Tweede Blad ONTSPANNINGSLECTUUR F IN HET KRAAIENNEST ~1 NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT FEUILLETON Het verborgen rijk. Niet alleen zeem en spons, ZATBR PAO 10 MAART 1934 Eerlijk zullen we allés deelen. Neen, geen bedelpartij"waarbij! -onze ge- mijterde heilige als gangmaker dient. D|e hymne die de kindervriend in haar eigen naïeve liturgie hem! heelt gedicht en in de naherfet van 's morgens vroeg1 tot laat zingt, kan óók! als vertolking dienen van de gróóte-menschen-stemrmingen die "we wel graag .overgeschakeld Zouden zien naar een mildheid, die W'e bij den popu- kiircn heilige zoo izieer bewonderen en bij anderen .zoozeer missen. .Want ik) ge loot niet te veel te z'eglgen als ik ber weer dat Sint Nicolaas dan toch wel iemand is in de 'volksvoorstelling, die alleen aan anderen denkt. Lieve hemel l hoe komt die goede piuwo baas hij is toch waarachtig niet jong meer bij menschen mogelijkheid klaar in één nacht en een dag! Hoeveel schoorsteen pijpen wachten er .op door hem1, bij! ziijln doortocht, geveegd te worden. Met hoe veel kilometer in 't tuur moet hij rijden, om. in één nacht alle huiz'en van allen! die in hein gelooven te bereizen. En da(t 't liefst nog wel in den nacht; en dat zijn paard de pooten niet breekt! Om nog niet te spreken van .al de dr.oomen van .alle kinderen, waarin hij miaet op treden. 't Valt waarachtig niet mee op dien leeftijd. Ma,ar daar is het dan ook weer een heilige voor. Wonderen betete kenen v.oor den hemel niets. Aan een bpom 200 volgeladen dit 'blijkt jn ieder geval hij heeft a,an .anderen gedacht. 't Kan geen kwaad dit oven te cionsta,- teeren. Met het ,oog pp den tijd dien nv® nu, beleven, weet u. Want behalve dat het een eigenaardige tijd is, is het ,ook een gevaarlijke tijjd. Gevajarliijik vpor de liefde ik bedoel de naastenlieülde. iWe zitten er allemaal min pï tneer ber voor. Vanmorgen hoorde ik! in tijd van één uur niet meer te tellen ge vallen, die allen zonder twijfel miserabel zijn. Brie mannen .zaten te praten pver de crisis (waarover zouden -z-e in 's he melsnaam nog anders praten!) en in een .uur waren tientallen tientallen van huis vaders, kostwinners, neefjes, nicht jen, 0,01ns en tantes ten topneele verschenen die ,ujt hun betrekkingen ontslagen .wa ren, op straat stonden; alles kkvij't waren; failliet gingen ,olfl zlouden gaan. In bijna ieder gezin is ,of een werkljooiz» oji! iemand die ontslag kreeg. 'n Mensch voelt zijn eigen leed hejt zwaarste. Zioiu het in een abnarmaleju tijd als deze wel een wlonder z!ij|n, als de menschen zich niet heel sterkl terugtrok ken, op zich zelf, om' anderen te vergeten, min of meer. Je kolmt in den regel niet zoo heel veel verder dan jé eigen krin getje en je eigen groep, 'n Middenstander weet wel zoowat hoe 't er in den midden stand uitziet, en dan 't liefst nog in zijn eigen branche wat Weet een slager van de kruideniers ma,ar wat zich afspeelt bij de boeren is voor hem1 vrijwel Oen ge sloten boek'. En omgekeerd. Bij den gang door het leven zie je tel kens nieu'we perspectieven der mensch- lieid. En je staat ontroerd en machteloos te kijken naar do eigen wSjfz-e waarejp ieder in z'ijn broodwinning een helden- strijd luitwörstelt omi 't dagelij'ksch brood. Als je aan een boer vraagt:! „wat voor'n winter krijgen !we dit jaar?4' geoftt hij een heel precies antwoord. En j,ei vraagt: hoe weet je dat, dat geeft hij) ten 