lYK's KJES WEDSTRIJD IfALCHERENl ,G0ES[z GHEID Tweede Blad HEME Het geheim van de Ruïne. ONTSPANNINGSLECTUUR COURANT oude Pilaren Ï000 f!. Witte Wijn. /anzelf onder van de Heer- sendyk's thee. rom verstandig Dok F GESCHONKEN. ZATERDAG 9 JANUARI 1932 NIEUWE ZEEUW8CHE COURANT V Het Pondenverlles FEUILLETON KERKELIJK LEVEN 30ES aflossing eener 1300,— en ten leenen groet li Burgemeester. Is-Heerenhoek, rgemeester, HORSIGH. als volgt: e prijzen Al onze dt door ons (106) SAG a.s. BK.N.V.B. tusschen Aanvang 2 uur. op vertoon van hun I;ent plus belasting, ZEEUWEN II. Kreukelmarkt 7—9 oor verplichte con- eder kwartaal, prima onversneden senheim en Fils, het Prijzen hier ien. door mi', drs. A- Bürg-er. "Veel is er al gesdhrbven over het feit, dat onze circulatiebank een verlies op haar sterlingportefeuille geleden, heieft, en de pers van links en van rechts gaat tekeer over de foutieve politiek van die Bank, speciaal van. Mr. Vissering, den thans afgetreden president. Algemeen wordt er op gewezen, dat de Bank haar geheele aandeelenkapitaal kwijt is en te vens hare reserves. De „Haagsehe Post' adviseert zelfs in haar nummer van 12 December j.l., dat de Staat maar het ge heele verlies moet overnemen. Vierder be weert bovengenoemd blad, dat de 'Bank nu eindelijk genoeg dient te krijgen van de politiek der goudwisselportei'eiuille, alias 'het systeem Vissering, maai- tevens calculeert de B- P., dat in de laatste tien jaren door de Btank ruim 73 mil- lioen verdiend is op de buitenlandsche wisselportefeuille. Tot niu toe zijn dus de voordeelen van het systeem, vooralsnog grooter dan. de geleden n-adeelen. Afge zien hiervan dient men in het oog te houden, dat geen enkele onderneming zich volkomen kan vrijwaren tegen verliezen; waarom zou dan de Bank zich! in een dus danig uitzonderlijke positie bevinden, dat zij wel elk verlies zou kunnen voorkomen. Laten wij de zaaknuobter beschouwen en geen dwaasbeden debiteeren. Wat bebeie- kent de goudwisselportef'euille-politieik?, Niets anders dan dat de Bank er een bui- tenlandsohe wisselportei'euille op na houdt, evenals een binnenlandsohe. Deze bui tenlandsche wissels zijin in haar bezit ge komen tegen afgifte van bankpapier en dienen dus: le) tot dekking der biljet ten; 2e) om de Bank in staat te stellen desgevraagd betaalmiddel opi het buiten land af te geven zonder een beroep' te moeten doen op haar goudvoorraad. Dit systeem is overigens niet door Mr. Visse ring uitgedacht, maar kwam reeds voor den oorlog elders voor, en dient ter be scherming van den goudvoorraad. Na tuurlijk zit er risico in het houden van ubitenlandsdhe wissels, maar per slot van rekening zit er evengoed risico, zij bet ook van .anderen aard, in' het houden van wissels op het Binnenland. Men zou nog verder kunnen gaan en beweren, dat er risico zit in de gouddekking. Niemand toch zal willen beweren, dat goud waar devast is, al is dan ook' het risico bij goud vooralsnog minder groot, dan bij welke andere dekking ook'. Het mensch- dom echter heelt nog altijd een merk- waardigen eerbied voor goud, maar deze eerbied is, hoe verklaarbaar ook, betrek kelijk misplaatst. Een krantenartikel is zeker niet de geschikste plaats om te theoretiseeren over het begrip .geld en over waaide, weshalve wij; dit achterwege zullen laten, onder constateering nochtans van het feit, dat de H.H. critici zeer weinig inzicht toonen