Tweede Blad
ONTSPANNINGSLECTUUR
F IN HET KRAAIENNEST ~1
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
FEUILLETON
Het verborgen rijk.
Niet alleen
zeem en spons,
ZATBR PAO 10 MAART 1934
Eerlijk zullen we allés deelen.
Neen, geen bedelpartij"waarbij! -onze ge-
mijterde heilige als gangmaker dient. D|e
hymne die de kindervriend in haar eigen
naïeve liturgie hem! heelt gedicht en in
de naherfet van 's morgens vroeg1 tot laat
zingt, kan óók! als vertolking dienen van
de gróóte-menschen-stemrmingen die "we
wel graag .overgeschakeld Zouden zien
naar een mildheid, die W'e bij den popu-
kiircn heilige zoo izieer bewonderen en
bij anderen .zoozeer missen. .Want ik) ge
loot niet te veel te z'eglgen als ik ber
weer dat Sint Nicolaas dan toch wel
iemand is in de 'volksvoorstelling, die
alleen aan anderen denkt. Lieve hemel l
hoe komt die goede piuwo baas
hij is toch waarachtig niet jong meer
bij menschen mogelijkheid klaar in één
nacht en een dag! Hoeveel schoorsteen
pijpen wachten er .op door hem1, bij! ziijln
doortocht, geveegd te worden. Met hoe
veel kilometer in 't tuur moet hij rijden,
om. in één nacht alle huiz'en van allen! die
in hein gelooven te bereizen. En da(t
't liefst nog wel in den nacht; en dat
zijn paard de pooten niet breekt! Om
nog niet te spreken van .al de dr.oomen
van .alle kinderen, waarin hij miaet op
treden. 't Valt waarachtig niet mee op
dien leeftijd. Ma,ar daar is het dan ook
weer een heilige voor. Wonderen betete
kenen v.oor den hemel niets. Aan een
bpom 200 volgeladen dit 'blijkt jn
ieder geval hij heeft a,an .anderen
gedacht.
't Kan geen kwaad dit oven te cionsta,-
teeren. Met het ,oog pp den tijd dien nv®
nu, beleven, weet u. Want behalve dat
het een eigenaardige tijd is, is het ,ook
een gevaarlijke tijjd. Gevajarliijik vpor de
liefde ik bedoel de naastenlieülde.
iWe zitten er allemaal min pï tneer
ber voor. Vanmorgen hoorde ik! in
tijd van één uur niet meer te tellen ge
vallen, die allen zonder twijfel miserabel
zijn. Brie mannen .zaten te praten pver
de crisis (waarover zouden -z-e in 's he
melsnaam nog anders praten!) en in een
.uur waren tientallen tientallen van huis
vaders, kostwinners, neefjes, nicht jen,
0,01ns en tantes ten topneele verschenen
die ,ujt hun betrekkingen ontslagen .wa
ren, op straat stonden; alles kkvij't waren;
failliet gingen ,olfl zlouden gaan. In bijna
ieder gezin is ,of een werkljooiz» oji!
iemand die ontslag kreeg.
'n Mensch voelt zijn eigen leed hejt
zwaarste. Zioiu het in een abnarmaleju
tijd als deze wel een wlonder z!ij|n, als de
menschen zich niet heel sterkl terugtrok
ken, op zich zelf, om' anderen te vergeten,
min of meer. Je kolmt in den regel niet
zoo heel veel verder dan jé eigen krin
getje en je eigen groep, 'n Middenstander
weet wel zoowat hoe 't er in den midden
stand uitziet, en dan 't liefst nog in zijn
eigen branche wat Weet een slager van
de kruideniers ma,ar wat zich afspeelt
bij de boeren is voor hem1 vrijwel Oen ge
sloten boek'. En omgekeerd.
Bij den gang door het leven zie je tel
kens nieu'we perspectieven der mensch-
lieid. En je staat ontroerd en machteloos
te kijken naar do eigen wSjfz-e waarejp
ieder in z'ijn broodwinning een helden-
strijd luitwörstelt omi 't dagelij'ksch brood.
