rika
-Lijn
I COURANT
ZATERDAG 8 FEBRUARI 1930
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
TWEEDE BLAD
KKOLENf
HRACIET!
iar
dam
rviezen
rdam
jaar.
De ongeziene wereld of het leven
na den dood.
FEUILLETON
De brief van den dood
ONTSPANNINGSLECTUUR
Rheumatiek
UIT DE PERS
Gis
ieksprijzen.
erwa rming.
N BOVEN,
e.
ing.
y-
LXIV
HET MYSTERIE VAN D|EN DOOD,
Je weet, m'n vriend,
Alsn <dief in den nacht
Komt de dlood;
Alsn struikrooVer langs 'den weg,
Plotseling 1
.Want we weten niet, Wanneer.
Nu daal je 's levens trapjpea af,
LaingZaa|m, 1
In de schemering Van je verre levenj
In je Z ware oogen Woont de ernst,
iEn je witte handen
Bevend als 'n gespannen Veer^
Omgrijpen de leuning der -gerechtigheid,
Voorzichtig hij het dalen.
Maiax achter je glijdt n schaduw,
Zacht als de nacht;
Weet je, dat die schaduw1 de doodl is
Ten avtend in je koele kalm'er,
Als 'n goudsbloem brandt de stilte oiie-
ylajm,
Oranje-tintend d'e stille gezelligheid
Van je ouderwetsch vertrek:
I>e tik van 'n trage Fri-esehej klok,
Ernstig monotoon: i
De hart-klopi Van je Verre levbn.1
Voor je op tafel,
Opengeslagen,
De Imit'atio Christi:
Wat hiaat het den im'ensch. I
Plotseling voor -d'e zWartlblaulWe aVend-
l ruit:1
In 'n gil van licht I
Een wit gezicht! I
O, die felle iblik der oogen!
Bleeke streep I
Van witte zwaaiende handen,
En weer wegl j
De angst vluchtte in je wijdopen ooge-n,
Je hart -bonsde als 'n weghollendet-trein,
Vlugger, heftiger, i
Dat was 'de dood!
Maar, eens broeder, 1 l 1
Dat is zeker
Zal de dood bij 'je ingaan
Door het gebroken Venster Van den ouden
- i 'dag,
En je zacht omtauhen;
Het innige lichtje dooft uit.
De trage klok yplt stil;
Maar wijd-open ligt nog dö Imitatid
- Christi
'sAVenlds Zul je Iblij zSjn,
jDen dag heb je goed! dOorgeWralch't:
En ingaande tot God',
Zuivere (beek in de Zee
"Zul je hein1 danken vbor dén dood.
(fr. M. Leonardus).
Behalve de mysteries dier bovennatuur,
Zijn er ook (mysteries der matuurde raad
sels der mensehheid beginnen niet enkel
aan den overkant van het graf; ook hier
beneden wordt de rnensc-h reeds door on
doorgrondelijke raadsels omgeven.
Een van de meest huiveringwekkende
mysteries is het ondoordringbare mysterie
van den dood! i
Wat een wereld vol mysteries en) ge
heimnissen ligt er verborgen achter1 die
starre, gebroken oogen
Als de voor altijd gesloten mondy,.zich
nog eens een enkelen kieer kou openen,
wat al [Vragen Zouden ;wij op die Verstijfde
lippen leggen? I t
Wie Van ons, die d'e wacht hield bij een
doode, heeft, niet gehuiverd bij een, blik
in den afgrond, den bodelmlooze afgrond
van het mysterie, zooals Hélène Swarth
dat beringt jp. haar „Dboden-Wake1":'
Och help- mij Ik kan haar alleen nieitf
j dragen
'k Ben van het waken' zoo mioe en een
i doode i^ ZWaar,
E11 nog dezen nacht komt d'e zwarte
wagen
Het wordt tijd Voor liet' spijkeren Van 1
- <fe baar!
Mijn knieën Wank'len mïj'n hajfdemi beVem,
Ik .zie als een doode Zoo bleek, ni-eitwaiar
Zij was ook Jnijh wereld, mijln ziel,
mijn leVen:...
