GOES straat 32, Goes ringen 1ETJES DIN G- JJNEN GOES (IEEUH0) GRAAG Itheekbank Tweede Blad EDKOOPST NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT CHE COURANT allemaal NOS RIJWIELEN. ILDEN - KREUKELMARKT 7-9 e Jenever. a 100v2 "ie: KOM, H. GEEST. FEUILLETON Het verborgen rijk. VAN HIER EN DAAR =j ONTSPANNINGSLECTUUR »ot»t U beslist ÏE PRIJZEN. IFFELEN en Rijwiel voor veer nis nieuw agrepen. lelend per liter per 3/4 liter per V2 liter per '/t liter per <lz liter per Vi Hier mei- liter ■rk. literpot A>er liter iper liter per liter per liter per liter f3,90 f3- f2,05 f4,10 f2,15 f3,70 f4,10 f3 25 f4,- f3,80 f3,75 f4,— f3,75 en 10 en 10 en 10 en 10 en 10 en 10 en 10 en 15 en 15 en 15 en 10 en 10 en 10 TELEFOON 284 rdag geopend. G. .350.000,- .150.000,- 610.957,- en f 100, s. losbare stukken 0 Mr.G.W.A. DE VEER In bet schoon opgaande licht van den Pinkstermorgen, siddert plotsielingi de lucht als van windged'rtiischde he melen zijn geopend yen de Genade-Gö- ver daalt neer nis eenj gloed vain roodfe rozen. Met een vuurdoop moest de jonge! Kerk gedoopt worden. Zoo was het beloofd en zoo geschiedde bet, Vurigie tongen verschenen en 'Betten zich neer op ielk der Apostelen |e:n ze werden al len vervuld van den! H. Geest 'Lich- rende Pinkstervlammen zijn kimiebleel,. den der Godheid. Vanaf diein, vuurgloed, in bet brandende braambosch tot aan de vurige Pinkstertongen is het geheim, zinnige vuur het .beeld van God. die1 een verterend vuur is. Toen de vlammen uit het braambosch in de woestijn M,a- dian sloegen en bet toch niet verteerden. Moaes zijn schoeisel uittrok en sidde rend neerviel op dan grond, sprak de! eeuwige God: „Ik ben, dia beu, dc Gaid van Abraham. Isaac ton Jacob".. On,k uit het Pinkstervuur sprak de II. Geest door den mond lier Apostelen, toen zij verschillende talen begonnen te spreken-. Terwijl tongen van vuur komen zwe ven boven de hoofden der Apostel schaar, bruist bet in hun hartep. vanl liefde en kracht, als straalde er opeens 'een nieuwe, hemielzoirine, levenwekkend Verwarmend en .sterkend, ont\ onkenfl tot .grootsch beminnen. |en klaar Ibe- grijlpien van het goddelijk PI eilandsplan des Meesters. Zoo komt dö 11,. Geest ook nog bédeini. om miet vuur dc zielen te doorlichten te doorgloeien, te stalen. ,Maar beeft de wereld nog wel behoieftei aan vuur tegenwoordig? Wij hebben beden ten dage toch al zooveel vuur. Vuur ge noeg op de garde, .vuur in duizenden fabrieken, in zooveel hoogovens, vuur in locomotieven an vlectrische fnapliil jiericcn. kbnonnenvuur en dan nog zoo veel, ach, veel ttei veel vuur in mi'lltoeiiieirf mienschenharteln., verterend en verwoes tend vuur van ongetemde hartstochten. Neen. dit is niet hati vuur, dat we noot dig hebben. Bij al dat vuur blijven d'e harten koud en, de geieaten oroneveld en de oogen omfloerst erii de zielen zop duister. Aan een ander vuur hebben, wij be hoefte. aan goddelijk vuur. Del eeuwige God moet een vonk van Zijn Geast uit den haogen Hemel zanden, opdat deze Geest, .de H. Geest, d'e geesten 'dtór menschen, verlichte. Wiij' moeten bidden om vuur, dat ons geloofslicht doet op vlammen, dat onze hartan doet gloeien van goddelijke liefde, dat onze zielerf reinigt en loutert, .dat in' onze geest: ontsteekt offergeest 'en offerkracht. „Fiat lux". ,:,Het worde, licht", (n dezen zin moeten wij 'blijven: bidden in deze dagen: „Kom H. .Geest". Onder het symbool van, vuur daalde de HGeest neer in de harten der twij felachtige 'Apostelen 'en feller en int fenser dan het .ele.ctrisch vuur. dat onze moderne wereld yerlieht. viel de hemelvonk van Gods Geest in hun hart, puurde