ZATERDAG 19 MEI 1934
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
r IN HET KRAAIENNEST
L
BOEK EN BLAD
c
II
I GEKKE GESPREKKEN j
.Waarom n i e t".?
Da geleerden hebben uitgemaakt dat
de spelling varu onze moioie iruoiedertaai
veel ie moeilijk' is ,oim aan te leeren dioior
onze schooljeugd in een lijd die zulke
eischen stelt voor wat bet instuideeren
van vreemde talen betreft. Daar moet
men zich bij' neerleggen in een Jand dat
naast een diepen eerbied voor al wlat naar
wetenschap ziwoemt een niet te "rammen
drang heeft naar uitheemsdue producten;
alles wat van ver kbmt is lekker, .niet
waar.
Wo vreezen evenwel dat de vereenvou
diging onzer spelling 71 og lamg niet (ge
noeg is .om aan de behoefte aan gemolkl
op dit punt te voldoen.
Heden viel ons in handen een in drulkf
verschenen redevoering van een naar vo
ren dringend paedagpog over nij'petnide
opvoedkundige kwesties.
We halen 'n paar fragmenten aain:
Over klweekelingen: „Wat ie neggen
evenwel van het feit, dat jonge menschein,
die gedurig w'orstelen met verschillende
problemen, Vaa'kl worstelen, zonder dia.t
zo zelf weten waarmee, die op daze le.ssen
ongetwijfeld ziehzelve en hnn problemen
nader leeren k'ennein, terzelfidtertijld
16/17 jaar geroepen worden, leiding
te geven .aan, invloed uit te oefenen op,
reacties op te roepen bij1, zij; liet oiok' nog
niet zelfstandig, leerlingen der leerscho
len. Het spreek't
.Over moeilijke kinderen: „Een verdere
conclusie is hiermee gewettigd: door deze
geheel onvoldoende instelling pp 't jonge
Mud kan onberekenbare sohiaide warden
toegebracht aa.11 die kinderen en dat
zijn er toch blijkens meerdere en meer dene
ervaring en bestudeeriiig niet weinige
wier karakterologische constitutie een ze
kere zorg, laten we het voorzichtig) zeg
gen, maai' in vollen ernst tot hen, Vopr
wie karakterbouw en klar:akterombou(\v
moer zijn dan woorden., een zekere op
lettendheid vereischt.',
Over zittenblijlvers1: „Wat geen kleine
•winst zou zijd! Want men denlk'e zich
toch eens in in het nameloos) kinderleed,
dat achter deze cijfers ligt, om piet te
sprek'en v.an het leed, Jat aangebracht
is, daar wlaar het geen zittenblijven Wordt
maar waar het steeds „op liet kantje" is.
Zich indenkend in wat hier ieder moment
geleden wtordt door een telfort, een rem
ming, een stoornis', een conflict, een niet-
begrij'pen, door straf' tenslotte, k'an men
zich zelfs afvragen, of de groote kla.pita-
lon, besteed aan gebouwen en leermidde
len hiermee niet een schrijnende tegen
stelling vormen. Want waar een tekort
is, waar remming en stoornis optreedt,
daar is interieur en leermiddelen ontspan
ning, ma,ar ook' opbeuring en opvroolij-
lting slechts als injectie. Daar waar moei
lijkheid en zorg1 is, schettert de radio,-
muziek van 'sochtends vroeg jot diep
in den a.vond, doch opheffing van de oor
zaken bewerkt ze niet. Zooi oolk hier."
Ieder gewoon menseh zal geneigd zijin
om dit wetenschappelijk' betoog onder de
rubriek „warhoofdige remelajij" te schui
ven. Dit is echter abisoluiut onjuist. Het
aantal woorden in onze Moedertaal is
zóó groot, ('n slordige tachtigduizend) dat
men zo niet allemaal baas meer klaaimen
struikelt erover en zit er mee verlegen.
