoeien. Hij kon maar niet tot bedaren komen, haar w'ij's, deftig gezicht, waarin .alleen de ooigeu lachten, prikkelde hem nog meer. En toen haqr plechtigheid nabootsend „Eu als ik vragen mag, wijste der rich- tereu. waarom oordeelt u dat boek' voor fliij; ongeschikt Is het te hoog of te'diep voor zulk een onwaardig! sterveling?' „In 't minst miet!" ,.I« liet soma niet.... niet goed voor do moraliteit.?." „U, zeglt het." „En u dan, movroiulwL?.... kamt dat er minder op aan.?" „O, dat is heel wat anders!" „Natuurlijk, natuiurlijlk.... Li is de damo eu ik „Juist daarom." „O zoo, zlijh de rollen Yportaaai omge keerd.?" „Neen. dat nietl" „Maar wat dan, als ik vragen mag?" „Er komen hier woorden.... uitdrukkin gen in voor, die ik niet 'wil, dat jij leest!" „Maar kind," en zijn buikje 'bag©» weer gedrukt op eu neer tié gaan, .„bekioanimler je daarover niet. Die neb ik' stellig Wel honderdmaal elders gelezen." „Daar kan ik niet voor zijin! Ik wil ize jo niet zelf in handeai geven.!" „O, is 't dat Leg het boek dan maar ergens neer, dan zal ik 't zelf wel krij gen." ',l', „Geen denken aam. Ik vind 't beleedi- geiid voor ,ons geslacht, en n,u kan je doe», wat je wilt en mij'nentwege tot 'morgen ochtend „voor die deur blijven staan, ik .geel1 't je niet." „Is dat je laatste woord.?" „Mijn laatste wiqord." „Heel goed. Na al wiat je gezegd hebt, bon ik nu wel vrij! degelijk verplicht kon- nis te nemen va» dat ding daar." Eu hij deed zijn manchetten .uit, sdhooif met veel vertoon zij» mouwen »aar boven en kwam met uitgestrekte armen naar haar toe. Behendig söbopf ze een .stool in zijn wag. Maar 't hielp niet la»g. Du,a hadden Zij» stevige vingers haai polsetni .gegrepen, 't b©,ek valt. Maar djiingls zet zo er den voet op. In het volgend ©pgetnblik zal hij' haar ais een veertje va» de» grond lichten, da» js 't pleit beslecht, eledhts list kan haar nog redden. Plotseling blijft ze stokstijf staa» eu kijkt hem met groote, verschrikte oogen aan. t „Wacht eens even w'aoht eens, de» hoeveelsten jroblben we vandaag?" Hij laoipt in den gespan»ein strik. „Den hoeveelste»? Wel den vijftiende» „O hennel, dan zal 't spannen. Ma,ar 't kan nog juist, gauw maar, bel even, wil je, voor Ding. En terwijl hij' gehoorzaam ©,p den schel knop drukt, bukt ze vlug ,en ijlt met haar schat de kamer uit. Van de trap hoort hij zicih tergend toeroepen: „Ze moeten vroeger opstaan, ulo jou beet willen hebben!'" „Geboren komedianten, al dat vrouw volk mompelt hij. Eu meteen ziet hij Dina. „O'fl mijnheer gebeld heeft?" „Gebeid.?... ja zeker, ja gebeld. Hm, gevrouw', hm, 01 ja, 't was loon den hond uit te laten!" 't Zou zonde zijn kwaad te spreken van de heeren der .schepping, maar som migen van hen zij:n brutaal nieuwsgierig. Eu deze goedhartige ©eg» wa,s 't in hoogte mate. Dit en zijn groote gevoeligheid voor een smakelijk schoteltje, waren 's mans zwakke zijden. En toen hij den volgenden morgen op de slaapkamer 't vrouiwtje "was, natuur lik a! lang: naar beneden „om voor zijln ontbijt te zorgen wlor,stelde tojnl zijln overbemdsknoiopje dicht te krijgen, en rood van inspanning! met de armen jpohter het vooruitgestoken hoofd aUerhulpIbdhloc- vendst voor zich uit tuurde, zag hij plo tseling jets1 uit de lade van