De ongeziene wereld of het leven na den dood. Het Offer. couftAK r ZATERDAG 16 DECEMBER 1928 NIEUWE ZEEUWSCHE COURANl TWEEDE BLAD FEUILLETON™ ^WrkmeUSÜT ^Winterhanden^ Kloosterbalsem Apologetische Vragenbus GODS EIGENSCHAPPEN- Gods wezlen is oneindig rechtvaardig. He goddelijke Ordenaar van het heelal heelt in Zijn wij'ze voorzienigheid alles Met Maat, getal en gjewidht b'epOiald, zoo dat (heel het wereldgebeuren de uitwerking is van Zijn eeuwig] onveranderlijk plan. Dat goddelijk plan is niet gevormd naar willekeur, niaar naar de hoogste wijsheid! en de hoogste orde, zoodat Hij1 telkens gewidhi, getal en maat in evenwicht her stelt, wanneer dit dioor verwarring öf zon de wordt verbroken. Die getrouwheid in de uitvoering, van Zijn eeuwig plan en raadsbesluit is God® oneindige rechtvaar digheid. Het evenwichtsherstel vraagt be looning voor de deugd eu eischt straf voor de zonden (J. van Santé: Korte Overwe gingen over God). Nauwelijks had God Zijin grootsdh en heerlijk scheppingsplan verwezenlijkt, of de eerste Mensch! kwaiml dii© schoon© 'har- mlonio wreed verstoren dloor z''n ondank bare ontrouw. O'm' dit geschokte evenwicht te herstellen, kon er voor de oneindige, goddelijke Rechtvaardigheid -m'aar één middel bestaan: de oneindige verzoening van Zijn oneindigen, eepigeu Zoon kou alleen het oneindig, vergrijp van d'at eerste ondankbare Mensdhienpaar herstellen en, ten voile goed mlaken. Eerst dan ztou aan do onverbiddelijk© oischen van de goddelijke Bechtvaardigheid zijn voldaan et ver bum pa» factum' est et habitaiVit in nobis -- en het Woord is vletedch geworden en heeft Midden onder ons gewoond 't Evenwichtsherstel, zeiden wij, vraagt belooning voor de deugd en straf voor de zonde. De mensühi is naar ziel en naar lichaam het absolute ©igendoM van God. Als volledig ©igendoM van God zou do mlensch ook zonder; beloofd loon verplicht Zijn, God als zijn Heer en Meester to dienen. Gods Vrijgevige] goedheid! stelde eéhter een overvloedig loon vast voor vol brachten dienst, waartoe Hij geenszins 'verplicht was. Had Hij ons enkel tot de /..natuurlijke" orde verheven, zou slechts een ..natuurlijk" geluk ons loon zijn ge- wc«st. Maar Hij schiep diep in 's m'en» schen wezen oen onweerstaanbare!» dr,ang naar een blijvend, oneindig; vnlMaajkt ge luk als de zekere belofte vau de eeuwige glorie ons wachtend na dit aardsche leven, waarin ons geluk zoo- onvolMaajkfc en onbestendig is, en in Zijn eeuwige liefde verhief Hij' den MenSch tot de „bo venna- tuurlijke" orde, zbodat hij' als loon voor de bovennatuurlijke goede werken Zou wor den toegelaten tot die aanschouwing Van het goddelijk Wiezen, waardoor de mensch aan Gods zaligheid deelachtig zou worden Eischt Gods rechtvaardigheid de deugd te beloonen, ze eischt eveneens de zonde te straffen en niet enkel de uitwendige da,ad', die strijdt Met Godis eeuwige wetten, wordt dbor HeM gestraft, doch ook de inwendige gedachten, verlangens en be geerten zullen hun gerechte straf niet Missen, züodra ze onveroenigbaar zijn Met Gods diepste Wiezen. Wat nn die goddelijke vergelding be treft, kunnen we opmerken dat God loont of straft naar ieders verdiensten, Wij Hem is geen aanZien des