dat hart schoon Van alle smet verlichtte 'hun geest len hun denken. electriseerde hun sluimerende kracht en herschiep geheel hun geestelijk bestaan en al hun geestelijke vermogens: tot een nieuw leven. Schitterend was de uitwerking van Gods Geest. Schitterend is ook het werk des geestcs. van den -menschel ij ken geesr in onze dagen. Tot in de diepten der aar de is 's menschen geest doorgedrongen en heeft haar verborgenheden; openge legd. Zeeën zijn verbotnden. biergen geëffend en dalen, gevuld. Met- den. te lescoop als met een wapen in de hand doorzoekt de menschengeest de hoog ten van den sterrenhemel, .telt dc ster renbeelden. viweet i hun-, grootte en hoogte, teekent de onmetelijke baUan, welke ze afleggen. JVfet schepen, groo- ter dan een paleis, .stoomt de mensch in volle vaart p-ver onmetelijke oceanen, trotseert ,alle {tegenwinden, en tegenl stroomingen. In de lucht stijgt hij op en daalt af onder het; water tot op dert bodem der zee. De pthertrillingen brem gen 's menschen woorden over rot: an.- deire werelddeelen. Het is een nieuwe wereld geworden in dit tijdperk valn- machines, electra en radio. Onbekende tot nog toe verborgen1 krachten gavien zich gewillig over aan- de leiding van 47 „La,at ha,ar los", zei de 'koning tot d-s Wachters. Zoodra ze niet nv'eer werd: vast gehouden zoinlk' de verschrompelde iQUtdie bundel w,amt ze leek' oneer pp gen 'himd-el dam op iets anders pp dien grond. Haar schitterende en haotSaiardi|ge mogen glinsterden al® die van pan slang. „Wat wil je va.n mijl, Ignosi .piepte ze. „Je mooigt miji niet aamrafcSea. Alis je wij aanraakt zal ik -je vni-moord-cn,. Pias op yoior mïjln topverkinnBt!" „Je too, verkSumst heeft TwiuLa niet kunnen reddem, omde wolvin <m Ze -k!am mijl niet deeiwn'," wia® het antwoord. „Liuiister, ik' wil da,t je mijl zrult brengen: maar de kaïne-r, w'aar de glanzende steemem zijta. „Ba,! ha! 1" schreeuwde zij, „niemand' wleet het -gehpim behalve ik' en ik' zal het je nooit vertel len. De witte duivels zullem met leege haaiden w-eggiaam." „Je Zult het mij vertellen. I'k! zal maken;, clat je het imij' vertelt. „Hée, a Mating?. Gijkijft groot, maar kjap nlw! macht een. vpoiuiw alldwimgeu „Hiet is mja,ar ik zal het doen." „Htao dan..'1, „Door je id|oplden', al-S je niet «-preken, „Bowden!" riep ze met den meiischelijk-eni geest. Hij bestuurt en beheerscht ze.. Zoo,als pen) wagenmeinr ner z'n paarden pan den teugel lieidt. Geest hebben wij- genoeg in de wereld van heden. Geest in honderd weten schappen en ontdekkingen. -Maar er is gemis aan een heiligen geest, .aan den H. Geest, die heilig is en heilig maakt, tem deze Geest is voor velen, de groota Onbekende. Als Christus' leerlingen van voor 19 eeuwen op dien' (eersten dag der chris tenheid moeten wij: afbidden' klien H. Geest, den Geest van vertroosting voor onz-e kommervolle zielen, het vuur der geestdrift voor ons .verzwakt pn ver flauwd geloofsleven., Dat de H. Geest over ons neerdal-a met zijn zevenvoudige genadegaven, het oude vernietigend en- het nieuwe op bouwend. Piuks'lergebriiikeii voorheen en thans. Het Pinlkfeterfeesit is altijd miet vreugde gevierd geworden. Het is dan polk! waar, dat er in het gehoele j'a.ar giee-m 'tijjd is, welk© zich zóó tot feestviering leent als de Pinkstertij'd, als de natuur weer in frisch groen prijkt. Vporal in vroeger da gen, toen men meer met de matumir mee leefde als thans, werd' hot Pimlkfaterfieest op bijzondere -w'ij'ze gevierd'. Iedere- streek li-ad zij'n eigen gelbruililen.. Eien al-gemieetn verspreid Pink'stergObtaLk 'w-ais het Pink sterbloem kiezen, hetgeen op,k thans in