rika -Lijn I COURANT ZATERDAG 8 FEBRUARI 1930 NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT TWEEDE BLAD KKOLENf HRACIET! iar dam rviezen rdam jaar. De ongeziene wereld of het leven na den dood. FEUILLETON De brief van den dood ONTSPANNINGSLECTUUR Rheumatiek UIT DE PERS Gis ieksprijzen. erwa rming. N BOVEN, e. ing. y- LXIV HET MYSTERIE VAN D|EN DOOD, Je weet, m'n vriend, Alsn <dief in den nacht Komt de dlood; Alsn struikrooVer langs 'den weg, Plotseling 1 .Want we weten niet, Wanneer. Nu daal je 's levens trapjpea af, LaingZaa|m, 1 In de schemering Van je verre levenj In je Z ware oogen Woont de ernst, iEn je witte handen Bevend als 'n gespannen Veer^ Omgrijpen de leuning der -gerechtigheid, Voorzichtig hij het dalen. Maiax achter je glijdt n schaduw, Zacht als de nacht; Weet je, dat die schaduw1 de doodl is Ten avtend in je koele kalm'er, Als 'n goudsbloem brandt de stilte oiie- ylajm, Oranje-tintend d'e stille gezelligheid Van je ouderwetsch vertrek: I>e tik van 'n trage Fri-esehej klok, Ernstig monotoon: i De hart-klopi Van je Verre levbn.1 Voor je op tafel, Opengeslagen, De Imit'atio Christi: Wat hiaat het den im'ensch. I Plotseling voor -d'e zWartlblaulWe aVend- l ruit:1 In 'n gil van licht I Een wit gezicht! I O, die felle iblik der oogen! Bleeke streep I Van witte zwaaiende handen, En weer wegl j De angst vluchtte in je wijdopen ooge-n, Je hart -bonsde als 'n weghollendet-trein, Vlugger, heftiger, i Dat was 'de dood! Maar, eens broeder, 1 l 1 Dat is zeker Zal de dood bij 'je ingaan Door het gebroken Venster Van den ouden - i 'dag, En je zacht omtauhen; Het innige lichtje dooft uit. De trage klok yplt stil; Maar wijd-open ligt nog dö Imitatid - Christi 'sAVenlds Zul je Iblij zSjn, jDen dag heb je goed! dOorgeWralch't: En ingaande tot God', Zuivere (beek in de Zee "Zul je hein1 danken vbor dén dood. (fr. M. Leonardus). Behalve de mysteries dier bovennatuur, Zijn er ook (mysteries der matuurde raad sels der mensehheid beginnen niet enkel aan den overkant van het graf; ook hier beneden wordt de rnensc-h reeds door on doorgrondelijke raadsels omgeven. Een van de meest huiveringwekkende mysteries is het ondoordringbare mysterie van den dood! i Wat een wereld vol mysteries en) ge heimnissen ligt er verborgen achter1 die starre, gebroken oogen Als de voor altijd gesloten mondy,.zich nog eens een enkelen kieer kou openen, wat al [Vragen Zouden ;wij op die Verstijfde lippen leggen? I t Wie Van ons, die d'e wacht hield bij een doode, heeft, niet gehuiverd bij een, blik in den afgrond, den bodelmlooze afgrond van het mysterie, zooals Hélène Swarth dat beringt jp. haar „Dboden-Wake1":' Och help- mij Ik kan haar alleen nieitf j dragen 'k Ben van het waken' zoo mioe en een i doode i^ ZWaar, E11 nog dezen nacht komt d'e zwarte wagen Het wordt tijd Voor liet' spijkeren Van 1 - <fe baar! Mijn knieën Wank'len mïj'n hajfdemi beVem, Ik .zie als een doode Zoo bleek, ni-eitwaiar Zij was ook Jnijh wereld, mijln ziel, mijn leVen:... 'k Een tv'an 't wlaikem zoo moe en een doode is) -Zwaar! Ik durf' niet ontzien ik vbel uw bijzijn. Ik vöuw de handen vol aandachk saam', Ik voel uw adem, mlaar durf niet blij|_Zijh, Ik vouw de handen en fluister uw naam'. O, 'zoetjes, éven nu roert mijn schouder Uw ijle hand aan mijn heilige) spreek Ik 'Meef UW kind fooh, ik werd niet ouder, Ma ar 't eeuwig raadsel, dat miek mij'bleek door A. FIELDING. 