persöons Hij1 vergeldt ieder naar zijn werken (RoM. II5). Die vergelding is dus strikt rechtvaar dig Die vergelding, die hier slechts ge deeltelijk zal plaats hebben, z|al eerst in het andere leven volledig worden. Hier- op aarde Zegeviert méestal de boos heid en onrechtvaardigheid en worden de deugd en de onschuld verdrukt. Ghods mo len mlaalt langZaain', mlaaT zeker God heeft een /eeuwigheid tot Zijn 'beschikking om ieder naar Zijn werken te vergelden hi/anmee krijgt da zondaar gelegenheid om zich te btekeeren en de rechtvaardige oM nog meer te -verdienen. D|it leert ons do diepzinnige parabel van den gevierden rijk- ia, aTd en den gesmaden Lazarus (Lué. XVI -19). Rechtvaardigheid zïjt Gij-, o God, en al Uwe oordeelen zijn gerecht .'(Tob1, III-2.) Gods wezen is oneindig; liefderijk. O Heer, Gij mint in ons alleen Uw eigenzeivig wezen, Dat, duizendvoudig afgeppent, Staat overal te lezen. En wij, in al dat m'inlijlk is, Zijn Schuldig U te minnen, Die aller liefde oneandiglijk Het eind Zijt en 't beginnen. Gij' Mint in ons U-Zielven, want Wat wij Zijto, al' te zaMen, Als 'tgfeen dat Gij ons wildet, toen Uit Uwer hand wij kwajnteu. 27 „O, wanneer men zhcli van zijin onschuld bewust is, behoeft men zicJb immer.! zulk een aanklacht niet aan te trekkenmhaK li om1 mij nie,t bezorgd, lieve mevrouw", sprak Louis op luchtigen toon en voegde er bij„Het beste is, dat ik gedurende eenigen tijd van hier ga, ofm( in Duitsöh- land of ergens anders m'ijh fortuin te beproeven, dan geraakt d'eize gebeurtenis van zelf langzamerhand in vergetelheid." „Ons verlaten? Noen, doe dat niet!" riepen mevrouw en Adolf' tegelijk uit. „Hoe ongaarne om uwentwil, toch zal ik er toe moeten besluiten", vervolgde Louis op ernstigen boon, „want hier ko.n ik vooreerst niet blij.vien. Ik ben niet in staat de minachting van mijn medembn- sehen en de verwijdering van mijn vroe gere vrienden te Verdragen; want, geloof Me, de meesten zullen van mijn onschuld toch niet overtuigd zijn. Ook kan ik hi'er nooit iets worden, want al gaan er ook jaren over heen, Men zal zich steeds, wanneer ik om' de een of andere Een beeld, hoe verre uw' heerlijkheid. Ho© eindloos Verrel, ontwijkend, Ben beeld toch Uwer god'lijkhoid Em. U, o God, gelijkend' (Guido Gezelle.) Wie niet bemint, kent God niet, want God is liefde, zegt Sint Jan do Apostel dei' Liefde l! (I4, 16.) Met deze laatste eigenschap rajeen wij bet Hart der godheid, Zijn diepste wezen! W,ie niet bemint, kent God niet Ieder Menscben-hart is iïnM'W® slechts 'n zwakku dopje Van dat eeuwig-brandend! gioddjelïjk Hart, waarin de Bron-aar w'elt. die ,aan alle aardsche liefde! Vorml en inhoud geeft. Maar wat kan die liefde in ©en mtenSchen- hart al hecht en sterk zijn Lees m'aar Was in het oude Boek der Koningen over die edele liefde tussdhem D&Vid den Her derszoon en Prins Jonathas', Saul's zoon! Hoe klagend klinkt in 't „Lied v,an den Boog" z'n droeve klacht over Israels heuvelen, -als de jonge held gevallen is op de vlakte van Gelbóë! „Jonathas, M'n vriend, Jpnathas door nw sneuvelen ben ik gedood iBergen van Gelbbë, dauw noch regen koMe Over UJonathas oml uw dood ben ik droef te mhedie! Gij waart mij zo o onuitsprekelijk