I
N LOO
IFSTEDE
ZOON
Tweede Blad
w
/eed
imantels
ÏOURANT
ZATERDAG 11 JUNI 1932
NIEUWE ZEEUW8CHE COURANT
erREST
te
I0AAL",
inverpleging
IA" - GOES
IUIN met LIG-
ior RUSTENDE
LENDE ZIEKEN.
verpleging
v. Zusters.
se kleuren,
ie dessins.
ELBURG
FEUILLETON
Steeds hooger.
ONTSPANNINGSLECTUUR
Edelen
oëopatische)
iffen
sartikefen
U
II
jusen
enz. enz.
S.-APOTHEKER
AT - GOES
f I6S
LA. BOUW- en
si aansengelegan
en Nieuwen Hei-
NBERGEN.
Biljetten in te leveren
bij Notaris VER-
KRUININGEN te
ij den Notaris voor-
C. van der Werff
29359-23
r plaatse uitsluitend
en Vrijdag 24 Juni
uur Zomertijd.
worden aan
uis verstrekt.
sjanbieding!
f 6,50.
reizen,
illijke tarieven.
Rijdt rustig.
TELEFOON 416
Hoe het Chineesche bandieten
wezen georganiseerd is.
Telkens opnieuw beroept Japan
zich ten opzichte van den Vol
kenbond op zijn recht züjtn. be
langen ie verdedigen in hot QhS-
neesche wereldrijk tegenover de
aldaar heersohénde bandiletenter-
reur. Een correspondent van h!ot
H'aagsohl Persbureau" had het
minder benijdensjw, aardig voor
recht den organisator dezier ban
dietenbenden een interview' afl le
nemen. i i I
Als ik begin met te -vertieHcn, dat Tao-
ian.hui een van de machtigste Ghineesohe
Vereenigingen is, wlelkéi den grootsten in
vloed uitoefent oipi het gemeenschapsleven
en eigenmachtig iedereen straft, die zftah
niet buigt voor haar vóonschlriflten, r dan
gelooft men misschien, dat hét gaat om
een ptolitieké organisatie, iets Zooals de
fascisten in Italië of de Bolsjewisten in
Rusland'; maar dat is in het geheel niet
het geval. Tao-fan-lhui is, redhf én slecht,
een verbond Van bedelaars en misdadigers.
Het is een. organisatie!, die bloeit op .Chi
na's ouden grond en v'oor haar deel en
op haar manier do geduldige Ghineesöho
bevolking uitbuit. Tao-fan-lhui heeft diepe
wortels in China's leven: hot is een dui
zendjarige organisatie met veel tradities.
In mijn hotel be, Hankówi 1 toonde ik1, da.t
de plaatselijke Tao.- fari-hui samenwerkte
met de raavérdbend© van Ohmg-ita-o, en
dat de bevolking steeds hun madht voelt.
Natuurlijk wilde ik de 'vereemiging een
bezóekb rengen. Wias het gevaarlijk
Neen, in het geheel niet ilk moest slechts
met den „president" spreken. Tao-fan-
hui 19 een „Wettige" organisali© met een
opschrift en een hord1 boven den ingang
van het huis, wlaar de plaatselijke afdeer
ling ia gevestigd. Ik kWanif imelt mijn .tolk
bij een oud, vervlaJlea Chineeechl huis,
waar de binnenplaats gev'uld was met
bedelaars van zulk een afgrijselijk' uiter
lijk, dat ik' h'era nooit zal v'ergeten. Mijin
korte samenspraak mat den president ver
liep volgens de beste regels der Ohinetesöhja
'hofïelijkhfeid, wielké de tolk mij1 vlbprnit
had ingeprent. Mi} w'erd gevraagd naar
mijn hoog vereerden naam en ik' ant
woordde ,dat mijn on'wlaiandige naam zóo
eni zoo was. Uit welk benoemd land ik
kiw'am Sn ik noiemdq den naalin van dit er
barmelijk land'. En toen mijl geviraaigd
werd, welk mijn geëerd beroep was, (ant
woordde ilk, dat mijn oafwlaardig beroep
was te schrijven, maar als hij zich' wild©
uitspreken, zou ik in al' fmijn ellende 'trach
ten de padirlen van Wóórden op te teelte
nen. iwtaarmlee hij' mij gelukzalig maltea
wilde. Hierop ging ik avfer tolt vragen en
president Tung-IKo vertelde: „Da leden
van onze geachte vfereaniging wonen en
slapen hier, als zij niet uriitf zijd om -ta
verzamelen „hét blöeimstbï des hlaxtien" en
zij krijgen hun voedsel uit tiwteel groote
keukens, w<elk:e wij tófar hébben." |Ik
werd naar de Keuken geleid en kreeg 'h|at
middagmaal' te zien, dat bestond uit rijst,
gedroogde viisidh en Kool met iwlalt vteadadh-
ta stulkkten v'leesdh, tezamen gemengd tot
de Cnineesch© shop-sni, onder Wielkfen naam
men overigens in Zuid-Oh-ina gedroogd©
kakkerlakken opdient, muizen, raltten, kat-
ten> en honden, alles gesmeden' in deilikaite
kleine stukjes op rijst em bedekt mlet een
goedlsinakende sa,us. In China moet men
niet vragen, Wait men in den mond steekt
en het liefst er ook nieft naar kijken.