'antwoord, terwijl z'ij'n heldere, klare oogen verstandig naar den grond kijken. „Als de mollen in den grond kruipen en de molshopen verdwijnen, als de kippen in elkaar gedoken zitten biji den boom, als de eenden niet meer klwakfcn dan gaat 't hard kouden Wtorden." Dut is een boer voor ons een man aan Wien je vraagt of het goed weer is ojm' te visschen of te hengelenof't z'al vriezen oil regenen maar Wat weten we af van den sombmen taai-gestreden strijd op de eenzame hoe ve; en hoe weinig vermoeden -wlei wat er omgaat in het hart van die mannen als ze langs de boomen van hun grond loo- pen, die onder den hamer kbjnit, of stil staan te kijken bïjj .de koebeesten, die straks worden weggehaald. Als moeder de vrouw zegt: „we raken de klooi niet meer klwijt zegt ze een wereld van zïorg, spreekt ze een doodsnood uit. Wat we ten wij van dien doodsnood. Toch is ze 18 Kennelijk' hadden ze voor een «ogenblik hun beminnelijk voornemen oon cms te vermoorden, vergeten. „Wat is dit, vreemdelingen.?" vroeg de oude kleurling op plechtigen toon, „met dezen man" (hij wees op Good, die niets aanhad dan een flanellen hemd en zijn solioeneni ein half gesehoren was) „wiens lichaam gekleed is en wiens heenen bloot zijn, die haar heeft op de eene zijde van zijn ziekelijk gelaat en niets op de .andere en die oen doorschij nend oog draagt, wat is dit, vraag ik, heelt hij tanden ,die ,uit zichzelf1 bewegen en uit de kaken kbmen en er wie,er ingaan als ze willen ?j" „Maak hw mond open," zei ik tot Good ,die zijn lippen optrok als een nijdige hond en dein verbaasden toe schouwers niets vertoonde dan een paar dunne roode strepen. „Waar zijn de tanden?," riepen ze. „Wij! hebben ze met onze eigen oogen gezien." Good keerde het hoofd om, braoht de h/arnd' ,a(an zijn mond en men zag twee rijen prachtige tanden. De jonge man, die het eerst aan stalten had gemaakt om zijn mes te trek ken. wierp zieh met een kreet van schrik op den grond terwijl de knieën .yaa den oude tegen elkaar aansloegen van1 schrik, „Ik zie dat gijl geesten zijt," zeide hij stamelend, „werd er ooit een man <jf even goed 'n moeder als de statische mé- vrouw1. En wat is een schipper Ja, dat is apon man die je door de vaarten ziet gaan. Hij boomt met een langen stok' of hij1 draait aan een stuurwiel en bijl de brug doen hij 'n pa,ar centen in een klompje. D|a.t is al les wat we van een .schipper weten. Maar- hoe leeft die man? Waarvan bestaat hij? Hoe heeft hij! te worstelen met 't 1-elvcn? „Ja,'-', denken wiji, „die zal er op. een of andere manier ook wel doorheen moeten scharrelen". Waarschijnfijilt' denken we er echter heelem'aal niet aan. Weten wij- dat -hij1 zijn 'bestaan verliest aan hooge havengelden? 'n Eeuwige kop zorg. Een schipper neemt aan een lading cement van Botterdam naar Groningen te transporteeren. Hij' slu,it een contract. Hij zal 't doen voor honderdvijftig gulden. Die tocht duurt 'n kleine week. Van die 150 gulden moet hij! honderd en één be talen aan havengelden, bruggelden, etc. etc. Alleen tusschen Harlingen en Gro ningen is hij: bijlna die heele 100 en één gulden kwijt. 49 Gulden houdt hiji over. Diaarvan moet de benzine betaald, het onderhoud, etc. etc. D!an pas k|an hij deu ken aan eten of drinken. Als de zon op komt, eiken dag, staat de havenmeester al klaar: schipper, iriag ik! havengeld? D.'en eersten dag is dat 1 ct. per ton; de volgende dagen 'n halve cent per ton. 