Do nieuwste eiseh behoort daarom te
zijn, dat men de moedertaal terugbrengt
tot bijvoorbeeld duizend y!oio,rden. Kinde
ren kunnen zich reedis verstaanbaar ma
ken met '11 pa,ar lettergrepen; voor vol
wassenen is duizend complete woorden
dus meer dan genoeg. Men. z'onii bijvoor
beeld 111 uitersten nood ,o,p zijin teeinion
kunnen tellen om dan de rest miet ge
baren aanvullen. H'eele volksstammen in
Afrika, doen het ook' met zioo'n stelsel.
Er is -nog veel te bereiken in deJze;
laat ons toch niet bij' de pakken •blijven
neerzitten
UITKIJK.
dat het glimlachend *11 lierkcnningstoö-
ken zou zijn. 'En juist omdat ik zoo
opmerkzaam was en een glimlach ver
wachtte. herkende ik niemand. Ik keer
de naar huis terug, zonder met iemalnd'
gesproken of iemand gegroet fóe hebban.
„Heb jc hem gezien Kwain' ie hem
tegemoet?" vroeg m'n vrouw dadelijk
na mjn thuiskomst.
„Noch lret een. hooh het ander
Daar kwamen de klachten los.
„Als je hem niet gezien hebt, daln!
heb je hem .wel gezien, maar niet her
kend." toornde «mén vrouw en Pollv
wierp me een onvriendclijken loiik too
De jonge heer liet zich niet zien. of
schoon men hem verwachtte
„Hij «voelt zich bepaald heleadigd',,,
omdat (jij hem niet aangezien ihefat.
Elias," meende, m'n vrouw «va er klonk
ergernis in haar stem
Het avondeten smaakte niemand pn
oak onze nachtrust was verdwenen. In
m'n schrikwekkende droanren door
kruiste ik voortdurend de straten, waar
duizenden jonge mannen me tegenkwa
men. allen -met 'glimlachend gezicht,
gereed mij te groeten. En allen zag ik
aan, ponder tjden rechten te vinden.'
want allen gaven 'zich voor den rechten
uit. Ieder van hen bezwoer dat Tolly's
beeld hem in jvaken en, droomen verge,
zelde en dat hij een „onuitsprekelijk"
gevoel voor haar koesterde. Ik beleefde
een v'erschrikkealijke nacht.
Dch volgenden, morgen bracht ons
kamermeisje een mand bloemen binnen.
Dit rehabiliteerde mij direct bij vrouw
en kind. wa.nt hieruit bleek dat ik Polly's
tockomstigen bruidegom niet plrvtmpicit
en dus ook iniet door hem tc ïiegeeren.
afgeschrikt had.
„Dus Elias", vermaande m'n vrouw,
„wees ook in de toekomst voorzichtig,
want deze bloemen zijn een formele
liefdesverklaring".
Ik ging naar m'n bureau ik ben
referendaris aan een der ministeries
en om één uur stapte ik weer blaar
huis. Toen ik zoo vourlliepi en de voor
bijgangers nauwkeurig opnam, sprang
mijn hart op van vreugde. Ik had dein
veelbelovendcn jongeling herkend tvien
het beeld mijner dochter altijd verges,
zelde. Ik herkende lolem niet aan z'n
gezicht, maar aan z'n glimlach. Toen
hij namelijk heel dicht bij me was,
begon hij te glimlachen en greepnaar
z'11 hoed Olm te groeten. Als m'n vrouw
en m'n dochter er bij geweest waren
zouden ze me van vreugde om dlelni
hals gevallen zijn. ÏWjaint op 't zelfde'
o,ogenblik glimlachte ook ik cn greep
e\ enccns tiaar m'n hoed.
Nog nooit heb ik iemand zoo voor
komend gegroet. Ik kan gerust zeigt
gen. dat het den jongen man blijkbaar
zeer goed deed, dat hij van blijdschap
bijna van streek raakte. .Hij wilde ver-
dei' gaan, maar ikf «greep z'n arm.
„Waarheen, nn.n jonge vriend?" yro'eg
ik waarbij ik alles wat ik aan bemin
nelijkheid bezat, in m'11 stem 'legde
„Naar het diner", antwoordde hij zeer
bescheiden, en tiaar civet scheen, zeer
ontroerd
„Daar is het nog tijd genoeg voor.