'k Een tv'an 't wlaikem zoo moe en een
doode is) -Zwaar!
Ik durf' niet ontzien ik vbel uw bijzijn.
Ik vöuw de handen vol aandachk saam',
Ik voel uw adem, mlaar durf niet blij|_Zijh,
Ik vouw de handen en fluister uw naam'.
O, 'zoetjes, éven nu roert mijn schouder
Uw ijle hand aan mijn heilige) spreek
Ik 'Meef UW kind fooh, ik werd niet ouder,
Ma ar 't eeuwig raadsel, dat miek mij'bleek
door A. FIELDING.
68)
(Nadruk' verboden).
„Die kan weggerold worden. Er achter
is een droge en ijskoude grot. IJswater
stroomt er overheen en er langs. Daar
heb ik den m'an neergelegd, waarna ik
weggerend ben, naar mijln móeder. Zijl
was even verschrikt als ik en dat wil wat
zeggen, want ze is niet gauiw bang."
Pointer mOest even denken aan da kleine,
bteeke schim1 Van den Vorigeu nacht en
glimlachte bij zjch zelf! „Wc besloten
den vreemdeling daar te laten liggen ®n
niets te zeggen. Hij ligt er nog. Ik be
greep natuurlijk Wed, dat m'en hem' Zou
komen zoeken. Daa.ruml liep ik den heieden
dag m Bolzano rond. Dit is het rotsblok",
besloot Tom zij|n verhaal.
Pointer hielp hem', den steen op Zij te
kantelen, wat met behulp v,an de ij'sbij]
j*™!akkelijk ging. Toen hukte liij zich en
1bet ijskoude hod in de rots binnen,
vaar op den drogen grond, het lichaam
d een oudachtigen man lag, stijf! be-
Mijn stille katm'er, die lijkt wel heilig,
Maar 'k leef er enkel in schijn alleen.
Van ziele-zuchten de lucht is heilig,
Mijn dooden komen er, één voor één.
Ik durf niet omzien en tranen blinden
Mijn blik, Vol heimwee naar 't eeuwig
azuur.
O, zlal ik eenmaal u weder vinden l
Wilt gij mij Jjelpen in 't stervensuur
11i I i
O, kom van boven, gij dat bedolven?
Wen voor mijn oogen, vol aarde-licht,
De donk're Voorhang wordt weggeschoven,
Zal ik dan weerzien uw aangezicht
I J I I I
Het mysterie van den dood mlaakt ons
allen stil en bang; het is alsof ,de dopld
met den vinger op' den mond stilte ge.-
biedit aian ieder, die een sterfkaimlelr bin
nentreedt.1 1
Wij sluiten zbo spoedig mogelijk1 die
starre, gebroken oiogen, dien blecken stom
men mond'; we dekken zyn afziohtige
gedaante weg onder dc lange witte .lijk
wade en huiveren bij iedere stap- in Zijn
nabijheid.
O, dat is toch een grolóte| pijn:
Is de hoek der straat geen geheim', I
De gesloten deur, I
Een koffer zonder sleutel,
Een stem Zonder gelaiat,
En de gezegelde tegenwoordigheid?
En daarom- is toch groote pijn
De mense-h, die eenlijk is
Hij heeft d'e kou Van brandend! ijs,
Hij is stram als leder, 1
Hij is wit als Was;
De oogen als Van een doode viseh,
Ma,ar onder zijn Zwijgende keel:
Het Geheim!
"(Karei V: d. Oevfer)^
Alkmaar.
C. VIS, Rector.
Kennismaking
door J. N. v. Vleuten.
Een gesloten karakter en 'n zekere
linkschheid in zijn manieren, wellicht ge
volgen vian een harde jcuigcl, maakten
Bernard Vlastra minder geschikt vo.o-r het
gezelschapsleven.