zijln vraujWs toilettafel steken. Och, 't was maar zoo'n onnoiozel klein puntje, maar gonioeg om de attentie van een nieuwsgierig mcmseli te trekken. Opeens dacht hij'.even au» haar geheimzinnig .doen dein voriigpn avond! Daar dus had ze 't verborgen I En 't weerbarstig knoopje in den steek .lateUd, stond bij voor haar toilet. Nog even aar zelde hij', lang genoegt ran zidh zelf wijs te maken, dat hij 't aan zijln positie als echtgenoot van een allerliefst jotng vrouw tje verplicht was over haiar lectuur te waken. En toen trok hij, brapideimd van nieuwsgierigheid, dé lade verder open. Nu zou, dan het zondaresje ontmaskerd wórden. Ja. ja, zoo'n onschuldig gezichte jc. maar ondertutsschen w'at voor sensatie romannetje zou hij te zien krijlge»? Hij bracht liet boek vlak' onder z'ijn bijziende oogt», en tuimelde een pas achteruit „Richardin, chef de cuisine zei hij half luid, op den toon der hoogste .verbazing. E.eu receptenboekEin toe» sloeg: hijl het open ,om te zien af dat ook loost aliarm was. een vreemde vlag: om 't verdachte te dekken. Neen, allemaal recepten, soepen moezen. geleien. £,n hier lag .eeln pa piertje. bladzijde 101. Gefarceerde toma ten Het bóek glipt uit zijin vingers. Dat was dus de oplossing va» 't raad sel. Hij had zich laten ontvallen, dat ze die nooit aten, en die ware» thuis bij zijln moeder toch zo© piekfijn I En nu h,ad z'ijn vrouw' in stilte dat re cept bestudeerd! 01 Maar ze wlaS. een engel, een juweeltje, een.— „Man," klonk 't .onder aiaa de trap. „kom je haast! Wiat heb je lang werk vanmorgen „Ja kind, ja, ik kom." En zijn groote bande»' duwde» 't boek weer de lade in. En haastig werd het toi let voltooid. „Je thee zal wel koud rijn. Maar ma», wat zie je rood? Wat heb je uitgevoerd?" „Och ja kind, dat ellendige knoopje. Die dingen zitten opk o.p zoo'» onmoge lijke, plaats, 't wo,u vanmorgen niet. Och toe. doe jijl 't even?," En hij was Wijl haar z'n 'broeden rug te kunnen toekeereu, die zou niets verklap pen. Hij zou verloren wezen, .als ze hem nu aankeekWant och, hij kon zoo slecht iels verbergen voor die s'chelmsche ©ogen Dien middag at de jonge huishouding vo,or '1 eerst gefarederde tomaten. E,n het vrouwtje had er eer van. Manlief was uitbundig in zijn lof en beweerde, dat «zo nog lekkerder waren dan thuis hij zij» Van liet and© Babylon. Onze eerste kennis va» het oude Baby lon is afkomstig uit den Bijbel, waarin het verhaal Via» het zeldzlame gebeuren van den boiu'w' des torens v;a:n Rabel ©msi sinas onze jeugd heeft geboeid. Wat van de oude berichten over dit geheimvolle land is nu waar, wat nu verdichting on symboliek.? Oorspronkelijk heette het oude land Burner, naar zijn oudste bekende bewoners, de S.umerieten. Thans kamt men door Syrië in het land Mes©,potaimië. Uit de vlakte rijzen hier en dajar hioage ruïnenheuvels o.p, die de- aandacht wek ken. Meestal zijn 'deZe ruïnes door het zana van duizenden 'jaren overdekt, gel den vindt men er eau open ruïne, idle ons doet beseffen, dat hier eemis groote bouwwerken hebben gpsitaam. Deze- ruïnen zi;,'n de overblijfselen vatn de Babylonische torens, deze eigenaardige vaortbrenlgsele» van een oude cultuur. De bedoeling van deze gebouwen be grijpt men dadelijk, als men zich den godsdienst