'n Bezetenheid eiken morgen dial havenmees ter t e zien staan met zijn ochtendgebed 6,chipper mag ik' havengeld? Als de brug in de gem'eente cadue is, zet de gemeenteraad 5 cent o,p het brug geld, terwijl de schipper de brug, heele- maal niet noodig heeft. Hij! kookt van -wOede. i Zoo heeft ieder vak zijn Zorg, ieder be roep Zijn moeilijkheden. Als we van elkaar meer Wisten, Zouden we veel te.vredener leven. De ellende van degen tijd moet ons niet op ons zelf terugwerpen, maar ons tot elkaar brengen. H. DE GREEVE S.J. UITWISSELING. „Zeg, Vervoort, wat bedoelde jij- nu precies.?" '!l „Op de vergadering)i „Ja, met dat typische voorstel van je?" „Typisch.? Er zal werk van gemaakt worden, is beloofd 1" „Nou, goed, maar we kunnen er mis schien met ons tweetjes al 'as over boo mer??" 111 i i j I „Grutten, ja .Bekkers, als je 't graag -hebt, waarom niet." Bekkers, zooeven van de andere zij der zaal „overgekomen", deponeerde nu z'n glas limonade op 't restaurant-tafeltje en trok 'n zeteltje bij. Vervcwjrt schoof ook wat aan. i Door 'n kier van de tussohendeuren zag men de heeren onderwijzers 'n spelletijla doen op 't groene laken. Vier onderwijze r-esjes, „knus" acihter 'n palmpje, proestten 't uit, over 't een of 't ander, jaost mag 't weten. Boven de ho-ofden, op de ver gaderzaal, waar zoo juist de gewestelijke bijeenkomst van den K. O B. gesloten w,as, stommelden de voeten nog wat na. 'm Paar leeraren drukten handen ton afscheid'. Verder overal geroezemoes, gepraat, ern stig of luimig. He'eren en dames van het onderwijs, na hun vergadering. Bekkers was 't schoolhoofd' hier in 't stadje Hmofd- dreeht zelf; Ver voort wias 't Schoolhoofd in 't dorp Korfdijk, 'n uurtje van Hoofd drecht gelegen, 't Gebeurde: niet zeidien onder collegia's dat .Vervoort jjt boertje" werd genoemd. Ein 't wlas op 't moment niet uitgesloten, d-at d .„frik'jes" adhter 't palmpje „gierden" om een of ander aan Vervoort's sojiede uitmonstering, in hun oogen „ontzettend". Bekkers had 'n si gaar gepresenteerd en bemerkte da,t Ver voort nog 't tikje „wit" in z'n gezidht -had. 't Was bij' z-'n weten ook de eerste keer, .dat Vervoort in 'n vergadering wat gezegd had. 't Moest 'm natuurlijk' getrof fen hebben, die -groote aandacht. De ver gadering werd er „stil" van. Zelfs 't be stuur gaf blijk' van felle aandacht, 't "VV^s 'n onverwachts levendig slot aan 'n rond vraag, die aanvankelijk ials 'n klaars scheen uit te gaan. Dit had' Ver voort 'n beetje uit Z'n dorpsöhe evenwichtigheid gier ba,aid. Kon Bekkers begrijpen. Het „ste delijke" schoolhoofd had z'n collegia van 't dorp, altijd o-p juiste waarde gtes|chiat. vrouw geboren die haar heeft op de eene zij'de van het gezicht en niet op de andere, of een rond en doorschijnend nog, of tan den, die weggaan en iw'eer terugkomen? Vergeeft het on-s, o heeren!" Hier was inderdaad een geluk' en onnoo- dig te zeggen, dat wij het aangrepen. „De vergiffenis wordt u gescholnk'en.T zeide ik met een genadigen glimlach. „Go zult nu de waarheid vernemen. W,ij ko men van een andere wereld, -hoeiwfcl wij menschen zijn als gij', wij' komen van do groote ster ,die 's nachtsschijht." „Oh! Oh! riep de geheele schaar van verbaasde zwarten. „Ja" ging ik' voort, „dat doen wij waarlijk'. Wij; komen om een korten tijd bij n door te brengen en u te zegenen door ons verblijf. Ge ziet reeds, mijn vrienden, dat ik* mij heb voorbereid' op dit verzoek, door