lief! Uwt liefde gold mij Meer Aan allo vrouwen-liefdeGelijk een moeder haar ©enigen zoon bemint, zoo. had ik u lief.'' (H Kon.)l Wiat is er teederder dan Moeder-lief die Reikt Ze niet tot over die grenzen van bet giraf? Lezen we niet in het Boek der Ko ningen van een. moeder; Rapsa, die eau rouw-gdwaad uitspreidde o.vOr tie kale rot sen, om daarop de wacht te houden, dagen en nachten, bij de lijken van haarzotoen a,an de galg opdat de vogelen hen niet zouden naderen? Hoe heerlijk schoon wordt in het Hoog lied de lieÜJdia van bruid tot bruidegom! bezongen „Uw liefde is kostelijker dan wijln „En zoet als de geu;r van welriekende balsem'!" Wie niet bemint,kent God niet! Als er in het kleine, onstandvastige Manöebetal- hart reeds zooveel liefde kan wonen, wat mbet dan dat onmetelijk diepe Hart, d!a,t eens klopte in den God-Mensdh, niet .aan liefde bevatten In God' is liefde gOen „eigenschap".- zooals -blij ons', maar we zen". DOus clharitas est God is liefdie! Wij kunnen enkel liefde „hébben",; nooit liéi'dc „zijn". Bij God is liefdie wezen en natuur! Bij dien eeuwigen gloed'van liefde is d© machtige liefdé-vlam der Cherubijnen en Sera.ph'ijnen nog maar zwakke adem tocht. In het gloeiend Hart der Godheid! is d© liefde zcjó krachtig en Machtig, dat de liefde van Vader tot Zoon in staat waO Van alle eeuwigheid af ©eu derde oneindig- - levende P®rso,onlijkheid voort te brengen, n.l. den H Geest, de goddelijke Vrucht van Vaders liefde tot den Zoon! God is liefdie! Alles buiten God is het werk zijner liefde. Maar God: schiep, d© wereld niet uit blinde noodzakelijkhei, Maar zij ontstond uit oen vrij besluit van Zijn Heiligen Wil! Het was de liefde, waarmee God noodzakelijk Zijh eigen god delijk Wezen 'bleMint, Die hemel en aarde Met alles wat ze bevatten, het aanschijn schonk, om' in di© schepping Zijn vol maakte heerlijkheid te. .openbaren. „En God zag alles, wat hij' gemdakt had en bet was zeer gioed!" (GÜtt. I - 3d) „Gij toch bemint al wat is en baa.t niets van hetgeen Gij gemaakt hebt." (S;ap. XI - 25). Maar di© liefde, ging nog verderZo verhief1 Engelen en Menschen tot een orde, die v©r boven hun natuurlijk© krachten zou uitgaan. Hun ziel, toegerust mlet bo vennatuurlijk© krachten, zou HeM eens geestelijk bezitten, zooals Hij! alleen van nature Zichzelf bezit, dooi' dte onmiddel lijke aanschouwing van Zijh eindeloos We zen van aangezicht tot aangezicht, als de.elgenooten van Zijn. goddelijke natuur. ..Ziet ©ens, welk ©en liefde ons d'e Vader heeft toegedragen", roept Sfnt Jan vol heilige geestverrukking uit, „dat w'ij' Kin deren Gods haeten en ook zijin" (I Joan, III - 1). Opdat wij daardoor dtaelalchtig zouden worden aan da godldplijke natuur (II Petr. 1 - 4). ,Maar hiermee was de liefde van God nog niet uitgeput Zoo Zeer heeft God d© wereld' bemind, dat Hij Zijh ©eniggeboren Zoon ons heeft gegeven (Joan IH -16). Hierdoor heeft God Zijn liefde tot ons getoond, dat Hij Zijn eenigen Zoon naar. de wereld' hieeft gezonden, opdat wij door HietM zoudlen leven; hierin besta,at die liefde; niet, dat betrekking solliciteer, deize aanklacht her inneren, .waardoor mijn kans van slagen verminderd wordt, 't Is beter,, hoeveel 't