der oude Sumerieten herin nert. Dit oude volk trok ©agteveer 5000 vóór Chr., in oen soiortvoiklsrvorh uiring, uit het Noordelijke bergland in do vlakte tuss'chen Euphra,at en Tigrisl eu vestigde zich daar. Het Was een eigenaardig, niet Semitisch volk, dat zich met veeteelt en landbouw bezig hield. De ourie reliefs toonen a,an, dat het kleiini ,ya» gestalte was en blauwe oogen had. Na hun ver huizing van de vlakte jjametni zij! bun oukle goden mede en bouwden hu» woningen, d.w.z. kunstmatige bergen. Aatavankelijk uit leem opgetrokken en olngeveer 20 tot 30 meter lioog en meermalen 100 M. in doorsnede. Later gingen zij1 ©ver tot d'eto bouw uit gebakken steenen. Deze kuiniste matig aangelegde hoogten noemen wij die Babylonische torens en het spreekt van zelf. dat er niet één, m»ar vele van die torens waren. Op zulk' een berg ,of toren, pp den Eour, zooals hij in Babylon Zelf werd genoemd, woonde slechts de god. In de vierde eeuw' vóór Chr. ging over deze sumeritische cultuur de eersbei golf. Hier, in -Babylomië vestigden atóh de nomadische Semieten en miet 'aan be wonderenswaardig aianpaisisinigsvermlojgen namen zij de oude beschaving iiu zich op en wisten dat, w|at zi,jl bij hun vestiging vonden, verder te ontwikkelen. Zoo kun nen en moeten wij; thans onder de Ba,- bylonisohe cultuur ©en vereeniging van de Sumeritische en Semitische verstaan. ÏDe oudste centrale van het Jaind was Nippur. Geleidelijk eerst kWam de stad Babyion oip den voorgrond ein ointiwik- kelde zich ,op ongekende wij'ze. Die gro.uf - ste bloei van dez'e staid wias onder d,e beersohappij van den niet-semitisdh,e»ivoirst Hamuralblbi #n onder de heerschappij van den Ohaldaeschen vorst Nébuieadnezar II ofwel Nab'ucbodionoisior. De stad had, oorspronkelijk, een omtrek van zes K.M., ma,ar ontwikkelde zich spoedig tot een omtrek van 18 K.M. Wanneer men weet, dat de gainsche stad met vestingmuren was omgeven, dain hoort men wellicht piet verbazing, da.t ze de grootste fot nu toe geboulwide vesting stad is geweest. Ze was omgeven dlqor eeu 27 M. dikken muur, waarop .twee, met vier paarden .bespanne»; wlagens, el kaar honden posseeren. I» het. midden van_ de sta;4c, welke was verdeeld in een heilig gedeelte en een dieel voor biet zakén- leven bestemd, verhief zich, op gewel dige fundamenten, de aiam den oppersten god Mardue gewijden toren, o,p een hooglto va nruim 100 M. D© handelsstad wjas gelegen tegenover dte broed-aaugjelelgdé heilige stad en de burcht, wlaar de koning zijn zetel had. D© handelsstad ihiaidi siuallo en hoekige slraten. De huizen liaddton geen vensters,. Overdag leefde mlein eiigeln- 1 ijk buitenshuis, terwijl de ingang yalni het huis was gelegeu naar het Noorden, om de koele winden too,kamig te verschaf fen. Marduc heette de hootgste go,d, de Hie©J' van de lente >su valnl de zon. Hem gold de hoog© godsdienstige ploohtjgh'eidl van het jaar, het fees vau dte opslardtiug! van het voorjaar, waarbij de, uit z'n w'oning' door vijandelijk©, wintersohe mach ten verdrongen god weer met groote poanp en praal en onder de daarop betrekkin» hebbende gebruiken naar zijln heersdhlers- troicn werd teruggebracht. De CaliÜorniscke iTgeniuakci'. iD© boeren van Alberta,, in Galiflounië. wachtten op reg;en, tot