Als je aan een boer vraagt:! „wat
voor'n winter krijgen !we dit jaar?4' geoftt
hij een heel precies antwoord. En j,ei
vraagt: hoe weet je dat, dat geeft hij) ten
'antwoord, terwijl z'ij'n heldere, klare oogen
verstandig naar den grond kijken. „Als
de mollen in den grond kruipen en de
molshopen verdwijnen, als de kippen in
elkaar gedoken zitten biji den boom, als
de eenden niet meer klwakfcn dan gaat
't hard kouden Wtorden." Dut is een boer
voor ons een man aan Wien je vraagt
of het goed weer is ojm' te visschen of te
hengelenof't z'al vriezen oil regenen
maar Wat weten we af van den sombmen
taai-gestreden strijd op de eenzame hoe
ve; en hoe weinig vermoeden -wlei wat er
omgaat in het hart van die mannen als
ze langs de boomen van hun grond loo-
pen, die onder den hamer kbjnit, of stil
staan te kijken bïjj .de koebeesten, die
straks worden weggehaald. Als moeder de
vrouw zegt: „we raken de klooi niet meer
klwijt zegt ze een wereld van zïorg,
spreekt ze een doodsnood uit. Wat we
ten wij van dien doodsnood. Toch is ze
18
Kennelijk' hadden ze voor een «ogenblik
hun beminnelijk voornemen oon cms te
vermoorden, vergeten. „Wat is dit,
vreemdelingen.?" vroeg de oude kleurling
op plechtigen toon, „met dezen man" (hij
wees op Good, die niets aanhad dan een
flanellen hemd en zijn solioeneni ein half
gesehoren was) „wiens lichaam gekleed is
en wiens heenen bloot zijn, die haar heeft
op de eene zijde van zijn ziekelijk gelaat
en niets op de .andere en die oen doorschij
nend oog draagt, wat is dit, vraag ik,
heelt hij tanden ,die ,uit zichzelf1 bewegen
en uit de kaken kbmen en er wie,er ingaan
als ze willen ?j" „Maak hw mond open,"
zei ik tot Good ,die zijn lippen optrok als
een nijdige hond en dein verbaasden toe
schouwers niets vertoonde dan een paar
dunne roode strepen. „Waar zijn de
tanden?," riepen ze. „Wij! hebben ze met
onze eigen oogen gezien." Good keerde
het hoofd om, braoht de h/arnd' ,a(an zijn
mond en men zag twee rijen prachtige
tanden. De jonge man, die het eerst aan
stalten had gemaakt om zijn mes te trek
ken. wierp zieh met een kreet van schrik
op den grond terwijl de knieën .yaa den
oude tegen elkaar aansloegen van1 schrik,
„Ik zie dat gijl geesten zijt," zeide hij
stamelend, „werd er ooit een man <jf
even goed 'n moeder als de statische mé-
vrouw1.
En wat is een schipper Ja, dat is apon
man die je door de vaarten ziet gaan. Hij
boomt met een langen stok' of hij1 draait
aan een stuurwiel en bijl de brug doen hij
'n pa,ar centen in een klompje. D|a.t is al
les wat we van een .schipper weten. Maar-
hoe leeft die man? Waarvan bestaat hij?
Hoe heeft hij! te worstelen met 't 1-elvcn?
„Ja,'-', denken wiji, „die zal er op. een of
andere manier ook wel doorheen moeten
scharrelen". Waarschijnfijilt' denken we er
echter heelem'aal niet aan.
Weten wij- dat -hij1 zijn 'bestaan verliest
aan hooge havengelden? 'n Eeuwige kop
zorg. Een schipper neemt aan een lading
cement van Botterdam naar Groningen te
transporteeren. Hij' slu,it een contract. Hij
zal 't doen voor honderdvijftig gulden.
Die tocht duurt 'n kleine week. Van die
150 gulden moet hij! honderd en één be
talen aan havengelden, bruggelden, etc.
etc. Alleen tusschen Harlingen en Gro
ningen is hij: bijlna die heele 100 en één
gulden kwijt. 49 Gulden houdt hiji over.
Diaarvan moet de benzine betaald, het
onderhoud, etc. etc. D!an pas k|an hij deu
ken aan eten of drinken. Als de zon op
komt, eiken dag, staat de havenmeester
al klaar: schipper, iriag ik! havengeld?
D.'en eersten dag is dat 1 ct. per ton; de
volgende dagen 'n halve cent per ton. 'n
Bezetenheid eiken morgen dial havenmees
ter t e zien staan met zijn ochtendgebed
6,chipper mag ik' havengeld?