in beide kwesties. De circulatiebank moet ten onzent 40 °/o van hare direct opeischbare verplichtingen dekken door goud; voor het overige kan zij volstaan met wissels en dergelijke ef- lecten. Voorzooverre de goudvoorraad de bovengenoemde 40 overtreft, spreekt men van beschikbaar metaalsaldo. Dit bedraagt volgens de weekstaat van 14 December jl. bijna t'44.000.000, welke millioenen .uitsluitend gereserveerd zijn voor eventueele betalingen naar het bui tenland, aangezien de Bank gfeen goud afgeeft voor binnenlandsch verkeer. Het verlies brengt dus de betaliugscapacitedt van de Bank t. a. v. bet buitenland niet in gevaar. Wel heeft zij, laten wij1 aan nemen f 30.000.000 aan buitenlandsoh' be taalmiddel verloren door de depreciatie van het pond, maar haar positie als hand haafster van de wisselkoersen is er niet door gesohokt, en dit is het voornaamste. Dat de aandeelhouders geen dividend1 krij gen en de directie en commissarissen geen tantième, is een gebeurlijkheid, welke 'in dezen tijd wel meer aandeelhouders en di recteuren treft. Natuurlijk blijft er de moeilijkheid de balans niet alleen boek houdkundig, maar ook werkelijk! in even wicht te brengen. Het verlies dient te worden afgeschreven, zooals momenteel zoovele banken en andere ondernemingen hare verliezen hebben, af te schrijven en voorzooverre de oyer het loopende ja,ar gemaakte winsten en de reserves niet voldoende blijken te zijp, dient de Bank op een of andere manier eventueel door het uitgeven van nieuwe aandeelen het tekort weg te Werken. Het tekort van dertig mülioen{?) is waarlijk geen [we reld- of de bank schokkende geeburtenis. 60' Tdk-tak! Over een minuut zou, het op houden te kloppen! Dan zou 'bij! spreken, dan zou bij alles uitleggen aan rijn kleine vriendin, wier ziel hij had getracht te redden, en ze zou begrijpen en met h'em meegaan. T5k-takHoe lang nog, voor het op hield .Was Paul nog .niet dood; was het- bloed nog warm in zijn aderen? Toen hdj' leefde had hij; Joan'is hart bezeten; als net zijne niet meer klopte zpu Joan's hart misschien ook stilstaan! Tik-tak, tik-tak! Pete kreunde en h«t angstzweet parelde op zijn voorjhojoftl. Dat- regelmatige, eentonige getik was ver schrikkelijk. maakte hem krankzinnig. Hoelang zou het nog doorgaan Hij kon aie, spreken, voor het ophield. Het was immers Paul's hart, dat hier in de hall Mopte, met zijn laatste kracht, terwijl tk v n ,e.r naasl stonden en wacht- tot het zijn laataten isdag zou doen. OoanWaa zij nog in de ihall en iwa,s oe groote hond er ook nog.?, Waarom Iron? dle hem niet naar de keel, om Ten slotte dit nog. Men verwijt Mr. Vis sering, dat hij! geeoi schriftelijke ver klaring aam Montagu Norman heeft ge vraagd ter ineerdere zekerheid. Dit ver wijt is nu atam den eenen kant wel "juist, maar in gemoede: Sinds wanneer is de toezegging v,am den gouverneur van de Bank van Engeland niet meer voldoende?. Men zal hierop antwoorddenSinds en kele weken, blijkbaar, en dit is dan vol komen juist, ma,ar kan men 'het Mr. Vis sering serieus als een grief' aanrekenen, dat hij den gouverneur van de toenmaals belangrijkste circulatiebank der gelhcele wereld op diens woord vertrouwde Voor de Bank is er alleen deze leering ,uit te trekken, dat in dezen tijd niemand meer te vertrouwen is, zelfs niet de leiders der buitenlandsChe circulatie, terwijl voorts de Bank rekening zal hebben te houden met het feit, dat wanneer 'al een circulatiebank zich schriftelijk verbonden zou hebben er altijd nog een regeering is, welke eventueele: overeenkomsten kan vernietigen, zich alsdan „moreel" verdedi gende met een beroep op noodtoestand. De B. Genoveva. 