Keer om en loop «en -eindje met ma
mee."
Zoo pratend, nam jk hem onder den
arm en wandelde zegevierend met hem
door de straten. .Verliefde; jongelingen
zijn echter eigenaardige menseden. Als
ze bii hun aangebedene zijn staat hun
mond geen oogeaiblik stil maar als ze
een ernstig man ontmoeten kunnen ze
nauwelijks hun mond openfcn cn als ze
spreken, noen .ze eigenlijk niets dan
stamelen
Nu en dan een woord wisselend', maar
meestal zwijgend, «liepen wij op ,m.'n
woning toe. Eensklaps doorflitste 'een
prachtidee m'n brein. Ik ?ou daardoor
m'n vrouw en l'olly misschien in ver
legenheid brengen,, maar in bik geval
niet in een. 'onaangename verlegenheid.
Bovendien zou ik mij voor goed in
hun oogen rehabilitceraa en oen eind
maken aan het vervelend verwijt, dat
ik m'n kennissen nooit herkende, Wplk
con verrassing .als ik met dezen veel-
bieJovenden jongen man binnen kwam cn
zou zeggen: „ik heb hem onderweg
opgevangen en nu breng ik h'ent hier."
T-otm we voor de oordeur stonden,
wilde mjjn jonge vriend beliaefd af
scheid nemen,
„Neen., neen, .'niets daarvan!" riep
ik. „u moet met me. moe-, naar binnen."
„Maar mijnheer 1" protesteerde het
jonge memsch.
Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik
hem met geweld m'n woning binncm-
Irok. Arm in arm trad ik niet hem de
kamer binnen, waarin zich m'n vrouw
bevond.
Hi,er is hij Ik heb hem op straat
gevangen en meegenomen!"
M'n vrouw wierp, ine een vreemden,
verrasten blik toe. evenals dien jongen
heer. die bijna tot den grond toe boog.
Daar ik hom niet aan haar voorstelde,
vroeg ze met zekere scherpte„Mlat
wien heb ik 'da eer?"
Het door niü naar binnen, geloodste
of liever getrokken wezen antwoordde
beleefd: „Mijn naam js .Placidius BoJ-
man".
„Wat!" riep ik, ',,bcnt lu dan niet
die,... hoe heet hij pok weer?"
„Neen, vraag excuus;, jk bon het iniiet."
„Wie bent u dan?"
„Ik ben Placidius Bolman, it weet
Wiel. mijnheer, uw barbier."
Over het huiselijk' jtooncel, dat volgde',
wierp ik een dichten sluier.
Mt ieders ehapBsSorg.
Mei-aflevering.
Dr. .0. A. Driessan, geneesheer-leeraar
aan de Kweekschool yoior Vroedvrouwen
te Heerlen en mede-redacteur aagt lipt
maandschrift „Moederschap,szoirg" geeft '11
beschouwing ,o,ver de sterfte van de Idn-
aeren beneden één jarigen leeftijd in Lint
burg om aan te topnen da.t in geen «Ier
andere provincie'® de 'kindersterfte a'op
snel is gedaald.
In 1924 heeft men pasi in de statistie
ken tot uitdrukking gebracht dat de vroe
ger als levenloos aangegeven 'kimderelm
verdeeld Hunnen worden in kinderen die
dood geboren zijn en kinderen die vóór
den derden levensdag overleden zijin. Uit
de nieuw opgestelde statistieken blijkt diuisi,
dat. de sterfte onder de zuigelingen, die
ouder dan drie dagen geworden zijin, in
Limburg sterker is afgenomen dan in eeni-
ge andere provincie. Het is echter on
juist t e meene.n dat men er in Liimbhtrg
al zou zijn- Daarom is dan ,opk! de be
wering niet houdbaar dat dank', het wer
ken van het Groene Kruis ,de zuigelingen
sterfte zoo gedaald is, het Werk van het,
Groene Kruis wel wat verminderd klom
worden en het z:o» erg niet is, dat aller-
wege de subsidies! gekort worden.
