A
Markt 24
„DE HOOP",
1 a 09
ior Winkelzaak,
NSLAG
;a lijn
5RENBAAI
oden
ilhecfen
lagazfjn
HEEKBANK
ies-Confectie.
De ongeziene wereld of het leven
na den dood.
Het Offer.
I
SHE C OU RA NV
ZATERDAG 2 FEBRUARI 1929
NIEUWE ZEEUWSCHE CCURANi
£IRBQEK-
aANDAG-
en stellen
:n.
TWEEDE BLAD
vestigen
bij de
AND
e n, 18348-40
b k k e r s,
inkenszand (Z.)
FEUILLETON
KERKNIEUWS
Ontspanningslectuur.
A
PHTE FRIESCHE
'rtejxiawt, geroemd:
én vtti jdz kumtUwH'
vanaf 50d.j«rVip<rml
is^ 10 ei, per Vs ons.
18386-60
omer 1929,
iDE PRIJZEN.
rijsopgaaf
et Syndicaat der*
SINES. 18833-46
te
18349-26
OTTERDAM
LAND-BATH (Z.>
KA LIJN
or Overtocht naar
norika en Canada. ltf
SIDDELBURG
ïdliifj
18893-80
irijzen.
5IE ETALAGE.
G.
ERVEf388.i52.—
en f 100,
18173-48
I. VAN DER MINNE.
wsche plaats. Goede
onder No. 18397,,
Goes.
balks, nieuwe ver-
No. 19326.
1 stalen achterraam en
erstelbare aanaarders.
machines,
elogrammen.
Landrollen - Culti-
voetscharren, enz.
roerende prijzen.
BB ENGELEN.
II nn schepping doei- G«(l.
Ghy wwt, hoo 't Engelsdom móet
ondei'Sclhieideii worden
In dryderbunde rij, cc® negenVouwigic
orden
De 'hoaghste in Sergflijh en Cberubïjhl
en Troon,
Die zitten in Gods Raet, en stereken
Zijd ge boon.
De middenlij! bestaet uit Heerschappijen,
Krachten,
En Machten, die op 't wooirt vau
Godts Géheitairaet wachten,
Tot 's ménslclhen n,ut en heil en 'hulp
in 't algemeen.
De derde en laeghste rij1, gewijt uit
Vorstenhicên,
En groot-e Aertseiigcleiii! en Engelen,
moet duLctoen
Voor 't woort der nriddelrije en laten
zitili gebruicken,
Beneden het gewei! va,n zuiver hristalijn,
In hun bijzomd'irefl last, zoo wijt 't
gestairnent schijn'.
.Wanneer de weerelt koomi' zich verder
uit te spreiden,
Wort. elclk Van deze rij iu zij® gewest
bescheiden,
Of weet zijn eige stadt, en huis en .wat
pea* so on
■Zij'n zorgh bovolen blijft, ter eere van
Godts kroon.
(Uit: Vondels Lucifer.)
Na 't oneindig volm'aakto Wezen, dat
zetelt in het grondeloos licht, Go.dj het
stralende middelpunt der eindelooze ééu
wigheid, willen wijl qp-klimknen tot de
hoogste wezens onder al het geschapene,
de zuivere geesten, die voor Gods tro,on
het aangezicht van den Vader aanschou
wen (Mt. XVIII10) en de blinkende
lijlfwacht votrto'en van dien onziéhtbaren
Hemelkoning.
Het bestaan dar zuivere geesten
zegt St. 'lihomlas- behoort tot de vol
maaktheid van het heelal. God kon bij
de schepping g'een ander doel hebben dau
Zijn eigen verheerlijking. Al het gescha
pene zou 'n afstraling, eeu zekere gelijke
nis in zich. dragen van den goddelijken
Schepper. Welnu, in heel de doorloopOn-
de aaneenschakeling Van wezens in de
zichtbare schepping kunnen wij1 'n traps
gewijze klimtarend© gelijkenis met God
ontdekken. In de lovgnlooze stof trilt een
zwakke gehiem'ering van Gods eiudeloozc
„iZijh". In het leven der planten en die
ren zien wijl een fla.uwe schaduw van den
eeuwig „Levende''1.