Als de brug in de gem'eente cadue is,
zet de gemeenteraad 5 cent o,p het brug
geld, terwijl de schipper de brug, heele-
maal niet noodig heeft. Hij! kookt van
-wOede. i
Zoo heeft ieder vak zijn Zorg, ieder be
roep Zijn moeilijkheden. Als we van elkaar
meer Wisten, Zouden we veel te.vredener
leven. De ellende van degen tijd moet ons
niet op ons zelf terugwerpen, maar ons
tot elkaar brengen.
H. DE GREEVE S.J.
UITWISSELING.
„Zeg, Vervoort, wat bedoelde jij- nu
precies.?" '!l
„Op de vergadering)i
„Ja, met dat typische voorstel van je?"
„Typisch.? Er zal werk van gemaakt
worden, is beloofd 1"
„Nou, goed, maar we kunnen er mis
schien met ons tweetjes al 'as over boo
mer??" 111 i i j I
„Grutten, ja .Bekkers, als je 't
graag -hebt, waarom niet."
Bekkers, zooeven van de andere zij der
zaal „overgekomen", deponeerde nu z'n
glas limonade op 't restaurant-tafeltje en
trok 'n zeteltje bij. Vervcwjrt schoof ook
wat aan. i
Door 'n kier van de tussohendeuren zag
men de heeren onderwijzers 'n spelletijla
doen op 't groene laken. Vier onderwijze
r-esjes, „knus" acihter 'n palmpje, proestten
't uit, over 't een of 't ander, jaost mag
't weten. Boven de ho-ofden, op de ver
gaderzaal, waar zoo juist de gewestelijke
bijeenkomst van den K. O B. gesloten w,as,
stommelden de voeten nog wat na. 'm
Paar leeraren drukten handen ton afscheid'.
Verder overal geroezemoes, gepraat, ern
stig of luimig. He'eren en dames van het
onderwijs, na hun vergadering. Bekkers
was 't schoolhoofd' hier in 't stadje Hmofd-
dreeht zelf; Ver voort wias 't Schoolhoofd
in 't dorp Korfdijk, 'n uurtje van Hoofd
drecht gelegen, 't Gebeurde: niet zeidien
onder collegia's dat .Vervoort jjt boertje"
werd genoemd. Ein 't wlas op 't moment
niet uitgesloten, d-at d .„frik'jes" adhter
't palmpje „gierden" om een of ander aan
Vervoort's sojiede uitmonstering, in hun
oogen „ontzettend". Bekkers had 'n si
gaar gepresenteerd en bemerkte da,t Ver
voort nog 't tikje „wit" in z'n gezidht
-had. 't Was bij' z-'n weten ook de eerste
keer, .dat Vervoort in 'n vergadering wat
gezegd had. 't Moest 'm natuurlijk' getrof
fen hebben, die -groote aandacht. De ver
gadering werd er „stil" van. Zelfs 't be
stuur gaf blijk' van felle aandacht, 't "VV^s
'n onverwachts levendig slot aan 'n rond
vraag, die aanvankelijk ials 'n klaars
scheen uit te gaan. Dit had' Ver voort 'n
beetje uit Z'n dorpsöhe evenwichtigheid gier
ba,aid. Kon Bekkers begrijpen. Het „ste
delijke" schoolhoofd had z'n collegia van
't dorp, altijd o-p juiste waarde gtes|chiat.
vrouw geboren die haar heeft op de eene
zij'de van het gezicht en niet op de andere,
of een rond en doorschijnend nog, of tan
den, die weggaan en iw'eer terugkomen?
Vergeeft het on-s, o heeren!"
Hier was inderdaad een geluk' en onnoo-
dig te zeggen, dat wij het aangrepen.
„De vergiffenis wordt u gescholnk'en.T
zeide ik met een genadigen glimlach. „Go
zult nu de waarheid vernemen. W,ij ko
men van een andere wereld, -hoeiwfcl wij
menschen zijn als gij', wij' komen van do
groote ster ,die 's nachtsschijht." „Oh!
Oh! riep de geheele schaar van verbaasde
zwarten. „Ja" ging ik' voort, „dat
doen wij waarlijk'. Wij; komen om een
korten tijd bij n door te brengen en u te
zegenen door ons verblijf. Ge ziet reeds,
mijn vrienden, dat ik* mij heb voorbereid'
op dit verzoek, door uiw taal te leeren."