Zelf wist hijl dit al te .goed; en daar
zijn uiterst fijngevoelige aard, p,og ge
scherpt dooi' zijn trots, kwetsuren vrees
de, v-erinte-ed hij- zooveel mogelijk den ottn'-
gang d'er menschen,, groeide hij van lie
verlede op tot den eenzeivagen man, ver-
vreemtt van de gemeenschap.
Betrekkelijk jong was hij' veTlooifld ge
weest, maar allerbitterste ervaringen, de
verbreking van zijn engagement vooraf
gegaan, waren de oorzaak, dat hij op
het terrein dier iteflde da grootst mogelijke
voorzichtigheid betrachtte, het bij voor
keur zelfs niet betrad.
Het teveel aan liefld'e droeg, liij over pip
die natuur; op geesteskinderen van lieve
lingsschrijvers; op een fijne ets, een goed
schilderij en öp Zijn viool, waarmee hij
zij[n vroilijke of droeve stemmingen kon
omzetten in een melodieuze klanbeingolf.
En was daar, wanneer het lot te zwapr
woog, d-e kerk niet, wier pn'tsteUcnfde
ruim-ten het gemakkelijk mjaakten, de nie
tigheid van zijln zorgen, in te zien; de
kerk waar Hlijl wacht, die 'troost heef]t
voor allen die tot Hiean komlen, hoe geha
vend! en geknauwd het leven hen ook
heailt I
Vlasstra had" slechts één vriend, Hians
Berk-els, dien" hij1 in zijn werkkring had'
leer-en kennen.
Hans was verscheidene jaren jonger dan
Bernard, van een geheel andere levensop
vatting, en 'n tegenovergesteld karakter
alleen uit dan vreemden, drang, die |d|e
uitersten tot afkamden' drijjflt, was heit ito
verklaren, dat er tueschen hen oen hechte
genegenheid was ontstaan.
Overigensde vriendschap beperkte zich
ineer tot een uitotekemdle verstandhoui-
ding, dan tot een druk onderling verkeer;
ze waren buiten hun arbeidstijd alleen
tezamen, wanneer Hans eens geen meis
je nad, en dit gebeurde uit- den naojdl
d-e-r zaak niet veel, hoe onstandvastig hijl
ook in de liefde was, daar H'uns, zooals bij
cyrisc'h zeide„niet de gewoonte had-, om
oude schoten-en Weg te werpen, voor hijl
nieuwe had."
De meeste van Hans' schutjes, kende
Bemand slechts bijl naam' uit de victorie-
vroren. Ppiniter harkende het, door de vdle
portretten, die hij gezien had, als hot' lijk
van prdflessor Charteris. Zooals Ladine
Toni gezegd had, Waren de zakken leeg.
De wond' in het hoofd moest door een
voorwerp, als de jj'sbijjl, aangebracht Zijn.
De detective kroop eindelijk het hol
.veer uit. Toni stond' op hean te wiaohtcn,
deels bevreesd, deels yol vertrouwen op
d'e hulp van Zijp. metgezel.
„He eft ni-eniand dit geval gezien?"
vroeg Pointer. „Heb je er alleen met ja
moeder over gesproken?"
„Ginds woont een Croderès, sprak Toni,
terwijl hij' in d'e verte wees. Hij- is een
gemzenjager. Misschien, d'at hij' iets ge
zien heeft, doch het zal heel wat geld
kosten, om hemi aan 't spreken te krijgen."
„Hoe diat Zoo?" zei Pointer vea-wondierd.
„Hij zal naitnurlijk spreken, als het hem
bevolen wordt."
Tom sc-hud'de het hoofd -en keek don
detective hulpeloos aan.
„Bedoel je te zeggen, dat hij: -daar ginds
was, toen d-e man gedoold Werd?" hield
Pointer aan.
Toni zweeg een oogemblik, toen legde
hij uit
„Terwijl ik op onderzoek uit -Was, heb
ik hem jaar, op zijn bergrug, gezien."
verhalen vian zijfa, vriend-, oï! li-oogstens Van.
een portret.
Slechts eens had hijl kennis gemaakt
mot Riek Norlan, wie Hans langer don
geWoon troutw gebleven was.
