lYK's
KJES
WEDSTRIJD
IfALCHERENl
,G0ES[z
GHEID
Tweede Blad
HEME
Het geheim van de Ruïne.
ONTSPANNINGSLECTUUR
COURANT
oude Pilaren
Ï000 f!. Witte Wijn.
/anzelf onder
van de Heer-
sendyk's thee.
rom verstandig
Dok
F GESCHONKEN.
ZATERDAG 9 JANUARI 1932
NIEUWE ZEEUW8CHE COURANT
V Het Pondenverlles
FEUILLETON
KERKELIJK LEVEN
30ES
aflossing eener
1300,— en ten
leenen groet
li Burgemeester.
Is-Heerenhoek,
rgemeester,
HORSIGH.
als volgt:
e prijzen
Al onze
dt door ons
(106)
SAG a.s.
BK.N.V.B. tusschen
Aanvang 2 uur.
op vertoon van hun
I;ent plus belasting,
ZEEUWEN II.
Kreukelmarkt 7—9
oor verplichte con-
eder kwartaal,
prima onversneden
senheim en Fils, het
Prijzen hier
ien.
door mi', drs. A- Bürg-er.
"Veel is er al gesdhrbven over het feit,
dat onze circulatiebank een verlies op
haar sterlingportefeuille geleden, heieft, en
de pers van links en van rechts gaat
tekeer over de foutieve politiek van die
Bank, speciaal van. Mr. Vissering, den
thans afgetreden president. Algemeen
wordt er op gewezen, dat de Bank haar
geheele aandeelenkapitaal kwijt is en te
vens hare reserves. De „Haagsehe Post'
adviseert zelfs in haar nummer van 12
December j.l., dat de Staat maar het ge
heele verlies moet overnemen. Vierder be
weert bovengenoemd blad, dat de 'Bank
nu eindelijk genoeg dient te krijgen van
de politiek der goudwisselportei'eiuille,
alias 'het systeem Vissering, maai- tevens
calculeert de B- P., dat in de laatste
tien jaren door de Btank ruim 73 mil-
lioen verdiend is op de buitenlandsche
wisselportefeuille. Tot niu toe zijn dus de
voordeelen van het systeem, vooralsnog
grooter dan. de geleden n-adeelen. Afge
zien hiervan dient men in het oog te
houden, dat geen enkele onderneming zich
volkomen kan vrijwaren tegen verliezen;
waarom zou dan de Bank zich! in een dus
danig uitzonderlijke positie bevinden, dat
zij wel elk verlies zou kunnen voorkomen.
Laten wij de zaaknuobter beschouwen en
geen dwaasbeden debiteeren. Wat bebeie-
kent de goudwisselportef'euille-politieik?,
Niets anders dan dat de Bank er een bui-
tenlandsohe wisselportei'euille op na houdt,
evenals een binnenlandsohe. Deze bui
tenlandsche wissels zijin in haar bezit ge
komen tegen afgifte van bankpapier en
dienen dus: le) tot dekking der biljet
ten; 2e) om de Bank in staat te stellen
desgevraagd betaalmiddel opi het buiten
land af te geven zonder een beroep' te
moeten doen op haar goudvoorraad. Dit
systeem is overigens niet door Mr. Visse
ring uitgedacht, maar kwam reeds voor
den oorlog elders voor, en dient ter be
scherming van den goudvoorraad. Na
tuurlijk zit er risico in het houden van
ubitenlandsdhe wissels, maar per slot van
rekening zit er evengoed risico, zij bet
ook van .anderen aard, in' het houden van
wissels op het Binnenland. Men zou nog
verder kunnen gaan en beweren, dat er
risico zit in de gouddekking. Niemand
toch zal willen beweren, dat goud waar
devast is, al is dan ook' het risico bij
goud vooralsnog minder groot, dan bij
welke andere dekking ook'. Het mensch-
dom echter heelt nog altijd een merk-
waardigen eerbied voor goud, maar deze
eerbied is, hoe verklaarbaar ook, betrek
kelijk misplaatst. Een krantenartikel is
zeker niet de geschikste plaats om te
theoretiseeren over het begrip .geld en
over waaide, weshalve wij; dit achterwege
zullen laten, onder constateering nochtans
van het feit, dat de H.H. critici zeer
weinig inzicht toonen in beide kwesties.