68) (Nadruk' verboden). „Die kan weggerold worden. Er achter is een droge en ijskoude grot. IJswater stroomt er overheen en er langs. Daar heb ik den m'an neergelegd, waarna ik weggerend ben, naar mijln móeder. Zijl was even verschrikt als ik en dat wil wat zeggen, want ze is niet gauiw bang." Pointer mOest even denken aan da kleine, bteeke schim1 Van den Vorigeu nacht en glimlachte bij zjch zelf! „Wc besloten den vreemdeling daar te laten liggen ®n niets te zeggen. Hij ligt er nog. Ik be greep natuurlijk Wed, dat m'en hem' Zou komen zoeken. Daa.ruml liep ik den heieden dag m Bolzano rond. Dit is het rotsblok", besloot Tom zij|n verhaal. Pointer hielp hem', den steen op Zij te kantelen, wat met behulp v,an de ij'sbij] j*™!akkelijk ging. Toen hukte liij zich en 1bet ijskoude hod in de rots binnen, vaar op den drogen grond, het lichaam d een oudachtigen man lag, stijf! be- Mijn stille katm'er, die lijkt wel heilig, Maar 'k leef er enkel in schijn alleen. Van ziele-zuchten de lucht is heilig, Mijn dooden komen er, één voor één. Ik durf niet omzien en tranen blinden Mijn blik, Vol heimwee naar 't eeuwig azuur. O, zlal ik eenmaal u weder vinden l Wilt gij mij Jjelpen in 't stervensuur 11i I i O, kom van boven, gij dat bedolven? Wen voor mijn oogen, vol aarde-licht, De donk're Voorhang wordt weggeschoven, Zal ik dan weerzien uw aangezicht I J I I I Het mysterie van den dood mlaakt ons allen stil en bang; het is alsof ,de dopld met den vinger op' den mond stilte ge.- biedit aian ieder, die een sterfkaimlelr bin nentreedt.1 1 Wij sluiten zbo spoedig mogelijk1 die starre, gebroken oiogen, dien blecken stom men mond'; we dekken zyn afziohtige gedaante weg onder dc lange witte .lijk wade en huiveren bij iedere stap- in Zijn nabijheid. O, dat is toch een grolóte| pijn: Is de hoek der straat geen geheim', I De gesloten deur, I Een koffer zonder sleutel, Een stem Zonder gelaiat, En de gezegelde tegenwoordigheid? En daarom- is toch groote pijn De mense-h, die eenlijk is Hij heeft d'e kou Van brandend! ijs, Hij is stram als leder, 1 Hij is wit als Was; De oogen als Van een doode viseh, Ma,ar onder zijn Zwijgende keel: Het Geheim! "(Karei V: d. Oevfer)^ Alkmaar. C. VIS, Rector. Kennismaking door J. N. v. Vleuten. Een gesloten karakter en 'n zekere linkschheid in zijn manieren, wellicht ge volgen vian een harde jcuigcl, maakten Bernard Vlastra minder geschikt vo.o-r het gezelschapsleven. Zelf wist hijl dit al te .goed; en daar zijn uiterst fijngevoelige aard, p,og ge scherpt dooi' zijn trots, kwetsuren vrees de, v-erinte-ed hij- zooveel mogelijk den ottn'- gang d'er menschen,, groeide hij van lie verlede op tot den eenzeivagen man, ver- vreemtt van de gemeenschap. Betrekkelijk jong was hij' veTlooifld ge weest, maar allerbitterste ervaringen, de verbreking van zijn engagement vooraf gegaan, waren de oorzaak, dat hij op het terrein dier iteflde da grootst mogelijke voorzichtigheid betrachtte, het bij voor keur zelfs niet betrad. Het teveel aan liefld'e droeg, liij over pip die natuur; op geesteskinderen van lieve lingsschrijvers; op een fijne ets, een goed schilderij en öp Zijn viool, waarmee hij zij[n vroilijke of droeve stemmingen kon omzetten in een melodieuze klanbeingolf. En was daar, wanneer het lot te zwapr woog, d-e kerk niet, wier pn'tsteUcnfde ruim-ten het gemakkelijk mjaakten, de nie tigheid van zijln zorgen, in te zien; de kerk waar Hlijl wacht, die 'troost heef]t voor allen die tot Hiean komlen, hoe geha vend! en geknauwd het leven hen ook heailt I Vlasstra had" slechts één