„Ieder van onze geëerde leden is vferpliioht
aan de vereeniging een bepaald minimum
van het per daig Verzamelde „bla-emstof"
af te lev eren, zoowel oetwlaren als geld.
De- Verhouding tusschen mij en da leden
en de leden onderling Ï9 uitstekend. Héb-
zelfde is hét geval buiten. Hat kan na
tuurlijk gebeuren, dat er verschil vlaai
meening ontstaat op grond van eetn wan
verhouding tussdhén Taofan-lhui's reohhlt1-
vaardige edschen en de tegemoetkoming
van den vér eerden gever. Dan is Ta.olan-
hui verplicht zijn macht te gebruiken."
(Ik vestig or uitdrukkelijk do aandacht
op, dat het de president wias, die de uit
drukking „rechtvaardig© eiisOhW- gebruik
te j. „Bij voorbeeld?" vtooqg ik', „tn deze
straat", ging de Vriendelijke leider vlan
de geachte organisatie vooirt, „woont een
Ziwijn van een koopman, die een zeer pi-
vielen prijs vóór de beschutting en wel
willendheid van Tao-fan-lhui weigeird© te
betalen. .Wal Was hot resultaat-'? Zijn
waren vferdlwOnen, zijn klanten bieden
weg, zijn geheele zaak verliep' zoodanig,
dat hij tenslotte hij ons moest klomen,
zich met het aangericht op den grond
51
Bij ging naar- da deur eu opende die.
Margaretha was het, die geklopt had.
Haar donkere avondmantel was wit Wan
dé sneeuw. In de hand (hield zij Kerst
boompje.
„Ben jij daarK" vroeg hij met slrialen-
iden blik. „Ein heb je het z'elf gedragen?,
Ik dacht, dat je Jphlan mee woudf pe
nnen!?," - i
„Ik vind het zoo aardiger, Hians!
Goeden avond, moedertje! W|ait dunkt je,
wflren wij voor je man een kensthoompjio
aansteken 1
„O, mijn lief, goed juffertje! U is al
te vriendelijk1 voor ans. Dat mandje met
wijn en bouillon en die ■warme doekr was
néker ook van u, ia hot niet'?,"
Margaretha lachte en drukte het oudje
hartelijk de hand, tetiwijl zijl maar het bed
-keek en naar den grijsaard, die sluimerde.
Hans plaatste het boompje op! een tafel
•«n haalde een pakf kaarsjes uit zijn over
jas, die hij met behulp viani Margareifjia
aan dat akken begon vast te maken.
Mjqt tranen in dei oogen kqek! yrioujw
wierp en smeekte te mogen betalen, wat
wij verlangden. En sedert' dien gaat hel
hem uitstekend. Hetzelfde was ihiet gevial
met een -verren bloedverwant van mij,
een boer, die eveneens weigerdjé de be
lasting to betalen, wélke wij hein opleg
den. Zijn rijstvelden wierden vlerniield, zijn
groente werd door insecten opgegeten en
gedwongen dóór zijn ellende, moest hij den
weg der wijsheid gaan.'' Verschrikt, bijna
geïmponeerd liet ijk den tolk de vólgende
vraag vertalen„Bedoelt gij hiermede,
dat niemands eigendom in China veilig is
Zonder de welwillendheid van Tap-f-an-
hui?" „Uw wtoorden zijn vjol wijsheid",
luidde het antwoord, „zoo is Kei". En
Tung-ko zette zijn verklarende Voordracht
voort: „Wij leiden onz'e Vereeni'ging op
een rechtvaardige en geordende wijzfe. Als
wij 's mórgens beginnen, verdeelen wij
de districten door verloting, zoodat hét
lot bestemt, wie de rijke buurten Krdjlgt.
