-NUMMER
NIEUWE
COURANT
KLOOSTERMAN's
Sill.
I01ElnI0L«IIUEWUEH
Helpt Uw kinderen
bij Kinkhoest!
OP ZATERDAG
3© MAART 1932
99
PASCHEN.
O NTSPANNIH6SLECTUUR
Het Kruis.
FEUILLETON
Steeds hooger.
Een goede raad:
Gebruikt
en U is tevreden.
De Paaschklokken van de
Sacré Coeur.
EXTRA-B L, AD
VAN DE 99
„De Bear is waarlijk verrezen en aan
Simon verschenen."
Met ontroerende vreugd waren de twee
leerftingen van Em'm|ans naar Jieruzftlelm|
teruggekeerd om daar de bevestiging te
booren ven hetgeen hun eigen hart over»
vloeid had: den jubel om den verrezen.
Christus. I
De verschrikkingen der Lijdensweek,
welke heel hun gedachten bevangen en
verlamd hadden, Waren opi eens wegge-»
wischt. De dood was verwonnen ien de
somberheid van den grafkelder hlad rnet
de hopelooze verslagenheid pijalats gemaakt
voor de glorie van het herrezen Leven
zelve. i 1
Piaschen! i
En ook voor ons staat in de zuivert)
schittering van Zijn (goddelijke ovea--
winning van den Clmstns, die opgestatan
is. Ja, ook ons hart juidht vian ontroier»
den jubel, want .geflïjjk. Hij verrezen is,
200 zulten ook wij verrijzlen. 1
Wat is ier heerlijker waiarhèid voor'
*s menschen geest, die hunkert naar t
oneindige en reikhalst nalar de aflgejhteeflq
verzadiging, van lal zijn vermogens; voor
ons menschen, die imlaar lal te zeer den
prikkel voeden van strijd «n smart en
dood, dan de geduchte, eens te st|afun,
in vollle varheerlïjiking en vergeestelijking
ook van lichaiarn onsterfelijk'.
Wat is UW Verrijzenis mprgen, o (CttirisM
tus, schoon en troostvol opi den levensweg
der menschen die Ui volgen wifljlen! i
Doch gelijk vóór Christus' PaaScli»
ochtend lag dip bitter lange lijdensweg
van de Kribbe hot het Kruis, zoo zlal
het ook zlijh bij ons. Want iedereen en
elk ,op zijn manier moet 's fevenskruis na&r
zijn Calvarië drlagen. Hpevefllan hefeais gaafn
hnn kruisweg echter zonder er Jezus te
vinden, zonder achter dien lijdensnacht ta
zien den strelend verrukkeülijken morgen
hunner opstanding. En da ziel die schreit,
en de natuur die klaagt en vraagt, tracht
men te stillen Imlet den draf, Jniet het hjon-
denbrpod van de ctadsche levensgenoegens
alteen, welk voedsel het lidhlalam doet kwijt
nen en de ziel vermoordt voor wat halar
glorie-dagmoest zijp.
Moge da Veraezen Christus ons voor-
die ontaarding bewlaren^ moge hij! steeds
voor ons staan en in strijd en lijden ottis
moed geven, onzen Vemjlzenislmbrgen voor
ts bereiden!
Een Paasohgesohiedenis.
Er was eens een kleine jongen en zijn
moeder had een gevoel, alsof het gisteren
pas gebeurd was, dat zij hem met zijn
reiszak en den grooten gouden Paasöhbuil
uit het schoolhuis komen zag! Maar of
schoon alles nog zoo helder Voor haar
oogen stand, als was het pias gebeurd, wias
het toeb al een poosje geleden. Dertien
jaar waren er sindsdien verloopen. En de
laatste jaren telden dubbel, walnt het
waren oorlogsjaren.
Maar toen, in den tijd, dat hiji nog een
kleine baby was, die Christiaan gedoopt
werd, naar zijn vader, vian Wien Mjl niets
wist, dan dat hiji hem zoo hoog op kbn
heffen, dat hij de zon aan den hemel pak
ken kon, toen stelde de kleine Christiaan
19—
Zij) vouwde den brief in drieën en- sloot
hem m een enveloppe. Zij plakte er epn
postzegel op en schreef het adree
Had zij wel verstandig gedaan, met zoo
te schrijven?. Waren het wel de meest ge-
wensclite woorden geweest, die zii L
kozen had?