Eerst in den mtensteh, miet z'n verstand
en vrijen wil, zien wij'i Gods beeltenis het
valïnhakst afgebeeld. Hiermee kan echter
de schakeling van steeds klimlmende ge
lijkenis met God niet voltooid zijln. Naar
't lichaam1 da meerdere in de zichtbare
wereld, mioet da mensoh naar de ziel de
m'indere zijn in de wereld der geesten,,',
móet hij da tusstóhenselhnkel zijn, die. de
wereld der lichamen en de wereld dei-
geesten verbindt. Zijn ziel, hoe edel ook,
blij'ft vastgeklonken aan de stof en in
haar geestelijke functie afhankelijk van
'de stolfl. Er inbeten in die hoogero onge
ziene wereld ontelbare geesten loven, die
wederom! in trapsgewij ze -klimmende vol
maaktheid immer dichter naderen tot de
oneindige Volmaaktheid: God, geesten,
welke door een oneindigen afstand van
de hoogst mogelijk geschapen volmaakt
heid gescheiden blijven. Die geesten.' zijta
de EngelenEngel beteekent: afgezant..
Alvorens wij1 echter de natuur der Bn-
gelen nader gaan verklaren, willen .wie
eerst het bestaan dier zuivere geesten wat
uitvoeriger bewijzen.
Alleen door het li'cht der rede zouden
wij nooit het bestaan van louter geesten
met volkomen zekerheid hebben achter
haald. Wel hebben ook de wijsgeeren van
Griekenland tmi de rfietoren van Home
geloofd in het bestaan van, „halfgjoden",
„geniën" en, „demonen". Ook' staat het
vast, dat het geloof in onzietnlbare wezens,
die invloed ten goede of ten kwade 'op
de menSchiheid uitoefenen, altijd en overal
bestaan heeft.
De goddelijke openbaring zou echter
volle zekerheid brengen aangaand'© iet
bestaan Van deze zuivere, onsterfelijke
geesten, een zekerheid, gegarandeerd dioor
Gods gezag..
De H. Schrift spreekt op- ontelbare
plaatsen over hét bestaan der Engelen eri
hun verschijning aan do ménsChen.
Mo zes spreekt reedk van Ch erubij'ncin,
46
De heer Reiehman zat ook reedis met on
geduld te wachten en was zeer vterhesugd
haar te zien: „Wiel kind, ben. je daar
toch nog, ik' begon juist te denken dat j.a
op Schevening'en bleef en ik alleen zou
moeten eten", sprak hij, terwijl Schwa zich
haastig vlan hoed en mantel ontdeied.
„Neen, ze wilden me wel houden, maar
om d'at ik wist dat mama uit Was, he,b ik'
err voor bedlankt en hen maar glafuw terug
gekomen.'"
„Ja, ,erg gauw," zei de heter Reiehman
glimlachend.
„Nu ja, betrekkelijk gauw naar dei om
standigheden berekend," antwoordde Gel-
ma eveneens (lachend.
„Wiat zie je er" vronlijk uit en w'at
heb je een klieur," zei dó heer ftfeichl-
mann. toen zij tegenover 'elkaar aan'tal-
tel zaten, „je hebt zeker een prettige! onf-
moeting gehad."
„Ja, dat gaat nog al," sprak zij opgföj
wekt. „Raad eens rvie er vlan avond komt
theedrinken?'"
„Dat kan ik1 onmogelijk raden, zeg 't
die na Adam's verdrijving uit het Para
dijs den weg moesten bewaken naar den
levensboom'. (Gen. III24.)
In de liWensgesclhiedanisten van do
Aartsvaders, Profeten en andere heilige
mlanuicin van het Oud© Verbond is er dik
wijls sprake van Engelen, die' in man-
sdhielijbo gedaante verschenen. Zoo ver
schenen Engelen aan Abraham! (Gen.XXII
11), aan Jacob (Gen. XXVIII12))
laan Gedeon (Rechters VI)), an® Tobias
(Tob. V), aan Daniël (Dam. XIV35),
enzooVoorts.
Ook in het' Nieuwe Verbond treden1 tel
kens de boden van God op, om1 den men-
scben Zijn hooge raadsbesluiten bekend
te mjaken.
De Aartsengel Gabriël brengt aan Za-
■dbarias de balo'fte van een zoon (Luc.