'Het its mijin Work or voor to Zorgen, dat
de belastingen in vierhouding zijn tot het
vermogen en d'e inkomsten vlan de belas
tingschuldigen.'' In een boek van de bin
nenplaats waren imtusschen ongeveer een
honderdtal halfnaakte, onbeschrijfelijk
vuile kinderen hijëengekomen, die hun
shupLsui aten. „Dez'e kinderen zijn ge
boren leden van onzé geëerde' veneeini-
ging", verklaarde de president. „Zij zijn
vlan groot nut, zélfs de kleinsten zijn ze.er
'flinke wierkéns." Den volgenden sclhok
klreeg ik door een mand Vol slangen, wlelk©
wij1 voorhij gingen, maar de president
haastte zich' mij geruét te stellenzij
waren niet vergiftig. Öp mijn vfcaag, of
Tao-fan-lhui zidhl bezig hield met slangen-
hez|w'ering, antwoordde hij1 -ontkennend.
le-d'en vinden slangen zeer nuttig bij het
inzamelen van het „bloemslfof dar hiarten".
Als iemand weigerachtig is, Wan hij, of
nog meer zij, kans loopen een, slang om
den hals te Krijgen metl het! verzoek1 meer
gevoel v'oor dieren te toonen. 'En dan
Komt gqwOomlijk' de beurs 'te vö-orschSjh.
De president riep twfeie léden, 'pm de
methode te demonatre,ea',en en ilkf be
loofde mijzelf niooit een Chïne-eisdk bede
laar -af te wijzen. Dit Was misschien ook
de bedoeling van de vertooning- „Ep
kiornt nooiit diefisitial, mooad pf poof vicor hij
degenen, die onder die beisrfwttilnig jvan Tao-
fan-hui staan", vertelde de president vier
der. „Ein als ;U dooir da rijke Chiineeisc|he
buurten loopt, zal u|W toülk "do inscripties
op- de mui-en- der "huizen der voorname
Chineezén vertalen. Dat hééft dan
zijn, gave aan Tao.-fan-hui vlol-daan, zijn
vrede mag niet viemstoordjiwiorden. En bpt
iss nooit gebeurd, dajt een rijlH Chilneies
ge|wteigerd heeft te betalen. het zou ook
zeer onverstandig zijn, daan hij' vóór dat
kleine bedrag z-clkerheid en nachtrust kan
koopen. Met vastgestelde tussehéin-pooZen
komen onZe led-en en vorderen de door mij
opgelegde schatting."- „Bovendien," zbo
gaa-t de president voort, „vioorziet T-aor
fan-hui begrafenissen en bruiloften v'an
witte of roode muziekkorpsenda bijujd
Wordt gedragen door onzé stoeldr,agens
van het geluk. Do brujd; en de 'bruidegom*
die zich door ons laten bedienen, wórdën
nooit bedreigd door eeniig ongeluk". Ik
liet den tolk de uitdrukking van mijn
verbazing «vér T-aofian-hui's menigv.nlr
dige wérkzaanihieid ovterbremigein en kreeg
ten anfwioord: „Uw: iwioorden zijn rijp
Van. wdjlslheaid. Gij' hlebt gelijk, onz« iwél'k-
zaamh-eid is veelvuldig en van groot malt.
De amuletten b.V. Welk© „de oogen vlan
den nacht" (d.z. de rtoovérs) en „de dloor
'dén hemel geteeSteuden" (d.z. da melaa-t-
sdnien) vtokoopen, zijn van dien aard, dat
zij beroemd zijn onder de bévlolfcing iwer
gons hun eigenschap om sterkte en geluk
te brengen". Ik* hab laiter van bekende pn
ontwikkelde Chineezen de vérklardng ge
kregen van het wéZen vlan Tao-fan-hlui.
China heeft namelijik bijna nooit vtoldo-ende
politie gehad ter beschérming vian hé|t
eigendom van Zijn burgers. Daarom
moest men in vriendschap' leven nne[t die
ven en misdadigers. En Chineezén gaan
graag ,den rechten iwiag". In Oalifornië
h.v. wlaar 200.000 Chineezén wlonen, Ver-
teide men mij; dat hot noig nooit gehoord
ie, dat een Chinees oen landsman voor den
rechter daagde.
'Een iwfeek na dit onvergetelijk: bez'oek in
het hoofdkwartier der badelaiars, 'brak er
een hcdielaansstall^lng uit in Hiank'oW. Nu
zou men denken, dat hisfc oen ziegen_ Was
voo-r de stad, d-ait de bejdlelaars hun. wchk-
zaamheid ev'em stop Zatt-en, maar biet bleek
oen ernstige verstoring in hiét normale
levén, iw'elké dreigde een onheil te Wordtin.