3 Januari De H. Genoveva werd geboren te Nan- terre, een voorplaatsje van Parijs. Toen de h. Germaan van Auxerre op een reis naar Engeland door het plaatsje Nanterre kwam, zag hij onder de samengestroomde menigte de 7-jarige Genoveva. Hij riep ihaar bij zich, legde rijn handen op haar hoofdje en voorspelde groote dingen van haar. Toen gaf hij a.an hjet kind een me daille, waarop een kruis stond alge- beeld, en zei-de haar, nooit een ander sieraad te dragen. De kleine Genoveva was vanaf ha,ar prilste jeuigd zeer god vruchtig. Zij beloofde op iets laberen leeftijd, slechts voor God te willen leven, en zich geheel aan h^m toe te wijden. Toen de moeder van Genoveva op een feestdag aan haar dochter verbood, om naar de kerk te gaan, zelfs na herhaald aandringen van Genoveva, en haar pen klap in haar gezicht gaf, werd de moeder met blindheid geslagen, en genas rij eerst weder, twee jaar later, toen zij zich waschte met water, waarover Genoveva een kruist'eeken had gemaakt. Op ,15- jarigen leeftijd legde zij1 voor den bisschop van Parijs reeds haar g'elofben af. Daar er in dien tijd te Parijs nog geen kloos ters bestonden, woonde Genoverva na den vroegtijdigen dood van haar ouders in bij haar peettante, en richtte zijl haar le ven in, alsof zij in een klooster haar intrek had genomen. Zwaar lichamelijk ii;den deed h'aar ij'ver voor geestelijke zaken niet v'erf'lauwen. Zij was zeer ma tig in het gebruik van spijs en drank. Slechts op uitdrukkelijk bevel van den bisschop van Parijs gebruikte zij' op haar vijftigste jaar wat melk en vleesch. Een tijd lang was Genoveva a,an lailëriec laster blootgesteld. De bisschop, die al les liet onderzoeken, moest tot het be sluit komen, dat haar niet d'e minste blaam betrof. Toen omstreeks dezen tijd de stad Parijs door de Hunnen onder leiding van Attila werd bedreigd, en vele inwon'ers met have en goed wilden vluchten, raadde Genoveva het h,un af, zeggend'e, dat 'het gevaar spoedig sou zijn gewek'en. Intussehen vereanigde zij zich met andere vrouwen in gebed en boete doening. Korten tijd hierna trokken de Hunnen af. Op het gebed van Genoveva deed God vele wonderen; zoo werd eens een knaapje op, haar voorspraak tot het leven teruggeroepen. Toen de stad Parijs een tweede maal' werd bedreigd, nu dooi den Frankischen koning „Childerieh, was Genoveva weder de redster van vele stad- genooten. Ondanks de groove gevaren, welke hieraan verbonden waren, wist zij velen van levensmiddelen te voorzien, terwijl zij' van den overwinnaar de vrij lating van al de gevangenen Verkreeg. Ook bij 's konings zoon, Clo-vis, den eer sten Christenkoning van het Frankenland, stond Genoveva in hoog aanzien. Door de bemoeiingen van Genoveva, die een groote vereering had voor den martala,ar Dioni- saus, eertijds bisschop van Parijis, werd voor hem een prachtige kerk gebouwd. Genoveva stierf den derden Januari 512 in den ouderdom van 89 jaar. Op Jraar graf hadden vele wonderen plaats. Haafr reiiquiën werden ten tijde van de Eran- sche revolutie verbrand. Op groote ker kelijke leestdagen werd haar gaaf geble ven lichaam op: den grooten zerk dooi de stad