De circulatiebank moet ten onzent 40 °/o
van hare direct opeischbare verplichtingen
dekken door goud; voor het overige kan
zij volstaan met wissels en dergelijke ef-
lecten. Voorzooverre de goudvoorraad de
bovengenoemde 40 overtreft, spreekt
men van beschikbaar metaalsaldo. Dit
bedraagt volgens de weekstaat van 14
December jl. bijna t'44.000.000, welke
millioenen .uitsluitend gereserveerd zijn
voor eventueele betalingen naar het bui
tenland, aangezien de Bank gfeen goud
afgeeft voor binnenlandsch verkeer. Het
verlies brengt dus de betaliugscapacitedt
van de Bank t. a. v. bet buitenland niet
in gevaar. Wel heeft zij, laten wij1 aan
nemen f 30.000.000 aan buitenlandsoh' be
taalmiddel verloren door de depreciatie
van het pond, maar haar positie als hand
haafster van de wisselkoersen is er niet
door gesohokt, en dit is het voornaamste.
Dat de aandeelhouders geen dividend1 krij
gen en de directie en commissarissen geen
tantième, is een gebeurlijkheid, welke 'in
dezen tijd wel meer aandeelhouders en di
recteuren treft. Natuurlijk blijft er de
moeilijkheid de balans niet alleen boek
houdkundig, maar ook werkelijk! in even
wicht te brengen. Het verlies dient te
worden afgeschreven, zooals momenteel
zoovele banken en andere ondernemingen
hare verliezen hebben, af te schrijven en
voorzooverre de oyer het loopende ja,ar
gemaakte winsten en de reserves niet
voldoende blijken te zijp, dient de Bank
op een of andere manier eventueel door
het uitgeven van nieuwe aandeelen het
tekort weg te Werken. Het tekort van
dertig mülioen{?) is waarlijk geen [we
reld- of de bank schokkende geeburtenis.
60'
Tdk-tak! Over een minuut zou, het op
houden te kloppen! Dan zou 'bij! spreken,
dan zou bij alles uitleggen aan rijn kleine
vriendin, wier ziel hij had getracht te
redden, en ze zou begrijpen en met h'em
meegaan.
T5k-takHoe lang nog, voor het op
hield .Was Paul nog .niet dood; was het-
bloed nog warm in zijn aderen? Toen hdj'
leefde had hij; Joan'is hart bezeten; als
net zijne niet meer klopte zpu Joan's
hart misschien ook stilstaan!
Tik-tak, tik-tak! Pete kreunde en h«t
angstzweet parelde op zijn voorjhojoftl. Dat-
regelmatige, eentonige getik was ver
schrikkelijk. maakte hem krankzinnig.
Hoelang zou het nog doorgaan Hij kon
aie, spreken, voor het ophield. Het was
immers Paul's hart, dat hier in de hall
Mopte, met zijn laatste kracht, terwijl
tk v n ,e.r naasl stonden en wacht-
tot het zijn laataten isdag zou doen.
OoanWaa zij nog in de ihall en iwa,s
oe groote hond er ook nog.?, Waarom
Iron? dle hem niet naar de keel, om
Ten slotte dit nog. Men verwijt Mr. Vis
sering, dat hij! geeoi schriftelijke ver
klaring aam Montagu Norman heeft ge
vraagd ter ineerdere zekerheid. Dit ver
wijt is nu atam den eenen kant wel "juist,
maar in gemoede: Sinds wanneer is de
toezegging v,am den gouverneur van de
Bank van Engeland niet meer voldoende?.
Men zal hierop antwoorddenSinds en
kele weken, blijkbaar, en dit is dan vol
komen juist, ma,ar kan men 'het Mr. Vis
sering serieus als een grief' aanrekenen,
dat hij den gouverneur van de toenmaals
belangrijkste circulatiebank der gelhcele
wereld op diens woord vertrouwde Voor
de Bank is er alleen deze leering ,uit te
trekken, dat in dezen tijd niemand meer
te vertrouwen is, zelfs niet de leiders
der buitenlandsChe circulatie, terwijl
voorts de Bank rekening zal hebben te
houden met het feit, dat wanneer 'al een
circulatiebank zich schriftelijk verbonden
zou hebben er altijd nog een regeering
is, welke eventueele: overeenkomsten kan
vernietigen, zich alsdan „moreel" verdedi
gende met een beroep op noodtoestand.