Het -wias n.l. bat Ohjneesdhë bruiloftssei
zoen, de maand, (waarin de meeste huwe
lijken plaa.ts vindën, en men kon noch een
Tels toe. I 1 i
„Het zal - vian het jaar wiel voor hét
laatst zijn, dat hij 'den kérstboom ziet.
De lieve God neemt hem van mij weg,
o, hoe lang hééft (hij al moeten Jijden!"
Margaretha nam de beide handen van
de oude vrouw in de 'hare; „Moedertje! J,a
hebt veel van je oudje gejhlouden, niet
wiaarl? Ein hij van jou? Ejk' nu ééns
-aan, hoe gelukkig het is, dat je hem tot
het laatst toe kunt bijstaan en troosten
met je liefde. Is het geen heerlijk© ge
dachte, dat je zijn leven gelukkig gemaakt
hebt'.?,"
Ben he-esoh geluid van de zijd© waar het
bed! stond, deed alle d'rie <Ha hoofden om-
Wenden naar dien kont. De oude man
keek verbijsterd om zich héén.
„Hanne! Hlanne!"
„Hier ben ik', Fritz1, hier!"
„Hoe laat is het, Hlanne'?,"
,H©t U zes uur. Zie je den kerstboom
we'; Brits» Het is v ana Vond Kerstavond!"
Margaretha en Hans hadden zich in
een donker hoekje van dé kamer terugge
trokken en keken zwijgend too.
Met altijd grooter wordende oogen be
schouwde de oude man het vterlidhtt©
boompje. Een hovenaardsche glans glin
sterde in zijn trekken. Met moeite -stren
gelde hij de beviende, magepe vlingéjrs te-
„food muziekkorps" noch „de stoeldragei's
van -het geluk" voor de bruidi Krijgten.
Eon jomge bruid, die door anderen wieajdl
gedragen m in wiar bruiidsipirocessie hét
roodgekleede muziekkorps gelein bedelaairs
waren, stierf in den bruiloftsnacht. Tao-
fan-hui gebruikte dit bij zdjln stakin-g als
een, -bewijs; dat bruiloften zonder zijn me
dewerking oiigoluk'külg Wlaxen.
Ook do dooden ko-nden niet worden ber
graven en vlredo in hun girafj vinden, als
Taio-ïan-hui -zijn witgekleed© in|U|ziekkiorps
verbood iaan|wézig te zijn. Eu vindt een
doode geen vrede in zijn graf, dan Komt
hij terug en verstoort dei levenden, en dat
mag men niet idskëeren. Dei kiatein bleven
daarom in huiis staan terwijl men van
dag tot dag hoopte, dat da Btakiing zou
eindigen. f
Dez'e wias begonnen als protest fegpn
da regeering, die Tung-k'o had gearres
teerd als eerste poging om zijn maicht te
onderdrukken. Maar het eindigde er mee,
dat de burgers (Ie regteering vórz'oobten
Tung-kto vrij te Ia.ten, hetgeen dq regee
ring Ook deed.
Men moet niet te snel gaan met veran
deringen in China.
Het verbroken contract.
Toen Hypplitus Vea-zloolen dien Zater
dag zijn nederige behuizing verliet, en het
prille oehtendlliialilb instapte, om ouderge
woonte de vfechpro-vfcie voor de ko
mende we-ek' in te slaan gunde hij zich! de
wieelde, om vooraleer zijn zlakén t© begin
nen, eerst een wandeling langs de stads
wallen te maken, W-alke buitenniissighiej'd
alleen voortkwam uit den innerÜjkea
drang (zónder- da-t de goed© mian het al
licht bevroedde) om met zijn geluk alleen
te zijn.
Want Hypolitus Verzóolen droeg de
laatste dagen met zich rond een groot,
gruwelijk groot gonoit, en een blijdé glim
lach gleed ges-taagv anaf zijn 'llang ge
zicht, in 't gewirwar van zijn onvérzorg-
den ringbaard. I i
Go moet weten, dat bovengenoemd -bur
ger van Dommelstad, ettelijke jaren ge
leden, na een verliefd- «n V|erïoofdKeid',
gehuwd was met een, wia-t' men noemt,
dood-goed miensoh. 1 i
Dat had Hypoiiitus geen gezlwiaar ge-
v-ondpndaar had hij1 niets te-gen, maar hij
ivan terecht bevreesd, da,t die goedihéid,
fin-anciëele buitenspor-igbed-en teugpvolge
zou iliebben, en daar was hij Wèl teg-ern,
want Hyp.oütus Verzóolen Wla-s -aan den
v asthoudenden kunt-, en hield den khoóij)
op- den buidel-
Daarom had hij den morgen na zijd
sprong in de huwelijkshóoit, zijd levens
gezellin heel plechtig teis gulden in do
palm van haar hand gelegd, onder 't uitr
spreken van de verheugende belofte, „dat
krijg je nou iedere week van me, ^óor
huishoudgeld."