sommige dorpen np, gwel gebeufd. Het mo-oi'ste meisje vanli et dorp werd toit Pinksterbloem gekozen. De deur van haar woning werd door de jongemautnen miet 'bloemen versierd en iedere intoomer faraoht aan de Pinksterbloem de haar toekomende hnlde. Geen -wonder dan -polk', -dlat de jiotuge meisjes er trots'ch -op 'waren, als haar de -eer te 'beurt viel tot Pinksterbloem' te wbrden -gekozen. Te Amsterdam was in het begin der 17e eeuiw' het „Pinlkfeter- blomloopen" in- awlang. De Pinkster- blomloiopers" -waren kinderen, -che liedjes zongen en een meisje bij1 zich hadden, dat omhangen -was met zop-veel mogelijk! gou den eu zilveren voorwerpen an wojtó met bloemen. Te Sohermerhorn 'werd da Pink sterbloem, die -omhangen iwias „met 20 zilveren tnigen, 10 zilveren bellen', 3 'beuh geltassehen en 25 zoo barnsteen,am ,a!s bloedkoralen kettingen", io-p een schild: ge dragen. In ha,ar rechterhand 'had zij een zilveren 'kbmjmétj-e, in de linkerhand eefn zilveren bel, welke zij' luidde als d'e om standers een kleinigheid offerden:. De pi-c- radeD, welke de Pinksterbloem droeg, Wa ren -door -de buren- geleend1, die- er trotsch o-p .waren, dat zij! de Pinksterbloem intoch ten sieren. In 1612 werd te Amsterdam door do stedelijke overheid het Pinklsher- blomloiopen verbloden, -daar er te veel uit spattingen- bijl voorkiwlamen. De gerechts dienaren k'regen opdracht oim als bpete een der mooiste sdersielen van de Piniklsterb-loieim) af te nemen. De bnren werden toon- wel wat bevreesd en hun gouden en zilvereln ■sieraden werden niet m-eer afg|est,aan, zto- dat sindsjdien de Pinldsterbloem opgeschikt werd met linten, bloemen of gekleurd pa pier. Vele andere plaatsen volgdeni het vooTb-eeld jvan Amsterdam en Verbloden het Pink'sterbloml-oio.pen, daar dit gebruik meer en tn-eer in een 'bbdelpartij! ontaardde, in den Haag w.as het Pin'ksterblomleo-pen nog op het eind der 17e eeuw ïm ztwang. in de Mercurius van dat jaarkkn' .men llieromtrent lezen: „Wederom 'begint zich de Pinksterbloem met al hare magnifieen- tie tc vertonnen. Onder anderein vernam mien een grö-oite meid ,met haar trojry ;ziop vol moiuehes, dat zij! veel geleek! 'op een opengesneden su&ter met khentem". 'Be paald aantrekkelijk' aohïjht de Hiaiagsche Pinksterbloem- er dus niet te hebben jiitglv zien'Eien variant op de Pinklstcrblecm was de Pinkisterluilalr. Het Duilaiklrenfeest werd den Zaterdag1 vóór Pinksteren ge vierd. Wie in een- huisgezin Tiet laatst opstond, mioost zij'n familieleden- dien- dag tracteeren. Docli niet alleen iu de huisge- zzinnen, ook' de werklieden era scholieren deden hieraan mee. Voor,al in de 16e e.n 17e eeuw was Lu-ilaklken-daig beruöht. De straatjongens maakten een rumioer, hingen vuile vo-orwcrpen, zelfs doio-de honden Ti katten a,a,n d-e deurknoppen -etnj 9tu.tza.ge1n zich niet de ruiten der langslapers in te göioien. A,au d-ez-e baldflidiotheden is- geluk kig pen einde gekomen. In- d'e plaatsen1, waar -de Duilaklkëndag nog in eere won'dt gehouden, wordt volstaan met het wioord „Luilak" met krijt op de deur of «tehutting to schrijven. Eien- oud PinkstergebTiuik, hetwelk nog in den .Geldersëhen Adhter- sehrik en wü-ede. „Ge durft me luiet aan to rakep, man. Je weet niet wiet ik ben. H'o-e oiud denk. je dat ik ben?, Hf kende je vader en'je vader,s v'aid'er. Teem het land jong was, Wais' ik! hier, (wlainneer het oud zal w'ezen, z'al ik' hier n,o|g zijln. Ik' kun niet sterven, tenzij ik' gedopdi' wiord door een omige.luik, want niemand, durfit miy te dooiden." „Dam, z'al ükl het dloen. Zie Gagoiol, moe-der van het klwUad, jie bent zoo o;uid dat je het leven niet