De B. Genoveva.
3 Januari
De H. Genoveva werd geboren te Nan-
terre, een voorplaatsje van Parijs. Toen
de h. Germaan van Auxerre op een reis
naar Engeland door het plaatsje Nanterre
kwam, zag hij onder de samengestroomde
menigte de 7-jarige Genoveva. Hij riep
ihaar bij zich, legde rijn handen op haar
hoofdje en voorspelde groote dingen van
haar. Toen gaf hij a.an hjet kind een me
daille, waarop een kruis stond alge-
beeld, en zei-de haar, nooit een ander
sieraad te dragen. De kleine Genoveva
was vanaf ha,ar prilste jeuigd zeer god
vruchtig. Zij beloofde op iets laberen
leeftijd, slechts voor God te willen leven,
en zich geheel aan h^m toe te wijden.
Toen de moeder van Genoveva op een
feestdag aan haar dochter verbood, om
naar de kerk te gaan, zelfs na herhaald
aandringen van Genoveva, en haar pen
klap in haar gezicht gaf, werd de moeder
met blindheid geslagen, en genas rij eerst
weder, twee jaar later, toen zij zich
waschte met water, waarover Genoveva
een kruist'eeken had gemaakt. Op ,15-
jarigen leeftijd legde zij1 voor den bisschop
van Parijs reeds haar g'elofben af. Daar
er in dien tijd te Parijs nog geen kloos
ters bestonden, woonde Genoverva na den
vroegtijdigen dood van haar ouders in
bij haar peettante, en richtte zijl haar le
ven in, alsof zij in een klooster haar
intrek had genomen. Zwaar lichamelijk
ii;den deed h'aar ij'ver voor geestelijke
zaken niet v'erf'lauwen. Zij was zeer ma
tig in het gebruik van spijs en drank.
Slechts op uitdrukkelijk bevel van den
bisschop van Parijs gebruikte zij' op haar
vijftigste jaar wat melk en vleesch. Een
tijd lang was Genoveva a,an lailëriec
laster blootgesteld. De bisschop, die al
les liet onderzoeken, moest tot het be
sluit komen, dat haar niet d'e minste
blaam betrof. Toen omstreeks dezen tijd
de stad Parijs door de Hunnen onder
leiding van Attila werd bedreigd, en
vele inwon'ers met have en goed wilden
vluchten, raadde Genoveva het h,un af,
zeggend'e, dat 'het gevaar spoedig sou zijn
gewek'en. Intussehen vereanigde zij zich
met andere vrouwen in gebed en boete
doening. Korten tijd hierna trokken de
Hunnen af. Op het gebed van Genoveva
deed God vele wonderen; zoo werd eens
een knaapje op, haar voorspraak tot het
leven teruggeroepen. Toen de stad Parijs
een tweede maal' werd bedreigd, nu dooi
den Frankischen koning „Childerieh, was
Genoveva weder de redster van vele stad-
genooten. Ondanks de groove gevaren,
welke hieraan verbonden waren, wist zij
velen van levensmiddelen te voorzien,
terwijl zij' van den overwinnaar de vrij
lating van al de gevangenen Verkreeg.
Ook bij 's konings zoon, Clo-vis, den eer
sten Christenkoning van het Frankenland,
stond Genoveva in hoog aanzien. Door de
bemoeiingen van Genoveva, die een groote
vereering had voor den martala,ar Dioni-
saus, eertijds bisschop van Parijis, werd
voor hem een prachtige kerk gebouwd.
Genoveva stierf den derden Januari 512
in den ouderdom van 89 jaar. Op Jraar
graf hadden vele wonderen plaats. Haafr
reiiquiën werden ten tijde van de Eran-
sche revolutie verbrand. Op groote ker
kelijke leestdagen werd haar gaaf geble
ven lichaam op: den grooten zerk dooi
de stad gedragen. Toen in 1129 'in het
land de pestziekte heerschte, werden bij
de processie, waarbij! haar lichaam, werd
Z1in meester te wreken Misschien Wacht
te bet beest op den laatsten horteklop: h i
Eindelijk hief Pete langzaam het hpofd
op en keek de hall rond. Hij zag Joan
als een vormelooze hoop op de grond lig
gen.