III)) en onderhandelt mét de II. Maagd
Maria ovter hrt. mysterie der mtensehwor-
yding (Lud. I28). Engelen zingen boven
de slapende velden van. Bethlehem' en
boodschappen den herders de blijde mare
der -mlensclhwording van God (Luc. II8).
Engelen houden, de wacht bij' het verheer
lijkt graf van don verrezen Christus om
de vrouwen te troosten mét Zijn opstan
ding' (Luö. XXIV—4) en wekken de leer
lingen uit hum verbazing, bij' Zij'n plotse
linge en wonderbare opstijging naar dq
hooge 'hemelen (Hand. IÏI).
Christus zel'fl heeft trouwens! deze waar
heid uitdrukkelijk bevestigd, toen Hij' ver
zekerde, dat de Engelbewaarders der kin
deren het aangezicht Zijns Vaders aan
schouwen. (Mt. XVIII10).
Deze geloofswaarheid, zoo uitdrukkelijk
.door de H. Schrift galoeraard, wea-d dan
ook teu allen tijde dooi- allo kerkvaders
der oudheid verdedigd.
Het vierde Concilie ,van Lateranen
(1215)) heeft dau ook deze waarheid plech
tig als dogma afgekondigd: „Eén is het
beginsel van alles", aldusl genoemd Con
cilie, „de Schepper van alle zichtbare
en onzichtbare geestelijke en. liahaan'elijko
■wezens, die door: Ziij'n alm'aclht in den be
ginne Van den tijd beide schepselen tege
lijk uit het niet heeft voortgebracht, bist
geestelijk en lichamelijk, n.l. den Eng,c]
en de wereld en daarna den menseh, als
het ware een tusschenwezem,'bestaande uit
geest en lichaam) (Patten',s Verklaring Va,n
den Katechismlus, Dl. I, blz. 193).
Het Vaticaansch Concilie heeft in 1870
deze waarheid nog eens uitdrukkelijk be
vestigd.
Ziedaar een onomstootelijk bewijs voor
'het bestaan van die lichtende wereld der
Engelen waarnam niet toCea1 'te twijfelen
valt.
Vondel, do geniale Vorst' der dichters,
laat in zijn meesterwerk Lucifer .Aarts
engel Gabriël schepping en doelder En
gelen aldus aankondigen
Apo 11 ion
„d'A.ertsengel Gabriël, igeVolght van
':s hemels Reien,
Genaeckt in 's Booghstem naam', om' uit
dien hoogen troon
T'ontvo.uwcn als Herout hetgeen, lieni
wiert geboón.
Gabriël;
Hoort toe, gïiij. Engelenhoort toe, ghij
hemellieden,
De. hoogste Goethe.it, uit wiens boezem
alles vloeit,
Wat goet, wat heiligh is; die nimmer
wordt vermoeit
Door weldoen noch verarmt van haar
gcnadescJiatten.
Tót noch mtet g,een begrip der schep
selen te vatten
'Dees Goetheit schiep den m'ensch, htaer
eigen beelt gelijck,
Oock d'Englen, opdat zijl te zamen, 't
ecuwigh. Rijbk
En uoit begrepen gjoet, na 'ct vierigh
onderhouden
Der opgeleide wet, ,m)et Godt bezitten
zouden.
Getrouwen, gaet dan heme, onsterfe-
iijteke G oden,
Geliorzavmt Lucifer, verknocht aan
Gods geboden.
Bevordert 'shemfels eer in ?t mienscho-
lij'ck geslacht,
Een ieder in zijln: wijck, een ieder öp
zijn wacht.
Laet aomtoilgen Voor Godt de schael
v,ol wieroock branden,
En brengen voor Godts troon der m!en-
ecben offerbanden,,
En wensch', ent gebeên, en zingen
Godtheits lof,
mip m,aar."
„Neen, u moet er eau beetje molaite
voor doen en 't niet zoo dladedijk opgleven."
„Och, zeker een vriendin van je, ddc
je dn lang niet gezien hebt.'"
„Neen, ge,en vriendin van mij, maar een
vriend van iu."
„Een Vittend' van mij Kind, ik! heb' zoo
veel' vrienden niet; wel vlan die aooglef-
naaimle vrienden, die' een mcnScb, zoodra
hij 'fortuin heeft en gelzien is' in de w'et-
reld. bij honderden tellen kan; maar echte
vrienden, naar wier bij zijn men verlangt
en die ons onder alle omstandigheden des
levens trouw blijven, neen, die vindt incn
zelden en die, heb ik niet veel." 1
„Ik geloof toch, dlat het bezoek Van do
zen vittend n bijzonder veel pleister zal
doen", sprak Seilma op vroolijken toon.