Dr. J. E. Sehulte, Maa-stricht, vervolgt
z'ijne beschouwingen over Erfelijikheid en
Eugenese en geeft verschillende levens
bijzonderheden over den Augustij'mer-niioiiï-
uili Gregor Mendel. Na ongeveer 10 jaren
lang planten te hebben bestudeerd deelde
Mendel in '1865 zijn resultaten mede. Pas
35 jaar later werd dit door drie aatumjr-
onderzioekers', ten onzent dppr Prof. Hugo
de Vries-, gelijktijdig ingezien. De kern
gedachte is, dat de genotypische 'kenmer
ken, die du,s' aan den aanleg Je danken
z'i,n in de kiemcel vertegenwoordigd zijn,
oolk' als zij latei' niet voor den dag komen.
Voorts dat zij zich handJhjaveu, onafhan
kelijk van levensomstandigheden en van
andere factoren die aanwezig ,zijn. De
aanleg factoren worden overgeërfd -en wel
volgens wetten die voior elk' der factoren
gelden; men spreekt daarom vain autono
me overlevering.
Dr. L. Berger psych.oloiog>paedagjop|g be
spreekt in „Opvoeder en Kind" de redenen
waarom kinderen tot liegen komen. Daar
voor kunnen, zijn egoïstische Motieven, al*
truistïsche motieven, de fantasie v;a,n het
kind, de overdreven! gestrengheid van den
.vader, waardoor liet kind vopr 't inimste
vergrijp zwaar wordt gestraft. Soms nok'
een zfer hon-g motief, trouw' aan liet gege
ven woord. Liegen en andere verkeerde
eigenschappen 'kunnen met siuooefl alleen
maar bestreden worden, gis zij: warden ge
zien in verband met liet geheele karakter
van liet betreffende k'ind.
Dr. G. M. Lubbers bespreekt liet jn-
druppelen van do ooigen volgens Qed'é, ter
wijl Dr. A. A. Driessen een tweede ar
tikel geeft over „Iets over inenten".
Groene haren.
Het ,is bekend, dat jnenschcn, djei
kopier bewerken, somtijds groenig haren
krijgen. Dit feit, dat liict veel voor*
bomt, is meer dan een curiositeit, daar
het in verband istaal met verscheiden be
langrijke biologische kwesties. Dia voor
naamste voorwaarde voor het ontstaan
dier verkleuring .is con langjarige arbeid,
ofschoon persoonlijke toestanden er ook
toe «meewerken Dat de verandering
van kleur des zomers reeds na enkele
dagen begint, .is niet waar. Bij sterk
transpireerende werklieden werden d'e
koperdcelljes. waarmee de huid bezet
is, door de werking yan het zure zweet
,111 groenkleurige koperverbindingen om
gezet. Ook de haren kunne,n, wanneer
zich. zooals gewoonlijk gebeurt, vetzu
ren hebben afgescheiden met zulk een
la.ag van groene koperverbindingen bei-
dekt worden. Deze groene kleur kan
echter gemakkelijk worden pfgewas-
schen De werkelijk graeoe haren zijn
steeds het resultaat van oen langjarige
kon,er-inwerking Zij kunnen door was-
schien of door chemicaliën ;niet of slechts
gedeeltelijk van hun kleur ontdaan wor
den Zij zijn bij 300 arbeiders slechts
acht maal geconstateerd Biji leen po
lijster, die 27 jaar lang" gewerkt had;
was geen spoor van haarverkleuring te
zien Van. twee andera werklieden, die
dagelijks koper met zuren behandelden
en die even lang in dienst waren ge
weest, had de pene een grüene baard,
terwijl de andere 'geheel vrij was ge
bleven van kleurverandering Ook die!-
ren kunnen dergelijke veranderingen
ondergaan Een schaap, dat vele jaren
achtereen in een mijn nan koperdaim,-
pen en koperstof Was blootgesteld fifct
ook het water, dat voor de zuivering
van het koper werd gebruikt, .dronk',
zonder hiervan nadeelige gevolgen te
ondervinden, kreeg een groene vacht
Bij menschel! verkleuren meestal de
hoofd, en baardharen, slechts zelden; die
wenkbrauwen De baard yerkleui t door
gaans het eerst. Bij, blonde meinscban
kan men de verandering beter waar
nemen dan bij donkere. De groten©
kleur verdwijnt eerst langen tijd nadat
men de dagclijksche bewerking" .van ko
pier heeft gestaakt. .Een grijsaard, die
vroeger groen haar had kreeg, nadat
hij in jaren geen arbeid rniaer had ver
richt, weder zuiver witte haren E;en an
dere arbeider, die wit haar hau, kre=g
echter eerst ,vijf maanden, nadat hij
met het werk opgehouden had groene
haren. .Wat dc dichtheid van kleur be
treft, deze is meestal gelijkmatig; in,
twice gevallen werd geconstateerd, dat
zij bij den haarwortel minder sterk was
dan in het overige gedeelte. De kleur
wisselde af tusschen licht- pn donk r-
gröen.