Het is moeielijk de juiste termen te
vinden als men niet onbevangen' is.
Als zi, den brief eens Verscheurde en
een nieuwe schreef?
Hoe moest zij! toch! tot hem spreken, om
de oude, broederlijke genegjenhteid wteer
Op te wekken?
Een schaduw gleed over haar gezicht.
Met woorden bedelen en haar eigen ik
verloochenen!"
Heen! Dat zon lafheid zijm en onwaar-
Beid tevens. Vastbesloten hief rij het
oofd op. Het moest dan maar gaan,
rooals het wilde. De brief was nu een
maal geschreven.
j laatste dag voor de afreis
der familie von Göben. Zij zaten nog eens
bij elkander in 'het bosch. Kaars-
eens een wonderlijke vraag aan zijn moe
der. Dat kwam wel, omdat die twee nie
mand dan elkander op de heele wereld'
hadden en altijd samen wiaren en de aller
beste vrienden. En omdat de moeder haar
kleine jongen reeds heel' wat toevertrouwd
of verteld had, wat andere kinderen in
latere jaren pas te hooren krijgen, was
de zesjarige Christiaan ook ®1 heel goed
in de geschiedenis van het Oude en
Nieuwe Testament thuis; de geschiedenis,
die de jonge weduiwe vaak troost verleend
had in eenzame, droeve uren. Wanneer e®
na menschen waren, die er aan twijfelden,
of hij deze geschiedenissen werkelijk ook
reeds begreep, zou ik h:un niets anders
dan deze wonderlijk liefelijke vraag her
halen, waarmede de kleine jongen rijiï
moeder indertijd verraste. „Moeder,'" zei,
hij, „z'otidt u Jezus wel aï» kind gehad
willen hebben
De jonge vroUw, die zelf nog beterek-
kelijk jong was, scjhxok hevig. Want zij'
wist eerst niet, wat zijl opi de vraag ant
woorden zou, en of het misschien niet
verkeerd was, of zoo iets te antiwio,orden.
Maar omdat zij; gewend wias haar kind
nooit met een „Wees stil" of „Dat begrijp
je nog niet" te antwoorden, dacht zijl er
ook nu over na, hloe zij; deze zonderlinge
vraag voor God en haar geweten eerlijk'
beantwoorden kon. En toen ziji in de
groote blauwe oogen blikte, die met den
doordringenden em tegelijk liefdevollen
blik- vast. op' haar gericht waren, aarzelde
zijl niet langer. i
„Ja, de moeder van Jezus 'had ik graag
willen zijn," antwoordde zij izaöbt terwijl
een zacht rood haar wiangen kleurde.
Ein terwijl de kleine Christiaan zoo
sprak, gleed er een wonderbaar lachje
over zijn kindergezichtje, een lach, die
zijn moeder de tranen in. de oogen deed!
mijn klein zoet kind, hij' is veel, v'eel
meer. Ik kan het niet uitdrukken, wat
krijgen. En Zij" zei: „Hij is niet alleen
hij voor mij is."
„Ja," vervolgde de knaap1 met zijn
onuitsprekelijk lief, veelzeggend lachje en
legde z'ijn handje op. de hand van zijn
moeder, „dat wil ik wel' gelooven, zoo'n
Kerstkindje, dat alle menschen lief hadden
en geschenken brachten! En de 12-jarige
Jezus in den tempel! Die had u ook wel
willen hebben. Hoe wijs zou hij' met mijn
heer pastoor spreken en hoe verwonderd
zou deze staan!"
„Maar" en nu| keken de oogen van
het knaapje zoo ernstig onderzoekend, dat
het hart der moeder plotseling ineen
kromp „maar moeder Jezus aam het
kruiszoudt gij' ook de moeder van
Jezus aan het kruis willen zijn?"