..Zoo, zou je dat denken? Wlil je wel
gelooven, kind', dat ik na den jongen van
Rhenen nooit meer iemand' ontmoet hcib
van wien ik zoo veel hield en op wiens
vriendschap ik bepaald' prijs stelde, 't
heeft me altijd ontzaggelijk! gespeten, diait
nij door die treurige, geschiedenis genood
zaakt iis geworden het land ta verlaten."
„Wiie weet, hoe' gauw hij terug kómt,"
zei Selima.. haar papa met een Rehalksehen
bink aanziende; „maar u dwaalt gehetel
D;at zich de galml v^i'^ireie iu 't
eeuwighjuichend hóf.
Een ander dratey) gtestarmte en ronde
heraJelklooten,
Of' z'ett' den iiem'el op, of hou de
lucht gesloten
Met wolcken, om! den bergh te zegenen
om' laegh1,
Met ecnen zomncsohijn, of versche
riegenvlaqgh
Van manuie en honinghdau, daler Godt
wort aangebeden,
Door d' eerste onnozelheit, de burgerijl
van Eden.
Wie door de lucht) en 't vier en tierde
en water rent,
'Die mhtige op zijn pas een ieder elemtot,
Naer Adam's wensch, of legg' den blik-
semlstrael aen banden),
Of breidele den storm' of breeck' de
zee op stranden.
Een ander sla de treem des mienschen
gade op 't velt,
De Godtheid lieeft zijn hair tot op! een
hair getelt.
Men di>cgihi' he'mi op do h,ant, dat lijij
zij'n' vont niet stoute.
Wort tetm'ant als gezant gezonden Van
oen' Grooete
Aen Adam1, 's aertrijeks vorst-, dat hij
zijn' last verricht'
Zoo luidt mïjn last, waer non de Godt
heid ,u verplicht.
Goes. C. .VIS, Rector.
Op den Zi'Uidag Sc.vagesima.
Epistel II van den H. Paulus tot de
Corinth. XI. '19,33 en XII 19.
Broeders! gij' Verdraag! gaarne de on-
wdjlz-en, wijl gij zeiven wijs zijt; want
gij verdraagt het, indien iemand ,u in
slavernij' brengt, indien iemand u uitzhigt,
'indien ieim'aind u berooft,, indien iemUnd
zich verheft, indien u iemand in het aan
gezicht slaat. Ik zeg het tar onzer schan
de, alsof1 wijl hierin te zwak waren ge
weest. Waarop z'ioh' iemand! durft beroe
men, (ik spreek nu als dwaas',)' 'durf
ik ook; zdjh zijl Hebreen, ik ook; zijn
zij Israëlieten ik oók'l zijn zij: nakomelin
gen van Abraham, ik' ook; zijn zij di'er
naars van Christus (ik Zeg heit in omver,-
stand,) ik bien, lve,t nog me.e,r, in last au
arbeid, veel meer in gevangenissen,, in
slagen bovenmate, dikwijls' in doodsgtei-
vaar. Vijfmaal hab. ik van dó Joden veerr
tig' slagen min een anitvaugetndriemaal
■ben 'ik 'mót roedlea gegeeseld, eiensi jje-
steieniigd, driemaal h,elb ik sohipibreuW gq-
leil'en, «en nacht en enn, dag ben ik' in. de
diepte der zee gtewftest, dikiverfl op reis in
gevaar van watersitroopiien, in 'gevaar van
moordenaars, 'in gfavaar ondier mijn eigen
volk, in gevaar onder, dia heidenen, in ge-
v aar in d'e steden, in ,g«ivaar in d« woestijn,
in gevaar op zen, in geivaar onder dn
Valsohe broedjers. In airbetid en kommer,
in veel waken, in homg,cr en dorst, iu veel
vasten in Icoude en naaktheid. Beliaive
deze dingen, w-elke uitwendig zijn,, drukt
mij dagelijks' d'e zorg Van .alle keuken. Wi'e
wordt zwak, zonder da.t ik zwak Worde?