Do onnoózele ziel 'had verbaasd ge
keken, wat knar gulle ©ahltig-enoot, geluk
kig voor een blijk v,an ontevredenheid
opvatte, en er haastig dei blijdé toezeg
ging bij.v oegde „Ik zal dan Wel voor hét
vleeseh zorgen." 't Actoord ging p-an:
Zij' deed haar best om met do zeshondeird
centen 't huislhopdelijk sdhilp1 vlot tie hou
den; hij haalde ieder© wieie'kT promt zijn
porti© vleeseh, wia,ar zé zes ctagen, voor
namen, om 't kalm te veitw'erken.
Na een -aantal nauwgezette onderzoc-
kiijastodhte-n had Hypoiiitus, baas Laptman
verkoren tot levierancier, daar gemelde sla
ger 'het meest voor twee, Kwartjes bleek te
geven. I" f
Jaren achtereen had Hypoiiitus haas
Uapman van zijn minderwaardig© produc
ten bev'rijd, tot een wéekfof- achit geleden,
het groote feilt was gebeurd.
Toen toch was h'efj als een blik'seim(gtraal
door Hypiolitus' hersenen 'gesdhbten, wat
of zoo'n slager deed met dein staart van
dé koe. i
De vraag, die op zijn lijppien brandde,
was spoedig uitgesproken en Hypjoliitub
hoorde tot zijn genoegen, dat diargejlïjfkle
liohaamsdeelén, door den slager, tot (hielt
afval werden- gerekend. I
Eer er twiee miarafen wiaren viarloopem,
had Hypolitns Verzqolen eziiidhl" voor een
Kwartje pea- iwoek' geabonneerd op den
staart van de koe, die Uapman liederen
Vrijdag slachtte.
Aldus was hot gekomen,, diaitf d& buirgers
van Dommelstad' hun stadgenoot iederen
Zaterdag ziagen voo-rhij' dtapjpen, met d-eits
ais in een kiiantenpapdor-vieifpiakitiel para,-
pluie, zorgviuldiig onder den artnl gekleund,
't Ongewone pakket had Kuil, oerat Kun be
vreemding opgewekt; de vriendelijke iklwliis-
pelende staatspiuim, dito zich op| aekbren
zaman. Zijn vrouw zat op den rand van
het bed en hield met haar linkérhhjpnd
zijn schouder omvat.
„Hanne! Wij zijd in den hemel daar
daar de engelen,. hét'licht,
dia glans, o, hoe schóón, hoe
héérlijk."
Weer sloten zich zijn oogen. Onuitspre
kelijk vreedzaam1 was nu 'de uitdrukking
van dat door lijden vfepwtrongen geziekt.
H-ans trad op: vrouw Tels too: „Hïj
slaapt; dat is goed. Ik loop even in de
apotheek' aan en zal een drankje voor
vannacht laten klaarmaken en bezOrgen.
Alle twoe uren een eafflépisl. Hiji zOl e£
goed van sLapen. Om negen u|url komt
vrouw Wieisz."
„Goeden nacht, moedertje. Drink zélf
ooiH maar flink mee vian da bauiiillon; je
hebt het noodig. En een glas ,wijn ook;
beloof je me dat?"
Krachtig drukte hij' kaap de hand; do
oogen van het oudje Hepen over. Marga
retha streelde hiaar de ve-rwtelikite wangen.
„Slaap maar rustig, vroulwtje. Etn het
besta met je -goéden man."
Buiten géklomen lëgdle Hans Margarer
tha's arm in do Zijne. Da starten fonkel
den aan den hom'elde snaeuiwi Kraakte ©n
glom. Geheimzinnig: en ijverig li-epepa tal
van mensohen af en aan op de gtraiten.
dag a;am het adkteireiind viertoonde, had
echter -weldra viermaden, wiait zijn nieuwo
eigenaar zoo teedier mieit zich drioég.
Do ondervinding leerde Hjypolitus ,dat
hij een gunstig handelsv©irdx,ag had 'afge
sloten, en de overpeinzing Van. da-f on
verwachte buitenkansje, (was vpor hem
eemi onverdeeld genoqgen.