Het gaiiidlanil Oalifeirnic.
Nog 'tegenwoordig is de droom van 't
vinden va'n goud levendig in de lieden,,
die in Californië woinen Cn ofschoon
die meesten er to'G zy 11 overgegaan tc
trachten het op pndere wijze te krijgen,
zijn er toch nog veletil. die in de aarde
naar goud zoeken. WÜ kennen uit den
roman van Frank Nortis het z.g.n „dal
van den dood", het dal, dat 310 vost
onder het niveau van de zoe ligt en
een der warmste 'plaatsen van de we
reld is. Ter gelegenheid yan een film
opname werd een 'expeditie >iaar dit dal
ondernomen, waarvan een der deelne
mers, Jean Hersholt, met volkomen
Vernietigde gezondheid terugkeerde. Hij
had eetl zonnesteek gekregen pn was
zonder geheugen teruggekomen. Eerst
na maanden herstelde hij, weder. Toen
hij we>er heelieniaal beter Was,, viel het
hem in, dat hij bij zijn verblijf in „heli
dal van den dood" verscheidene minel-
ralen had verzameld pui mee naar huis
genomen had. Bij tde onderzoskmgleh
van zijn materiaal bleek, dat man hier
brokken had, welke bestonden: uit wol
framarts. waarvan de waarde ligt tus
schen goud en zilver. .Vrieqden van
Hersholt beraamden het plan. om' wopr
naar „het dal yan den dood" te gaan,
waar reeds zooi menige tocht van zoe
kers op hun «weg naar dein. U tillen.
Oceaan was omgekomen,.
De moderne schatgravers maakten
zich op en vkwamen, eerst langs een
groot soda-meer. dat 111 de zon krijtwit
schitterde en onbeweeglijk lig, als was
liet ijs. In de nabijheid! vond men gein
levend wezen, moch plantcngrofci. Toen
kwam men (bij Üiet tgoudgraversdoup
„Darwin", dat reeds Ivccl ineier dan
vijftig jaar oud js len. twintig hu zen telt.
I11 deze omgeving zijn nog twee goud
groeven in werkiing |en een of twee man
werkten in een schacht, waar ze een
weinig erts bij elkaar scharrelden. Maar
de hoop op het vinden van groot»
hoeveelheden goud hield lien daar. om
zoo te zeggen, .gevangen. Peze oude
schatgra'vters zijn niet te bewegéi i, cenige
inlichtingen te geven. Ze bewaren liun
kennis vaiw de bergen als een groot
geheim.
Een zeer akeligen indruk maakt de
oude. goudgraversstad Scidoo, een kwart
eeuw geleden vol leven en, bedrijf. Po-
kerspel, drank en Idoodslag behoorden
Loen tot de 'orde van den dag Maai
de toevoer van water \va,s zoo slecht.