Hoe Vluchtig de ontmoeting ook w'as
geweest; 't had Bernard 'diep getroffen.
Duidelijk had hij gezien hoe gehecht h|eit
meisje aan zijp. vriend w'as.
'i Vermoeden, dat 't pole nu Weer van
Hans 'n wreed spelletje was, had- bij' Vlas
tra de bittere gedachten doen opkomen,
waarom lieden van Hans z'n soort, bijl
voorkeur de gunst der m'eisjes genieten;
oen gevoel van medelijden mot 't mleisje,
om de ontgoocheling, die ook haar' wel
wac'hten zou, behield tenslotte- bijl hem
do overhand.
Den anderen morgen nam' Beraamd den
vrouwenhanten-ibreikemden don J-uan eens
geducht onder handen, en Waarschuwde
hean, voor 't eerst Werkelijk boos, Voor
zijn onbezonnen, roekeloos bedrijf!.
Hans had naibuurlijk vele Verontschul
digingen wie is er tenslotte, «en streng
rechter voor' zich zelf; „ieder heeft zoo
zijn 'liVfbebberijltj.es," spotte hij', „de een
spaart postzegels op; 'de ander leert kunst
jes metV' „De under mtokt menscben
ongelukkig", viel Bernard hem kw'aaid in
de rede.
„Kom, kom'," zei "Hans, „zoo'n „hart-
kwaal-tje" is een jeugdziekte, die de tijd
gen-eest."
Een paar weken laitex kWam' Hans des
morgens op 't kantoor en zljh eerste
woord was: „Finis!' „Ja" vervolgde hij
lachend, „we hebben een-s ernstig m'e-t el
kaar gesprok-en over den nood der tijden,
o-nze jeugd, weinig - vooruitzichten, enz.,
zoo|d|at wealles bjj, elkaar genomen, mjaiar
besloten hebben, dan strijd des tevens
voorloojng alleen te strijden."
„Hoe lang," gromde Bernard, „zal je
je daar aan houden?-"
t Valt me mee dat je *1 nogal kalm
opneemt, oude kampioen."
,,'t Is toe'h boter aan de galg gesmeerd
met jou."
„Niet zoo somber, Benny, daar is geien
raden voor.we zijn in vrede gescheiden,
haar portret m'pcht'ik zelfs behouden;
maar als ik j-e soms dienen kan, en de
'toto te voorschijn halend, wierp Hans
haar op Bernards sclirijtElbuiiean'.
„Zeg wees nu wijizer," zei deZe.
„Wanneer je het terug gooit verscheur
ik het voor j-e oogen," dreigde Hans.
„Enfin, ik zal het dan bewaren tot je
tot betere gedachten ko-mt."
„Zeg, is Riek niets voo jou, Ben!"
„Wroeging dat j-e haar in den stéék liet,
doet j-e zoo praten." 1
,,'t Kan zijn, 't kan zxjto, ma,ar jij bent
verliefd op haar."
,)Zeg verkoop nu geen onzin," bromde
Vlastra kortaf, 'n Pïiar m'aai betirapte hij
zich echter dien morgen op zoet sentimen
teel gemijmervond hij Zichzelf verloren
in gedachten, waarvan hijl de .weelde Ver
geten meende te zijn;- en hoeveel malen
dwaalden zijn blikken naar de foto, die
Hans hem toegeworpen had
Dagenlang doorstond hij een lievigen
tweestrijd. ill
Het nieuwe leven, waarin hij' weer ging
gelcoven, lokte hem wel, maar zijln wan
trouwen maande tot voorzichtigheid't
bleef met hem 'n wikken en wiegen. Zijin
besluiteloosheid sleep tenslotte de scherp
ste kanten van de kwestie af, en wan*
neer hij nog peins wankelde, dan bracht
hij zich weer in evenwicht met de zelf
bespotting.- „Waarom- miaak j-e het je
eigen lastig met allerlei bezwaren, je
Wg-et toch immers wel dat je sluwheid helt
beste pantser is voor de zwakke plekken
in je hart."