„Dat is zoo, dat ia zoo," zei -het kopr.
„Maar, heer, ge hebt ha,ar slecht ge
leerd" waagde de oude man te zeggen.
Ik wiep hem eeu verontwaardigden blik
toe en hij scheen daarvan te sohrikken.
„Neen vrienden" vervolgde ik, „ge-
zoudt misschien kunnen denken, dat na
zulk een langen reis wij plannen iw ons
■hart zouden kunnen voelen rijzen; «m
deze ontvangst te wreken, om misschien
met doodelijke koude de hand te slaan,
welke het goddeloos voornemen had het
mes te richten op hem, die Zijn tanden
in zijn mond kan laten gaan e® komen."
„Spaart -hem, heeren," smeekte de oude
man, „hij is de zoon van den hoging en ik
'n Man met 'n helder verstand, 'n beetje
hoekig van manieren. Maar men kaar tóoh
wel collegiaal met elka,ar omgaan, t Was
jammer,dat de „steedsche" generatie, hier
in Hoofddrecht, dat .alles bij' alles) toph
ook maar 'n provinciaal stadje wias, nogal
wat minachting) aan den dag1 legde, tegen
over de „klei-collega's". Stel je voor, .dat
onderwijs op „die negorijen" „die klom-
penkinderen" en „die boerein-meesters
Nik's -hoor.
„Nou, vooruit, vertel me nu eens," moe
digde Bekkers a,an.
,.'n Vast-omschreven idee heb1 'lf natuur
lijk niet. Om de doodeenvoiudige reden,
dat 'r geen voorbeelden z'ijn."
Bekkers begreep dat. 't Werd er in elk
geval oi'iigineeler door. Zelfs de „geachte
spreker van den middag", ha,d met onver
holen aandacht hoog doior z'n dikke brille-
len-zen gekeken naai- den hoek', vanwaar
die stem kwam en .die tenslotte aan bet
dorpsschoolhoiofd Vervpprt bleek' .toe te-
behooren.
„De kern van 't betoog hij den spreker
was m. i.we moeten zorgen ondanks; de
groote bezuinigingen, dat we tóch aan alle
'kanten „friseh" blijven met ons onderwijs,
't Is vooral 'n tijd dat al wat niet i.striklö
noodzakelijk is, wordt weggesnoeid. Maar
ook in de niet oMniddellijk-noodizak'elijke
dingen, schjuilt 'n groote dosis) opvoed
kundige waarde. Zoo, wio-rdt er gesnoeid
aan 't ontspannings-object. In extra-tjeS
en zoo. moeten we omlaag, 'n .Schoolreisje,
'n dag-je kgmp, -hoe gewild ook, 't kiost
spijkers!"
(„Allicht". I
„Nou nu was mijn meeging', 'n a.api-
gename en zelfs niu.ttige ontspamni|ng zou
zij'n, dat nabijliggende söholen pp vrije
middagen 's bij! elkaar op bezoek ginan.
Wat weet ik[ van uwl school en jui y,an ,(10
mijne, da's een Wat verkeerds schuilt er
in, dat mijh jongens met |UW 'jongens 'is
kennis maken.? Maar, dan moet je de jon
gens-zelf' in de kennismaking betrekken-,
Dius alleen maar begeleiden, leiden, contro-
leeren. U laat mijn kinderen: het interes
sante of aangename of leerzame van. H.optf'd
dreeht zien; ik onthaal luw; jongens iwe-
derkeerig i-n Korfdijk!"
„Interessants1.? Maar Vervoort, jop-
gen-nog-toe, in H.Oiofddrecht.? 'k Weet
niet hoor, ma,ar. E|n dan, neem me niet
kwalijk, maar dat, eh" „tegenbezoek" in
Korfdijk. Van interessante dingen gespro
ken, bedoel 'k".
Bekkers' dunk! over 't voorstel, dat zoor
even stilte over 'n ganiöche vorgladerimg
deed vallen, scheen ernstig te zakken.
„Dat zo,u je meevallen, Bekkers, afe 'k!
me niet bedrieg. Maar, we moeten voor
„interessant" 'n anderen norm nemen, Üa,n
wij, onderwijzers zelf, daaraan toekennen.
Je weet toch, de jongens hebben vaak do
meeste aandacht, in ernst en pret, 't doet
er hier niet toe, voor iets waar wij' hoe
genaamd niets .aan hebben."