uiw taal te leeren." „Dat is zoo, dat ia zoo," zei -het kopr. „Maar, heer, ge hebt ha,ar slecht ge leerd" waagde de oude man te zeggen. Ik wiep hem eeu verontwaardigden blik toe en hij scheen daarvan te sohrikken. „Neen vrienden" vervolgde ik, „ge- zoudt misschien kunnen denken, dat na zulk een langen reis wij plannen iw ons ■hart zouden kunnen voelen rijzen; «m deze ontvangst te wreken, om misschien met doodelijke koude de hand te slaan, welke het goddeloos voornemen had het mes te richten op hem, die Zijn tanden in zijn mond kan laten gaan e® komen." „Spaart -hem, heeren," smeekte de oude man, „hij is de zoon van den hoging en ik 'n Man met 'n helder verstand, 'n beetje hoekig van manieren. Maar men kaar tóoh wel collegiaal met elka,ar omgaan, t Was jammer,dat de „steedsche" generatie, hier in Hoofddrecht, dat .alles bij' alles) toph ook maar 'n provinciaal stadje wias, nogal wat minachting) aan den dag1 legde, tegen over de „klei-collega's". Stel je voor, .dat onderwijs op „die negorijen" „die klom- penkinderen" en „die boerein-meesters Nik's -hoor. „Nou, vooruit, vertel me nu eens," moe digde Bekkers a,an. ,.'n Vast-omschreven idee heb1 'lf natuur lijk niet. Om de doodeenvoiudige reden, dat 'r geen voorbeelden z'ijn." Bekkers begreep dat. 't Werd er in elk geval oi'iigineeler door. Zelfs de „geachte spreker van den middag", ha,d met onver holen aandacht hoog doior z'n dikke brille- len-zen gekeken naai- den hoek', vanwaar die stem kwam en .die tenslotte aan bet dorpsschoolhoiofd Vervpprt bleek' .toe te- behooren. „De kern van 't betoog hij den spreker was m. i.we moeten zorgen ondanks; de groote bezuinigingen, dat we tóch aan alle 'kanten „friseh" blijven met ons onderwijs, 't Is vooral 'n tijd dat al wat niet i.striklö noodzakelijk is, wordt weggesnoeid. Maar ook in de niet oMniddellijk-noodizak'elijke dingen, schjuilt 'n groote dosis) opvoed kundige waarde. Zoo, wio-rdt er gesnoeid aan 't ontspannings-object. In extra-tjeS en zoo. moeten we omlaag, 'n .Schoolreisje, 'n dag-je kgmp, -hoe gewild ook, 't kiost spijkers!" („Allicht". I „Nou nu was mijn meeging', 'n a.api- gename en zelfs niu.ttige ontspamni|ng zou zij'n, dat nabijliggende söholen pp vrije middagen 's bij! elkaar op bezoek ginan. Wat weet ik[ van uwl school en jui y,an ,(10 mijne, da's een Wat verkeerds schuilt er in, dat mijh jongens met |UW 'jongens 'is kennis maken.? Maar, dan moet je de jon gens-zelf' in de kennismaking betrekken-, Dius alleen maar begeleiden, leiden, contro- leeren. U laat mijn kinderen: het interes sante of aangename of leerzame van. H.optf'd dreeht zien; ik onthaal luw; jongens iwe- derkeerig i-n Korfdijk!" „Interessants1.? Maar Vervoort, jop- gen-nog-toe, in H.Oiofddrecht.? 'k Weet niet hoor, ma,ar. E|n dan, neem me niet kwalijk, maar dat, eh" „tegenbezoek" in Korfdijk. Van interessante dingen gespro ken, bedoel 'k". Bekkers' dunk! over 't voorstel, dat zoor even stilte over 'n ganiöche vorgladerimg deed vallen, scheen ernstig te zakken. „Dat zo,u je meevallen, Bekkers, afe 'k! me niet bedrieg. Maar, we moeten voor „interessant" 'n anderen norm nemen, Üa,n wij, onderwijzers zelf, daaraan toekennen. Je weet toch, de jongens hebben vaak do meeste aandacht, in ernst en pret, 't doet er hier niet toe, voor iets waar wij' hoe genaamd niets .aan hebben." Dat was 'n gevestigde waarheid. 