dat weldra de stad uitstierf of door de
lieden werd verlaten Tegenwoordig
staan er nog de hotels en herberg'j 11
liet bankgebouw en Janslokalen. jnaar
geen levend wezen is cr te ontdekken,
Ontelbare ratten huizen op straat, deu
ren en vensters lummelen in de heng
sels De deur van den barbierswinkel
staat wijd open. jalsof men nog op
klanten wacht en de lijkwagen staat
daar nog. als gereed om uit te rijdlen
Maar Scidoo heeft Inog één inwoner
In deze stad van den dood leeft één
menseh. een man,, een oude schatgraver,
die met een langen Witten baard Iptli
vervallen kleeding door 'de straten
zwerft Hij is hier sinds vijf en twintig
jaar geleden de stad werd gesticht en
nog steeds hoopt hij in de omliggende
bergen de lucky strike" te doen
„liet (dal van den dood" zelf ligt!
gohilderaahtjg' tusschen d'e bergen Die
bodem van het dal is krijtwit van zout
en alealiën en op andere plaatsen kool
zwart van vulkanische asch. Groote uil-
gestrektheden zijn ook met hard-gleel!
duinzand bedekt. .0,'ntelbare goudgravers
hebben hier liun leven gelaten In „het
dal van den dood" bevinden zich.grajven,
waaruit als grafsteen een schop steekt,
waarin naam en dag van overlijden zijn
ingesneden Soms is |er nog ingekerfd
„Van dorst omgekomen"
Dicht in de, nabijheid yan „het dal
van den dood" i bevindt' zich een paso
van een Engclsche unijnmaatschappijj
die hier na Jarenlangen onvermoeide,n
arbeid zoo iets utls pen paradijs heeft!
gieschapen Daar groeien .dadelpalmen,
daar grazen koeien in sappige weiden,
daar zijn zwembassins voor de arbeiders,
zonder uitzondering Indianen Zij .alleen
kunnen de hellegloed in die boraxmiji
nen verdragen Nadat al het zoeken naar
liet wolframerts te vergeefs was ge
weest, moesten de schatgravers weer
terugkeeren en bijna was de bran
dende dorst, «welke hun kwelde hen
noodlottig geworden, want toen z- bij
een watergat kwamen bn daaruit wilden
drinken, zagen ze daar dicht bij' het ge
raamte van een paard en dat van zijn
ruiter liggen. Toen zij daarop voorzich
tig proefden van het water, blelek het
een sterken arsenicumsmaak fe hebhien.
In de bergen om >,liet dal .van «Jon
dood" wordt ook arsenicum gevonden.
Het gevolg hiervan is. dat de meiegte
waterputten vergiftigd zijn, waaraan! ze
ker de- dood van menigen go.udgrav.cr
is te wijten.
Die geheele expeditie is. van weteiv
schappelijk standpunt bekeken teen mis
lukking geweest maar ,de deelnemers
hebben toch een kijkje gekregen in een
bijna ontoegankelijk oord, .waarvoor Ize
zeer zeker de ontzaglijke moeilijkheden
op den koop toe namep.
Huiselijke almos'fccr.
De betrekkelijke vochtigheid die des
'winters in onzie huizen heerschlt, heeft liet
onderwierp van een onderzoek uitgemaakt
van zekeren heer Ward, waarvan de re
sultaten voiorkloomcn in een te Boston
veréchijlniend b'la,d.
tn November van verleden ja,a,r deed hij
gedurende drie wek'en waarnemingen, met
een psychrometer in een kamer, die door
een open haard werd verwiarmd. Gedu
rende deze periode bedroog' de bietrelkkie-
lijk'e vochtigheid van de luctbit in die
kamer 30 °/o en buiten 71%. Het mini
mum van de gemiddelden der dag el ij'ksclie
waarnemingen bedroeg' 24 en liet maxi
mum 40
Als term van vergelijking vermeldt de
schrijver den gra,ad van betrekkelijke
vochtigheid, zoioals die geldt in sommige
zeer droge streken.
Het laagste gemiddelde .dat in de Ver«
eenigde Staten geldt voor het geheele jaiai
1932. is waargenomen te Yumia-, in Ari
zona. en bedraagt 42,9 Santa-Eé, in
Mexico, geeft oip 44,8 Zuid-Turlrosta»
45 a 50 0/0 'in Juli; Lgtora ,in Britsich-
Indië .51 in Mei, enz.
De lucht in de onderzochte kamer k'an
due, wat droogte betreft, wedijveren met
de dorste streken der aarde.