Daarom -wias hiji dan ook nu, langs een
omweg op zijn dool afgegaan on had al
wandelende de vela vóordéelen mog'peins
vroolijk ^v'enwbgen.
Helaas! Elr dreigde iets versohrikk©-
'lijks. ;i 1 i
Hypolitus trad' de slagerswinkel binnen
en keek ov-or 't bmechltjei Keen terstond
naar de plek, waar* 't voorwerp zijner be
geerte gewoonlijk lag.
Er was niets te zien.
Hypolitus khiplte met de oogen, poogde
iets luchtigs in zijn stem te leggen en
sprak: „Ik kwam den staart halen."
De jongen schirok merkbaar, keek Kwan
suis links en reühts.
Je hebt hem toch""zeker niet aan 'n an
der verkocht, schreeuwde HypoHitius, di©
het ergste vreesde.
Het knechtje, dat zich beWust' w:as van
den 'kleinen afstand tusschen de toonbank
e-n dc werkbank, alsook de lengte dia
HypoHtus' armen hadden, vond het raad
zaam na-ar een veiliger standpunt uit te
zien, voor aleer 'hij' vérdere bekendmakin
gen omtrent zijn stellingen deed.
En hoawel hij wist dat zïjn heer en
meester verre, was, loog hij„IK zal éetns
vragen aan den baas."
Maar zoodra hij zijn terugtocht gedekt
had, riep hij: „IK heb hem bijl vergissing
net verkocht aan een boer.
Aan welken boer'? buld'erde Hypolitus,
en deed een stap' dreigend maar voTen.
De. jongeling ging eèrst bescheiden ach
teruit en verklaarde toen, dat dq gezochte
2ich éven verder in een kruidenierdwin'kél-
tje bevond.
Op dit oogenhlik' kreeg een winkelbel
in de buurt hot op der zenujwen. H[ypo-
litus begreep als bij ingeving, vloog de
straat op en ja-wel! daar ging de vreem-
deUn-g met Hypolitus Verzoolen's geeon-
tracteerde-n koestaartde p-luint knik,te als
gewoonlijk,-, heel minzaam.
Hé daar! donderde Hypolitus.
De boer draaide zich kalm om, haalde
de pijp uit Zijp mond, tiklta met het roer
zichzélf tegen, 'd© jas- en riep vragend
„Mijn1?,"
Ja zeker! schreeuwde Hypolitus, ijlings
toeschietende; dait ie mijn sha-ant.
J© kunt me nog veel meer vierfelten.
zéi de hoerik heb hem gekoekt en
betaald."
Dat vtOs te veel. Hypolitus greep naar
da pluim, de boer liet 't andere eind niét
los en de strijd begon.
'n Kruidenionsjongen wienp zijn fiets
tegen den grond en schreeuwde tegen eek
aader lid van zijn gilde: Jan, kom. eens
kijken, ze zijn hier aan bet touwtrekken I
Jan arriveerde met ge-zlwinden spoed.
Mensehen vlogen hunne huiZcn uit, en
vormden alras een dichten kring. TVweo
söüarrelaars, wharvan een met 'n hand
kar en do ander met 'n kistje aan ©en
draagband, vergaten vóór een oogen-blik
hun negoi.ie-naijver, en heklomimien broe
derlijk het voertuig, om den strlijd toeitér te
overzien.
De loopjongens ijvei-ng terzij gestaan
door tw'ee keffende straathonden, hitsten
ganseh belangloos de Kamplvechiters op.
Dit was echltar gehieel. overbodig, Iwlanit
HypoHtus sleurde den hoer en d© twer
sleurde HypoHtus mat een ijver dalei een
betere zaak, w'aardig was geweest. Nog
één ruk, dan nog een ©n da twee tegen
standers sloegen eendrachtig achiterovéa',
om geen andere redein, dan dat dé be
twiste staart in twee einden was gebro
ken; HypoHtus' hand omklemde da püiuim,
de boer had het andere en beter© gedejelte.
Ieder wat, spotte men.
Misschien was do strijd "wederom, be
gonnen; maar hét optreden van een poii-
tie-agent, die voorna-am achter zijn smonre-
baard de straat instapte, de geihlandscfhoen-
de vui-st aan zijn sabeligevést, werkt©
kalmeerend.
De twee kooplui, die blijkbaar- geen gei-
rust geweten hadden, verlieten dra hun
veïhevén standplaats en hét terreiih van
den strijd; om eenztelfde reden poetsten,
een van zin, de Loopjongens de plaat.