wanhopigwlordelns toe. Toen kwam er, in huu nood, ieen man tot hen, die huu regie» beloofde. Hij was geen profeet maar een doodgewionie man. wiens naaimi Hlatfield was. Maar ■slechts op het eerste gezicht sdheen hij gewhon; als men met hem Sprak en maar zijn woorden luisterde, dan had mam met een geheel ander nronisdi te doe». Wamt deze man kon den regam ,uit het uitspansel lokken! Dat beweerde hiji tenminste. Gaeta wlonder dus, dat de boeren liem' ©iim den hals vielen. Maar voor niemendal 'wilde die geheim zinnige man het miiet laten regenten. Oau zich de diensten van de» regenmaker ta verzekeren, zamelde dus die bloeweini va» Alberta, die op regen wachtten, ©mgeveer 10.000 dollar bijeen en sloten met Hat field een overeenkomst, waarbij deze zich verplichtte regen in normale juoeveelhleid te versohaffen, terwijl de 'boeren nap zich namen om voior eiken centimeter regen die m de ito,mende drie maande» JJovan het normale viel, eenige duizemdetn dollars zouden b'etalen, en ee»' tot het maximum bedrag 'der bijeengebrachte 10.000 dollar. Het contract "werd dioor heide partijen oiulerteekend. Daarmee in .zijin zak beglaf Hatfield zich naar een eenzame plek aam do zee en bouwde zich da,ar een h|u|t. II at field had de eerste regenbui 'binnen ze,s weken gegarandeerd. De boeren wacht ten in koortsachtige «panning. En zie: de man in de hut had niet te veel beloofd. Reeds den derden dag viel ,de regie» in strooimen ©,p het dorstend aardrijk neder. Daarna regende het vaker en nar 'drie maanden kon Hatfield inet 10.000 dol lar Alberta verlaten. Niemand ha,n zeg gen ol hij in rijn hut zat en zelf ma,ar stilletjes op den regen wachtte. Dte boeren hebben hun hemelwater en "de regen- maker zijn dollars'. Maar zouden de boe ren oolk zonder Hatfield hun regen ge kregen hebben. Wie Zal het bestaan, die vraag te beantwoorden? Hoe Argentinië de sprinkhanen plaag bestrijdt. Zuid-Afrika en Zuid-Amerika rijn de landen, die in de zotoermiaanden 't imieest last hebben va» de sprinkhanen. Deze insecten vernielen voor duizenden aan de vruchten en groenten, tei'wlijl het vca vaak sterft tengevolge van een initeetie, veroorzaakt door de sprinkhanen. Het is bekend, dat de Zuid-Afrik|a,anscihe regee ring ieder jaar schatten gelds uitgeeft om de boeren te voorzien v,a,n insecten-gif en pompen, ami de ipilaag te bestrijden. D'e ©(verheid heeft edh[ter, na, jaren v,a,n pirotef- uömen, de boeren in de geplaagd© streken ervapj. overtuigd, dr*,t de nien'wi uitgevonden Iwfijlze van .verdelging wel het ei vu,n Co- lulmlbus mag wbrde» genoe|m!d. In 1925 worde» eenige knappe ingenieurs ,a,an liet Werk geztet eu construeerden "n nieuw hpipial'Oiat, bestaand uit een hok' vian zink platen. D|oordiait aan de 'wanden 'n beplafiid soort stof', wordt gesmeerd, waarop de sprinkhanen afkomen, worden de insectep naar de hokken getaktrij» Jcze dan stelt riek automatisch oen toestel in werking, hetwelk benzine en gassen ver spreid, en binnen eenige minuten zij» da» alle in de hokken aanwezige sprink hanen gedood. Het leven va» In sprink haan duurt ongeveer 220 dagen en jn dien tijd bek'limit htijf, vijf trappen van ontwikkeling, D|e eitjes, die bijl tiental len worden gelegd, heblben aan tijd va» 25 a 30 dagen noodig plml uit te broeien en binnen 60 dagen vindt me» volwassen sprinkhanen. Gedurende den dag rijn. de diere» in de Jweer en Zetbe» .