mij ook Kost, Dolf en u ta verlaten." Beiden .zwegen, zij gevoelden, dat hij gelijk' had, want ielmiand met ©en Karakter als bot zijn© kon onmlagelijfc! in ©en (stad blijven, waar hij, al was baf slechts door enkelen, voor een misdadiger werd aange zien, die alleen wegens gebrek' aan bewijs was vrijgesproken. Niet lang daarna kwam: de heer Reich mann Adoli met den goeden afloop geiluk- w.enséhenliij' was zeer- hartelijk! en Louis bemerkte terstond, dat hij jegens Adolf veel vriendelijker wais dan vroeger. Diat de heer Reictoan zijn vriend steedd met eaniget erugbou|ding behandelde, had homl vaak gehinderd, bovenal daar hij heimlzel- ven, dien hij toch slechts korten tijd Kende, zulk een in 't oogloopende VO or kom' o ndli ei d betoonde. Hij vermoe,dd© dat die beer Rei ohm aan, die knapheid of' bijzonder© geestesgaven steeds boog in jonge menschen waar deerde, Adolf te. onbeduidend vond en er niet ze©r mieidei ingenomen was, dat deze zijn schoonzoon zou worden. Hij begreep nu hoc bet succes, dat Adolf door- zijn wij God IbleMind hebben, m'aar dat Hij ons bemind hoéft en Zijn Zoon gezöwden heeft als een verzoening voor onze zonden (I Joan. IV-8). O, al te kleane en korte stonden, Dat ik U, eer mijn' stervensdag, Te laat gezocht, te laa,t gevonden, U goeden God, beminnen Mag! Guddo Gez'ellej Goes, C. VIS, Rector. Verlaging gedistilleerd- accijns. Eindelijk is dan door de Reigieering een wetsontwerp 'ingediend, dat in heit belang van den bona-fiiden drankhandel ter zderste toejuiching verdient. Toen op 1 Januari 1921 de gedistilleerd- accijns werd verdubbeld vian 150 op £300 pea- H. L. gedistilleerd van 5>0 °/o sterkte, voorspelden velen, da.t dit zou leiden tot ©en geweldige toeneming der smokkelarij en van den clandestieneia aanmaak! van ge distilleerd. En inderdaad bleek! die wet gever mét deze gteweldige adcijnsv'erhoo- ging zijn doel vér voorbijigeschoten ta heb ben. W|ant wél de hoeveelheid vemc'cijnsd gedistilleerd daalde, Maar niet het ver- bfuik Va,n gedistilleerd. De accijmso.p* bxengst daalde voortdurend, doc'h de smok kelarij mlet baar demoralieeeirende werking naml een steads grooteren omvang aam, en eveneens de clandestiene aanmlaak van ge- distiüeerd, tot groot© schade der volksge zondheid. Terecht heelt da Minister van Finan ciën dan ook de gegrondheid .erkend van de klachten door den bona-f'iden kleiinliandel en de industrie reeds meermalen in adir.es- sen tot uiting g.e,Macht. D© Minister daelt mede, dat uit de feiten allengs duidelijk naar voren is getreden, dat de accijns deel tijds een zoodanige verhoogdng heieft on dergaan, dat de grens van bet nuttig effect hiervan is overschreden. Vandaar dat hij, overeenkomstig de eenparige conclusies van het rapport der door hem! ingestelde commissie ter overweging van de vraag of verlaging van den gedistilleea-d-accijins ook thans nog mbest wonden ontraden, en zoo neen, hoever in deza behoort te wor den gegaan, thans een verlaging van den aefcijns mieit 40 °/o heeft voorgesteld, daar bij mlet de commissie aannemende, dat bij zulk een verlaging de winstmarge zooda nig zal verminderen, dat een redelijke kans bestaat, dat he,t risico van het Bmókkelen in verhouding