vriend, Hians Berk-els, dien" hij1 in zijn werkkring had' leer-en kennen. Hans was verscheidene jaren jonger dan Bernard, van een geheel andere levensop vatting, en 'n tegenovergesteld karakter alleen uit dan vreemden, drang, die |d|e uitersten tot afkamden' drijjflt, was heit ito verklaren, dat er tueschen hen oen hechte genegenheid was ontstaan. Overigensde vriendschap beperkte zich ineer tot een uitotekemdle verstandhoui- ding, dan tot een druk onderling verkeer; ze waren buiten hun arbeidstijd alleen tezamen, wanneer Hans eens geen meis je nad, en dit gebeurde uit- den naojdl d-e-r zaak niet veel, hoe onstandvastig hijl ook in de liefde was, daar H'uns, zooals bij cyrisc'h zeide„niet de gewoonte had-, om oude schoten-en Weg te werpen, voor hijl nieuwe had." De meeste van Hans' schutjes, kende Bemand slechts bijl naam' uit de victorie- vroren. Ppiniter harkende het, door de vdle portretten, die hij gezien had, als hot' lijk van prdflessor Charteris. Zooals Ladine Toni gezegd had, Waren de zakken leeg. De wond' in het hoofd moest door een voorwerp, als de jj'sbijjl, aangebracht Zijn. De detective kroop eindelijk het hol .veer uit. Toni stond' op hean te wiaohtcn, deels bevreesd, deels yol vertrouwen op d'e hulp van Zijp. metgezel. „He eft ni-eniand dit geval gezien?" vroeg Pointer. „Heb je er alleen met ja moeder over gesproken?" „Ginds woont een Croderès, sprak Toni, terwijl hij' in d'e verte wees. Hij- is een gemzenjager. Misschien, d'at hij' iets ge zien heeft, doch het zal heel wat geld kosten, om hemi aan 't spreken te krijgen." „Hoe diat Zoo?" zei Pointer vea-wondierd. „Hij zal naitnurlijk spreken, als het hem bevolen wordt." Tom sc-hud'de het hoofd -en keek don detective hulpeloos aan. „Bedoel je te zeggen, dat hij: -daar ginds was, toen d-e man gedoold Werd?" hield Pointer aan. Toni zweeg een oogemblik, toen legde hij uit „Terwijl ik op onderzoek uit -Was, heb ik hem jaar, op zijn bergrug, gezien." verhalen vian zijfa, vriend-, oï! li-oogstens Van. een portret. Slechts eens had hijl kennis gemaakt mot Riek Norlan, wie Hans langer don geWoon troutw gebleven was. Hoe Vluchtig de ontmoeting ook w'as geweest; 't had Bernard 'diep getroffen. Duidelijk had hij gezien hoe gehecht h|eit meisje aan zijp. vriend w'as. 'i Vermoeden, dat 't pole nu Weer van Hans 'n wreed spelletje was, had- bij' Vlas tra de bittere gedachten doen opkomen, waarom lieden van Hans z'n soort, bijl voorkeur de gunst der m'eisjes genieten; oen gevoel van medelijden mot 't mleisje, om de ontgoocheling, die ook haar' wel wac'hten zou, behield tenslotte- bijl hem do overhand. Den anderen morgen nam' Beraamd den vrouwenhanten-ibreikemden don J-uan eens geducht onder handen, en Waarschuwde hean, voor 't eerst Werkelijk boos, Voor zijn onbezonnen, roekeloos bedrijf!. Hans had naibuurlijk vele Verontschul digingen wie is er tenslotte, «en streng rechter voor' zich zelf; „ieder heeft zoo zijn 'liVfbebberijltj.es," spotte hij', „de een spaart postzegels op; 'de ander leert kunst jes metV' „De under mtokt menscben ongelukkig", viel Bernard hem kw'aaid in de rede. „Kom, kom'," zei "Hans, „zoo'n „hart- kwaal-tje" is een jeugdziekte, die de tijd gen-eest." Een paar weken laitex kWam' Hans des morgens op 't kantoor en zljh eerste woord was: „Finis!' „Ja" vervolgde hij lachend, „we hebben een-s ernstig m'e-t el kaar gesprok-en over den nood der tijden, o-nze jeugd, weinig - vooruitzichten, enz., zoo|d|at wealles bjj, elkaar genomen, mjaiar besloten hebben, dan strijd des tevens voorloojng alleen te strijden." „Hoe lang," gromde Bernard, „zal je je daar aan houden?