--v deed een paar passen naar voren
om haar op te tillen, maar op hetzelfde
oogenblik sprong Thais tusschen hem en
het meisje, met een waarschuwend ge
huil. Pete aarzelde en Joan bewoog zich,
en kwam langzaam overeind, en toen
haar bewustrijn volkomen terugkeerde,
wankelde ze, bevend over haar heefo
lichaam, naar 'de trap.
Zich vastklemmend aan de leuning
sleepte ze zioh de treden op, en mompelde
één enkel woord, dat, toen het Pete's
ooren bereikte, rijn, hart veranderde in
ijs en zijn hersens in laaiend vuur.
„Moeder, moeder!"
Met ingehouden adem en omfloerste
oogen keek 'Pete naar haar, zijn ooren
met durvend 'gelooven en hopend, dat,
wat hij "hoorde, de wanhoopskreet van
een overspannen "brein zou zijn.
..Moeder, kom toch,, help meVlug dan
mioeder! Paul is..."
Er ging boven een deur open; haastige
voetstappen klonken en toen Joan de bo
venste trede van, de trap bereikt bad,
rondgedragen, duizenden menschen plot
seling genezen. Paus Innocentius II, die
ind ezen tijd juist een bezoek aan Frank
rijk bracht, liet deze feiten nauwkeurig
onderzoeken en gal' een bevestiging, van
di>t wonder.
Het Otter.
Het geluid der middagklokken was nog
niet geheel weggestorven toen de blonde
"Eva met haar schooltasch door de stra,a,t
geloopen kwam. De jnloeder had juist een
schaaltje appelmoes op de vensterbank ge
zet om af te koelen. Nu keek] ze buiten.
„J'e bent vandaag vl-oeg, kind!"
Eva klom tegen den pijuur op en liiöld
zich aan de vensterbank vlast. Lachend
stak ze haar warm gericht door 't rap|m!-
„Moesje, denk eens aan: over acht da
gen gaan we met de heeile schooi! epn, groo
te wandeling maken. En ik |mpg de vllag
dragen!" riep ze buiten adem. Met haar
kopje trotsch in den nek -geworpen kteek
zeh aar moeder vol Verwachting aan.
Krijg ik nu een witte jurk?" voegde; zij lejr
vleiend aan toe In dat oude, roode jurk
je kan ik toch niet als vaandeldrsagster
meegaan!" De imbeder zuchtte. „Ik zal
eens zien" mompelde ze. i
Een beetje teleurgesteld trok EVa aan
haar strik. „De vaan is toch zoo mpoi"
zei ze een poosje later weer. De| juf
frouw heeft ze ons in het speClkwartiejr
laten zien. Op blauwe zijde is een gouden
spinnewiel geborduurd. En er hangen dik
ke kwasten aan lange snoeren. O, moesje,
u moet aan den tuinimluur ko;men staan,
als de stoet voorbij' trekt. 'Eu zoo, gauw
ik u zie, dan zwaai ik met de Vlagde
mooie viag!"
,JJa, ja!De moeder lachte; gedwongen.
„Kom nu mlaar in huis. Wij: m|oeten eten.
Grootmoeder wacht ai." i
Nu zaten ze met hun drieën aan tafel
en lieten zich de salade met eieren goed
smaken. Eva babbelde voortdurend over
het aanstaande feest. Toen zij! grootmoe
der vertelde dat ze de 'vlag mocht dra
gen, was deze éen en al enthousiasme.
„Dat is nog eens een eer!" zei de oude
vrouw. „Natuurlijk krijg je een mooi
nieuw kleedje en haar bileeke hand streek
liefkozend over het blonde hoofdje van
haar kleinkind. „Ik leg er wat gelid bij'."
Eva's oogen begonnen te schitteren. Zij
'keek wel naar haar moeder. Mapr deze
sprak geen enkel woord van aanmoediging.
„Het is niet alleen het jurkje" zei ze
met bedrukte steim1. „Als het kind voorpp
loopt moet ze ook nieuwe kousen en
schoenen hebben. Ik weet niet hier
stokte liaar stem. Een waarschuwende
blik der oude vrouw had baar getroffen.