Hypolitus gooide grimmig zijn pluimpje
we-g en koek terwijl hij zijn kleieren mot
zijn pet afklopte nog eens nij'dig naar
den boer, 'die in allerijl' den aïtoCbt biles.
Doorloopenkfommandeerde 'de. a-gent,
bazig tegen de luidruchtige belangstellen
den.
Even later wias de straat vlerlaten.
1l
„HeiHge nacht, Zalige naohit", neu
riede hij Zachtjes. „O, Gratja, als papa
nu nog leefde."
„J|a, als hij nog leefde," beaamde zij'
droevig„dan zou hij je, onder dien kerst
boom kunnen zoggen, Hans, dia-t ik Kern
het leven niet Verbitterd héb."
Haar stem brak. Haar arm 'beefde.
„Margaretha-' J© gelooft todh! 'niet, dat
ik nu nogTwijfel je nog aan mij1,
Grotalï" - -j
Hij was bKjlven staan, om haar in de
oqgen t e zien. Zij keek' hem' ernstig aan.
„J,a, ik geloof je, Hians; maar hét
valt ziwiaar om dat alles te véugeitem."' -
Hij drukte haar arm krachtig en' liep
Zwijgend voort. Hiji ademde Zwlaar. Hij
streed een moeilijken strijd. Wias nu hielt
uur gekomen.?, Was het tijd?, Hóe dwia-as
van hem, om die geschiedenis weier op te
halen. Hij wérd somher. Toen zij1 de
Egidienthorplatz betraden, waar het licht
iwlas, keek Margaretha ter sluiks naar hem
op. De oude, stroev-e trek" was wéér zicht
baar geworden. De mond' bekjnd© zich
scherp. Zij schrikte. In deze stemming
mocht hij niet bij Dolf komen, gn dat
van avond, op Kerstavond.
„Wil je even wachten," Zeide hïj; „een
oogenhlik je maar. Ik' moet oven in do
apotheek een drankje vóór vrouw1 Tola
HypoHtus had zéven vleesahloazé dagen
en haalt nu voortaan reods Vrijdagsavonds,
zijn besproken koestaart, die hij nieit moer
openlijk, dóch! heimelijk verstoken onder
zijn jas vervbert. i
Ondanks dat, moet hij nog véle boos
aardigheden van. zijn stadgenootea slikken.
ELKA.
Prairiebrand.
T»Oa versche sporen liepen owter |hét
dorharde pjrairiqgira-s de zon toge|m|oeit, dól©
aan den r,and ta sterven zat. In het okein-
geel Van den hamfel wiegdien da conto-unem
v,an twee ruiters, fantastischer 'dan oen
spookbeeld. Slechts Ihéti' gelkrois van' oen
uil verbrak dq hamleldiepjq stilte van den
laten namiddag. Langzaapi schoof dq sctb'e-
|m|ering, over de rgfrjajurie, Waarin do siddlo-
renda wiarmte van den barstenden bodqm
vervlood'. i
De ruiters stegen zwïjigend van hun
paarden ten klapten begübedigtend op do
zweeterige schoften dier dieren, Zoodat het
lenig vel rond de Hezen eevlan trildq. Don
doorzochten zjij! de z(a|klken aan hét zadel.
Vjui stukken (miaKbrood ba-aken zij] ruWo
brokken. Rqeds hadden de dieren z.iCh'bim!-
gekeerd en stftken den kop oyer den
schouder der mieren. Nexveus-beW|eoglïjk)9
pja,ardenlippen snapten het brood gulzig
uit d© opgehouden hjapden. Diaarna naimtan
de talannen de zadels af en zeiden „Stil
staan Minny"; amldat Zijf de gteepjen niet
los konden krijgen. I I
Roerloos stonden nu de dieren m|eit aaaiml-
gcbondien leidsels to slapjen. 0|m|wi|k!ke(ld
door dekens lagen de bealipers diq naar
hun uiterlijk' cowboys wiagien, op den
grond.
De 'mluan voer oviea- de Wereld tot rauwo
kreten de doodeHjlke stilte verbraken. V,an
af dit oogenhlik verdween zaj'' achter goud
glanzend© wolken, die wild en woest bar-
nendie draaikolken waren.
Jim|mty! J.immy! schrqquwde '|hét
door het duister.
In suizendien ren schichten schadu,wein
voorbij'. Het móesten dieren zijn.
iWreseid en gruweHjk verscheurde doods-
a-ngstig gehinnik do' rust van den pjrairie-
nafiht. Hoeven sloegen dof op den bodqmi.