-" t Valt me mee dat je *1 nogal kalm opneemt, oude kampioen." ,,'t Is toe'h boter aan de galg gesmeerd met jou." „Niet zoo somber, Benny, daar is geien raden voor.we zijn in vrede gescheiden, haar portret m'pcht'ik zelfs behouden; maar als ik j-e soms dienen kan, en de 'toto te voorschijn halend, wierp Hans haar op Bernards sclirijtElbuiiean'. „Zeg wees nu wijizer," zei deZe. „Wanneer je het terug gooit verscheur ik het voor j-e oogen," dreigde Hans. „Enfin, ik zal het dan bewaren tot je tot betere gedachten ko-mt." „Zeg, is Riek niets voo jou, Ben!" „Wroeging dat j-e haar in den stéék liet, doet j-e zoo praten." 1 ,,'t Kan zijn, 't kan zxjto, ma,ar jij bent verliefd op haar." ,)Zeg verkoop nu geen onzin," bromde Vlastra kortaf, 'n Pïiar m'aai betirapte hij zich echter dien morgen op zoet sentimen teel gemijmervond hij Zichzelf verloren in gedachten, waarvan hijl de .weelde Ver geten meende te zijn;- en hoeveel malen dwaalden zijn blikken naar de foto, die Hans hem toegeworpen had Dagenlang doorstond hij een lievigen tweestrijd. ill Het nieuwe leven, waarin hij' weer ging gelcoven, lokte hem wel, maar zijln wan trouwen maande tot voorzichtigheid't bleef met hem 'n wikken en wiegen. Zijin besluiteloosheid sleep tenslotte de scherp ste kanten van de kwestie af, en wan* neer hij nog peins wankelde, dan bracht hij zich weer in evenwicht met de zelf bespotting.- „Waarom- miaak j-e het je eigen lastig met allerlei bezwaren, je Wg-et toch immers wel dat je sluwheid helt beste pantser is voor de zwakke plekken in je hart." Het duurde nog lang eer Bernard de in wendige rust weer bezat; maar dat die rust n-og niet volkomen, was, dat wist hij wel uit de worsteling met zijln weifelin gen, die hij- beginnen moest, ipderen keier als hij Riek Norlan ontmeet had. In de groote zaal van de sociëteit wprd een liefdadigheidsvoorstelling gegevten: de dilettanten-itoonpelv-ereieniging zon een spel in vier bedrijven opvoer-en. Geen plaats was er bijna onbezet, overal gonsde gezel lig een geroezemoes van stompten. Bernard had zich door Hians laiten bewe gen, om de uitvoering bij te w'-onenzelfs was hij er in eigen persoon op uitgegaan om twee plaatsen te bespreken. Het zag er echter naar uit dat Hians verhinderd was, ol' zijn afspraak vergeten had-, want toen het toomealschelletje voor de laatste maal ging, zat hij' nog steeds paaist een onbezetten zetel. t Spel begonHans bl-eeif w-egVlastra, amuse-ende zich matig. De pauze werd door e-enige m'eisjes be- „Maar waaTom' Zou hij' 'niet vertellen, wat hij zag", drong Ppinter aan, die er niets van begreep. Toni was een en al verwarring. „Wij met onzen grooten tuim hebben genoeg om van te leivon", sprak hij', „mlaar geld geld genoeg voor een Crodlerès." Weer schudde hij: zachtjes m'et zijn hoofd. „Kunnen wij dien man in z'ijn hut op- zoeken, die CroFlinter wist nog niet goed, hoe hij1 den vreemden naam mOiast ■uitspreken. Ais eenig antwoord1 knikte Tomi, nadat hij zich er van overtuigd had, dat d'e schoenzolen van zijn metgezel m'et sjjij kers bezet waren. „En", vroeg hij, na een oogeriblik, op d-e grot wijzend, Waar het lijk van Char teris lag, „wat moet er mnet hém' gebeu ren Pointer slo-eg geen adht öp de vraag. „W|a-t is een Croderès eigenlijk", zei hij', z'ijn gids met belangstelling aankij kond. De.ae zette weer e«n hulpeloos gazic'ht. nij trachtte het uit te leggen. „Ja, dien naam hebben ze nu eenmja Sommigen zeggen, d-at ze ook Ladinis zijin, nat als wij. Er Zijln er niet veel meer. Ze Wonen tusschen de rotsen, hoofdzakelijk nut om tombola-lootjes t:e verkoopen; [plot seling zag Bernard Riek Norlan, die zich eveneens in dienst dier li'eüHiadiglieildl had gesteldze zag hem' ook. 