gedragen. Toen in 1129 'in het land de pestziekte heerschte, werden bij de processie, waarbij! haar lichaam, werd Z1in meester te wreken Misschien Wacht te bet beest op den laatsten horteklop: h i Eindelijk hief Pete langzaam het hpofd op en keek de hall rond. Hij zag Joan als een vormelooze hoop op de grond lig gen. --v deed een paar passen naar voren om haar op te tillen, maar op hetzelfde oogenblik sprong Thais tusschen hem en het meisje, met een waarschuwend ge huil. Pete aarzelde en Joan bewoog zich, en kwam langzaam overeind, en toen haar bewustrijn volkomen terugkeerde, wankelde ze, bevend over haar heefo lichaam, naar 'de trap. Zich vastklemmend aan de leuning sleepte ze zioh de treden op, en mompelde één enkel woord, dat, toen het Pete's ooren bereikte, rijn, hart veranderde in ijs en zijn hersens in laaiend vuur. „Moeder, moeder!" Met ingehouden adem en omfloerste oogen keek 'Pete naar haar, zijn ooren met durvend 'gelooven en hopend, dat, wat hij "hoorde, de wanhoopskreet van een overspannen "brein zou zijn. ..Moeder, kom toch,, help meVlug dan mioeder! Paul is..." Er ging boven een deur open; haastige voetstappen klonken en toen Joan de bo venste trede van, de trap bereikt bad, rondgedragen, duizenden menschen plot seling genezen. Paus Innocentius II, die ind ezen tijd juist een bezoek aan Frank rijk bracht, liet deze feiten nauwkeurig onderzoeken en gal' een bevestiging, van di>t wonder. Het Otter. Het geluid der middagklokken was nog niet geheel weggestorven toen de blonde "Eva met haar schooltasch door de stra,a,t geloopen kwam. De jnloeder had juist een schaaltje appelmoes op de vensterbank ge zet om af te koelen. Nu keek] ze buiten. „J'e bent vandaag vl-oeg, kind!" Eva klom tegen den pijuur op en liiöld zich aan de vensterbank vlast. Lachend stak ze haar warm gericht door 't rap|m!- „Moesje, denk eens aan: over acht da gen gaan we met de heeile schooi! epn, groo te wandeling maken. En ik |mpg de vllag dragen!" riep ze buiten adem. Met haar kopje trotsch in den nek -geworpen kteek zeh aar moeder vol Verwachting aan. Krijg ik nu een witte jurk?" voegde; zij lejr vleiend aan toe In dat oude, roode jurk je kan ik toch niet als vaandeldrsagster meegaan!" De imbeder zuchtte. „Ik zal eens zien" mompelde ze. i Een beetje teleurgesteld trok EVa aan haar strik. „De vaan is toch zoo mpoi" zei ze een poosje later weer. De| juf frouw heeft ze ons in het speClkwartiejr laten zien. Op blauwe zijde is een gouden spinnewiel geborduurd. En er hangen dik ke kwasten aan lange snoeren. O, moesje, u moet aan den tuinimluur ko;men staan, als de stoet voorbij' trekt. 'Eu zoo, gauw ik u zie, dan zwaai ik met de Vlagde mooie viag!" ,JJa, ja!De moeder lachte; gedwongen. „Kom nu mlaar in huis. Wij: m|oeten eten. Grootmoeder wacht ai." i Nu zaten ze met hun drieën aan tafel en lieten zich de salade met eieren goed smaken. Eva babbelde voortdurend over het aanstaande feest. Toen zij! grootmoe der vertelde dat ze de 'vlag mocht dra gen, was deze éen en al enthousiasme. „Dat is nog eens een eer!" zei de oude vrouw. „Natuurlijk krijg je een mooi nieuw kleedje en haar bileeke hand streek liefkozend over het blonde hoofdje van haar kleinkind. „Ik leg er wat gelid bij'." Eva's oogen begonnen te schitteren. Zij 'keek wel naar haar moeder. Mapr deze sprak geen enkel woord van aanmoediging. „Het is niet alleen het jurkje" zei ze