Zij zag hem voortaan altijd met den
gpudc-n papieren zak Hoewel het gisteren
pas Goeden Vrijdag geweest was en Pa:
sc-hen nog niet gekomen was! Maar mis-'
sehien kwain het, omdat de lindeknoppen
eindelijk heerlijk begonnen te glanzen,
alsof zijl met bruine lak1 bestreken waren.
Spoedig zouden de teere groene knoppen
springen. En plotseling speelde een zalig
lachje om den mond der moeder, terwijl'
heete tranen over haar wangen rolden.
Deze goudpapieren zak was zoo geheel
het symbool van zijn levUn geweest. Tot
den rand gevuld met heerlijkheden die Idle
moederliefde bij eengespaard had, zoo was
deze zak hem door den onderwijzer in d'e
bannen gelegd, toen hij voor deu eersten
keer m school kwam. Maar toen hiji er
mee thuis kwam, was er niets meer in.
„Moeder, er waren er enkele die met
recht stonden de hemel'hooge dennen met
'hun diep afhangende takkWijjkdom,
Fknsteren en ruischten ging door de naal
den. Zonnestralen, speelden vleiend om
de ernstige naaldreuzen, Nu en dan flad
derde een opgeschrikte vogel door het
kreupelhout en in de verte vernam men
'het murmelen van een beekje. Krekels
piepten in 'het gras.
De president zat naast tamlte Johanna
op een zodenbank, die met zachte doeken
was belegd. De beide meisjes hadden een
plaatsje in het mos gezocht, aan den
voet van een grooten den, terwijl Remmin
tegenover hen opi een knoestige®. boom
stronk had plaats genomen. Hiji had
Margaretha dien dag met aandacht gade
geslagen en was er. nu zeker van, dat er
V™ ?'al®nd6r gehukt ging. Wat
-Kou aet tocli Zijd.
Be kapitein was geen Vrojuiwtenkenner.
riet was ook nog nooit van zijm leven bij
v!^r?PfS(i °TU 'dat ]0Ilge meisjes' ziels
verdriet konden hebben. Tenzijl dat hun-
hoofdjes m de war waren geraakt dm*
een ongelukkige liefde, dacht hij. Maar
Margaretha zag er naar zooiets niet uit,
Zij was andera als ajl6 mda() -•
die hij gekend had. Ook hij had zich in
zya jonge jaren een ideaal-Vrouw ge
dacht althans voor zoover zijn praktische
natuur zich zelfe in dien tijd met idealieu
geheel, geheel leeg» 'handen daar stonden
Ja, dat was zijn leven. Stralend en ge
lukkig had hij, uitgedeeld en weggegeven.
Hij' was altijd rijk en hij' had altijd volle
handen en een gul hart, en altijd wiaren
er enkele met leege handen eneic-n
leeg hart! Maar daarom! Juist daarom!
Het zalig Ïaohje om den mond der moeider
verdween en de tranen, druppelden Zwaar
der en sneller.
Een andere Paaschda.g kwam haar in de
gedachte! Een paar ja,ar geleden. Toen
was hij, ook de Lindenlaan afgestormd.
Lang en slank als zijn groene broeders, de
hoornen. Telkens weer had hij' omgekeken
en gewenkt en gegroet, de oogen vol glans
en de handenwaren ziji ook toen niet
vol geweest ,de handen?,
„Ja, overvol!" zei de moeder met vaste
stem, ofschoon de 16-jarige slechts een
paar boeken in de handen hield, toen hij
naai- de donkere hallen der Academie
stormde als naar een feest. En toen hij
b.uiten kwam, had hiji met glans het
examen doorstaan en toen ging het voor
waarts! Op' zijn 17en verjaardag werd
hij, vaandrig. En hij' vierde hem met het
IJzeren Kruis, dat toenmaals nog een
heerlijkheid zonder weerga beteeteende. Al
zijn brieven waren hymnen. Zalige lof
liederen der overgave. Voor de geliefden
thuis, van den geliei'den geboortegrond.
Altijd nog waren hart en handen vol en
stroomden nit over allen, die niets hadden.
Wat hebben ziji hem geschreven, zijn ka
meraden! Hoe bemind was hij' bij: zijn
superieuren.