Dat was 'n gevestigde waarheid. 'n
Kind kon zes maanden amusement heb
ben met 'n .afgedankten weklkler en ®een
drie uren met 'n spoortrein, .die belache
lijk duur was. Bekkers draaide z'n knieën
weer onder tafel; er zat in .elk ,gev.al
waarheidin Vervoort z''n betoog. Ze
boomden er nog breed over do,or en Bek
kers knikte nu veel vaker. Ver voort pleit
te van je welste en liet z'n sigaar uit
gaan. Bekkers rookte de zijhe finaal in
zenuw-trekken iw'egil
„Nu komt er 'n commissie, vermped ik',
om de zaak' onder 't oogi te zien. Je weet
wat 'n commissie is?"
Dat wist elk Nederlander, meende) Bek
kers, maar samen waren ze 'r van over
tuigd, dat 'n bestuur z'n verantwoorde
lijkheid had en dus
„Laat ons nu maar 's, in afwachting
van die commissie, probeeren! Uiw' beide
hoogste klassen en de mijne. Er zitten
igeen risico's aan en evenmin kosten. Aan
genomen.?" -
„Eerst toch maar 's 'n nachtje over
doen", verzocht Bekkers en de .andere
nam 't 'heelemaal niét kwalijk.
De bewuste Woensdagmiddag! kwam,
dat Vervoort met vijftig jongens in
Hoofddrecht verscheen. Bekkers had er
vijftig op 'n schoolplein, 't Liep met die
„klei-klompen-klnderen" nit Korfdijk' wel
los. merkte Bekkers. Ook' o;p 't platteland
scheen men 'n kind' vlot en goedkoop te
kunnen lrleeden. 't Viel werkelijk m-ea. In
Hoofddrecht worden wel erger lompen en
zo.o gedragen.
En Vervoort stelde vast, dat volstrekt
niet alle stadskinderen als) bleekneusjes
beschouwen waren. Verre van. Zonidat
ben zijn oom. Indien hem iets mocht over
komen, zal ik verantwoordelijk!zijn voior
zijn bloed." „Ja, dat is zeker zoo,"
voegde de jonge man er met veel overtui
ging aan toe. „Misschien twijfelt ge
aan onze macht om te wreken," ging! ik
voort, onverschillig voor zijh inmenging
„welnu, ik wil u een be'wijls' geven:.
Hier.- jij -hond en slaaf (ik richtte mij- op
ruwen toon tot Umbopa) „geef mij de toio-
verbuis, welke kan spreken."
Umbopa stond op en met een grijns,
zooals ik nog moioit van hem gezien had.
overhandigde hij mij een geweer. „Hier
is zij, o Heer der Heeren", zei hij; met
een diepe gehoorzaamheid. Nu had ik
juist voor ik het geweer vroeg een kleinen
springbok gezien, die op een r-ots- stond op
een afstand van ongeveer zeventig meter
en besloot het schot te wagen. „Ge ziet
dien bok," zei ik en wees op het dier.
„Zeg mij eens of het mogelijk is voor eeni-
gen sterveling- om -het van hieruit te doo-
den, alleen met een geluid?" „Het is
niet mogelijk', heer", antwoordde de oudo
man. „Welnu ik zal het dooden", zei
ik rustig. De oude man glimlachte.
„Dat kunt gij niet doen," was alles wat
hij te zeggen had- Ik nam het geweer op
en legde op den bok a.an. Het was een
klein dier en men zou het iemand niet
kwalijk kunnen nemen, indien hiji miste,
maar ik wist dat ik niet missen zou. Ilf
haalde diep ,a,dem en bracht langzaam
mijn hand aan den trekker. De hbk stond
zoo stil als een rots. „Pang!" Het dier
•hier al om te beginnon 'n wederzij'dsahc
meevaller te boeken viel. Dei „mannen"
werden in groepjes van tien verdeeld,
elke groep vijf uit de stad en vijf uit 't
dorp. En nu moesten ze maar 'a kennis
maken. Nou dat was «1 reuze-moppigi.
Geen vormen, geen etiquette, gteien hand
jes. Eerst wat beduusdheid, Waar de ste
delingen 't vlugst overheen waren.
„Dus jij! bent Koo ik heet Hun!"
„M'n broer heet ook' Hjan!" „Jan heet ik"
„Ik ook", „Reuze ,zegi; twee Jannen!"