't iWias oï' hijl een schok kreeg, Zijn denkvermogen teek verlamd, een gedachte b'teeï1: zou zo ko men Daneen ontspanning, z'n bloed golfde weer, z'n lippen voeldie hij tril len sr- ze kwam naar hem toe. „Neemt u ml'n laatste imijhheer Vla&tira," vroeg ze vleiend Vriendelijk. Bernard zei wdrrden waarvan de zin voor hem' zelf verloren ging, zocht instinctmatig zij'n poriemn-nmuie, greep in 't geld, zenuwach tig en zonder 't. te zien. „Vioor 'n gulden heeft u alles," hielp ze handig. Toen bleef ze nog wat staan praten;, zei w-a.t gelegenlieidszinnetj'es. Bernard herstelde zich weer, luisterde met ge not-gen naar haar 'melodieuze stem', zag met b'ehagen naar haar op-, zooals ze daar iti jeugdige bevalligheid Voor hem stond: h>e goed kleedde haar 't bruin flu- weelen rokje, de grijze, r-ose en zwart ge streepte blouse; hoe elegant omhuifde haar gnlvenW kapsel 't welgevormd ge- zjchtje. „Waar zat u daareven," vroeg Bar nard, die w'at vrijier werod. „O, vooraanmaar de coimlm'issie is zoo 1-euk geweest om ons in d-en hoek te plaat sen; drie kwart van 't sjxel zie je niet." Hét to o lie el soh e 11 e tje ging weer; Riek schrikte op. De pijn is te verzachten, het lijden te verminderen! Wacht niet tot de kwaal ver- ergert, masseer direct met $j AK.VER'» KLOOSTERBALSEM ^verzacht verrasiendj snel. TTCeeii goad zoo goed." „Wilt u misschien van de plaats maast mij" gebruik mJak-en die is vrij1." W-eet u 't zeker reiji gevoelde de verrassing, ja de blijde verrassing, dat zijl toestemde. „Li isan er zeker van zijn," bev-estigdé hij blozend; nog half verward stom,d hij op en li-et haar passeeren. Het scherm ging op, maar 't Was Vlas- tra met mogelijk de handeling te volgen; op de hevige o-piwinding, was de t-erng- siga gevolgd. W erktuigeiijk keek hij" voor zich uit, nnet de geidacliteai slechts biji het schokkend onverwachtebij' het jonge meisje dat nu naast hem zat, de handen rustig in haar schoot, 'het hoofdje vertrou welijk naar hem geheld. Iets zoets door- vlceiue hem, 't geluk streelde hem! m'et 'n zachte lieve hand. Dan. sloop de twij"- fel weer aan-; zou hij! zich gewonnen ge ven? was h-et niet diwoas w.at hij deed:?, belooide zoo'n toekomst meer dan heit her den Weer viel het scherm, en da regisseiur vroeg viopr die decor-yenwisseling, die het laatste bedrijlf' eischte, een Weinig geduld De conversatie Vlotte tusscheii Bernard en Riek uitstekend; zij! was een l'euk ver telster, en als Bernard' eenmaal loskwam dciea hij voor niemand onder. Hie.t gesprek werd vertrouwelijker, de stemmen zachter, „Wel Riek ben je van plaats verwis seld, vroeg mot eiein sterk Duitsc'h accent eien p-asseeronid medsj'e, „Zooals je ziet," zei Riek, eon tikje onj/edluMig. t i I „ls d;ar een Duitsche?" vroeg Biernard. „Ach n-ce, niets dan aanstellerij;; he-t kind. is een paar maanden in Duitschland gelogeerd geweest en nn moet iedjesr dat liooren Die hardheid van oordéel hinderdte Ber nard, heel even; hijl 'verweet zich echter zijin lichtgeraaktheid en trachtte hot ge- spreh weer op gang te brengen. „Kijk," zei hij, „daar stapt mevrouw Oldhuis met haar dochter." Riek knikte. „Wat zijn die meisjes