met bedrukte steim1. „Als het kind voorpp loopt moet ze ook nieuwe kousen en schoenen hebben. Ik weet niet hier stokte liaar stem. Een waarschuwende blik der oude vrouw had baar getroffen. Onder een of ander voorwendsel stuurde zij, de kleine de kamer uit. Met eenigen tegenzin was Eva naar buiten gegaan. Een poosje keek zij /naar het konïjmtje, dat aan den afval fvja^n, de sla zat te knabbelen. Zooals rij! al gedacht had werd binnen het Onderbroken gesprek voortgezet. De kleine was zeer nieuws gierig en sloop onder het raam, rij; spitste de ooren. i In de keuken beraadslaagden de vrou wen over de noodzakelijkste dingpn, die gekocht moesten werden. De jtnbeder hield de hand tegen 'het voorhoofd gedrukt. Haar smal gezicht was zorgelijk betrok ken. „Ik wilde het voor liet kind niel) weten, dat ik geen geld had", begon ziij'. „Dat was ook veel beter. 'Wjij, mogen toch EJÏIjes genoegen niet bederven." „Ja maar hoe anbet het dan?" Vrouw Burger zette zenuwachtig het zoutvaatje op een andere plaats. „Wat u me geven kunt is toch lang niet genoeg." De grootmoeder streek rntet duim! en wijsvinger langs de kin. „De jui-k zou men zelf kunnen naaien", overJeigde rij'. „J)uf!frouw Gibhard zal het graag voor ons knippen." „Dat is waar. Maar eerst moeten we toch de stoft hebben. En de schoenen „Die zou je den eersten van de Volgen de maand kunnen betalen van je pensioen' „Och kom!" De imOeder schudde ihet hooüftd. „Met poffen houd ik me niet op. Men weet nooit wat er bij! afbetalingen tusschen komt. En dan zet Im'en rich vast! De oude vrouw legde de handen in den schoot. „Had je niet wat geld terugge legd mömlpellde zij1. Haar bilik gleed langs baar schoondochter. Een diepe zucht ontsnapte aan de borst van vrouw B,urgers. Na eenige minuiten kuchtte rij' pas. „die weet, waarvoor dat geld bestemd us, imjoeder" zei ze zacht. „Drie jaar heb ik er al zin op ving Anne Bramant haar in ha;ar armen op. „'Wat is er, kind? Wat is er in 's he melsnaam gebeurd?," Pete spreiidda rijn armen uit en wan kelde naar 'voren. „O, mijn God, mijn God!" schreeuwde hij. Thais strekte zich, om hem naar de keel ,te 'springen en toe,n Pete de woest- sehitterende oogen en glimmende tanden van ihet dier zag, ontblootte hij! rijn hals, dat het dier maar meer vat op hem zou hebben, en het leven uit hem persen, zoo als hij zelf het uit den meester van dien 'nond had gedaan. ,Ma.ar op, [hetzelfde oogenblik klonlk een heftig blopipen o,p de buitendeur; 'deze sprong .open <en een man stormde de hall binne. Thais hief den kop op-, liet een lang gerekt gehuil hooren en glipte door de open deur naar buiten. „Is meneer Barlett al teruggekomen vroeg de binnenkomende met zwakte stern, terwijl hljl de sneeuw' van zijn kleeren schudde. ',,We zijin onderweg aan gevallen, ik "werd opeens bewusteloos ge slagen en toen ik weer bijkhvam, was de wagen verdwenen." Pete slipte achter hem om, ging .bij' de deur van de hall staan en luisterde. gehad, mSjh eenige zuster te bezoeken. Maar telkens als ik 't reisgeld met veel moeite bij elkaar heb gekregen, ko(m!t er iets tusschen. Vanmiddag wilde ik éin delijk een kaart naar Lagenbuyg schrijven. Eu nu," hier brak zij! aif. Buiten onder het raam stond nog altijd het luistervinkje. Haar gezicht stond niet blij- meer. Dreigde het gesprek minder prettig voor haar te worden Wilde rij: niet meer hoo ren? Plotseling lliep ze weg. In zich Zdf neuriënd begon rij' met haar bal te spetlfeta. E,en poosje later kwam piloeder bui ten. Zij wenkte Eva toe. Met onrusti)* Moppend hartje kwam het kind. „Hoor eens Eeflje!" De moeder pakte het Heintje zacht bij! de kin en hief het kopje omhoog. „J!e mag de vlag dragen. Ik zal zien dat ik een jurk' en schoenen voor je koopen kan."