Plotseling kromp de moeder ineen. Zij
herinnerde zioh Kerstmis. Elven tevoren
was de tijding gekomen. Zij had het im
mers altijd wel1 geweten. Telkens weier,
in al die weken en maanden van een-'
zaamheid, had een stem gevraagd: „Maar
nU? Jezus' Moeder, toen Hij' aan het
Kruis hing?. Wanneer deze zoom bereid
was te geven en 'wanneer het tenslotte ook
het leven zijn zon?"
Neen, neen, het kon niet zijn? Al deze
kracht en goedheid en wijsheid. H'et was
het juiste woord voor haar jongen. Hij
bezat een groote wijsheid en was' wonder
baar rijp voor zijn leeftijd. Een, ach,
een, waarin God zijn Welgevallen had!
En daarom? Nee, ziji had toch immers
niemand dan hem alleen! En toen was
Kerstmis gekomen! en zij1 had hem niet
meer
Niet, heelemaal niets meer had zij.. Niet
eens zijn teer, gekwetst, geliefd lichaam
had zij in haar schoot gekregen, had zij
dat maar kunnen Wasschen en omhelzen
en ter ruste leggen als een klein kindje!
Zij wist niet eens waar dit geliefd llidhaam
ter ruste gekomen was! Niemand! wist
het! Het was op een dier vele dagen ge
weest, welke vervuld waren van gru
welen. Zij had niets meer. En omdat zij
niets meer had, liet ziji in haar tuin voor
de stille, donkere taxisstruiken een kruis
kon inlaten. Hiji had destijds een vroolijk,
lieftallig wezentje ontmoet, daifc hem ge-
obeid had, maar hij had zoo lang gedraaljd
met haar te vragen ,totdait ziji hem door
een ander voor den neus was weggekaapt.
Toen had hiji voor de eerste maal zijin
loomheid en laksheid verwenscht en zich
afgekeerd van het leven voor een
poosje, want de tijd en de sleur der (dingen
hadden hem langzaam maar zeker teruig-
gebarcht tot zijn oude leventje en een
dikken streep! gehaald door zijn droorne-
rijen. Sedert had hij! alleen zijn eentonig
dienstebstaan geleefd. Zijn liefste luxtem
waren die, welke hij! doorbracht in zijn
bierhuis, pratende onder een goed glas
bier, met zijn kameraden- over de dagten
van weleer. Ja die jonge jaren! Hij
bad' van zijp jeugd genoten bedaard
en met mate, maar tochj ook hij ha,di een
woelig tijdje meegemaakt. En nu brak hij!
de oude jongeheer zich het hoofd
over een meisje dat zijn pad kruiste
W el sapperlootDie gedachte bracht hem
van streek. Wat had hij eraan? Niets
totaal niets! Margarethia, was wel'vrien
delijk voor hem en toonde ook, dat Bij'
vertrouwen in hem stelde. Maar een
warmer gevoel koesterde ziji in geen ge
val voor hem.
Onbemerkt keek hij' haar aan. HJaar
gezicht had weer dien raadseladhtilgien
oprichten, van sneeuwlwit marmer,
sneeuw'wit en stralend als de ziel van
haar jongen. En met Kerstmis bracht
ziji hem witte Kerstrozen. Maar het kruis
was leeg. Ziji bad alleen het kruis. Niet
echter den geliefde. En toen was heit ba-
boortefeest van het Kerstkindje voorbij.
En de harde, ontzettend lange winter
viel in.
Was het werkelijk zoo Had er iwerke"1
lijk iemand kortgeleden een leeuwerik ge
hoord? De hand der moeder gleed! over
de oogen. Wat dan?. Neen, dat was geen
leeuwerik, die daar kweelde. De zwalu
wen kwamen terug! Werkelijk'? Waagden
zijj !het nog? Geloofden zij nog aan een
Lente? Aan het vaderland? Ondanks
alles
En toen begon de eenige, laatste klok
der kerk te luiden, dringend roepend', in'
diepe, alwetende, barmhartige goedheid.
Zij luidde Pasehen is. Het feest der
opstanding.