tot de te behalen winst te groot zal woriden, zoodat na ©en korten overgangstijd de sMokkelarij: ,op den huidi- gen voet zal zijn verdwenen. Praktisch komt de zaai hierop neer, dat na de invoering der wet dei datuM Vian inwerkingtreding is gesteld op 1 Maart 1929 de gedistilleerd-accijns van f300 per H.L, (f'330 met de 10 opoenten voor het Lpeninglsibnds, die gehandhaafd' wor den) wordt teruggebracht tot £198 per H.L. Uiteraard vallen ar nog eemiga be merkingen van technisohien aard ta maken, doeh het wetsontwerp pp zichzelf verdient spoedig te worden aangenom'en. Op drn derden Zondag van den Advent. Epistel v. d. H. Pjanlus tot de Philippijnen. IV. 3—7. Broeders, verblijdt n altijd iin den Heer.; wedcroM z©g i'k, verblijd u. Dat luwe zedigheid allein menschen bekend zijde Hear is nabij. Weest nergens in beiklo|mL m,erd; maar laat uwa begeeirten in alles, door bidden en sjmleeiken, met dankzegging aan God hakend worden. En de .vrede des Heeren, welk© alle verstand te boven glaat. beware uwe harten en zinnen in! Jezus Christus, onzen Heer. Evangelie, Joannes I. 1928. In dien tijde zonden de Joden! priesters en ieviten tot Joannes, pm hem te vragen wie zijt gij En hij' bekende, en loochende r.iet; an hij beleed: ik ben da Christus niet. En zij vr.oeg.en hem1: wlie| dan? zijt gij Eli as? En hij zeide: dia ben ik niet. Zijt gij de profeet? En bijl antwoordde: noen. Zij zeiden ham' danwie zijt gïj!, op dat wij antwoord geven dengenen, dia ons gezonden hebben? Wat zegt gij1 van n zalven Hiij zei deik ben da ste|M 'z'an die in de. woestijn roeptm'aakt den w.eg des Heer em recht, gelijk de Plr afeet Jsaias gc aegdheeft. En de, afgazondeoien waren uit de Phariizeërs. En zij: vroegen en zeiden hepK wiat doopt gij dan, indien gij noch zijt de Ghristus', noch Elias, de profeet? Joannes antwoordde hun, ©e zeide: ik doop in water; mdar midden Dn der u heeft Hij gestaan, dien gij niet kent. Hij is het, die nat mij komen Zal, di© voor mij geweest is, wiens siclhoenriemen ik niet waardig ben te ontbinden. Dqza din gen zijn te Bethaniië .goschiédt over de Jordaa.il, wlaar Joannes doopte. Werkelijk' schitterend en welsprekend plei dooi had behaald, he|mi in de oogen van deu heer Redchimlanii moest verhoogen en in hemi iemand doen erkennen, di,e ook tot iets anders dan grappenmakien in staat was. Voor een kort oogenbli'k rees er een bitter gevoel in zijn ziel op bij de gedachte hoe dit gelukskind zelfs door zijn mls'- daad tot roernl en eter werd gebracht, ter wijl voor hem! zelven, di© toiek reeds zoo weinig' vreugde gekend had, de toek'omist donker en eenzaam1 wias. Doch dit gevoel beheersohte niet lang het.- edele hart van dein mlan, die vrijwil lig zijn offer had gebracht en pr geen oogeniblik berouw o.Ver gevloeide, maar zich integendeel verheugde, dat het he;ml had mogen gelukken zijn vriend van een omt- eerende gevangenisstraf te redden. Waarlijk edele maturen smaken het zelfde geluik, neen, reiner en grooter bij de weldaden, die zij aan anderen bewijzen, dan degene die ze ontvangt; zod wias vreugde ovler den goeden afloop,, welke voo1' Adolf niet onVeflmtengd Kon zijn, voor Louis oen bron van geluk eit innige vol