W|ia ergtert zioh, zonder dat ik mij kwelfe?
Indien men roemen moet, wil' ik op Riijinc
zwakheden roemen. God de Vader v'an
onzen Hleier J.etzus Christus1, dia in eeuiwig!-
heid gnbeneidijd is, weet dat ik niet Ijeg.
Te Damascus bewaakte de sitedehoudioi'
v aai den koning Arétais da sitiad dier Damas1-
kers. oin mij te Vangleai; dochl ïfc' word
door een venster in eeaie mand langs d«n
muur ned'ergielaten, en dus antvluchtte ik
zijne handen. Indien mem nog roemen
moet. alhoewel bet niet betaamt, zoo wil
ik op- de gezichten en Oipenbarimgem dus
Heea-cn komen. Ik ken eienan mensclh ijn.
Christus, die voor veetrfiein japen, hetzij in
het lichaam, hetzij buiten heit lichaam',
ik weet het niet, God weet het, opgenomen
werd tot in den derden hemel. Eln ik
weet, dat ileizei mensclh, hetzij1 in het
lichaam, hetzij buiten het lichiaalm'i ik weiet
het niet, God weet het, ppgenomten Werd
tot in het Paradijs, en aldaar gieheim,violla
Woorden hoorde, welke! het geien mensclh
geoorloofd is te spreken. Op zulk eenen
wil ik .roemen, maar op mij wil ik niet
roemen ten zij' op, mijne zwakheden. Doch,
indien ik mij' ook wilde roeman, Zou ik'
niet dwaas izdjn; want ik! zou de waarheid
zeggen; maar ik Iaat het, opdat niemand
mij achtte, boven hetgeen hij in mij ziet,
oil van mij hoort. En opdat de verheven/-
beid der openbaringen mij niet zoude vwrr
neffen, is mij c-em prikkel desi Vloas'cihed
gegeven, oen dienaar vam Batan om mij',
te, kwellen. Derhalve heb ,ilk 'driemaal
den Heer gebeden, dat hij vOn mijl zoudo
gaan; maar hij antwoordde mij': mijne
■gratie is iu VaMpendewant mijmer kracht
wondt in de zwakheid völkbmen. Ik Wil
van 't chapitre' af; u zoudt ljaden wie ér
van avond komt theedrinken, kom'aali, 't
is zoo moeilijk niet voor «en knap m'ensch
als1 u."
„Zeg, S-elma, van Rhenen toch niet?
Je zet zoo'n ondeugend, geheimzinmig ge
zicht."
Sielma knikte beviestigend.
„Wézenlijk wel, dat doet mijl plezier,
vertel me .eiens alles, waar je hem gezion
hebt; bij Ado'if! aek'eï?"'
Toen S-elina de. blijdschap zag", die zich
op haars vkders gelaat vertoondiei, was zij
zeer in haar scihik' hem' zulk oeue goedle
tijd'ing te kimmen meied'eedteiu on began
dadelijk' baar ontmoeting met Loute te
verhalen.
„En hoe was bet weerzien tusschen hem
en Adolf?"
„O, erg hartelijk, dat kunt u denken.
Verbeeld u papa", ten zij moest Onwille
keurig' lachen bij de herimnierinig, „mijlnheer
van Rhenen sprak me aan als mevrouw,
hij dacht, dat ik Adolf's! vrouw Was."
„Eigenlijk is 'het niet te verwonderen
dat hij dit dacht, wiant h'ij) wislt, dat
Adolf vues op je liad en heieft misschien de
huwelijksannonce in de courant gelezen,
en daar Suize evenals gif S. Reiohmiann
lieet. is zulk een vlergissing best mogelijki
derhalve gaarne op mijne zwakheden roe
men, opd'at de kracht van Christus in mij
veihilijve.
Evangelie, Laiöas. VIII. 415.