Ecu affiche van aiudërhalvcn K.M.
Tc Battle Creek in de Vereenigide Sta
ten is onlangs: een f'eest gevierd, waarvoor
men een zeer druk! bezoek wemsehte en
waarop men dus de aandacht wilde vesti
gen doitii' een reclame, die iets bij'zonders
had. althans door hjaar afmetingen. Men
vervaardigde daartoe een aanplakbiljet
van 1448 M2 oppervlak'. Bit schijnt wel
vreemd, maar is toch zeer begrijpelijk'.
Men drukte namelijk de reclame - en wel
steeds dezplfde op een rol papier zon
der eind, van een Eingelsche mijl (1609
M.) lengte en 90 e.M. breedte, evenals aen
courant op een rotatiepers wiordt gedrukt,
maar met dit verschil, dat deafzonderlijke
afdrukken aan elkander verbonden lóleven
eu dat de bedrukte strook weder opgerold
werd. Natuurlijk' was geen toiuiur lang
g'enoeg voer dit reusachtig aanplakbiljet
en men plakte het daarom in een dei'
straten van de sta,d op den grond. De be
richtgever verzekert ,da.t de auto's eD
rijtuigen zorgvuldig links, en reolrts van
de strook' reden, onii haar niet vuil te
maken. Een treffend bewijs, dat in Bat
tle Creek' de reclame gerespecteerd 'Wordt!
Een visc'h, die een nest Womiwt.
Vis'schen, die een nest boulWen, zijin
uiterst zeldzaamwie belang stellen in
het leven der dieren, zullen da,11 ook' gaar
ne kennis nemen van hetgeen ,naar zij
in de „Scientific American" mededeelden,
de heer Young1 en Cole hebben opgemerkt
omtrent de wijze, waarop een 00/oft lam
prei (Lampetra Wilderi) .dit aanlegt.
Het schijnt dat <de mannetjes tegen dan
tijd van het k'uitsehieten de wijfjes bij het
bouwen van een nest vóór zijlni, dat zij
daaraan reeds beginnen vóór de wijfjes
zijn gearriveerd. Het, nest wordt .gebouiwd
tusschen k'iezelsteenen, maar hielt is niet
gebleken ,dat de lampreien daarbij! een
bepaald plan volgen. Zij iweten die 'kie
zels beet te pakken, die de plaatsing, van
hot nest in 'den weg .staan enl ziwemineit
daarmee weg. Is de steen wlat ziv'aar voor
<én, dan trachten twee lampreien, hem
niet vereende krachten .uit den Weg jie
ruimen. 1 1
Het aantal vissclien, dat van eenzelfde
neist gebruik' maakt ,,'kiau yarieërem tuls-
Seken één en dertig f' zelfs veertig;
maar meest wisselt liet tusschen drie eu
vijf-en-twiutig.
WAT MENIGEEN NIEiT .WiEiEiT,
Niet minder da,n viijff' staten m|a|ken
aaiisjpnaak opi liet bezit van het N.oprd-
pioiojgebiedT Hiuelamd, Groenland, AWerikfa,,
No|oi*wi©gem en Canada. 1 1
Karpers v,ani 30 (ppnd zljjn niet meer
eetbaar. Een gelukkige hengelaar bSjl .'B[er-
llijk, die zloio'n ouden siKi,a,l« a,an den haak
sloeg, mloest heiml opi bevel afgeven aan
de gezond'beidspfolitie, die de visc'h liet
verbranden.
Vele planten verschaffen den insec
ten niet alleen voedsel maar oioik onder
dak. I11 koude herfstnachten dienen zij'
vliegen, oorwiormen, etc. tot herberg, om
dat ze het daar een paar graden warmer
hebben.
Ons 'kalenderjaar ,het Gregpriaan-
sche. overtreft in tijldlengite het astronomi
sche (tropische) jaar met 26 seconden.
I11 ongeveer 3300 jaar maakt dat een
volle dag uit
„Meneer en mevrouw thuis?" vraagt
cle man met het vastberaden gezicht.
„Nieen", zegt het dienstmeisje.