doening. „Wiel, iWonsimck," zei de heen Reioh- 't Miskend© handwerk. „Arbeid adelt." Hit is een gulden dplreuk. .Wiel vond .die geestige voiksMan de variatie uit: „Maai' adel urbeid/t niet", doch; hier kan Men veilig aan toevoegen, dat w;apto|e©r de adel werkelijk niet zou arbeiden, de 'edellieden met gezwinden Spoed' lager zouden zakken dan wie ook. Arbeid adielt. De Mens'dhien weten het alieMaal uit ondervinding, zoo Ze tenmin- ,ste geen slavpn werden van huu dagtaak, Maai' tegenwoordig sdhdjinf men té geloo- ven, dat alleen de zioogenaa|mlde hooifd- .arbaid die vedhoffende werking uitoéfent. Voor handenarbeid gaal Men z'ich scha men, wijl men vergeet, dat een gloed) vak man e\ en noodiig) ie, evenveel respect ver dient als de geleerde, d© ambtenaar of da kantoorwtonieer. In vel© kringen van dien Middctalstand. in den Meest uitgeMeiden zin, geneert m£m zd'dh wanneer d© jongiens nedgiag hehbén in een of ander vak. Üit allé Madht wordt hot tegengegaan en men prest de jongens, óf- ze kunnen leeir-en of niet, de sdholen ta bezoeken, al Zouden er mislukkelingen uit groeien. En zbo ziet men ieder jaar do saMen- leving „verrijkt" Met ©.enig© duizenden halve en heel© intellectueel© jongeMauuem die het legen b'aautjesjagea's komen ver- grooten en na 'honderd vergeéfsdh© solli- rita-ties, tenslotte 'n betrekking aanvaarden zender voon-uitzidhten. En dit terwijl er in allo vakken ©en schreeuwende nood is »an pientere kepels, pap ontwikkelde be drijfsleiders. Goedbetaalde bfetrokkingten liggen daar voor het grijpen. Ho© dikwijls zien we het nu niet, dat jomjge Mannen, di© alleen Maar van huis uit 'n helder hoof'd en 'n paar werkhanden Meekregen, in enkele jar&n een pradhtpositie Verwer ven; hoe gunstiger; is dus die kans voor hen, die behalve hun werklust, ©en dogé- lijke voorstudie MeenemOu. Eiekerook dn de intelloctieöele kiingem kan mten voo-ruitliiomien, doch dan moiet mien oif bhiteng'ewoon 'bbgiaaid of buiten gewoon begUnstijgld zijin ©n d'i.t is .altijd sledhits voor 'n klain gedeelte weggelegd Huiz'enden. m'idd'elmiatijgten, die nu in verbittering een leven van vergulde ar moede lijden, zouden Mannen va'n, beteeke- niis zijn, indien hun opvoeders niet die val- scshie schaatote voor 't handwerk geji/ad hadden. Wiie durft er Met den sleur te breken? UITKIJK. U behoeft niet bang te zijn, ook 's win ters Un? handen te laten zien, want winterhanden zijn te voorkomen. Akker's Kloosterbalsem verzacht, herstelt en voorkomt erger. Neem, zoodra zich de eerste verschijnselen voordoen, Akker's „Geen goud zoo goed" Vraag: Hoort iem'and, die tijdens ©en H. Mis achter in de kerk teg'en oen Muur staat aangeleund, met de Jianden op den rug, zoodat de geheel© h°udiing aanduidt, dat hij enkel m'aar lichamelijk aanwezig is en dus geen „Onze- Vad'or" bidt, Wel Mis? Of kan zooi iemand even goed thuis blijven of zelfs beter, oMd'at hij dan ten minste geen ergernis aan goedwillenden geeft Ant w. Zooals U het bessdbrijift is het zeker geen Mishoorem m'ct goede manieren, gelijk het ons katholieken wordt geleerd en vo-orgehouden. Daarvoor toch is noodig eerbied en aandacht. Die eerbied moet zich vooral toonen in pnze houding bij het Misoiïer. Of! echter