^ij zich het liefst olp het vee „en op het voedsel; de» gansChen dag Zoeken zij voedsel en zijn nimmer verzadigd; des avonds trek ken de Zwermen de bossc'he» in. Deskundigen hebben uitgamlaiakt, d,a.t de wijfjes godurénde 15 a 20 dagen achtmlaal ku'nnen broeien en gedurende dien tijfl 80 tot 120 eitjes leggen. Als men deze cijfers ziet, Jjlatai mten ziteh eenigszins een idee vormie'n v,an het enorm aantal sprinkhanen, het|welk iridh in de Warmte streken ontwikkelt De boeren in het Zuiden, 'wetend dat de Sprinkhanen in de eerste levensdagen nog niet kunnen vhe- gen, d©,ch slecht® langs den grond krui pen, rukken des, avonds, en viaiajk ook des nachts uit om) de dieren doo'd te trappen. 1 f I i D|e Argentijn,sche regeering, 'dooi' het succès er proefldeim'ingen barer zlnk'pla- ten-hokken aangemoedigd, heeft ,tlh|ains öp- dracht gegeven tot het doen vervaardigen va» 70.000 zinkplaten-hokkenwelke op alle mogelijke mla;nieren en op alle taloge- lijke plaatsen, vooral in de builenwSjiken der groote steden en op de taiëderijfen, wor de» opgesteld. I Bjjkelschc monioigraphieihi. Als nummer drie in de serie Bijlbelschte mouog'raphieën, Welke onder leiding van prof. dr. Jos. Keulers, bijl Riamen en Zonen te Roermond verschijint, ontvingen/ wij „Ezechiël" van drs. A. v. d. Born. l)it is een diepgaande en toch uiterst Re- va! lelijke studie over ©en groote figuur uit den Bijlbei, die do,or allerlei oorzaken tot, nu toie te ver van oma afstond. De m»aogra,phie opent toet eeu gadeighn historische studie over het tijdvak, ,da,t aan de Balbylonistche gevanganiSohap (in deze periode trad Ezechiël naar vorenl voorafging om daarna de ro.eping! va» Ezeeliiel en zïj» groobsohc taak schitterend uit te heelden. WetenSchappelijlkl indrin gend verklaart de geleerde schrijver dia grootsehe en s|om® duistere visioene», Wel ke deze ziener e» bemiddelaar kheieg ian behandelt tevens nog' inenig amidler naven- onderwerp om het geheel duidelijker te maken. l In hot laatste 'hoofdstuk1 toornt de schrij ver aan dat de beteekeni'S van Ezechiël reikt tot aan onzen tijld, omldat de intentie van zijn profetie gebaseerd is ©lp hervor ming' van leven en zede»; 'au hervorming dio nu even hard' noadigl is al'sl rij to/em was. „Maar afgezien van deze actueel© toe passing", zoo besluit terecht drs. .v. d. Bern, „blijlft het boek Eizechiël een altijd verrassende bron voor hem, die Se lang- gekende godsdienstige wiaarhedle» waer eens van ee» ander standpunt belicht en verlevendigd wil zien. Wat Ezechiël ons laat voelen over de grootheid .en ito heilig heid van God, over de dwaasheid der zon de, de zinneloosheid' va» momsdhelijkte ver- heffing en hoogmoed, dat alles isl te» volle de aandacht waard', oOk van ons, die door de openbaring van het Nieuiwe Testament, al die waarheden zooveel dieper mochten peilen." lil' De verzorging va» dit boek is zloools wij dit immer van uitgeefster gewoon: rijn. Jos. Speijbroiuck .verluchtte den tekst met vier stijl- en fantasie-volle tetekeninge». Herdrukken. Het is met de leeslust onder ons ka tholieken todh nog niet zoo sledht gesteld als men wel