„Ér is veel van dat „soort", zegt moe
der!" i I
De dorpsjongens hadden 't recht .om te
kiezen wat ze nu liefst zouden gaan
zien en later zou dat recht ,a,an de stads-
jongens zijn, bij hun bezoek' aan Kpirf-
dij'k. Wat zou 't zijn? 'n Kijkje nemen op
de terreinen van de houtfabriek, ,wiaar z'e
de kanjers van boomen oimhoog-kraandea
als suikerstokken en naderhand zoo vlot
mogelijk in mootjes maakten Of de oude
kanonnen onder 't stadhuis? Of de ai'dee-
ling, opgezette -siervogels bij de Paters?
Of 't sportterrein van de Gemeente, met 't
zwembassin en de „keurige veldjes')? Och,
och, dat hadden de jongens op 't dorp alle
maal niet. In elke groep namen do stadst-
leerlingen de stemmen op en gSjUKg11; dia
meedeelen aan „meneer" Bekkters ein aan
„meester" Vervoort. Het zou de kistenfa
briek -worden, 't Scheen de dorpslui to
prikkelen, dat daar de machine in boom-
zagen concureerde teg'en de kloeke k'lolm-
penmakers van hun heimat. Daarbij', de
stadsvrienden begonnen er mu: sohepjo
op .te goojen, .over machines die „do bak
kies zoomaar meteen in elkaar flikten" 'n
Soort tafelt)e-dek'-je dus. De jongensi kon
den zelf zien.
maar ook PUROL is bij' schoonmaak on
misbaar. En wel om roode, ruiwe, of stukke
schoonmaak'handen weer snel .znciht en
gaaf te maken. Vooral 's avonds inwrijven.
Onderweg wezen ze elkander van alles.
Werd de hoogte geschat van den middel-
eeuwsehen kerktoren. Gewlezen waar de
pastoor woonde en -waar de kapelaan- En
de dorpelingen antwoordden dat deze beide
eerwaarde Heeren in Korfdijk' in één huis
woonden, wat den stadsijongen.3, „be" ont
lokte. j
De onderwijzers zagen en hoonden met
genoegen, -hoe gesmeerd' 't liep. Zei wisten
't gezelschap natuurlijk te leiden langfsi
de niet te drukke straten, zonder bio's en
tingeltangels te pa-sseeren. en kwaprem zoo,
met 'n omweg aan de houtzagerij!. De
jongens keken inderdaad. Op 't ope)n
terrein gierden de cylinderaagien e|n snediön
de rollen in 'n ommezientje af. De z-wa-
luwstaart-machine beet „bekjes" in ,do
planken, 'n Kramanachine „flikte" inder
daad als de beste schoenmaker, de „bak
kies" onwrikbaar in mekaar.
Zelfs de werklui en de opzichter der za
gerij verkneukelden zieh in de Hoof'd-
rlrec-htsche jongelui, die honderd-uit praat
ten over den heelen- gang! van 't -bedrijf,
als 'n gezelschap tip-top gliidsen. Als 't erg
verkeerd of overdreven uitviel, zette d|o
opzichter of Bekkers 't zaaklje wel in z-'n
lood.
Toen trokken ze langs de gemeentelijke
sjjortterreinen naar buis. Sjonges, njoniges,
wat fijn. Hier moest voetballen- toch -wel
van zelf gaan. Dat was- heel wlat andere,
dan de wei van boer Heumels, -waarop de
Korfdijksche Boys hun slagveld hadden.
Misschien mochten ze er bij 'n volgende
gelegenheid wel 's spelen?
Intusschen kwam men van elkaar te
weten, wie de beste keeper en de ibtqste
back was en de personen konden meteen
aangewezen worden ook. Ein iwie kon 't
beste sneeuw-mikken vroegen de Kori'dij-
kers.
Sneeuw-mikken? Nooit van gehoord in
Hoofddrecht. De sneeuw werd er op
geschept, als 't ware nog voor deze goed
en wel neer lagl en je mocht over met
zand bot-gemaakte paadjes naar school,
met of zonder geleide. Hg, ma.ar dan
moest je 's in Korfdijk komen kijken,
achter de Eik'jes, .langs de Kraaiendijk,
als ze sneeuw-mikten. Toen de dorpsschool
huiswaarts ging was 't vastgesteldhet
tegenbezoek' zou volgen, den eersten vrijlen
middag, als er sneeuw la,of.