Het duurde nog lang eer Bernard de in
wendige rust weer bezat; maar dat die
rust n-og niet volkomen, was, dat wist hij
wel uit de worsteling met zijln weifelin
gen, die hij- beginnen moest, ipderen keier
als hij Riek Norlan ontmeet had.
In de groote zaal van de sociëteit wprd
een liefdadigheidsvoorstelling gegevten: de
dilettanten-itoonpelv-ereieniging zon een spel
in vier bedrijven opvoer-en. Geen plaats
was er bijna onbezet, overal gonsde gezel
lig een geroezemoes van stompten.
Bernard had zich door Hians laiten bewe
gen, om de uitvoering bij te w'-onenzelfs
was hij er in eigen persoon op uitgegaan
om twee plaatsen te bespreken. Het zag
er echter naar uit dat Hians verhinderd
was, ol' zijn afspraak vergeten had-, want
toen het toomealschelletje voor de laatste
maal ging, zat hij' nog steeds paaist een
onbezetten zetel.
t Spel begonHans bl-eeif w-egVlastra,
amuse-ende zich matig.
De pauze werd door e-enige m'eisjes be-
„Maar waaTom' Zou hij' 'niet vertellen,
wat hij zag", drong Ppinter aan, die er
niets van begreep.
Toni was een en al verwarring.
„Wij met onzen grooten tuim hebben
genoeg om van te leivon", sprak hij', „mlaar
geld geld genoeg voor een Crodlerès."
Weer schudde hij: zachtjes m'et zijn hoofd.
„Kunnen wij dien man in z'ijn hut op-
zoeken, die CroFlinter wist nog niet
goed, hoe hij1 den vreemden naam mOiast
■uitspreken.
Ais eenig antwoord1 knikte Tomi, nadat
hij zich er van overtuigd had, dat d'e
schoenzolen van zijn metgezel m'et sjjij
kers bezet waren.
„En", vroeg hij, na een oogeriblik, op
d-e grot wijzend, Waar het lijk van Char
teris lag, „wat moet er mnet hém' gebeu
ren
Pointer slo-eg geen adht öp de vraag.
„W|a-t is een Croderès eigenlijk", zei
hij', z'ijn gids met belangstelling aankij
kond.
De.ae zette weer e«n hulpeloos gazic'ht.
nij trachtte het uit te leggen.
„Ja, dien naam hebben ze nu eenmja
Sommigen zeggen, d-at ze ook Ladinis zijin,
nat als wij. Er Zijln er niet veel meer. Ze
Wonen tusschen de rotsen, hoofdzakelijk
nut om tombola-lootjes t:e verkoopen; [plot
seling zag Bernard Riek Norlan, die zich
eveneens in dienst dier li'eüHiadiglieildl had
gesteldze zag hem' ook. 't iWias oï' hijl
een schok kreeg, Zijn denkvermogen teek
verlamd, een gedachte b'teeï1: zou zo ko
men Daneen ontspanning, z'n bloed
golfde weer, z'n lippen voeldie hij tril
len sr- ze kwam naar hem toe.
„Neemt u ml'n laatste imijhheer Vla&tira,"
vroeg ze vleiend Vriendelijk. Bernard zei
wdrrden waarvan de zin voor hem' zelf
verloren ging, zocht instinctmatig zij'n
poriemn-nmuie, greep in 't geld, zenuwach
tig en zonder 't. te zien. „Vioor 'n gulden
heeft u alles," hielp ze handig.
Toen bleef ze nog wat staan praten;,
zei w-a.t gelegenlieidszinnetj'es. Bernard
herstelde zich weer, luisterde met ge
not-gen naar haar 'melodieuze stem', zag
met b'ehagen naar haar op-, zooals ze
daar iti jeugdige bevalligheid Voor hem
stond: h>e goed kleedde haar 't bruin flu-
weelen rokje, de grijze, r-ose en zwart ge
streepte blouse; hoe elegant omhuifde
haar gnlvenW kapsel 't welgevormd ge-
zjchtje.