In dien tijde, ais een'a grootemenigte
bijeen kwam, en |u,it die st/eidten tot Jeziug
ijlde, zeido Hij in gielijklenisDe zaaier
ging uit om zijn zaad te zaaien; em. alls
hij zaaide, viel een de'el bijl den Weg en
het werd vertreden., en da vogelen de(s
hemels a,ten heit op'. En ©en ancler deel
viel op de steienrotsi, 'en toen bat |uitschoo(t
verdorde het, orndait het geene vochtig
heid had. Ook viel een deel tussldbein do
doornen, en de doorpen, ta gelijk op
groeiende, verstikten het. Wieder viel een
deel op jgioeda aarde, en opwassende bracht
het hcndcrd'vóiudi vruchten vport. Dit zeg
gende, riep Hijdie oonon heeft om te
hooren die hoore. En zij,na Leerlingen
vroegen Hem, Wat dit Voor «ene gelijkenis
ware? Hij zeido hun: n wordt hat geheim
gegeven van Gods rijk te ktenmsn, maar
aan anderen in gelijkanissenzoodat zij'
ziende niet zien, eiu lioorendu ndiat Var-
staan. Dit isi dlan da gedijkenisheit zaad
is hetw oord Gods. D'aar hat bij! den, weg
valt, zijn degenen die het woord hooren;
daarna komt de duivel «n nemnit het weg
van hun hart, opdat zij niet zouden geloo
ven en z'alig worden. D'aiar het Op die
steenrota valt, zijn zij;, die, als rif ,hat
woord hooren, het met viiemgde aanner
men, maar zij hebben gaenen wortel: zij
gelooven voor «enen tijd, en ten tijde der
beproeving- vallen zij a!f. Maar, daar- het
tursohen de doornen valt, zijn degenen, die
nadat zij het woord gehoord hebben, door
de bekommerniissten ien rijkdommen «n Wel
lusten des levens- vte-rstifct worden, en góen
v-ruohten voortbrengen. !M»ar hetgene op
goede aarde valt, die zijn degenen, die
het woord me.t «en goad, en oprecht hart
hooren, het bewaren, en vruchten voort
brengen in lijdzaamheid.
De vriendelijke reisgenoot.
P.oivron had altijd hooren zeggen, dat
de blilkse-mtrein de gemakkelijkste trein
wa!s om van Marseille naar Parijs te
■reizen, 't Wias iets duurder dan oen
derde-klasse vau «en bo-emeltrein, maar
Poiv-ron zou wel zien, wat? Waartoe
was liet noodig de spoorwegmaatschappij
het geld zoo maar met hand-en Vol In
denschoot te werpen? Hij zal Wel zi«n,
wat men hem zal vragen, yv,at? iWjaar of
niet?
Ongehinderd stapt Poivron de goeder
reuloods Voorbij, bereikt het perron en
neemt plaats in een coupé, w-aarim zich
reeds een andere reiziger bevindt. Deze
vroeg hem niets en d'a trein zet zioh In
beweging.
Allés gaat goed, zegt Poivron bij
zichzelf, opgelet en afgewacht!
Mijnheer, begint Poivron heel lief
jes, wilt u me een beetje viuur geven?
Asjeblieft, mijnheer.
De gedienstige reiziger rookt een geu
rige havana, die hij den Mars-eillaan over
reikt. Deze doorzoekt met -een vlersohrik.t
en verrast gebaar zijn zak.
Sapperloot, ik geloof! dat ik! mijn
sigarenkoker Vergeten heb!...
Geneer u ni-ett, en ne^nr cr 'een uit
den, mijne.
Zonder veel complimenten netimt Poi-
v ron den marakijnleerem, met fiijjne sigaren
gev lilden koker aan, «n daar valt hem
iets in.
Het zou mij spijten, mijnheer zegt
Lij', u andermaal lastig! ta valien: 'de reis
is nog zoo lang, de buffetten zijn zoo
slecht voorzien.
Neem er g-erust zooveel' pit als u
wilt.
Onze vriend kiest vier v,aa de lekker
ste havana'a uit, Bteeiklt za in zijn zak' en
laat er tegelijkertijd o.ok' den, sigarenkoker
inglijden.
De andere reiziger, hoewel ietwat ver
rast zegt niets:. Zonder twijfel wacht Mj
tot de gelegenheid zioh Voordoet, _omi be
leefd zijn eigendom terug te vragten.
Poiviion, van zijn kant, derik't:
Dat vs toch een aller;vriendelijkste
reisgezel; hij heeffit me vier hieel lekkere
sigaren cadeau, gegeven, en ik geloof, dat
ik hem nog niet eens zijn mooiemi sigaren
koker, waar ze in zaten, he!b teruggegeven.