'n Kind kon zes maanden amusement heb ben met 'n .afgedankten weklkler en ®een drie uren met 'n spoortrein, .die belache lijk duur was. Bekkers draaide z'n knieën weer onder tafel; er zat in .elk ,gev.al waarheidin Vervoort z''n betoog. Ze boomden er nog breed over do,or en Bek kers knikte nu veel vaker. Ver voort pleit te van je welste en liet z'n sigaar uit gaan. Bekkers rookte de zijhe finaal in zenuw-trekken iw'egil „Nu komt er 'n commissie, vermped ik', om de zaak' onder 't oogi te zien. Je weet wat 'n commissie is?" Dat wist elk Nederlander, meende) Bek kers, maar samen waren ze 'r van over tuigd, dat 'n bestuur z'n verantwoorde lijkheid had en dus „Laat ons nu maar 's, in afwachting van die commissie, probeeren! Uiw' beide hoogste klassen en de mijne. Er zitten igeen risico's aan en evenmin kosten. Aan genomen.?" - „Eerst toch maar 's 'n nachtje over doen", verzocht Bekkers en de .andere nam 't 'heelemaal niét kwalijk. De bewuste Woensdagmiddag! kwam, dat Vervoort met vijftig jongens in Hoofddrecht verscheen. Bekkers had er vijftig op 'n schoolplein, 't Liep met die „klei-klompen-klnderen" nit Korfdijk' wel los. merkte Bekkers. Ook' o;p 't platteland scheen men 'n kind' vlot en goedkoop te kunnen lrleeden. 't Viel werkelijk m-ea. In Hoofddrecht worden wel erger lompen en zo.o gedragen. En Vervoort stelde vast, dat volstrekt niet alle stadskinderen als) bleekneusjes beschouwen waren. Verre van. Zonidat ben zijn oom. Indien hem iets mocht over komen, zal ik verantwoordelijk!zijn voior zijn bloed." „Ja, dat is zeker zoo," voegde de jonge man er met veel overtui ging aan toe. „Misschien twijfelt ge aan onze macht om te wreken," ging! ik voort, onverschillig voor zijh inmenging „welnu, ik wil u een be'wijls' geven:. Hier.- jij -hond en slaaf (ik richtte mij- op ruwen toon tot Umbopa) „geef mij de toio- verbuis, welke kan spreken." Umbopa stond op en met een grijns, zooals ik nog moioit van hem gezien had. overhandigde hij mij een geweer. „Hier is zij, o Heer der Heeren", zei hij; met een diepe gehoorzaamheid. Nu had ik juist voor ik het geweer vroeg een kleinen springbok gezien, die op een r-ots- stond op een afstand van ongeveer zeventig meter en besloot het schot te wagen. „Ge ziet dien bok," zei ik en wees op het dier. „Zeg mij eens of het mogelijk is voor eeni- gen sterveling- om -het van hieruit te doo- den, alleen met een geluid?" „Het is niet mogelijk', heer", antwoordde de oudo man. „Welnu ik zal het dooden", zei ik rustig. De oude man glimlachte. „Dat kunt gij niet doen," was alles wat hij te zeggen had- Ik nam het geweer op en legde op den bok a.an. Het was een klein dier en men zou het iemand niet kwalijk kunnen nemen, indien hiji miste, maar ik wist dat ik niet missen zou. Ilf haalde diep ,a,dem en bracht langzaam mijn hand aan den trekker. De hbk stond zoo stil als een rots. „Pang!" Het dier •hier al om te beginnon 'n wederzij'dsahc meevaller te boeken viel. Dei „mannen" werden in groepjes van tien verdeeld, elke groep vijf uit de stad en vijf uit 't dorp. En nu moesten ze maar 'a kennis maken. Nou dat was «1 reuze-moppigi. Geen vormen, geen etiquette, gteien hand jes. Eerst wat beduusdheid, Waar de ste delingen 't vlugst overheen waren. „Dus jij! bent Koo ik heet Hun!" „M'n broer heet ook' Hjan!" „Jan heet ik" „Ik ook", „Reuze ,zegi; twee Jannen!" „Ér is veel van dat „soort", zegt moe der!" i I De dorpsjongens hadden 't recht .om te kiezen wat ze nu liefst zouden gaan zien en later zou dat recht ,a,an de stads- jongens zijn, bij hun bezoek' aan Kpirf- dij'k. Wat zou 't zijn? 