Op de volgende vergadering van den
K. O'. B. was er 'n prae-advies van 't be
sprong omhoog en viel dood neer. De
groep voor ons uitte een algemeenen krqet
van .schrik en angst. „IndienLg|ij1 vleesch
wilt hebben" merkte i-k 'kioel op, j,ga dan
dien bok halen". De oude man -gaf een
teeken en een van z'ijn volgelingen vertrok
en keerde na een oogenblik terug met den
springbok. Jk merkte tot mijn voldoening
op. ,dat ik hem mooi achter den pdhouder
getroffen had. Ze stonden allen Om het
doode dier en keken met verbazing naar
de plek waar de kogel wiajs ingedrongen.
„Ge ziet dus," zei ik, ,,;da,t ik geen
onware -woorden heb- gesproken". Ej volg
de geen antwoord. „Indien gjjl nog a;a®
onze macht twijlfelt", ging ik' voort, „laait
een van n dan op dien rots gaan staan an
ik' zal met hem doen wat ik met den hojK
gedaan heb". Niemand scheen tot zulk'
een proef 'bereid, tot ten slotte dg zoon
van den koning sprak: „Dat is gped
gezegd. Oom, gja op den rots staan. Het is
slechts een bok, dien de tooverbuis heeft
gedood, miaar een mensch k'an er zeker
nietd oor sterven". Maar de oude heer
had weinig lust om dezeu w'enk pp te vod-
gen, hij riep althans haastigj:. „Neen,
neen. .mijn oude oo-gen hebben genoeg gie-
zien. Dit zijn inderdaad toovenaars. Wij
zullen hen voor den ktaning brengen'-"
Een ander riep„Al de toovenarij' van ons
volk is niets in vergelijking met wat (wlij
nu hebben gezien." „Het is zoo", gei
de oude op een toon van innige overtui
ging, ^zonder eenigen twijfel is het zoo.
Luistert, kinderen van de sterren, kip.de-
i Kan „vrije gedachte'
gesproken.
Die Vrijmetselarij) geeft zich gaarne een
religieus tintje. (Wij hebben daarin nooit,
meer 'gezien dan een lonkend lakkniddcltjo
voor naiëve zielen, Omdat het verleden,
Zoowel als de geschiedenis van don dag
leert, dat de godsdienst der leidendo .Vrij
metselaars van een verdacht allooi is en
Kerk juist geen meer verbeten tegenstan
ders dan de Loge-mannen heeft. (Speciaal
heeft de Vrijmetselarij! zich op de katho
lieke landen geworpen en daar vrijwel
het geloof naar de binnenkamers gedron
gen, voor Zoover het tenminste niet .uit
geroeid is. -
Hoe onwaarachtig de religieuze allures
van deze heeren zijn, woe-s onlangs wfeer
de geschiedenis van Radio-Paris uit. Zoo-
lang deze zender in handen van particu
lieren was, mOCht er af en toe een gods
dienstige conferentie worden .gehouden,
door den grpoten Dlominicaanschen kansel
redenaar, pater L'hande.
Niet zoodra viel R-adio-Paris in handen
van den Ei-ansehen staat of pan pater
L'hande Werd het Zwijgen opgelegd, zoo
genaamd omdat de neutraliteit in den
aether daardoor Werd geschonden.
Om toch pan het Wbprd te kjomen mloesli
toen de welsprekende priester i-edieren kleter
heel naar het zendstation in- Luxemburg
reizen.
Wie geen vreemdeling in JieruzaDeim
whs, begreep terstond dat de Loge achter
de minderwaardige manoeuvre stak, hoe
wel dit minder gemakkelijk te bewljlzen
'wam
Het Pransche protestantsche weekblad
„La vie nouvelle" komt nu echter met
een merkwaardige onthulling. Eerst her
innert het blad een wèl heel onver
dachte bron eraan, dat ia Frankrijk
het werkelijk' bestuur der dingen inhanden
is van de Loge, die „honderd keeren Ver
klaard heeft, dat haaf voornaamste doel
is de verwoesting van alle religies. Qinds
tien jaren zijn alle uitgevaardigde wetten
geredigeerd door het Cartel. Ook dit
jongste besluit nu, waardoor alle religi-
euse voordrachten uit den aether 'worden
geweerd, is te danken aan den wil d|er
Loge. 1
Im'mers, op 15 "December 1927 verga
derde het zes-en-dertigstei Vrijmetsulaars-
congi-es voor de vrije gedachte en het
•vaardigde dezen 'Wensch uit: „dat ver
boden zij:. de radiophpnische nitzlendiimig
van preeken en religieiuse voordrachten in
de toekomstige wet, die in voorherciidjlng
is, op de radiophonie'-'.
pnidelijke taal, nietwaar! En versteld
staat men na Hit alles, dat deze heeren
nog durven reppen over de vrije gedachte.