„Waar zat u daareven," vroeg Bar
nard, die w'at vrijier werod.
„O, vooraanmaar de coimlm'issie is zoo
1-euk geweest om ons in d-en hoek te plaat
sen; drie kwart van 't sjxel zie je niet."
Hét to o lie el soh e 11 e tje ging weer; Riek
schrikte op.
De pijn is te verzachten,
het lijden te verminderen!
Wacht niet tot de kwaal ver-
ergert, masseer direct met $j
AK.VER'»
KLOOSTERBALSEM
^verzacht verrasiendj
snel.
TTCeeii goad
zoo goed."
„Wilt u misschien van de plaats maast
mij" gebruik mJak-en die is vrij1."
W-eet u 't zeker
reiji gevoelde de verrassing, ja de blijde
verrassing, dat zijl toestemde.
„Li isan er zeker van zijn," bev-estigdé
hij blozend; nog half verward stom,d hij
op en li-et haar passeeren.
Het scherm ging op, maar 't Was Vlas-
tra met mogelijk de handeling te volgen;
op de hevige o-piwinding, was de t-erng-
siga gevolgd. W erktuigeiijk keek hij" voor
zich uit, nnet de geidacliteai slechts biji het
schokkend onverwachtebij' het jonge
meisje dat nu naast hem zat, de handen
rustig in haar schoot, 'het hoofdje vertrou
welijk naar hem geheld. Iets zoets door-
vlceiue hem, 't geluk streelde hem! m'et
'n zachte lieve hand. Dan. sloop de twij"-
fel weer aan-; zou hij! zich gewonnen ge
ven? was h-et niet diwoas w.at hij deed:?,
belooide zoo'n toekomst meer dan heit her
den
Weer viel het scherm, en da regisseiur
vroeg viopr die decor-yenwisseling, die het
laatste bedrijlf' eischte, een Weinig geduld
De conversatie Vlotte tusscheii Bernard
en Riek uitstekend; zij! was een l'euk ver
telster, en als Bernard' eenmaal loskwam
dciea hij voor niemand onder. Hie.t gesprek
werd vertrouwelijker, de stemmen zachter,
„Wel Riek ben je van plaats verwis
seld, vroeg mot eiein sterk Duitsc'h accent
eien p-asseeronid medsj'e,
„Zooals je ziet," zei Riek, eon tikje
onj/edluMig. t i I
„ls d;ar een Duitsche?" vroeg Biernard.
„Ach n-ce, niets dan aanstellerij;; he-t
kind. is een paar maanden in Duitschland
gelogeerd geweest en nn moet iedjesr dat
liooren
Die hardheid van oordéel hinderdte Ber
nard, heel even; hijl 'verweet zich echter
zijin lichtgeraaktheid en trachtte hot ge-
spreh weer op gang te brengen. „Kijk,"
zei hij, „daar stapt mevrouw Oldhuis
met haar dochter." Riek knikte. „Wat
zijn die meisjes druk," vervolgde Bor
n-ard.
„Odie kinderen zijn allemaal zoo, ver
velend bewegelijk, wieeit je dat hun va
der in een zemuWlijdersgesticlit is geweest;
ze hebben het van geen vreemd.
„Dat is dan w'ei treurig," zei Vlastra,
die zonder het eigenlijk te willen iets bte-
rispends in zijn stem had gelegd.
„Treurig?" wierp Riek tegen, nu Wer
kelijk sniobig, zoodat Bernard haar on
willekeurig aankeek, „al hadden ze 't
ni-et van naar ya|der, dian zouden ze gek
va-n verwaandheid zijin!"
De felle uitval yerrastto Bernard, nog
in de omgeving Van Cad'ore."
„En zijn zé zo,o- verzot op- geld1?"
„Het zijln Croderès."
„Ja, dat W-eet ik nn w'ei. Maar waaróm
£ijn ze zo,o dioil op geld?"