druk," vervolgde Bor n-ard. „Odie kinderen zijn allemaal zoo, ver velend bewegelijk, wieeit je dat hun va der in een zemuWlijdersgesticlit is geweest; ze hebben het van geen vreemd. „Dat is dan w'ei treurig," zei Vlastra, die zonder het eigenlijk te willen iets bte- rispends in zijn stem had gelegd. „Treurig?" wierp Riek tegen, nu Wer kelijk sniobig, zoodat Bernard haar on willekeurig aankeek, „al hadden ze 't ni-et van naar ya|der, dian zouden ze gek va-n verwaandheid zijin!" De felle uitval yerrastto Bernard, nog in de omgeving Van Cad'ore." „En zijn zé zo,o- verzot op- geld1?" „Het zijln Croderès." „Ja, dat W-eet ik nn w'ei. Maar waaróm £ijn ze zo,o dioil op geld?" Er kwiam geen antwopr-d imteer. Föinter wist niet, hoe Jhij! zijln vragen móest in- kleoden, o,m te weten te komten, Wat de g.'ds mtet Croderès bedoelde. Zwijgend "begonnen de beide mlannen htat talmiedij-k go.ed b-egapnbare geitonpaadje te befclim,- m|en, dat naar d-e hut van den geimlzem,- jager leidde. Plotseling achter opende To ni het gesprek Weer. H'ijl begon te Ver teilen over d-e Croderès. Naar Pointer uit het verhaal begreep, Was het een ras van bergbewoners. De menschen Waren mijnwerkers of jagers en Zagen er -uit als gewone mannen en vrouwen, terwijl Ze als zoodanig leefden. In Werkalij-kheid echter, waren ze van steien. Ze kenden dus geen mien-schelijke gevoelens. Lielfldls en haat, verdriet, vreugde, angst, alles was hun vreemld. Een Croderès was altijd in hetzelfde humeur en zou nooit ieaHanid kwaad doen, maar zag hij| .bij-voorbeeld een kind in het vuur vallen en levend Verbranden, dan zou hij geen hand jiitsteken, pm het te redden, ook al zou het hem sleichts weinig wilde hij niet geloovem, y'ergoelij'k'emd zei hij 'zacht: ,,'t Zijln zeker geen vriendinnen van u, yj|tltrou|W Nor'lon?" Onwillig haalde Riek haar schouders op, oen boo-s vlammhtje flitste in haar oog; maar voordlat zij! kon antwoorden, werd er „stilte !"geroepen; „kate deftigheid," schamperde ze nog verachtelijk. Het laatste bedrijf begon. Bernard' za,t weer- stil voor zich uit te zien; hij had 't gevoel of er 'n afschuwel lijke. lee-gte in h-am' kwaxn. De teleurstelling die Riek helm' gaf schrijnde scherp; was dat nu het liefde volle, zachtaardige meisje, ctat hij' zich gedroomd had i Verloren in weemtoeidig gepeins, schrok hijl op to-en Riek wlat zei. Automatisch knikte hij, wilde een lac-h 'foi-cieieren'-t bleef biji een wrange grimas. Riek keek even verrast. Hij1 .bespeurde het; b'edwong zich met kracht, nam' een onverschillige houding aan. Licht Ver stoord verweet hij zichzelf z'n dwaasheid ja een dw'aas was hij, een oude daias; niets, niets had het leven hem' geteerd, w'at verbeelde hijl zich ook Een woedende wrok -doorstormde hem' dan: tegen zich zelf, tegen het meisje naast hem, tlegpn allen om hem! heen. Weg mbest hijl, alleen 'wilde hijl wezen, alleen in de eenzaamheid zou hiji weier rast vinden. Zo-u hij1 't Wagen wfeg te loo-pen maar de spelers, de menschen. Wat zou men den-ken; neen 't was te ek; hij ^durfde niet. Maar als hij-'bleef to-t hef einde; zij 'verwachtte natuurlijk dat' hij- haar naar huis zou l-eiden, cn al deed hijl dat mieit; tussch-en het gedrang zou hij' ge raken met zijln ziedende zenuWein moeten kruipen als een slak. Besluiteloosheid wionld' hem' op, 't angst zweet parelde op zijd voorhoofd. Dan met een bruusk gebaar stond hij op, mompelde ean verontschuldiging, liep naar de zaaldeur. Hij' voelde de verwon derde blikken, 