Wee dengene, Wie niet denkt als Zij;
het geheele machtsapparaat, waarover zij
beschikken, komt dan in beweging.
Ongelukkig, diep-beklagenswaardig volk
dat gesloten wordt in 't geestelijk dwang
buis van deze geheimzinnig doende
tyrannen. i
UITKIJK.
stuur, in overleg met den toenmaligen ge-
achten spreker en de commissie. Het
voorstel-Vervoort, Korfdijk, scheen wei
nig' voor verwezenlijking vatbaar. Ver
voort beet op z'n sigaar.
Daar kwain de rij'zige figuur van me
neer Bekkers overeind. Hij! vroeg 't
woord. „Mijnheer de Voorzitter!"
Toen hoorde de vergadering) het vertel
sel van een der kostelijkste vrije midda
gen, welke de jongens der Hoofddreoht-
sche sdhool ooit hadden meegemaakt, toen
ze waren gaan „sneeuw-mikken" in Korf
dijk. Hoe ze met d'r gummielaarzen door
de besneeuwde eikenbeplantingon waren
getrokken, gerold en gebuiteld hadden, de
sporen van haas, konijn en otter hadden
gezien, met eigen oogen glezfen. De KJorf-
dijkers kenden fijn 't onderscheid, 't Ver
schil tusschen 'n kraaienspoor en patrij1-
zenspoor. Net als in de indianenboeken.
Hoe ze eerst op heel grootep, -en dopr de
onderwijzers met opzet zoo veilig genomen
afstand, sneeuwballenslag tegen elkaar
hadden geleverd. De hardheid der projec
tielen werd danig gecontroleerd. Wie ze
te hard maakte, werd even uitgesloten en
dat was 'n bliksemsehe straf op dat
moment. Er was 'n uitbundige pret ge
weest, roode wangen, dampende adem.,
frissehe laoh-salvo's en 'n heldere, gezonde
vreugde over de smgttelooze sneeuwwijs-
ren van het doorschijnend oog en de be
weegbare tanden, die den donder laat ra
zen en van .verre weet te vernietigen. Ik
ben Jnfadoos, zoon van Kafa, eens koning
van het Kukhana volk. Deze jongeling
is Scragiga, zoon van Twala, den grooten
koning, echtgenoot van duizend vrouwen,
Jioofd en opperste heer van de Kukuanas.
eigenaar van den grooten weg, schrik van
zijn vijanden, leerling der zwarte kunsten,
leider van honderdduizend krijgslieden,
Twala, den eenoog, den Zwarte, den ver
schrikkelijke". „Zoo", zei ik op trot-
sehen toon, „breng ons dan bijl Twala,. Wij
spreken niet met -het lage volk en met
ondergeschikten". „Het is goed, heer,
maar de weg is lang. Wij zhjn .drie dagen
verwijderd van de plaats, ;wlaar de -koning
zieh bevindt. Maar heb geduld, heer. en
wij zullen n leiden", —.„Zoo zij1 het dan",
zei ik, „Wij: hebben allen tijd ,ann ons. Ge
leidt ons du» naar den koning. Maar In-
fa doos en Scragga, past op' Zint niets) wit
tegen ons, want vóór een plan in ,uiw her
sens van modder gerapt aou zijn, Zullen
wij het weten en ons Wreken. Het licht
van het doorschijnend oog van den majl
met de naakte beenen ,en het half behaar
de gezicht zal u vernietigen, hij"! zai dooi
uw land gaan, zijn tanden, die hjij kan
laten opkbmen en verdwijnen, zullen g
opeten, u en u|w vroujwl en kinderen, de
tooverbuizen zullen met donderend' geraas
met u afrekenen en ,n tot stof maken.
Past dus op.!"- i
(Wordt vervolgd.)