Goede Vrijdag was voorbij
Het kruis was leeg en het graf was
leeg! Maar de Hemel! De H'emel! Zij nam
de mand met sneeuwklokjes, die al gereed
stond. Wilde zij ze niet naar het kruis
brengen! Neen, neen, niet, haar jongen
wilde zij ze brengen! Ook haar kruis was
leeg, en z'ij' had geen graf. Maar de liefde,
al die heilige, offerende liefde, was1 ziji niiet
verrezen
Het middel dat U zoekt is Abdijsiroop.
Het geeft den kleinen een grooten steun
om de hoestaanvallen te overmeesteren.
De slijmoplossende werking kan de hoest
buien doen bedaren en de ademhaling
weer diep en vrij maken. Dan ziet Ge de
gezichtjes zich weer ontspannen. Waarom
zoudt Gij de kinderen niet helpen als het
middel zoo eenvoudig te verkrijgen is.
Draal niet. Geef vandaag nog voor dien
akeligen kinkhoest de uitkomst brengende
AKKER's
,,Voor de Borst"
Alom verkrijgbaar. Prijs Fl. 1.50, Fl. 2.75, Fl. 4.50
Gebruik buitenshuis Abdijsiroop-Bonbons
(60 ct.). Dan bespoedigt Ge Uw genezing.
ABDIJSIROOP-BONBONS (Gestolde Abdijsiroop!
Het wus eenh cerlïjkè Lentedag. De zon
schitterde aan den bltoulwten hemel en Veir-'
warmde P|atrijfs |m|eit hlaiar eerste stralen.
Om het lawalai dier auto's en hjat' gewoejf
trek, dien hij niet thuis wist te brengen.
Haar nabijheid was een genoegen, Voor
hem: maar een genoegen giemiemgd met
iets pi-nlijks. 'En zij Haar gedachten
waren ver weg ver weg van hem.
Met dxoevigen blik keek Cïara vandaag
naar het bosch. „Het is aljweer een nf-
scheidsdag vandaag", Zuchtte zij', af
scheid nemen van goede vrienden, diie men
wel altijd can zieh heen zOju Willen zien,
doet zeer."
Zij greep Margaretha's hand en ditukte
die met innigheid. De president Btreiek
langzaam over zijn witetn haard: „Kind,
er zijn dingen in het leven, die zfwaarder
nog te dragen Zijn. Wees liever blij1, dat
je nieulwe vrienden gevonden hjebt. Han
nover is niet zoo ver van Nauemstadt.
Ik 'hoop dat fraiulein Schnelhen ons spoedig
eens zal komen bezioeken, met haar nicht.''
Tante Hanna lachte gevleid. „U is heel
vriendelijk, mijnheer von Göben. Wij
zlull'en dan ook graag eens overkomen;
dat is te zeggen, niet Zoo heel ga/uw,
want eerst moeten wij. ons weer eens
een beetje aan de hjuiselijkbeid wiennen."
„En zou er geen kans op zijn, om mor
gen met ons naar KreiuiZwegen te reizien
en daar nog een paar dagen met oms te
blijven
Tante Hanna keek Voor zidh luit, niet
recht wetende, wat ziji zon, doen. Wan-
riASiüHEN.
Raschen, Pasdh'en, luide kifihke
nu de slag van lierke en vinke,
nu de stetm van m'ensch en dier!
Rasehen, Rasdhten, wijdt het vier,
wijdt het lidh|t en pint de lainplaen,
laat den versehen wierook dampen; j
HaEielujah, 't jiofc is af j
van den dood en vian het gifetf!! j
Piasehen, Rasdhten, otpgestlanden I
is de God. dien booze handen.
hadden elan hje't kruis gedaan
Raschen, Rasdh'en, vrfjl voortaan,
heelft Hij' hout en steen en ijzer
.overwonnen, die, Verrijzer
Hallelujah, één uit al,
leeft en imtaler lieven zat-' I
Raschen, Rasdhten, dwiaze mannen
dachten H;em in 't graf te
met PSlatus' zegeüjni'erk
Raschen, Rasdhien, ijdel wierk,
'ijüel wakenGod allnlaehtig
is verrezen eigenkrachtig,
.Hallelujah, dóén' den steen,
eer de zonne in 't oosten scheen.
Raschen, Rasdhien, luide klinke
Nu de taal vian 'lierke en vinke,
nu de taal vian mensche «n dier!