Onder een of ander voorwendsel stuurde
zij, de kleine de kamer uit.
Met eenigen tegenzin was Eva naar
buiten gegaan. Een poosje keek zij /naar
het konïjmtje, dat aan den afval fvja^n, de sla
zat te knabbelen. Zooals rij! al gedacht
had werd binnen het Onderbroken gesprek
voortgezet. De kleine was zeer nieuws
gierig en sloop onder het raam, rij; spitste
de ooren. i
In de keuken beraadslaagden de vrou
wen over de noodzakelijkste dingpn, die
gekocht moesten werden. De jtnbeder hield
de hand tegen 'het voorhoofd gedrukt.
Haar smal gezicht was zorgelijk betrok
ken.
„Ik wilde het voor liet kind niel) weten,
dat ik geen geld had", begon ziij'.
„Dat was ook veel beter. 'Wjij, mogen
toch EJÏIjes genoegen niet bederven."
„Ja maar hoe anbet het dan?"
Vrouw Burger zette zenuwachtig het
zoutvaatje op een andere plaats.
„Wat u me geven kunt is toch lang
niet genoeg."
De grootmoeder streek rntet duim! en
wijsvinger langs de kin. „De jui-k zou
men zelf kunnen naaien", overJeigde rij'.
„J)uf!frouw Gibhard zal het graag voor
ons knippen."
„Dat is waar. Maar eerst moeten we
toch de stoft hebben. En de schoenen
„Die zou je den eersten van de Volgen
de maand kunnen betalen van je pensioen'
„Och kom!" De imOeder schudde ihet
hooüftd. „Met poffen houd ik me niet op.
Men weet nooit wat er bij! afbetalingen
tusschen komt. En dan zet Im'en rich vast!
De oude vrouw legde de handen in den
schoot. „Had je niet wat geld terugge
legd mömlpellde zij1. Haar bilik gleed
langs baar schoondochter.
Een diepe zucht ontsnapte aan de borst
van vrouw B,urgers. Na eenige minuiten
kuchtte rij' pas. „die weet, waarvoor
dat geld bestemd us, imjoeder" zei ze
zacht. „Drie jaar heb ik er al zin op
ving Anne Bramant haar in ha;ar armen
op.
„'Wat is er, kind? Wat is er in 's he
melsnaam gebeurd?,"
Pete spreiidda rijn armen uit en wan
kelde naar 'voren.
„O, mijn God, mijn God!" schreeuwde
hij.
Thais strekte zich, om hem naar de
keel ,te 'springen en toe,n Pete de woest-
sehitterende oogen en glimmende tanden
van ihet dier zag, ontblootte hij! rijn hals,
dat het dier maar meer vat op hem zou
hebben, en het leven uit hem persen, zoo
als hij zelf het uit den meester van dien
'nond had gedaan. ,Ma.ar op, [hetzelfde
oogenblik klonlk een heftig blopipen o,p
de buitendeur; 'deze sprong .open <en een
man stormde de hall binne.
Thais hief den kop op-, liet een lang
gerekt gehuil hooren en glipte door de
open deur naar buiten.
„Is meneer Barlett al teruggekomen
vroeg de binnenkomende met zwakte
stern, terwijl hljl de sneeuw' van zijn
kleeren schudde. ',,We zijin onderweg aan
gevallen, ik "werd opeens bewusteloos ge
slagen en toen ik weer bijkhvam, was de
wagen verdwenen."
Pete slipte achter hem om, ging .bij' de
deur van de hall staan en luisterde.
gehad, mSjh eenige zuster te bezoeken.
Maar telkens als ik 't reisgeld met veel
moeite bij elkaar heb gekregen, ko(m!t er
iets tusschen. Vanmiddag wilde ik éin
delijk een kaart naar Lagenbuyg schrijven.
Eu nu," hier brak zij! aif.
Buiten onder het raam stond nog altijd
het luistervinkje. Haar gezicht stond niet
blij- meer.
Dreigde het gesprek minder prettig voor
haar te worden Wilde rij: niet meer hoo
ren? Plotseling lliep ze weg. In zich Zdf
neuriënd begon rij' met haar bal te spetlfeta.