Let er maar op, hij1 zal hem' ongetwijfeld
wel van mij terugvragen, en wif Zullen
ons gesprek hervatten. Haasten we bns
niet en, afgewacht!
Deze overdenkingen zijn nog niet ten
einde, of! de trein loopt te Valencia, waar
de locomotief haar Watervoorraad' moet
hernieuwen; twintig miniuteu. oponthoud
en een bu'ffet. Poivron haast zich Uit te
Ik kan int.uss.chen wel begrijpen, 'dat Üiie
titel van mevrouw je zonderling in de
ooreu klonk en je- daad lachen. Eln was
vau Rhenen niet teu hoogste verbaasd,
toen je hem zijn Vergissing ondier de
oogen bracht
„O. u had zijn gezicht eens hioeiten
zien! Dat was een ;en al Verbazing; ik
geloof1, dat hij in 't begin zelfs aan do
waarheid twijfelde."
Nadat het middagmaal was aïigeloopen.
zette de heer Reiöhmann zich iu de Ve
randa neder om zijn sigaar te rookeu, teir1-
wijl Selma zich ip. zijlna nabijheid bezig
hield het e,en en ander aam de bloemen
te verschikken. Eenige oogeubliklken be^
schouwde hij met welgevallen het sicboome
gelaat Van zijn dochter, die er met haar
verhoogden blos en stralende oogen be
koorlijker dan ooit uitzag.
Hij kon niet nalaten met «en cndeoii-
genden glimlach te zeggen„Ik gelooïl, dat
ik! de eenige niet ben, die| zich' op het
bezoek van Louis van Rheuen verheugt;
ik verbeeld me; zoo, dat jij het ook' nog al
prettig vindt."
Een diepe bios kleiurde bij deze Woorden
het beminnelijk gelaat; z)ij| wendde het
hoo'fd af en boog, het over- do bloemen,
terwijl zij gevat ten aimtwoorrdl gia)f„Nar
stappen, zijn metgezel voegt zioh bij
hem.
Ik geloof, dat u, onzen. Voorraad
sigaren no® bijl iu hebt, nietwaar, mijn
heer?
O, wat kan een mensoh toch Ver
strooid zijn! Hier hebt U «r een.
Het spijt mij!, u. met dien koker,
waaraan ik zeer gehecht ben, te hebben
opgescheept, maar die, zeer ^lastig, is in
den zak, en die u bepaalt moet hin
deren
ik' verzeker u, antwoordt Pöivtron
niet, een verstrooid! gebaar, dat 'hij tae
in het geheel niet 'hindert; UI bont waar
lijk al ta goed. Maar alvorens op l-e
breken, zou het misstohiea beten zijn aan
dat buffet een «ar ander te gebruiken,
't Zal spoedig nacht zijn en wijl mogen
niet vergeten, da,t wij: hem gahieiel in
den wagon moeten doorbrengen. Als u
«r niets op togen hebt, zullen wij! samón
eten.
Dat is goed.
Alen eet lekker. P.oivroii vraagt de
rekening' en doorzoekt al zij'n zakken.
Nu nog mooier! Daar herinner ik
me nu, d'at mijn portemönnaio in mijln
valies ziten het valies» is bij de
bagage. Hoe vervelend! Mijn knecht hoeft
vooruit miju plaats in den cöupó bespro
ken, ik heb hem mijn beurs gegjevjen
om te batalen en nu heelt hij... v
Ma,ak u tooh nieit ongerustJean
neb je van dit biljet terug?
Zeker mijnheer.
Het was een biljeit van honderd Itrefe.
De kellner brengt heit kleingeld! op een
bla.d en de rekening is! betaald.
Wie- gullen ta Parijs onze rekening
wel viere'fifiemiein, .indien iu. «r njots tegen
hebt, zeiglt Poivron.
De andere neiizi'ger schijnt hiertegen vol
strekt geen bezwaar te hehblen.
In dat geval, gaat Poivron Vloot,
veroorloof!ju. mij zeker wel d'sze reke
ning met eenigei ÏVancó, te verhooglen, door
mij «enig kleingeld te gievlen, daar hot Zeiel'
lastig is tot Parijs "zonder een enkelen
cent op zak te zijn
En de daad bij het woord Voegend,
eigent hij zich kalmpjes al het Op hef
bla.d liggende geld toe-
Men stapt weer in. De trëin enelt mot
vollen stoom voort. De Maraeillaan maakt
lij zichzelf de rekening van den dag o.p.