- I Eva keek Verrast op. Dat had rijj niet verwacht. En toch voelde rij; zidh niet blij,. Na al wat riji gehoord had, kon rij heel goed begrijpen waar het geld vandaan kwam. „Ja maarp u Sei toch rij( slikte eens en keek voor zich uit, terwijl ze e,en kleur kreeg. „Ik, ik heb wat geluisterd". Haar moe der hief waarschuwend haar vinger om hoog. 1 „Nou, no% 't is goed, vraag niets meer lachte rij een beetje vermoeid. Toeaipilaak- te zij een a'fwerend giebaar. Jje kunt di rect naai- den schoenwinkel op de Markt gaan en twee of drie paar lage schoenen op zicht meebrengen. J,e kunt zoovast een rijksdaalder betalen. Vanavond haal ik stotf voor je jurk en breng mljtnheer Bohm de rest. Heb je 't begrejpen!" Eva knikte. Voor haar blik wajpperde lustig de vlag. O'p blauwen ondergrond schitterde het gouden spinnewiel. Zijl meende ku|uziek te hooren. „O moesje!" Het 'mieisje sprong plotse ling omhoog. Zelfzuchtig drong het de lastige gedachte, dat de moeder een per soonlijk oïlfer bracht, om haar genoegen te doen, terug. Maar Eva's vreugd was te luidruchtig om echt te rijn. Om den weg te verkorten was del kleine langs het park gegaan, dat de Munster straat met de binnenstad verbond. Eigen lijk was de doorgang verboden. Maai- de oude tuinman kneep altijd een oog dicht als hij1 bet kleine blondkopje bemerkte. Het zonlicht Speelde in de breede lin- denboomen. Bijen zoqmden hun slaperige wijsjes. Hit weelderig, weidegras hieven vergeet-mSj|-nietjes «n klokjes nieuwsgie rig hun kopjes. i De kleine Eva was aan het slenteren geraakt. Peinzend keek ze rond. De bra men waren de laatste dagen rijp gewor den. Als doorschijnende roode pareden sierden rij de struiken. E;en vlinder dar telde bedwelmd door de zon ,ov«r de weide. Door het gras kroop voorzichtig een groote slak. j Plotseling bleef bet kind staan. Een vuurroode, groote bal rolde langzaam over den weg en bleef aan baar vbetea liggen. Eva keek zoekend rond. Na een 'poosje bemerkte zijl achter den reusach- tigen eik, waarvan de stam door den bliksem in tweeën gespleten was, een in 't wit gekleed meisje, aan wie de bal wel zou toebehooren. Zij! scheen geen zin te hebben haar speelgoed terug te halen. Met mat afhangende aijmlen keekhet verloren oVer het gras heen. Met groote oogen staarde Eva het vreemde kind aan. Het zwarte haar legde zich als een zijdeachtige glanzende kap om een teer gericht. Het witte jurkje was met kanten ruches gegarneea-d. 'Ojnl den hals droeg zijl een koralen band. Zij was gekleed in witte halve kousjes en witte schoentjes. Het kleine droomstertje onder den eike boom schrok even toen Eya haar mlet krachtiger zwaai den bal toewierp'. Ma;ar rij greep hem niet rij liet he)mi rustig in het gras vallen. De blonde istaarde haar verbluft aan. „Waarom speel je dan niet |mjet dien mooien bal Ze zei het pp eenigszins1 ver wijtenden toon. „Och. hij' is zoo zwaar! Alleen kun je ook niet spelen." i „Heb je geen broertjefe of zusjes ?J „Neen, ik heb alleen eten juft Ginds op de bank zit ze. Zie je haar?" Eva knikte. „Wil je met