E,en poosje later kwam piloeder bui
ten. Zij wenkte Eva toe. Met onrusti)*
Moppend hartje kwam het kind.
„Hoor eens Eeflje!" De moeder pakte
het Heintje zacht bij! de kin en hief het
kopje omhoog. „J!e mag de vlag dragen.
Ik zal zien dat ik een jurk' en schoenen
voor je koopen kan."- I
Eva keek Verrast op. Dat had rijj niet
verwacht. En toch voelde rij; zidh niet blij,.
Na al wat riji gehoord had, kon rij heel
goed begrijpen waar het geld vandaan
kwam.
„Ja maarp u Sei toch rij( slikte eens
en keek voor zich uit, terwijl ze e,en
kleur kreeg.
„Ik, ik heb wat geluisterd". Haar moe
der hief waarschuwend haar vinger om
hoog. 1
„Nou, no% 't is goed, vraag niets meer
lachte rij een beetje vermoeid. Toeaipilaak-
te zij een a'fwerend giebaar. Jje kunt di
rect naai- den schoenwinkel op de Markt
gaan en twee of drie paar lage schoenen
op zicht meebrengen. J,e kunt zoovast
een rijksdaalder betalen. Vanavond haal
ik stotf voor je jurk en breng mljtnheer
Bohm de rest. Heb je 't begrejpen!"
Eva knikte. Voor haar blik wajpperde
lustig de vlag. O'p blauwen ondergrond
schitterde het gouden spinnewiel. Zijl
meende ku|uziek te hooren.
„O moesje!" Het 'mieisje sprong plotse
ling omhoog. Zelfzuchtig drong het de
lastige gedachte, dat de moeder een per
soonlijk oïlfer bracht, om haar genoegen
te doen, terug. Maar Eva's vreugd was
te luidruchtig om echt te rijn.
Om den weg te verkorten was del kleine
langs het park gegaan, dat de Munster
straat met de binnenstad verbond. Eigen
lijk was de doorgang verboden. Maai- de
oude tuinman kneep altijd een oog dicht
als hij1 bet kleine blondkopje bemerkte.
Het zonlicht Speelde in de breede lin-
denboomen. Bijen zoqmden hun slaperige
wijsjes. Hit weelderig, weidegras hieven
vergeet-mSj|-nietjes «n klokjes nieuwsgie
rig hun kopjes. i
De kleine Eva was aan het slenteren
geraakt. Peinzend keek ze rond. De bra
men waren de laatste dagen rijp gewor
den. Als doorschijnende roode pareden
sierden rij de struiken. E;en vlinder dar
telde bedwelmd door de zon ,ov«r de
weide. Door het gras kroop voorzichtig
een groote slak. j
Plotseling bleef bet kind staan. Een
vuurroode, groote bal rolde langzaam
over den weg en bleef aan baar vbetea
liggen. Eva keek zoekend rond. Na een
'poosje bemerkte zijl achter den reusach-
tigen eik, waarvan de stam door den
bliksem in tweeën gespleten was, een in
't wit gekleed meisje, aan wie de bal wel
zou toebehooren. Zij! scheen geen zin te
hebben haar speelgoed terug te halen.
Met mat afhangende aijmlen keekhet
verloren oVer het gras heen.
Met groote oogen staarde Eva het
vreemde kind aan. Het zwarte haar legde
zich als een zijdeachtige glanzende kap
om een teer gericht. Het witte jurkje
was met kanten ruches gegarneea-d. 'Ojnl
den hals droeg zijl een koralen band. Zij
was gekleed in witte halve kousjes en
witte schoentjes.
Het kleine droomstertje onder den eike
boom schrok even toen Eya haar mlet
krachtiger zwaai den bal toewierp'. Ma;ar
rij greep hem niet rij liet he)mi rustig
in het gras vallen.
De blonde istaarde haar verbluft aan.
„Waarom speel je dan niet |mjet dien
mooien bal Ze zei het pp eenigszins1 ver
wijtenden toon.
„Och. hij' is zoo zwaar! Alleen kun
je ook niet spelen." i
„Heb je geen broertjefe of zusjes ?J
„Neen, ik heb alleen eten juft Ginds
op de bank zit ze. Zie je haar?"