eens zeglt, wamt twtea nieulwte herdrukken in het fonds va» J, J. Romen getuigen van onze belainigistellimg in goede lectuur. Van prof. Keuler's prachtwerk „Waar JeZus leefde" een boeiende eu rijk-geïllu streerde beschrijving van rij» reia naar het H. Land ontvingen wijl .den derden druk (6e tot 8e duizendtal) en va»' „Het loven der H. Maagd", zooals de groote Dnitstehe mystieke, Anna Catharina Em merich het visionnair zag en daaitna ver telde ia,an f .'lemens Brentamo, Zond men ons een tweede» druk toe. Laten wij ho pen,. dat ook de herdrukken ..vain deze hoogstaande, edele werken, hum weg zul len vinden! f j WAT MENIGEEN NIET WEiET. In Mpissen staat een kapel wlaarvan de kloMilp» „van porselein gemaakt Zijn. D'e la/agst.e regenwolken drijven toch altijd nog 200 meter boven de narde. Bij den qkig bfijj AusterlitZ, in 1805, gebeurde het, da,t toen een vaandeldrager dqodelijk gawiond ter marde viel, de re gimentshond het vaandel in zijn bek' naai de kameraden sleepte. De hond iwias „Moustache" van bet 5e Framsch|e ar meecorps en hij werd gedéooreerd unlet de ordeteekenen van het Legio/en van Eer. D|E RiATTiEiNV(ERDiEiLG;BR, D|e bedelaar kiwiaita o,p de hoeve werk v^lgeu. 1 „ik Heb amper w'erk genoeg voor mijn eigen volk"', zei de b'oer. „Him!" kjuchtte de bedelapr. „Hebt ge aom's ratten „Met honderden." „Ik) 'Zal ze dood doen." I 1 i „Zoo, hoeveel moet ge daarvoor heb ben?" II „Niets dan een goed im'ual en een staqip bier." ,Aan,geiidmen," Zei de Hoer, en do bfede- laar kreeg zijn b'uik v.ol. Als hij' geda,an had, legde hij Zijn voeten imtet wtelbobiagen op| talftel." „A|wel," vroeg de boer, „wanneer be gint ge. do ratten dood te doen „Bi-eng z'e hier," Zei de beddaau ©ik Zal ze dioo,d nijpten."1 OP JT PO;,[JTJKBiCR|E'A,IJi „Ze hobble» een plortefteuillte v'an imte gestolen Sn,et een Uoterijlbriefljiei er in!'" „Giaed! Als er een prijs o|p| valt, dan hdblben Iwle den -'dief VERKLARING. „Wiat is een dtefidit?" „Een deficit is, wiamneer m|en minder heeft da» men had, toen inen niets meer had.;'! D|E LA/STDRiAGERi. Zij: „Het, leven is toch slechts een reiis Hij': ,,Z|oo is het .en ,wlij[ mannen zijn de pukjesdraigers."- „En iwaiar rij» "je getuiigjstelhri'flten vraajgt de ddmte aan het aollioiteereudle dienstmeisje^ „Allemaal verscheurd." „Maiar Iwiaiaroimj dan?" ij' „Als u ze gele|ze» "JraiJj, zou u da,t niet vragen!" i i HET ERGST®. i Dte mooie Lisa, ikla,a,gt !biji, haar vrien din: „Niet alleen, d|M hij imljfn hart ge broken en imijp leven in scherven gesia.- ge» heeft, neen. hij heeft mlijn „hteelea avond fbed/orven!" D|E VER,STROOJ;DEÏ „U kiupt mie f'eliciteeren, prolfessor, drie diagen geleden 'ben ik! gToolmoeder ge- Warden!". i I 1 „Wat u 'Zegt! En, bent u nu al op?," OP 'T; CONDERTV 1 „Vindt u oo|k! niet, dat die zangeres Versdhrilklk'elijk' zadht zingt ?'1 „Neeim. me niet kiwlalijlk die Iqan niet te „Zacht zin'gen!'\ 1 ONDERBCHEIDi. „Is 'die kleine, leelijk'e tnlan diapr uW Vevtaof'd© „Hoe kunt u mlij: 'zloo'n smakeloosheid ipieschrijyen dla,t is ihlijln imla»!'1 „Ben je zo© heelemlaol alleen van avond i I i „Ja, mij» vro'Ulwl is 2 uur geleden voor 'n ftogenblik' na,ar de blureu gegaan!'!

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1934 | | pagina 4