Burhajm' z&t °P- zïjh knieën voor Jilmmy.
Zijn handen hadden den slapjenden Ji|m|mjy
half overeind getrokken.
De prairie brandt, gilde hij.
Hïj' schudde hém' heen en weer, Biuriham
werd wiakkeir. Brandlucht waars'c!h!u|w'da
dezen halven natuurmiensch instinctmatig
voor dreigend gevja.ar. Een oogenbHk koor
den beider blikken door het nachtelijk
donlker .Opj ©en afstand wolkten de vlam-
mjen omhoogslorpende trechters vuur.
Losgescheurde roode flarden in 'hitserigQ
nijdigheid flakkerden boven den gloed.
Zo vqrdwenen en kwamien telkens weer
terug, 'Nog wias het vuur te vér verwijderd
om het gieWuil van de vlammen te hooren.
ïDoch de noodkreten der opgeschrikte die
ren hielden een donkere dreiging in. En
nergens was een plek die zwart zag. Over
al, i-n heel de verte kronkelde 'hét Vuur;
vraten dc vlamlmen kankerend voort.
(Niaar- de paarden, Burhaan!, stoofta
Jimmy ,uit.
Ze zijp al gevlucht, Jimlmy, zei' Rur-
halm zacht en aarzlelend, alsof hajl overwoog
w-at -deze uiitsp^-aak' eigenlijk' betqekendq.
Jd|m|mK keek verbeten nao-r da nadering
v,an de vhurziee .Misschien duurde hot
nog 'n uur, voordat het bijl hlqn Wfts. En
dan?
Krankzinnige, wiidia angst deed köml op-
slpjringfen. i
Vluchten! 1 I 1 1 1
Jimimly, -Jimmy f gjilde Eurh-afny
In radeloozé angst rende Jim|miy Talker
rijp dood tejgtelmloeit. Biurhaim' ston-mde hém
laehterna. Voor bejiden gold hét een ren op
leven en dood.
Met een uiterste krachtinspanning
wierp hïj ziéH op deai vluöhtelingi Doar
hun yaart fu,i|mleldein zïj ijver den grond»
Doch op hét volgtende (moment -waren rij
al -weer ter been. i
'Blijf staan, Jimmiy, heulde (Burham.
Probcqr je ta ontvluchten dan schiet ik je
neer
O'mi hqrn rijn taastiapd te doen begrijipcn,
duwde hïj- hélm' den revolyer ondier den
neus.
Ben je krank'rinn'igi, Burhamt .Wieg
die rcvolVer! Laat ons vluchten. Haat !m5j[
vluchten -als jij niet m|ee wïlt. I
OnverlnddeÏEjk: hield hém! BjU|rh,a|mJ den
den revolver voor, w|a,t TalKqr tot vleierijl
deed overslaan.
Je lg|aat' mót mij' onmiddellijikl terug,
zei Bnrham1 koud. Als ik je liet gaan zou
je zekér omkomen. De vlammen rijn vlug,-
iger dan jij'. W;e kunnen ons óp een andere
tajanier redden! J j
bestellen."' 'I i
Toen hij terugkwam vlroeg zijl: „Zóu! do
oude man sterven'?,"
„Het loopt in een paar dagen me-t hem
af. Als het wlater bij' hét hart kómt, is
'het mot hem gedaan."
„Dat arme oude menschje I"
„Zij zijn lang getrouwd goWeqSt en
hebben veel vian eiklaan gehouden, dat
is een zegen."' i l
Zij-n hart sloeg wild, toen-'hïjt dit Zéide.
„Wij moeten ons best doen, niet waar,
Hans, om onzlen Kerstavond zo,0| goed mor
gelijk ten einde te brengen. Is alles w-eer
in orde tusschen jouj en Djod'fLS" 1
Hij- lachte schamper.
„Welzeker, ten minste, wiat men in
den regel zoo noemt. Wijl schelden elkaar
niet uit, bijiten niet én slaan niet,
maar niettegenstaande dat, rijn wij tlwée
mensehen, die niéts mat elk'andétr gemeen
hebben."
„Franciisca. beeft niets gespaard, óm'
haar kensitzaal zoo prachtig miogeHjik' te
maken. Ik hen van gisteren afi hij! haar
gelogeerd, zie heeft er mij dringend om
vlexz'ocht, en ikT héb haar moeten be
loven ,tot na Nieuwjaar bij haar te blij
ven. Zij heeft hét zöo druk?' 'l*
or -
(Wordt yervolgd.)