lantger kunt liefhebben. Wat kan het leven zijin voer zoio'u hekis als jij!, die geen. gestalte meer heeft, noch vorm, modhj haia'-r, ntodh tanden die niets: heeft behalve- -hoiois- aardigheid en nij|di|g» oogen. Het za,l barm hartig zijln am een eind aa,n je levein te mak,en Gagool. „Jij! gek!" sëhreeuiw- de het oiulde wijk. „Jij! vervloekte gek, denk je da.t het leven alleen voor d'e jon gen zoet is? Het is niet zoio, en j-o weet niets1 van het menschelijlk' liprt, a,la je Zoo uenkl. Voor de jongen- i® do d|opd in derdaad soms welkom, wlalnt de joinigen kunnen gevoelen. Zij! 'beminnen lein, lij den. Maar de oud-en- voelen, niet, zijl be minnen niet ctn ha! haf ze tachpn utei ze een ander de duisternis zien ijpjga,an, ha haZe lachen ,a,ls ze lipt kjwiaad zien, dat onder de sternen, gesfe'hiodt. Alles w|a,t zijl beminnen is leven, de warme, warme! zton, do zoete, zopte lucht. Ze -zijn bwreesjdl voor de kjoude en de duisternis;, ha, ha hfc,! hoek voiorkjomt, is het z-.g. „Hjagelikrui®1". Hiervan kbmt reeds eeu .afbeelding vopr in een atlas der bezittingen 'der hepretm van Bergh in 172i7. Voordat 'de 11K Kerk iu de buurtsbhap .Kild-er tuïfeehen Di-etinchem en Zeddam -werd gebotuiwd, kkvlam-en de Katholieke boeren -uit de pm- gwing op Pinklsterzo'ndag #p die plaats met hun brooden tezamen, welk!e onder de armen worden verdeeld. Bleu en atnidfcr geschiedde met eenigte pleëhtighteid. Aan de uitdeeling werd eeu begin gemaakt ale een der armen vijf rozenkransen had voor gebeden. Deze plechtigheid hjeeift thaus net karakter gekregen van een .processie, de z.g. „H'agelkruisprocessie". Jn het na burig Wehl trekt deze hagelkhuislproceslsie tweemaal per jaar door de velden: piet Pinksteren, wanneer de bïooduitdeelimg geschiedt, en o,p den- eersten- Zondag in September. Typisch 'is het op h'et eilan-d Marken gekende gebruik1, om' met Pink steren in plaats va-n nieuwe Pinklsterpronk', kleeren te dragen welke de voorouders dieu- Markenaren vpór drie eeuwen droegtem. Ter Gauw vertelt, dat in 1869 bij1 een verkooping 10-p Marken ,een- hemd, het welk' reeds jaren in de familie wSvs ge weest, voor 35 -gulden werd v-erkjoplit. Ben behoorlijk' Pinfcstergebruik bestaat in h-et Schwarz-wald op het kiuispunt va,n EJz en Kinzig. Het gamsche jaiar door staat daar eenzaam en verlaten de herberg „ZiUtm K-össle". Maar op den Pinksterzoantoig heeraeht op deze anders: zoo- eenizaaua plaats een ong'ek'end-e drukte. Dam wiordt er gelachen en gezongen pin dë lucht is vervuld ya.n Mokken- en sehellemklaink. "V an alle kanten komen de menschen bij een, waar op het grasveld door de „Zum Rössle" een drukke handel jvtordt gedre ven in .do koeklolk'keni -en klofcj-es. Voor do herders en herderinnen is hjet vangroot belang, welk! geluid door de klokken wiordt gemaakt, dia,ar zij er het geheele. jiaair diow naar moeten luisteren. 'Deze „sohellem- markt" wto-rdt besloten met een feest, waaraan do,or iederen klopper en verkjaoiper wordt deelgenomen. De ongehuwd© meis jes uit Eica.,usinnes in België houden er wol een zeer merk'waardige traditie op nia.. leder jaar op Pinhlstermiaandiag riëhten zijl in de openlucht eeu groot gaisttmatal aan, wharop de angehuiwd-e jongemiantnien uit den o-mtrëk' worden- uitgeniqo(digld'. 