'n Kijkje nemen op de terreinen van de houtfabriek, ,wiaar z'e de kanjers van boomen oimhoog-kraandea als suikerstokken en naderhand zoo vlot mogelijk in mootjes maakten Of de oude kanonnen onder 't stadhuis? Of de ai'dee- ling, opgezette -siervogels bij de Paters? Of 't sportterrein van de Gemeente, met 't zwembassin en de „keurige veldjes')? Och, och, dat hadden de jongens op 't dorp alle maal niet. In elke groep namen do stadst- leerlingen de stemmen op en gSjUKg11; dia meedeelen aan „meneer" Bekkters ein aan „meester" Vervoort. Het zou de kistenfa briek -worden, 't Scheen de dorpslui to prikkelen, dat daar de machine in boom- zagen concureerde teg'en de kloeke k'lolm- penmakers van hun heimat. Daarbij', de stadsvrienden begonnen er mu: sohepjo op .te goojen, .over machines die „do bak kies zoomaar meteen in elkaar flikten" 'n Soort tafelt)e-dek'-je dus. De jongensi kon den zelf zien. maar ook PUROL is bij' schoonmaak on misbaar. En wel om roode, ruiwe, of stukke schoonmaak'handen weer snel .znciht en gaaf te maken. Vooral 's avonds inwrijven. Onderweg wezen ze elkander van alles. Werd de hoogte geschat van den middel- eeuwsehen kerktoren. Gewlezen waar de pastoor woonde en -waar de kapelaan- En de dorpelingen antwoordden dat deze beide eerwaarde Heeren in Korfdijk' in één huis woonden, wat den stadsijongen.3, „be" ont lokte. j De onderwijzers zagen en hoonden met genoegen, -hoe gesmeerd' 't liep. Zei wisten 't gezelschap natuurlijk te leiden langfsi de niet te drukke straten, zonder bio's en tingeltangels te pa-sseeren. en kwaprem zoo, met 'n omweg aan de houtzagerij!. De jongens keken inderdaad. Op 't ope)n terrein gierden de cylinderaagien e|n snediön de rollen in 'n ommezientje af. De z-wa- luwstaart-machine beet „bekjes" in ,do planken, 'n Kramanachine „flikte" inder daad als de beste schoenmaker, de „bak kies" onwrikbaar in mekaar. Zelfs de werklui en de opzichter der za gerij verkneukelden zieh in de Hoof'd- rlrec-htsche jongelui, die honderd-uit praat ten over den heelen- gang! van 't -bedrijf, als 'n gezelschap tip-top gliidsen. Als 't erg verkeerd of overdreven uitviel, zette d|o opzichter of Bekkers 't zaaklje wel in z-'n lood. Toen trokken ze langs de gemeentelijke sjjortterreinen naar buis. Sjonges, njoniges, wat fijn. Hier moest voetballen- toch -wel van zelf gaan. Dat was- heel wlat andere, dan de wei van boer Heumels, -waarop de Korfdijksche Boys hun slagveld hadden. Misschien mochten ze er bij 'n volgende gelegenheid wel 's spelen? Intusschen kwam men van elkaar te weten, wie de beste keeper en de ibtqste back was en de personen konden meteen aangewezen worden ook. Ein iwie kon 't beste sneeuw-mikken vroegen de Kori'dij- kers. Sneeuw-mikken? Nooit van gehoord in Hoofddrecht. De sneeuw werd er op geschept, als 't ware nog voor deze goed en wel neer lagl en je mocht over met zand bot-gemaakte paadjes naar school, met of zonder geleide. Hg, ma.ar dan moest je 's in Korfdijk komen kijken, achter de Eik'jes, .langs de Kraaiendijk, als ze sneeuw-mikten. Toen de dorpsschool huiswaarts ging was 't vastgesteldhet tegenbezoek' zou volgen, den eersten vrijlen middag, als er sneeuw la,of. Op de volgende vergadering van den K. O'. B. was er 'n prae-advies van 't be sprong omhoog en viel dood neer. De groep