Ik' geloof ook, dat ijk een rijken
kennis heb opgedaan. Laat ik hem ni'ct
verliezen. Men lïeeft nog niet om' de kaar
tjes gevraagd. Ik helb nu wel lief noodige
om te betalen, maar dit is nog geien r-eden
om net geld v-an dien heer te Verkwisten.
Overigens, opgelet! en afgewacht
„Die" heer had een besluit glcnomen
en scheen z'n onbescheiden schuldenaar
vergeten te hebben. Hij was die lamp
genaderd en doorliep aandachtig de ge
mengde berichten der laafsfe Parijscli-a
bladen, die hij te Valencia had gekocht.
Poivron sloe.g hem gade en zijn oog viel
op zijn pelsj-asi ,zijn horlogeketting, zijn
fijnen gouden bril. Hiji wachtte tot zijn
metgezel ophield met lezen en. nam1 op
zijn beurt de bladen op, wreiafl zich do
oogen uit, las' van zeer dichtbij' en zedde
eindelijk
Ik ben bijziende, net als' m, mijn
heer. Welk nummer hebt u voor uw bril?
Kijk, dat is toevallig ook mijn num
mer en een goede bril zoiu mij op het
oogenblik zeer van pas komen. Ongeluk-
O !neem gerust de mijne.
Als ik u ontriof!
In 't geheel niet. Ik' heb er nog
een. En inderdaad haalt deize zeldzaam
beleefde reisgezel oen ondieren bril nit
zijn zu.k, zet he.m op en geeft da zdjno aan
den onbekende, -die hem roeds zoovbel- Ver
schuldigd is.
Deze neemt hem aan, slaat ternauwer
nood een blik' in de bladen, Steekt deze
in zijn zak, behoudt den bril en gaat op
zijn ge-m-a.k zitten om ta slapen. Hij
wordt niet wakfcker voor de trein te Lyon
stopt. Vijf en dertig minuten oponthoud.
- Waarde heer, ,u bent waaadijk zoo
goed, u-at ik het waag u een nieuwen
dienst verzoeken. Ik wilde gaarne uit
Lyon een telegram zenden aan. mijn Homi
lie, die ik niet verwittigd heb van mijn
plotseling vertrek uit Mao'sieille. Om nu
bet station te kunnen verlaten <sn haar
het telegraafbureau te gaan, moet mén
zijn kaartje vertoonen. U weet, dat helt
mijne zich bij' mijn bagage bevindt en dat
ik het niet kan krijgen vóór We, te Parij's
zijn. Zoudt -u mïji zoolang het uwe willen
geven?
Wiel zeker, hier is het.
Poivron verwijdert zich, doch keert nog*-
maols terug".
Ik wil me. niet graag blootstellen
aan het gevaar bij 't vertrek van den trein
dezen te missen. Mijn horloge ik in de
tu-u'riijk! Een rechtgeaarde dóchter vindt
het altijd prettig, wanneler, hiaiar Vader eon
genot wacht."
„Zoo, zoo," sprak de heer Rptehmann en
opstaande streëld|ei hij baar li-eifkiozend over
de wangén. Daarna hief! hij haar hoofd op,
za;g haar -aan en vervolgde: „Eu eein
rechtgeaard vtader least wel eens iets in did
oogen zijner dloohter "van 't gjaeai er om
gaat in ba,ar ziel."
Ondanks de echertsendla woorden la;g' er
een groote innighlelid iin ziju stem, die tot
vertrouwen uitlokte, doch S'ejma, m'erkte
dit niet op.
Verward sloeg zij de oogeu neer en met
een: „Och pa, wat is! u ondeugendwip
te zij vlug de verranda uit, om! zich naar
baar eigen kamer te bjegevén.
Le heer Roichmann zag hlaiar lachend
na en Mee® «enigen tij'di in gedachten, ver
diept zitten. Deze gedachten wanen onge
twijfeld van zeer aangepameai aard, want
nu en da,n glimlachte hij1 zóó Vergletno'agjd
als iemand, voor wien «ein jareuLaug] ge
koesterd e w.enstch op het punt staalt Ver
vuld te worden.
(Wordt VerVolgd.)