'Eten groot aantal huiwelijlksaan^oek-en is het resultaat van deze uniëkle gewloonte. Het slot in het bosch 1 door Bi. -Dl Mot hun vieren waren z'e er op uitge trokken, vier studenten, die een Pinlkster- rejsje -wilden tmiaiken dop1' 'ief- bloeiende land. Van Heidelberg tnolkken zijl -dooi' het. Odeniw|ond, wlaa,!1 zijl izich verlustig den in liet jeugdige ggo-en der prachtig© Wosschcn en de «aohte gliopiingen der heu vels a'ij! gingen izlóó opi in de verruifc- /keldjke sehqonheid v,a,n het la.ncladhlhjaip', dat zlij vergaten naar een gesOhiikt naeht- verbiajlf om te zien. Ein de na,chten jn Mei iw|aren nog k|o-ud, de dekens absoluut niet voldoende olm de vier jongelui voor de natte .kilheid v,an den boschgrond te 'bteschuttan-. Het wps dup' toiB|a,r ,zfjgik een onderdak; te vindon, ml:na,r het had er veel va,n 'weg, da,t 12'ijl in dit opizlidlit niet veel geluk ,zpuden. he'bhen. Tegic-ii den avond geschiedde het achter' «ijs een (wlonder: 1 1 In- een loipen plek Verhief! Zich een tjplro|0|k!jesa-chtig slot, als een, sjohildehij' te gen deu groptsc'hen pehtergnoind van den verbleekenden hamel. Omhankt dqpr wilde Wingerd, olmlgeven d|qo-r wilde en goed verzorgde hodmen, (wier takfk'en bogen 011- gen onder de zlwlare hloiesamvracht, staar den izïjin vier ploptcn Iwlat al te droolmierig in de Werkelijkheid. De vier Pinsterreiz'igers stonden stil, haa-st betopverd onder den wtonderen a,an- Mik, dien het slot hun- izoo, onverwacht hi°|od. Het ritselde in het struiklgywM rond hen. Een schu)w! vogeltje zong zijn geheimlz'innig lavondlied. ,,'t Is net iets vftor oen Sp|ro|ok'je!" riep de oudste enthousiast, die /ajUajkl ztón beetje vopr den gek gehouden wlerd dooi de anderen, «hdaj. hüj! yoprtdurend zioo- ■Wia.t in hopigere al'eren zweéflde „Ik wed, da.t daia,r een, hbeldbchojone jionkvroulwie wtoont, die ons den wijh uit de diepste -kelders schenkt", dlw(ele)p,te de jongste; een zeer talentvpj teiekenw en slc'hilder. I v 1 1 „Of die er wachten, zjal, om' voor .zoo'n bestoften katneraiaid, als jij! bent, direct den Westen 'wlijn te halen" spotte de nuchterste van hen. en de oude heks rolde in spookachtige vroiolijkheid over den grond. „Houd op met je wartaal én antwoord1 mlijl", Zei Ignoei kwaad. „Wil je de plants laiatn-wij'- zen, waar de sternen zijin, of' wil je tuiet S Indien je niet w'ilt, zal je sterven en nog wel op dit oiogenblik'. Hij! greep een speer en hield die boven haar. „ik wil de plaats niet wijken; j-e mag me. niet dooi den je mag niet. Hij1 die mijl doodt zal voor eeuwig vervloekt zijln." Langzaam liet Ignpsi zijin. speer zinkWi tot hij prikte in de neergeworpen hoop lompen. Met eeu gil sprang Ga-gool op, ami daarna weer op ,den groind te nollein. „Ik zal de plant® tonnen; maar laait mij Je ven, kat miji in de zon zittelii ent. -eien beetje vleosch hebben .om op te zuigen „Het 'is goed. Ik) dacht wel, dat ik den 'weg zou vindon, om je tot rede te bren gen. Morgen- zal je met Infadoiois en mijn witta -broeders 'naar de plaats gaiau ©11 pas op, dat je ons na-et bedriegt, wiant als je óns de plaats miet toomt, zal je sterven. Ik heb gesproken." „Til; zal je niet be- driegeu, Iglnosi. Ik' hqud altijd miijm wjoprd ha! hal Bene vroeger feomd© een vr,oiuw de kamer a,a,n een blankonj mate en| zie, kwaad kwam over hem." Haar bqo|sa,ar- dige oogen floink'elden. „Hiaar naam was ook Gagciol. Misschien -w'a® ik die vrou,w." „Je liegt," zei ik', „dat wiais tien ge slachten terug." „Het kfau ziijb, het ijap „In ieder geval", zfei -zlatèhtj'es de kat- ste, die öndehwïjfzter iz(Ou wtorden, ,^nioe ten 'wlij1 otml nnc'htverbEj|£l vragen." iDlaar 'wlaren de andere drie het moe rend ,over eens en izij! hieven ©en vncidijk miarsöhlied apai eu stapten naar het kasteel. 