voor ons uitte een algemeenen krqet van .schrik en angst. „IndienLg|ij1 vleesch wilt hebben" merkte i-k 'kioel op, j,ga dan dien bok halen". De oude man -gaf een teeken en een van z'ijn volgelingen vertrok en keerde na een oogenblik terug met den springbok. Jk merkte tot mijn voldoening op. ,dat ik hem mooi achter den pdhouder getroffen had. Ze stonden allen Om het doode dier en keken met verbazing naar de plek waar de kogel wiajs ingedrongen. „Ge ziet dus," zei ik, ,,;da,t ik geen onware -woorden heb- gesproken". Ej volg de geen antwoord. „Indien gjjl nog a;a® onze macht twijlfelt", ging ik' voort, „laait een van n dan op dien rots gaan staan an ik' zal met hem doen wat ik met den hojK gedaan heb". Niemand scheen tot zulk' een proef 'bereid, tot ten slotte dg zoon van den koning sprak: „Dat is gped gezegd. Oom, gja op den rots staan. Het is slechts een bok, dien de tooverbuis heeft gedood, miaar een mensch k'an er zeker nietd oor sterven". Maar de oude heer had weinig lust om dezeu w'enk pp te vod- gen, hij riep althans haastigj:. „Neen, neen. .mijn oude oo-gen hebben genoeg gie- zien. Dit zijn inderdaad toovenaars. Wij zullen hen voor den ktaning brengen'-" Een ander riep„Al de toovenarij' van ons volk is niets in vergelijking met wat (wlij nu hebben gezien." „Het is zoo", gei de oude op een toon van innige overtui ging, ^zonder eenigen twijfel is het zoo. Luistert, kinderen van de sterren, kip.de- i Kan „vrije gedachte' gesproken. Die Vrijmetselarij) geeft zich gaarne een religieus tintje. (Wij hebben daarin nooit, meer 'gezien dan een lonkend lakkniddcltjo voor naiëve zielen, Omdat het verleden, Zoowel als de geschiedenis van don dag leert, dat de godsdienst der leidendo .Vrij metselaars van een verdacht allooi is en Kerk juist geen meer verbeten tegenstan ders dan de Loge-mannen heeft. (Speciaal heeft de Vrijmetselarij! zich op de katho lieke landen geworpen en daar vrijwel het geloof naar de binnenkamers gedron gen, voor Zoover het tenminste niet .uit geroeid is. - Hoe onwaarachtig de religieuze allures van deze heeren zijn, woe-s onlangs wfeer de geschiedenis van Radio-Paris uit. Zoo- lang deze zender in handen van particu lieren was, mOCht er af en toe een gods dienstige conferentie worden .gehouden, door den grpoten Dlominicaanschen kansel redenaar, pater L'hande. Niet zoodra viel R-adio-Paris in handen van den Ei-ansehen staat of pan pater L'hande Werd het Zwijgen opgelegd, zoo genaamd omdat de neutraliteit in den aether daardoor Werd geschonden. Om toch pan het Wbprd te kjomen mloesli toen de welsprekende priester i-edieren kleter heel naar het zendstation in- Luxemburg reizen. Wie geen vreemdeling in JieruzaDeim whs, begreep terstond dat de Loge achter de minderwaardige manoeuvre stak, hoe wel dit minder gemakkelijk te bewljlzen 'wam Het Pransche protestantsche weekblad „La vie nouvelle" komt nu echter met een merkwaardige onthulling. Eerst her innert het blad een wèl heel onver dachte bron eraan, dat ia Frankrijk het werkelijk' bestuur der dingen inhanden is van de Loge, die „honderd keeren Ver klaard heeft, dat haaf voornaamste doel is de verwoesting van alle religies. Qinds tien jaren zijn alle uitgevaardigde wetten geredigeerd door het Cartel. Ook dit jongste besluit nu, waardoor alle religi- euse voordrachten uit den aether 'worden geweerd, is te danken aan den wil d|er Loge. 1 Im'mers, op 15 "December 1927 