Raschen, Pasdhen, wijdt het vier,
wijdt het licht ,en spijst de lampen,
laat den Miauwen wierook djampjen :f
AEelujah, God is groot1
Overwinnaar vian den dood! i
GUIDO' GEZELLE.
der menschen te (ontvludh|ten, was ik van,
den Boulevard de Roneha CJiona^'t uit,
langs MouiEn Rouge nalar de Riue Ghaipjpiei
gegaan «n besteeg nu de tilappien, die leid-i
den naar da Chevjrier de Miontmlartre. Adhji
ter mij; stite|rï! langzja|m|erhland h|eit, ü|a|wuai
der grootstad weg en voor mij vtertpiondei
zich de Square |3|t. PJiep-iie. Plotsefljtngj
wiaiande ik mij' in een landieire werield....
Mïjlh blik viel ppj do heerlijk scihtoone,
wit schemerende Basiliek du Slaidré Goeur,
die zich verblindend in Byiziantiijjhsclhjen stijll
tegen den blauwlen hemeil ajfteekende. Wlat
een weldadigs tegenstelling! Een oogen-»
blik geleden n°g bot lawalai der weireLd'-i
stad, der bouLeviards en nu hier de stiülte,
de eenzaamheid, de wijding der Slaörié
Coeur.
(V.an uit de vterte drong nog, gedemp|ti
als een orgel, het leven der grootstjud'
tot mij' door. Lk keerde mij oiujWajt teem
schitterend pjanonamlaD^iar lag, Pardjls,
de woelige stad, w!a|ar ik mijl.zoo juist nog
bevond, Barijb mot zijn kerken, torens,
paleizen, om'zoolmld door MJa,u|wtachtig ge-»
kleurde heuvejls en bergen. Helt: Waa
Raschen! J
Aan de kerk zelf en in de nalaste omgp-»
ving staan voorlal opi zulke dagen haeltei
rijfen kramen, olie in een zekere schilder-»
aehtige wanorde. Hier worden Halarsen
Voor de heiligenbeelden, souvenirs en vela
andere dingen te koopi alangeboden. Voor-»
al echter hfeéft m»en hier kjans otml voor
in het bezit te komen van
geniaal uitgevoerde origineefe werken der
Mont-martjre-sohilders, die de tnieesit ion
mantische kloekj es van den Mont|mlari/ra
Op doek gebracht Ihebhen. En zoo bleef
ik toen bij' het kraampje vian peen oud
moediertje staan, om! zulke werken .uit'
te zoeken. 'Na een pjoosje viel mïj!n oog
plotseling op een oud medaillon, een Ma»
riabeeddje, <ïat hiet vrouwtje om den hlala
droeg. Het was e»n antiek kunst|stuk,
neer men haar op den man iaf iets Vroeg
was Zij' altijd besluitloos, omdat elka
vriendelijkheid haar vleide en rij' die altijd
riehz'elve placht toe te rekenen.
„Ja, mijnheer de president, dat zou heel
prettig, voor ons kunnen zijn. Maar ik
geloof toch, dat het niet goed Zal! gaan.
Dat is te zeggen; wij' waren Van plan
over Schmalhusen naar huis te gaan en
hier nog een poosje te blijVen. Maar ik
2toU anders graag van de partij! zijn geJ
weest. Mag ik 'het nog eVen in gedachten
hoiuden
Maxgaretha zeide niets. Zij wist' maar
al te wel, dat tante Hanna al lang eni
meer dan genoeg van het gezelschap der
Göbens 'had. en dat zij hen liever van
daag als morgen heen Zag gaan. Want
'haar Vriendschap voor Clana was een
doorn in het oog van tante.
,»A.ls u het mij wil't toestaan, sluit ik
mij) morgen bij* u aan, tot Kreuztwegen,
mijnheer von Göben," zeide Remmin be-<
leefd. „Maar daarviandaan ga ik direct
weer naar Hannover tenug, wlaait de maz.
noeuvxes wachten niet."
„Uitstekend kapitein. En te HarnoVen
zien wij elkander in den herfst Zeker
(Wordt Vervolgd.)