„Hebben zc de hondenblelasting lal
betaald
„Wij hebben toch geen hond!"
„Is de telefoon in orde?"
„Die krijgen we pas Maandag!"
Dan zet de man met het vastberadiöni
gezicht zijn voet tusschen de deur. kleert
zich 0111 en roept: .„Kom,, Sjaak, hier
is 't voor dc bakker!",
Knullemans heeft een tuintjb aange
legd. Maar het is nu al het derde jaar,
dat >er zoowat niets goed groeit. Hüji
wiendt zich tot een beroepstuinier ern,
die adviseert hem: „Het bieste is, da,t
u alles wat u, geplant hebt weer uit
trekt. Komt het dan weer op, dan is,
liet onkruid, komt het kliet meer op,
dan was het goedl"
„Vader, wat is eigenlijk een fabel?"
„Een label? Nu, als b.v. dieren,, lui
ten we zeggen pen ezel en .eien varken.,
met elkaar praten, net als jij; en ik!"1
lil
F. len Duitsche zangvereeniging. diet in
een Ncderlandsche grensplaats een uit
voering zal geven, wandelt over diej
grens. Een Ncderlandsche' grenswachter
vraagt een der zangers: „Pas?"
Antwoord: „Neen, Tenor."
Als je dat werk niet gauwer kunt
doen. dan zal ik maar iemand anders
moeten omzien."
„Nu, eindelijk ziet n in, dat één man
alléén het werk niet kan doen!"
at
In een dorn heeft de burgervader de
volgende bekendmaking op liet >.,gle!(
meentebord" d,oen opplakken i
„Degene,, die dien dader, die den pa,al,
welke aan de brug. die op, den weg, die
naar Oostergraafsimeer voert, ligt, staat,
omvergeworpen heeft, aanwijst, ontvangt
een belooniing van 10 gulden."
„Frits Sehulte. wat is water?"
„Een kleurlooze vloeistof."
„En waryieer kleurt die zich
„Het wordt zwart als men er zijn
handen in wascht!"
„Hoe groot is tde iifstand tusschen
Mekka en Medina?" vraagt de onder
wijzeres. Algemeen zwijgen totdat een'
stem achter in dc klas roept: „Dat zijn
toch goen plaatsnamen!"
„Zoo," vraagt de onderwijzeres Ig'e-
amuseerd, „wat zijn het dan?",
„Namen van 'n man en een vrouw,
zooals b.v. Sodoma. en G.omorrha....'"
„Frits, boven komen1-"
„Ransel of eten, moeder?"
Klant: ,,'n Kop koffie zonder melk
asjeblieft!"
Dienster,,'t Spijt me zeer, meneer,
we hebben op 't oioigen'blik! geen melk;
mag het misschien kloffie zander wioiri
zijn
WinÜslelier (die om een loopjongen hedft
geadverteerd) tot applik'ant: „Wiat ik'moet
hebben is een jonigen deels voior binnen- en
deels voor buitenwerk1."
Jonigen: „En als dan de deur dicht
slaat
ik
„Hallo, Nico! Ben je aan 't winkelen?,"
.„Nee ik' ga insectenpoeder halen!"
„Je gaat toch geen zelfmoord plegen'.?,"
„Een knappe vrouw, de mevroujw
Jansen." „Nou, en ,0if; maar je had haiar
een jaar of' vijftien geleden moeten ziein,
boen ze noig vijif' en twintig jaar jioingor
Henry Ford rijldt van Detroit naar Mi
chigan. Onderweg kiomt hijl een Fnrd-
aufcotje tegen, dat een panne heeft. Ford
stapt hulpvaardig uit zijn wagen en ver
helpt onmiddellijk' het malheur.
De geholpen Ford-bezitter wilFord
als belooning twee dollar geven.
„Neen, dank1 u," z'egt Ford, „dank 11,
houdt het geld maar."
„Maar neem het toch!"
„Neen ,heusch, ik lipb 'het niet nooidig."
„Lieve hemel, als ,ge 't niet mopdig
helt, w'aarom rijdt u dan in een FordjeL?"