Er kwiam geen antwopr-d imteer. Föinter
wist niet, hoe Jhij! zijln vragen móest in-
kleoden, o,m te weten te komten, Wat de
g.'ds mtet Croderès bedoelde. Zwijgend
"begonnen de beide mlannen htat talmiedij-k
go.ed b-egapnbare geitonpaadje te befclim,-
m|en, dat naar d-e hut van den geimlzem,-
jager leidde. Plotseling achter opende To
ni het gesprek Weer. H'ijl begon te Ver
teilen over d-e Croderès. Naar Pointer uit
het verhaal begreep, Was het een ras
van bergbewoners. De menschen Waren
mijnwerkers of jagers en Zagen er -uit als
gewone mannen en vrouwen, terwijl Ze
als zoodanig leefden. In Werkalij-kheid
echter, waren ze van steien. Ze kenden
dus geen mien-schelijke gevoelens. Lielfldls
en haat, verdriet, vreugde, angst, alles
was hun vreemld.
Een Croderès was altijd in hetzelfde
humeur en zou nooit ieaHanid kwaad doen,
maar zag hij| .bij-voorbeeld een kind in het
vuur vallen en levend Verbranden, dan
zou hij geen hand jiitsteken, pm het te
redden, ook al zou het hem sleichts weinig
wilde hij niet geloovem, y'ergoelij'k'emd zei
hij 'zacht: ,,'t Zijln zeker geen vriendinnen
van u, yj|tltrou|W Nor'lon?"
Onwillig haalde Riek haar schouders op,
oen boo-s vlammhtje flitste in haar oog;
maar voordlat zij! kon antwoorden, werd
er „stilte !"geroepen; „kate deftigheid,"
schamperde ze nog verachtelijk.
Het laatste bedrijf begon.
Bernard' za,t weer- stil voor zich uit te
zien; hij had 't gevoel of er 'n afschuwel
lijke. lee-gte in h-am' kwaxn.
De teleurstelling die Riek helm' gaf
schrijnde scherp; was dat nu het liefde
volle, zachtaardige meisje, ctat hij' zich
gedroomd had i
Verloren in weemtoeidig gepeins, schrok
hijl op to-en Riek wlat zei.
Automatisch knikte hij, wilde een lac-h
'foi-cieieren'-t bleef biji een wrange grimas.
Riek keek even verrast. Hij1 .bespeurde
het; b'edwong zich met kracht, nam' een
onverschillige houding aan. Licht Ver
stoord verweet hij zichzelf z'n dwaasheid
ja een dw'aas was hij, een oude daias;
niets, niets had het leven hem' geteerd,
w'at verbeelde hijl zich ook Een woedende
wrok -doorstormde hem' dan: tegen zich
zelf, tegen het meisje naast hem, tlegpn
allen om hem! heen.
Weg mbest hijl, alleen 'wilde hijl wezen,
alleen in de eenzaamheid zou hiji weier
rast vinden.
Zo-u hij1 't Wagen wfeg te loo-pen maar
de spelers, de menschen.
Wat zou men den-ken; neen 't was te
ek; hij ^durfde niet.
Maar als hij-'bleef to-t hef einde;
zij 'verwachtte natuurlijk dat' hij- haar
naar huis zou l-eiden, cn al deed hijl dat
mieit; tussch-en het gedrang zou hij' ge
raken met zijln ziedende zenuWein moeten
kruipen als een slak.
Besluiteloosheid wionld' hem' op, 't angst
zweet parelde op zijd voorhoofd.
Dan met een bruusk gebaar stond hij
op, mompelde ean verontschuldiging, liep
naar de zaaldeur. Hij' voelde de verwon
derde blikken, 't schaamrood branddte in
zijn gezicht. Dan Was hij! in de koele
gang; meier rennend dan loo-pend ging hij1
naar de vestiaire een hoed-, een jas de
deur va.n 't gebouw sloeg dreunend achter
hem dicht.
Hij huiverde Voor den konden wind, die
kil op zijn gloeiend gezicht viel, verkoe
lend zijn bioeddoorhonsde slapen.