1 „Het schlijint me toe, dat het kasteel heeletmüial ,onbdwi0|ond is," zei 'de schil der, terwlijl hiji pp de fcalitijjk.e jalipuziëu "wees, die allemiaial gesloten wai-en. Maar de anderen bteukteu al met hun stevige vuisten ppi de z'w|are slotpport, H'et duurde een- Jieel pppsje voor er be weging viel waar te nemen. Een giude talan hield eeu brandende Üaikkël y.opr de deur, die hij! met een spleetje oippnde zioo- dat de lichtstreep! juist qpi de vier -over moedige gezichten viel. „Bent 11 -met vieren vroeg een oude, versleteu steiml, die slechts unlet mloieite scheen te kunnen sprelten. „Niet mieer dian vier?" f 1 „Ja. Zekér!" ant'wlofirdden de studen ten in koor. „Is het te veel Met oen 'plaatsje in het hooi iztijln 'wiijl ial tevreden." .De dro,o>merige jongste student zag het eerst de 'Manke gestalte opl het bordes. „Daar ginds" fluisterde hïjl ademlojos, „mijln visjoen! De slotjbnkvrau'w'e" En izïj' groetten nog eens, en vroegen nogmaals omi nachtverbUlijjf!. „MevmuW! de Gravin is, ik' weet het niet, er 'wjas er geen meer", stotterde de oude aan de poort en w'ierpi een blikl -aich ter zich n-afti- dé onhlewieegBjlke gesto-lth öp het h|0'oge hordes. „Wianneer gïjl "vnoplijlkte DuitsOhe WBm- delaiars izlijlt,*'wiees' Icla.n welkloimi in het sjot Odcnwoud!" nptodiglde een lage, meltodi- euse stem in de raadselachtige stilte h'en vrien-d'eïijlk uit. De htediende lichtte hen v.o,or over het slotplein, 'waa,r het gras tusschen de «tee- nen op'sehjoot, dootMe de fakkel uit bijl den ingang vau het slot en leidde de late gasten op bevel van zlijtn mteest-eres naar het vreelmidelinigenverbllijill. Zij hadden ua,ulwlelijll;ls hijjd onn) hun k'a,- m'ers, die m'et ztware antiökë mteulbfeillen gejmeulbileerd waren, pp te nömlcn, zich af' te stoffen en te 'wlaisschon pjfl de oude dfc maar versc'heeu geruisöhliO|Os in cle deur opening en npodigde hen alle vier aau tafel. D|aarnia daalden izüjj'-dë vele, duistere en geheiimziiinige trapjpen wteer hf en traden de eetklamër Winnen. Nu -zagen zijl pp®, da,t hun gastvno-uw geen Monde slotjouikvratiw' meer was, het nog jeugdig gezicht wlas .omgeven door sneeuwWit.te haren, de uitdrukking ,w|as ernstig, het lijden had izlijh onujtwfech- baren stempel opj dit gelaat gedruild: en de vier jongemannen trachtten He ,öor- Za-alk'h iervau te raden. Ma,ar het gelukte hun ig^een va.n allen een Zuiver hleeldi te vormen, een juiste analyse te mlafcën, zij; .zagen telkens -w.eer de blanke, Weelzeg gende hand der vrouw, die een bloed roiodo kristallen „vaa® ptmlkneldc, als zlocht zij': steun. j Boven de tafel hing een prachtige kroonluchter vol kaarsen. De talrijke kaam sen 'w-ierpien een. pn-achtigen schijn over de donberrpode vroege rozen, die in gir-o.o- te schalen geurden, ■En de Ma,uwe tnotsche z'waardleliesl stegen •onuit-spfek-'elijlk ®olm!li!er en 'onge naakbaar op- uit. hun liooige, kristallen glaizen. Heel 1-angziaam Zweefde de Pink- sternacht door het 'wlij'd geopende venster. Piniklsternacht in een oud kasteel. Werd het verleden daar niet .ophieuw; levendig? Stonden daar de geesten dér adigest,-ervenen niet -op, -uit hun graven? En spookten .Zijl niet door den weeken, donkeren na,c'ht?, I De oogen der vereemzlaalmlde vnoiulwi Wer den helderder. Haar -mlond, die Zoo, la,ng goziwiegen had, die ata,n nieinlmd haar leed had medegedeeld, opende zich thans en zïj' vertelde de geschiedfenis- van het slot, de lotgevallen, van haar voorvade ren. Het 'w'as een genoegen naar haar te luisteren, haar melodieuse, diepe sté-mver haalde enthousiast al die dingen uit ver vlogen tïjjden en schilderde 'Ze mét leven dige 'kleuren voioir de oogqn der toeho,or ders. Slechts van. hapr eigen leed spirak ■zte niet. Het -was sinds lapg na gaiddernacht, toen de gasten p.pfebonden. Nog geheel onder den indrulkl van al hetgeen zij' ge hoord