't schaamrood branddte in zijn gezicht. Dan Was hij! in de koele gang; meier rennend dan loo-pend ging hij1 naar de vestiaire een hoed-, een jas de deur va.n 't gebouw sloeg dreunend achter hem dicht. Hij huiverde Voor den konden wind, die kil op zijn gloeiend gezicht viel, verkoe lend zijn bioeddoorhonsde slapen. Lang liiep hij', holde hij", bijna, zonder te weten waarheen. Droefheid verdrong langzaam de woede, berusting h-et leed; de schoonheid van den sterrenhemel en der Verlaten.stadsgrach ten, waar langs hij' liep, "trof Weer zijn gemoed. L Eensklaps tast hijl in zijin binnenzak, trekt een foto te voorschijn, 'diie hijl met zekere bewegingen verscheurt, van boven naar onder, een, twee, driemaal, eem armzwaai; de snippers fladderen op den nachtwind. Met rustig-vasten tred ging hij dan naar z'n Woning. Prof. H. Visschcr tegen Diunhiee Hl. Kersten. Naar aanleiding vian enkele artikelen in „De Banier" heeft prof. dr. H. Yisscher, lid v an -die Tw'eede 'Kamer, «en open brief gezonden aan zijln gcachten collega, do minee G. H-. Kersten. Aan dezen brief, opgenomen in de (anti- rev. )„Rotterdiamimcr" van j.l. Zaterdag, is het volgende ontleenid: Allereerst de klacht over het nielt steu nen Uwer m'otie in Zake stopzetting van het verkeer op den d'ag des Hlaeren. Wat de heer Duymaer van Twist lang voo-r u reeds daarvoor gedaan heéflt, be-tieier kent voor u zoo goed1 als niets. Gijl ont zegt ons de opvatting, dat' wijl voor hand having van Gods Wet door de overheid zijn. Daarom1 zxouden wijl geweigerd heb ben deze motie te steunen. Noen, geachte collega, dit is volkomen in strijd met flo waarheid. 'Het is a niet onbekend1, d|at als iemand eeme robtie in de Kalmte' wil indienen en vreest dlat hijl den r-eiglemen- tairen steun niet zal krijgen, hijl zich flan vooraf Vergewist va.n steun. Endan wordt deze zelfs gegeven door hien die er ovleri- gens ni-et mee instemlmien, omdat 'mlen wil meewerken tot het scheppen der gedegen heid. WieLnu, als het mij gevraagd waa voorat, dan zon ik hebben meegewerkt, -al w-as het alleen maar om de kwastje Zondagsrust ter spreke te brengen. Maai' gij, noch cie-llega Zandlt, -hebt er mij over gesproken. Ik wist zeii's niet, diat het uw plan was. Ik heb het dus oo-k niet kunnen weigeren. Maar als gijl mij1 nu vra,agt, of ik met moeite kosten. Het vr-ee|m|de menschenras was verder harteloos, gevoelloos voor pijin, m'aar verstandig en zeer belust op geld, hoeWel dat eigenlijk Van weinig nut vOor hen was. Een Croderès, ten slotte, kon niats voelen, noch Warmte, noch kou. Pointer gevoelde zich weer, df! 'hij' in een onbekende Wereld Was. Natuurlijk was diit verh-aial vtan Toni leuterpraat, maar zoo vreeim|d, zoo geheimzinnig. Plot seling hield d'e gids den pus in. Even later stonden de beide mannen voor een wijde opening in de rotsen.. Blijkbaar was het de ingang van een grot. In de opening troffen zij den jager aan, die zijn bezoe kers van het hoofd tot de voet-en opnam'. Hij was ongeveer van d-ezedflde lengte als Toni, maar iets breeder gebouwd en met langere arimèn. Zijln haar was even dik, doch h-et krulde. Alleen zijin oogen wiaren hee-1 anideTs, vr-eeim|de, koude, blau we oogen als van oen Siameesehiei kaït. Overigens was er niets eigenaardigs in zijn zonverbrand gezicht. Hijl keek tame lijk verwondend', doch heel goedhartig, de- beide mannen aan, Ofschoon Zijn oogen zeer somlh'er Waren. (Wordt v«rvolg!d.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1930 | | pagina 5