zoo iem'and beter deed thuis te blijven, is ;aen andere vjaag. Zou het waar zijn, dan zou! iemand Vol gens n geen Mis gehoord hebben, en niet aan het Kerkelijk' gebod hebben voldaan. Dat zou ik zoo ineens niet durven be amen. Voor goed Mishooren jnet goed'e manieren is inwendige en uitwendige aan dacht noodig. Nu zijn wij krachtens het Kerkelijk gebod verplicht minstens' uit" wendig aandachtig te zijn. Dit wil zeg gen, dat .zoo iemand geen handelingen mag stellen, die met dei inwendige aan dacht onvereeniigbaar .zijn, bijv. praten, slapen, lezen. Het Mishooren ponder uit wendige aandacht is geen Mishooren. Maar is men uitwendig aandachtig, als is men inwendig niet met brave of' godsdienstige ma,nn, nadat hij gezeten wias, „je hejbt heit mooi gedaan; ik moet j© eerlijk bekennen, dal ik 't niet achter je) gezocht zou| heb ben; ifk Maak je mijn compliment en durf je Wol vehklanem, dat ja vandaag, voor goéd je naaml hebt gevestigd." Adolfs oogen Schitterenden van genoe gen en een blos klaugda zijn sichoon ge laat bij lachte mlet zijn gewonen prattigen lach, die hem zoo beminnelijk maakte, ter wijl hij er niet eens aan scheien te denken; hoe die lof heml eigenlijk beschamen moest, nu zijn vriend omschuLdig den sm'aad vOp zijn eigen misdaad droeg. „Ik hoop dat het tot mijn geluk' Mog leiden", sprak hij opgewekt, den heer Reichmann veelbeteekenend aanziende. „Diat help ik je wenschen," antwoordde deze en wendde zich tot Louis, die bleek zwijgend hun gesprek had aangehoord. Die heer Reichmann gevoelde innig, me delijden met den jongen man, dien hij steeds lia,d hooggeacht en van wieiM on schuld hij ten volle overtuigd was ,ook nl sprak de schijn tegen hem. „Je hebt een traurigen tijid gehad, van Rhenen,zei- hij deelnemend„ik kan m© heg rijpen, dat men zich zoo'n geval toch aantrekt, ook al is men onséhuldigl ik gedachten vervluld, dan zou toch' volgens velen aan den plicht dor Eerkeiijka wet van Mishooren voldaan zijn. Natuurlijk is het dan nog geen Mishooren met goéde manieren, ma.ar het gaat er hier om of zoo iemand nog Mishoort of niet. Dat iemand niet uiterlijk zichtbaar bidt, is nog) geen 'bewijs, dat hij innerlijk Mju gedachten niet op God richt. Men moet dus goed on|d|er- siheid maken tussohen Mishooren, waar door men nog aan de Kerkelijk wiet Vol doet, en goed Mishooren, mat vrucht dragend is voor ons geestelijk laven. De bc-ste wijze van Mishooren js, den offe randen priester aan het altaar in den geest te volgen. Dau is da H. Mis voor ons een offerdaad en niet een godsjienst- oel'ening, die meer of minder buiten ons ombaat. Met wat n verder breedvoerig schrijft over het Miishooren door vielen in katho lieke landen, over da proéessiets daar en over het geloofsleven, enz. hen ik het vrijwel met u eens. Ik kan moeilijk in bijzonderheden op uwe beschouwingen in gaan. Ik merk eéhter op, dat men in vreemde landen niet uitsluitend moet zien met Hollandsche oogen en pordeelen met een Hollandscli hart. 