Lang liiep hij', holde hij", bijna, zonder te
weten waarheen.
Droefheid verdrong langzaam de woede,
berusting h-et leed; de schoonheid van den
sterrenhemel en der Verlaten.stadsgrach
ten, waar langs hij' liep, "trof Weer zijn
gemoed. L
Eensklaps tast hijl in zijin binnenzak,
trekt een foto te voorschijn, 'diie hijl met
zekere bewegingen verscheurt, van boven
naar onder, een, twee, driemaal, eem
armzwaai; de snippers fladderen op den
nachtwind.
Met rustig-vasten tred ging hij dan
naar z'n Woning.
Prof. H. Visschcr tegen
Diunhiee Hl. Kersten.
Naar aanleiding vian enkele artikelen in
„De Banier" heeft prof. dr. H. Yisscher,
lid v an -die Tw'eede 'Kamer, «en open brief
gezonden aan zijln gcachten collega, do
minee G. H-. Kersten.
Aan dezen brief, opgenomen in de (anti-
rev. )„Rotterdiamimcr" van j.l. Zaterdag,
is het volgende ontleenid:
Allereerst de klacht over het nielt steu
nen Uwer m'otie in Zake stopzetting van
het verkeer op den d'ag des Hlaeren.
Wat de heer Duymaer van Twist lang
voo-r u reeds daarvoor gedaan heéflt, be-tieier
kent voor u zoo goed1 als niets. Gijl ont
zegt ons de opvatting, dat' wijl voor hand
having van Gods Wet door de overheid
zijn. Daarom1 zxouden wijl geweigerd heb
ben deze motie te steunen. Noen, geachte
collega, dit is volkomen in strijd met flo
waarheid. 'Het is a niet onbekend1, d|at
als iemand eeme robtie in de Kalmte' wil
indienen en vreest dlat hijl den r-eiglemen-
tairen steun niet zal krijgen, hijl zich flan
vooraf Vergewist va.n steun. Endan wordt
deze zelfs gegeven door hien die er ovleri-
gens ni-et mee instemlmien, omdat 'mlen wil
meewerken tot het scheppen der gedegen
heid. WieLnu, als het mij gevraagd waa
voorat, dan zon ik hebben meegewerkt, -al
w-as het alleen maar om de kwastje
Zondagsrust ter spreke te brengen. Maai'
gij, noch cie-llega Zandlt, -hebt er mij over
gesproken. Ik wist zeii's niet, diat het uw
plan was. Ik heb het dus oo-k niet kunnen
weigeren.
Maar als gijl mij1 nu vra,agt, of ik met
moeite kosten. Het vr-ee|m|de menschenras
was verder harteloos, gevoelloos voor pijin,
m'aar verstandig en zeer belust op geld,
hoeWel dat eigenlijk Van weinig nut vOor
hen was.
Een Croderès, ten slotte, kon niats
voelen, noch Warmte, noch kou.
Pointer gevoelde zich weer, df! 'hij' in
een onbekende Wereld Was. Natuurlijk
was diit verh-aial vtan Toni leuterpraat,
maar zoo vreeim|d, zoo geheimzinnig. Plot
seling hield d'e gids den pus in. Even later
stonden de beide mannen voor een wijde
opening in de rotsen.. Blijkbaar was het
de ingang van een grot. In de opening
troffen zij den jager aan, die zijn bezoe
kers van het hoofd tot de voet-en opnam'.
Hij was ongeveer van d-ezedflde lengte
als Toni, maar iets breeder gebouwd en
met langere arimèn. Zijln haar was even
dik, doch h-et krulde. Alleen zijin oogen
wiaren hee-1 anideTs, vr-eeim|de, koude, blau
we oogen als van oen Siameesehiei kaït.
Overigens was er niets eigenaardigs in
zijn zonverbrand gezicht. Hijl keek tame
lijk verwondend', doch heel goedhartig,
de- beide mannen aan, Ofschoon Zijn oogen
zeer somlh'er Waren.
(Wordt v«rvolg!d.)