Eva knikte. „Wil je met tallij' spelen?"
vroeg ze toen vertrouwelijk. „Ik heb wel
tijd. Beneden in den ijskelder is zand.
Wij zullen wat hallen en koeken bakken,
omdat de bal toch te zwaar is. H.oe
heet je?" j
„IDagmar."
„Wat een prachtige naam. Die heb ik
nog nooit gehoord. Ik beet gewoon Eva.
Kom nu mUar. Jouw juiff zal je wel niet
Over de sneeuw klonk door den stillen
nacbjt 'het geblaf van den wolfshond.
Hij was weggerend, orn zijsr,meester te
zoeken,h et doode lichaam van rijn „baas"
te vinden en had hem ongewroken gela
ten!
Anne en de chauffeur praatten mu sa
men in de hall, maar Pete nam geen
notitie van henzijn gedachten waren
bij het levenlooze lichaam, dat nu mis
schien al onder de sneeuw bedolven lag.
Tik-tak Pete keek op, toen 'het getik
weer in zijn brein begon te hameren, en
hij! kon de griezelige gedachte niet van
zich afzetten, dat, zoolang .die Mok' tiklte,
Paul's hart niet had opgehouden te klop
pen! En ten slotte tikte zij' een kranlkzin-
nige gedachte in zijn brandende hersens:
Als Paul's hart wérkelijk' nog jklopte
Als verbijsterd keek hijl de hall' rond;
onbewust van degenen, die tegen ihiem
spraken, eni aanstalten maakten, 'hem te
grijpen.
Een groote stok hing !b.oven den baard
hij greep hem. 0:p een tafeltje stonden
glazen en karaffen met sterken drank.
Hij pakte de dichtstbijizijnde, zette haar
aan zijn lippen en stopte haar 'toen in
zijn borstzak.
Hij wierp den man, die hem probeerde
tegen te houden, terzijde, en glipte 'door
direct zoeken.", i
Dagmar schudde het hoolfld. „Jiuf rit
in een dikken roman te lezen en heeifit
geen tijd om aan mdj te denken," ver
klaarde rij', wijs als een groot mensch.
Beide meisjes hadden de handen ïn
elkaar gelegd. Maar nu boog Dagmar van
den weg atfl om op de bramenstruiken tpe
te loopen,
,.0 jij! hier mogen we niet laqpen."
Eva trachtte haar kameraadje laan den
arm terug te trekken. „Als de tuipmlan
ons snapt, komt hij'."
Maar Dagmar schudde het hoofd.
„De tuinman is toch bij! mijn oolmj
aangesteld. Ik ben hier op, bezoek en 'ik
kan ioopen waar ik wil. En braambessen
mag ik ook gerust plukken.
„Wat heb jij, het goed!"
„Och. ik belief de bramen niet eens,
ze rijn me te auur!"
Eva keek begeerig naar de vruchten.
Ze begreep niet dat er iemand kon rijd,
die geen braambessen lustte.
„J® kunt er gerust wat afplukken" zei
de kleine zwartkop toen. Nu lachte Dag-
mar voor de eerste maal. Zij! had ge
zien hoe haar nieuwe kennisje met het
roode tongetje haar lippen lekt®.
Eva hurkte onder den struik en stop
te den mond voi bessen.
Toen liepen de meisjes hand in hand
naar den ijskelder. Een groote kruisspin
hing boven den ingang en scheen za
loerend aan te kijken. Dagmar week
verschrokken terug. Ook Eva keek ang
stig. Het duurde een poosje eer ze den
moed Jiad in den dufruikenden, halfdon-
keren kelder te gaan en 'n oude bloemen
mand mlet zand te vullen.
En nu begonnen rij' vlijtig te werken.
Uit steentjes en wit zand ontstond lang
zamerhand een tuintje, waarin kleine han
den bloemen en gras plantten. Die meisjes
waren zoo verdiept in het spel dat rij niet
merkten dat het 'laat werd. Pfcts toen in da
nabijgelegen steenbakkerij de stoomfluit
doordringend toeterde, sprong Eva pp.
„Nu moet ik gaan. Ik antoet nog een
boodschap doen. Moesje zal al wachten."
Ook de kleine Dagimar was opgestaan.
Werktuigelijk klopte zij het zand van
haar jurk.