tallij' spelen?" vroeg ze toen vertrouwelijk. „Ik heb wel tijd. Beneden in den ijskelder is zand. Wij zullen wat hallen en koeken bakken, omdat de bal toch te zwaar is. H.oe heet je?" j „IDagmar." „Wat een prachtige naam. Die heb ik nog nooit gehoord. Ik beet gewoon Eva. Kom nu mUar. Jouw juiff zal je wel niet Over de sneeuw klonk door den stillen nacbjt 'het geblaf van den wolfshond. Hij was weggerend, orn zijsr,meester te zoeken,h et doode lichaam van rijn „baas" te vinden en had hem ongewroken gela ten! Anne en de chauffeur praatten mu sa men in de hall, maar Pete nam geen notitie van henzijn gedachten waren bij het levenlooze lichaam, dat nu mis schien al onder de sneeuw bedolven lag. Tik-tak Pete keek op, toen 'het getik weer in zijn brein begon te hameren, en hij! kon de griezelige gedachte niet van zich afzetten, dat, zoolang .die Mok' tiklte, Paul's hart niet had opgehouden te klop pen! En ten slotte tikte zij' een kranlkzin- nige gedachte in zijn brandende hersens: Als Paul's hart wérkelijk' nog jklopte Als verbijsterd keek hijl de hall' rond; onbewust van degenen, die tegen ihiem spraken, eni aanstalten maakten, 'hem te grijpen. Een groote stok hing !b.oven den baard hij greep hem. 0:p een tafeltje stonden glazen en karaffen met sterken drank. Hij pakte de dichtstbijizijnde, zette haar aan zijn lippen en stopte haar 'toen in zijn borstzak. Hij wierp den man, die hem probeerde tegen te houden, terzijde, en glipte 'door direct zoeken.", i Dagmar schudde het hoolfld. „Jiuf rit in een dikken roman te lezen en heeifit geen tijd om aan mdj te denken," ver klaarde rij', wijs als een groot mensch. Beide meisjes hadden de handen ïn elkaar gelegd. Maar nu boog Dagmar van den weg atfl om op de bramenstruiken tpe te loopen, ,.0 jij! hier mogen we niet laqpen." Eva trachtte haar kameraadje laan den arm terug te trekken. „Als de tuipmlan ons snapt, komt hij'." Maar Dagmar schudde het hoofd. „De tuinman is toch bij! mijn oolmj aangesteld. Ik ben hier op, bezoek en 'ik kan ioopen waar ik wil. En braambessen mag ik ook gerust plukken. „Wat heb jij, het goed!" „Och. ik belief de bramen niet eens, ze rijn me te auur!" Eva keek begeerig naar de vruchten. Ze begreep niet dat er iemand kon rijd, die geen braambessen lustte. „J® kunt er gerust wat afplukken" zei de kleine zwartkop toen. Nu lachte Dag- mar voor de eerste maal. Zij! had ge zien hoe haar nieuwe kennisje met het roode tongetje haar lippen lekt®. Eva hurkte onder den struik en stop te den mond voi bessen. Toen liepen de meisjes hand in hand naar den ijskelder. Een groote kruisspin hing boven den ingang en scheen za loerend aan te kijken. Dagmar week verschrokken terug. Ook Eva keek ang stig. Het duurde een poosje eer ze den moed Jiad in den dufruikenden, halfdon- keren kelder te gaan en 'n oude bloemen mand mlet zand te vullen. En nu begonnen rij' vlijtig te werken. Uit steentjes en wit zand ontstond lang zamerhand een tuintje, waarin kleine han den bloemen en gras plantten. Die meisjes waren zoo verdiept in het spel dat rij niet merkten dat het 'laat werd. Pfcts toen in da nabijgelegen steenbakkerij de stoomfluit doordringend toeterde, sprong Eva pp. „Nu moet ik gaan. Ik antoet nog een boodschap doen. Moesje zal al wachten." Ook de kleine Dagimar was opgestaan. Werktuigelijk klopte zij het zand van haar jurk. „Op mij, wacht niemand" zei ze, nauiwe- lijjks