verga derde het zes-en-dertigstei Vrijmetsulaars- congi-es voor de vrije gedachte en het •vaardigde dezen 'Wensch uit: „dat ver boden zij:. de radiophpnische nitzlendiimig van preeken en religieiuse voordrachten in de toekomstige wet, die in voorherciidjlng is, op de radiophonie'-'. pnidelijke taal, nietwaar! En versteld staat men na Hit alles, dat deze heeren nog durven reppen over de vrije gedachte. Wee dengene, Wie niet denkt als Zij; het geheele machtsapparaat, waarover zij beschikken, komt dan in beweging. Ongelukkig, diep-beklagenswaardig volk dat gesloten wordt in 't geestelijk dwang buis van deze geheimzinnig doende tyrannen. i UITKIJK. stuur, in overleg met den toenmaligen ge- achten spreker en de commissie. Het voorstel-Vervoort, Korfdijk, scheen wei nig' voor verwezenlijking vatbaar. Ver voort beet op z'n sigaar. Daar kwain de rij'zige figuur van me neer Bekkers overeind. Hij! vroeg 't woord. „Mijnheer de Voorzitter!" Toen hoorde de vergadering) het vertel sel van een der kostelijkste vrije midda gen, welke de jongens der Hoofddreoht- sche sdhool ooit hadden meegemaakt, toen ze waren gaan „sneeuw-mikken" in Korf dijk. Hoe ze met d'r gummielaarzen door de besneeuwde eikenbeplantingon waren getrokken, gerold en gebuiteld hadden, de sporen van haas, konijn en otter hadden gezien, met eigen oogen glezfen. De KJorf- dijkers kenden fijn 't onderscheid, 't Ver schil tusschen 'n kraaienspoor en patrij1- zenspoor. Net als in de indianenboeken. Hoe ze eerst op heel grootep, -en dopr de onderwijzers met opzet zoo veilig genomen afstand, sneeuwballenslag tegen elkaar hadden geleverd. De hardheid der projec tielen werd danig gecontroleerd. Wie ze te hard maakte, werd even uitgesloten en dat was 'n bliksemsehe straf op dat moment. Er was 'n uitbundige pret ge weest, roode wangen, dampende adem., frissehe laoh-salvo's en 'n heldere, gezonde vreugde over de smgttelooze sneeuwwijs- ren van het doorschijnend oog en de be weegbare tanden, die den donder laat ra zen en van .verre weet te vernietigen. Ik ben Jnfadoos, zoon van Kafa, eens koning van het Kukhana volk. Deze jongeling is Scragiga, zoon van Twala, den grooten koning, echtgenoot van duizend vrouwen, Jioofd en opperste heer van de Kukuanas. eigenaar van den grooten weg, schrik van zijn vijanden, leerling der zwarte kunsten, leider van honderdduizend krijgslieden, Twala, den eenoog, den Zwarte, den ver schrikkelijke". „Zoo", zei ik op trot- sehen toon, „breng ons dan bijl Twala,. Wij spreken niet met -het lage volk en met ondergeschikten". „Het is goed, heer, maar de weg is lang. Wij zhjn .drie dagen verwijderd van de plaats, ;wlaar de -koning zieh bevindt. Maar heb geduld, heer. en wij zullen n leiden", —.„Zoo zij1 het dan", zei ik, „Wij: hebben allen tijd ,ann ons. Ge leidt ons du» naar den koning. Maar In- fa doos en Scragga, past op' Zint niets) wit tegen ons, want vóór een plan in ,uiw her sens van modder gerapt aou zijn, Zullen wij het weten en ons Wreken. Het licht van het doorschijnend oog van den majl met de naakte beenen ,en het half behaar de gezicht zal u vernietigen, hij"! zai dooi uw land gaan, zijn tanden, die hjij kan laten opkbmen en verdwijnen, zullen g opeten, u en u|w vroujwl en kinderen, de tooverbuizen zullen met donderend' geraas met u afrekenen en ,n tot stof maken. Past dus op.!"- i (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1934 | | pagina 5