hadden, bogen zijl izich alle vier vier over de hand der vroulw; ten afscheid. Dc oudste dankte in ontroering-wekkende whorden voor de genoten gastv(rij(heiü; Want zij; wilden den anderen .m'orgen al vroeg verder. Maa.r de jongste virpeg voil- geestdrift «x£| v£j'l uit dank: niet iets v.oior baar klooiden doen, 'wat haar genoegen deed, t I zijln; wanneer men lang leeft, vergeet men. Misschien -was het mijn moeders moeder, die het mij! vertelde; haar n-a-arn was echter zeker GagpoJ. Maar let op, ge zult op de plaats' waar de prachtige speel dingen zijn, een zak! vinden vo-1 steeman. De man vulde dien- zak1 maar hij niaim hem' nooit weg. Kwaad' k'w,'am over h-eani, ik zag 1,1, klw-aad kwam over hem! Mis schien was het mijln moeders moeder, die hot mi; vertelde. Het zal een vra-oilijke dag zijn we Du-nnen -de lichamen! zien van hen die gedooid' werden in dein! slag, als we er heen gingen. H:un oogent gullen ver weg „zijd en hun ribben hol. Hia, h'pl" HOOF,DSTUK VI. Het wias reeds donker op den derden dag na het toomeel, beschreven im ,h|e't vorige hoofdstuk', toen w'ijl kampeerden in enkele hutten aan dein voet van de „Drie To,ovenaar®" ziooalsi het drietal her gen genoemd wordt waarheen Salome's groote 'weg 1.0i0,pt. Ons gezelschap bestond- uit ome drieën en Poiulata, die plus) op paste. 111 het bizon/der Goiod', Inf'adops, Ga,- gool, die gedragen werd' in een draagstoel, waarin men ha,ar tien gansCh-etn' dag Hon hoeren mopperen en vloeken etn een aan tal wachters. De bergen, of liever de drie piek'en van den berg, want de masisa was klaarblijkelijk' het gevolg! van 'één ver heffing van den bbd-enr, lagen, zoiogle ik! Ontroerd en iataingedaia.il tot in het diép ste van ha|ar- ziel, staarde dc ornde daimio in het weeké, open giézicht van den jomgsten ik|vunigtenaiar. ,;Z|0iU- j'e Iwlat voor ine willen doen? Iets 'wat mé veel genoegen yierSchaiif „Kpm dan mog eens terug, een Jieelc vaaantie, u ;z|qudt tmle daa.rm'ee een "heel grotot plezier doen". Dé vier j.öngel-ui 'beloöfden het m'et vreugde, Want hun geldbuidel Wa® maar plat en de toelage die Ze va,n huis klregen wlas na.uwelïjik's voldoende pmi hun dure ■studieklosten te betalen. De vroulW liet het h'opffid, zinken. Én toen maakte izüj' hen deelgenoot van haai- groot lijden. i - „Luister, 13 jaar lang ligt, het slot als dood en verlaten. Ik' wilde wel dat het slot nog eens het tehuis w'erd' tooi- vier jonge menschen. Ik ben zoo vreese,- lijk' eenzaam', mSjh vier jongens heb ik allemaal in den oorlog verloren 15 jaar geleden, alle vier. Eln nu -zendt de Voor zienigheid mij 'weer vier jongens". De yier jongenmannen stonden spkali'e- loos. Zij, wisten niet, hoe -zjiji de weenende vroulw moesten troosten. En toen vonden zij toch het juist wtop-rd. Zij zeiden: „Moeder, wij! Zullen- klomlen!" Dén vo-lgenden morgen, nog vóór ,zéns- qplgang, kagen izïj het (wlonder. Alle j-al-oeZieën v.opr de ra|m'en vain het slot wlaren igpgefrakken en de lieve Zon w|erd nergens inleer buitengesloten. Toen begrepen de vier studenten, da.t diaar bin- non een -miensch wloionde die m'eemdëi imie' het leven te hebben a%er|eikënd, to!a|aj- die nu to-t het iuzicht gékjojmén yps dat het leveu pok' voor haar nog veel schoons verborg zliji had nu weer een levensdoel -gevonden 'Zjji logden hjin-ne g(a.ven neer, die zij in den macht verzonnen hadden: de dichter een mooi innig gedicht, de schilder een ISjne p'enteekëning van de lievlc. gast vrouw', do oniderwïjlzer de zeldz'aalmste blae men die hïjl op .Zijn t.o.cht gevonden had en de student in de mtedicijtoen, die eerst niets te schenken wist, schreef op eelt