hoorbaar. Haar oogen stonden droe vig. „Toen ik .3 jaar 'was stier#') majnimloe- dertje. En nu geeiflt niemand miij; nog een kusje", zij brak af. Haar groote, grijze oogen vulden zich met tranen. Eva had het jongere meisje mfet schier medelijden aangezien. Maar toen ging haar blik pein zend over de weide. Op 'n rood dak, dat over den tuinmuur blikte, bleeïf rij: rus ten. Daar, onder dat kleine dak was haar thuis. „Mijn moesje geellt ine veel kusjes", mompelde rij' in zich kedlf'. Een zoef lachje speelde om haar lippen. „En goed als ze is, maar jij!" Zij adefmde diep. „Vandaag heeifit ze mij' haar spaarcen ten gegeven zij wilde daarmee naar tante Eaula reizen. Maar omdat ik bij een e choolwandeling de vlag moPht dra gen en omdat ik een nieuw kleed noodig had", zijl brak een beetje verward afl Dagmar was onwillekeurig een pas terug gegaan. „En neem je dat aan!?" Een bevneemi- dende, diep ernstige blik trof dei M'eine blonde. Eva sloeg de oogen neer. Haar ge zichtje be^on te branden. Zenuwachtig trok ze een grashalm a!fl. „Dagmar! Djagmlar Over de weide klonk de schrille roep van een vkoiuweai- stem. l i Het kind zuchtte even. Het Gok baai- jurkje met een beweging die gewoonte verried, recht en streek over het haar. Met gebogen hoofd ging het weg. Onder den eikeboom keek Dagm'ar nog eens om naar het speelkam|eraadje. Zij wenkte haar nog eens toe. t j Nu gin 2 E,va ook weg. Vraemd of schoon zij de torenklok hoorde slaan ging zij al langzamer en langaimèr. Zij baalde haar portemonnaie voor den dag. Zwaar als een steen lag de rijjksdaaldejr in haar hand. Met schuwe oogen keek ze er naar. Zij had wil'len vergeten, hoe zwaar het voor haar moeder mloest ge vallen zijn Van het geldstuk te scheiden. De vraag van Dagmar had halar geweten wakker geschud. De reis naar Lagenburg boe vaak had moeke mét schitterende oogen daar van verteld en van het huisje in 't bosch, waar tante Paula woonde. Diaar wilde rij uitrusten en bekomen. En zou bet wleer niet zoo Zijn! Eva bleef midden op den jveg staan. Bang keek ze rond. De groene weide scheen veranderd. Wiaar was de gouden zonneschijn gebleven Waarom bogen de de voordeur, en terwijl Jiïjl 'de verwijderde rotspiek, die scherp afetak! tegen de grauwe lucht, in het oog .hield, begon hij! te rennente rennen. Steeds sneller -ldepi hij1, zijn oogen strak gericht op den witten grond voor hem, zijn adem kwam in groo-te wolken uit rijij mond, als de stoom uit een machine. Hij zag niets dan de voetsporen van den ihond, hoorde niets dan het verwij derde geblaf van het dier, voelde niets dan den zachten grond onder rijn voeten. Steeds maar liep hij1 .voort. Het scheen wel, of er geen einde kwam aan den weg, of er uren verloopen 'waren, sinds Wijl dezien Wanhopigen todht begonnen was. Opeens doemde de rotspiek voor ham op en d,e half omgevallen auto. W erk-tuigelijk bleef 'hijl stilstaan, veeg de de Verwarde haren en he-fc zWeet van rijn voorhoofd en tastte Zijn weg .naar de donkere massa, die scherp afstak tegen de witte wereld rondom. Hij struikelde bijna oyer het wrak van den auto en toien zag bijl opeens Paul's lio'haam er naast liggen, en dwars over het lichaSm den trillenden wolfshond. De groote poo len stonden op' de borst 'van de roesr- looze gestalte, en de gloeiende tong, likte wild over 'rijn gezicht. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1932 | | pagina 5