„Op mij, wacht niemand" zei ze, nauiwe-
lijjks hoorbaar. Haar oogen stonden droe
vig. „Toen ik .3 jaar 'was stier#') majnimloe-
dertje. En nu geeiflt niemand miij; nog een
kusje", zij brak af. Haar groote, grijze
oogen vulden zich met tranen. Eva had
het jongere meisje mfet schier medelijden
aangezien. Maar toen ging haar blik pein
zend over de weide. Op 'n rood dak, dat
over den tuinmuur blikte, bleeïf rij: rus
ten. Daar, onder dat kleine dak was haar
thuis.
„Mijn moesje geellt ine veel kusjes",
mompelde rij' in zich kedlf'. Een zoef
lachje speelde om haar lippen. „En goed
als ze is, maar jij!" Zij adefmde diep.
„Vandaag heeifit ze mij' haar spaarcen
ten gegeven zij wilde daarmee naar
tante Eaula reizen. Maar omdat ik bij
een e choolwandeling de vlag moPht dra
gen en omdat ik een nieuw kleed noodig
had", zijl brak een beetje verward afl
Dagmar was onwillekeurig een pas terug
gegaan.
„En neem je dat aan!?" Een bevneemi-
dende, diep ernstige blik trof dei M'eine
blonde.
Eva sloeg de oogen neer. Haar ge
zichtje be^on te branden. Zenuwachtig
trok ze een grashalm a!fl.
„Dagmar! Djagmlar Over de weide
klonk de schrille roep van een vkoiuweai-
stem. l i
Het kind zuchtte even. Het Gok baai-
jurkje met een beweging die gewoonte
verried, recht en streek over het haar.
Met gebogen hoofd ging het weg.
Onder den eikeboom keek Dagm'ar nog
eens om naar het speelkam|eraadje. Zij
wenkte haar nog eens toe. t j
Nu gin 2 E,va ook weg. Vraemd of
schoon zij de torenklok hoorde slaan
ging zij al langzamer en langaimèr. Zij
baalde haar portemonnaie voor den dag.
Zwaar als een steen lag de rijjksdaaldejr
in haar hand. Met schuwe oogen keek ze
er naar. Zij had wil'len vergeten, hoe
zwaar het voor haar moeder mloest ge
vallen zijn Van het geldstuk te scheiden.
De vraag van Dagmar had halar geweten
wakker geschud.
De reis naar Lagenburg boe vaak
had moeke mét schitterende oogen daar
van verteld en van het huisje in 't bosch,
waar tante Paula woonde. Diaar wilde rij
uitrusten en bekomen. En zou bet wleer
niet zoo Zijn!
Eva bleef midden op den jveg staan.
Bang keek ze rond. De groene weide
scheen veranderd. Wiaar was de gouden
zonneschijn gebleven Waarom bogen de
de voordeur, en terwijl Jiïjl 'de verwijderde
rotspiek, die scherp afetak! tegen de
grauwe lucht, in het oog .hield, begon hij!
te rennente rennen.
Steeds sneller -ldepi hij1, zijn oogen strak
gericht op den witten grond voor hem,
zijn adem kwam in groo-te wolken uit rijij
mond, als de stoom uit een machine.
Hij zag niets dan de voetsporen van
den ihond, hoorde niets dan het verwij
derde geblaf van het dier, voelde niets
dan den zachten grond onder rijn voeten.
Steeds maar liep hij1 .voort. Het scheen
wel, of er geen einde kwam aan den
weg, of er uren verloopen 'waren, sinds
Wijl dezien Wanhopigen todht begonnen was.
Opeens doemde de rotspiek voor ham
op en d,e half omgevallen auto.
W erk-tuigelijk bleef 'hijl stilstaan, veeg
de de Verwarde haren en he-fc zWeet van
rijn voorhoofd en tastte Zijn weg .naar
de donkere massa, die scherp afstak tegen
de witte wereld rondom. Hij struikelde
bijna oyer het wrak van den auto en
toien zag bijl opeens Paul's lio'haam er
naast liggen, en dwars over het lichaSm
den trillenden wolfshond. De groote poo
len stonden op' de borst 'van de roesr-
looze gestalte, en de gloeiende tong, likte
wild over 'rijn gezicht.
(Wordt vervolgd.)