groot wit papiier: „WKjj 'komen terug!" De herkenning Een ding valt me heel moeilijk, en dat is do gezichten ider menschen in m'n geheugen te bewaren. Ik kan mei iemand een. heelen dag« ja een week doorbrengen, hem uren lang, bekijken begluren, en den volgenden dag schijnt hij me een wildvreemde toe, iemand' diei 1 ik nooit in m'n leven gezien heb. Dezer dagen stelde m'n Vrouw me een jongen hoer voor, die bij ons een bezoek aflegde. D.e jonge heer was zeer elegant gekleed en zeer blü met mie kennis te imaken. Zooals gewoonlijk zette ik me tegenovier hem neer em be gon z'n gezicht te bestudeeren, o.m hem te kunnen herkennen, als jk hem latei ontmoette. .Toen hij wegging, zag ik hem nog eens goed pan en ik .voelde, dat ik item nooit terug zou kennen. Nauwelijks was hij. verdwenen pf m',n vrouw en dochter begonnen pen loflied op den jongen «ian. Hij, was grondbezit ter. huiseigenaar en kapitalist. Hij had zich tegenover m'n vrouw uitgelaten' dal hij 't vrijg-ezellenlev-en moe Was. Maar tegenover m'n dochter Polly lhai l hij zich nog duidelijker verklaard; haat beeld verheugde hiem jn waken, en droo- men en hij 'koesterde vpor haar een „onuitsprekelijk" gevoel. 1. „Elias", zei m'n '-.vrouw, K,'dit jomg- mensch zou voor pnze Polly een sch.it terende partij wezen. Hij js rijk' en joch zeer bescheiden. Maar juist omdat hii zoo bescheiden is, ben ik bang. dat jij hem zult afschrikken.'" „Waarom zou ik dat doen?" „Omdat je niemand herkent. Je komt hem bijv. morgen op straat tegen en kijkt hem heelemaal niet tuin. Hij her kent jon reeds uit de verte, hü nadlerl met kloppend hart Polly's vader en begint zelfs te .glimlachen. Maar dam kijk jic hem aan als1 een vreemde en hii denkt dat* je hem .veracht' en Polly niet aan hem wilt geven. Verbitterd waag. hü h-et niet meer onzen' drempel te overschrijden en stort zich misschien in 't ongeluk'. Eb dan is alles' voprbij'," be sloot mijn vrouw. Toen ik later pipl straat liep, dacht ik aan de waarschuwing Van. m'n vrouw, dat de jonge heer jnjj .mogelijk van uil de verte met kloppend hart naderen en toelachen kon. Het sprak dus .van zelf (lat ik alle menschen' opmerkzaam be keek. Ik kon wel niet weten dat hij me direct herkennen cm met kloppeno hart naderen zou, .maar ik wist toch heb gezqgd, in den vorm vau een' drie hoek', wfaarvan de basisi maar qma to-elag, een piek' aan onze rechter- eete a,atm onze lin'kerhand en een recht tegietnpver ans, nooit zal ikl het geziëht verojeteni, dat wjii den volgenden morgen in het vroege zon licht op die als to-rens gevormde bergen hadden. Hoog, h-oiogi béven ons, op in' do b'lauwe lucht stegien hun met sm-eeu'w !be- dewte toppen. Beneden de sneeuwlinia wa ren de bergen purper van heideHrulild. Recht voor ons strekte de gboote Sale rno's weg zich uit als een wit lint tot den voet van de middelste piek' omtrent vijl mijlen van ons verwïjlderdl en hield! daar op. Daar was .zijn uiteinde. Eindelijk! waren wïjl dan nabij de Won derlijke mijb.en, die de oorzaak' waren ge weest va,n den ellendi-gen -dood: vaar den ouden Portugees, drie eeulwen geleden, van mijn armen vriend, zijln nalkioirueliteg en ook', zëoals wij' vreesden, van Glöorge Curtis, sir Henry's broeder. Zottll het ons, na, al wat wij'hadden doorgemaakt, .beter gaan? K-waad Homt .over hen, hiadl pmz,e oude vijandin Gagfoiol gezegd; aoiU het ook' over ions lijomen? T,o«n Wijl het laatste deel van dien moeien weg aflegden, vpelde ik mijl niet zeer gerust in dit opzicht pn Good en sir Henry .opk' miet, .denk ik'. (Wordt vervolgd.).

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1934 | | pagina 5