's Lands wijsi, 'slands eer! bevat veel waarheid. Een volk be grijpen, ook vooral in zijn godsdienstig leven, eischt kennis van dei volksziel en de volksopvattingen. Natuurlijk wat ob jectief verkeerd is, blijft verkeerd en mo gen en moeten we afkeuren. Maar soms gebeurt 't, dat wij hij 'n vluchtige kennis making aan gewoonten, feiten en opvattin gen ons ergeren, en later bij dieper naden ken en grondiger kennismaking onsl oor deel moet gewijzigd worden. Tenslotte, naar aanleiding van een uwer aanMerkdn- gen, net Is zeer zeürer waar, dat in ge mengde landen door de wrijving «n de critische blikken over en wleer, dikwijls veel .goed wordt uitgewerkt. Vraag: Ik was eens tegenwoordig bij een begraf enis. Die Priester besproeide 'bui ten, vóór 'den ingang van de Kapel, da lijk kist en toen volgden in da Kapel du overige ceremoniën. Gaarne zou; ik da be- teekenis hiervan willen weten. Heeft het ook dezelfde bateekenis voor een pasge boren kindje? A n ,t. Wat u daar zag, dat besproei en van de lijkkist, gebéurt ovieral, du® pok wanneer hot lijk in de kerk wordt ge bracht, zooals het eigenlijk behoort. Wpgens omstandigheden is «r in ons land op vele plaatsen een andere geiwoonita ontstaan, .en komt het lijk alleen op het kerkhof in de Kapel. Het besprenkelen met wijwater is een der vela ceremoniën waaruit de lijkpleohtigheden bestaan. Bij de lijkplechtigheden k'oMen vooral tot uiting, het geloof aan de onsterfelijkheid, het geloof aan het vagevuur, en de moge lijkheid omi door onze gebeden de zielen in het Vagevuur te helpen, en het geloof pan de verrijzenis des vlaeiscihen, datf na melijk de lichamen ook' eenmaal z/ullen verrijzen. Het sprenkelen met wijwater 's ©en Sacramentale. Sacramentaliën zijn uitwendige teekenen, door de Kerk inge steld tot het geestelijk en ook tof) het tijdelijk welzijn der geloovigen. Als uit wendige teekenen hebben zij eenige 'uit wendige overeenkom®! met de Sacramen- +du, maar in wezen zijn zij ©r van geschei den. Het lijk wordt met wijwater bespren keld als een stille bede dat God de genade, welke aan het gebruik van dit Siacram>en- tale verbonden is, op de ziel van de gestorvenen moge toepassen en haar van vlekken reinigen. Hierdoor is dia bespren- Veling tegelijk' een teeken dat da dooide is heengegaan in de gejMeensdhap dep H. Kerk, en dus deelen kan in de hulp, die zij haar gestorven kinderen aanbiedt. Ook wordt door de besprenkeling met wijwa ter duidelijk te kennen gegeven, dat het lichaam van den gedoopten mensch iets heiligs is. Door den Doop en de verschil lende zalvingen werd het lichaaiM een tempel van den H. Geerf, d. w. 'du ver blijfplaats van Gods liefde en genade. Door de H. Communie werd het lichaam nog meer geheiligd. Ook als woonplaats! en werktuig der ziel is het lichaam! eerbied waardig. Door dat Wijwater bewijst de Kerk terecht eerbied voor het lichaam. Bjj het lijk van een pasgeboren kindje zijn de lijkplechtigheden der .Kerk geheel anders dan bij het lijk van een volwassene. Van het opdragen der H. Mis voor de zielerust en gebed voor de zielereiniging van zoo'n kind kan geen sprake zijn, Want zoo'n kind heeft nog geen zonde kunnen doen. Wordt een H. Mis opge dragen, dan is dat voor dia zielerust der afgestorven verwanten. In da gebeden en plechtigheden bij ©en kinderlijk' klinkt zelfs een toon van blijdschap en dank baarheid, omdat God een ziel tot zich riep en onmiddellijk van de aarda pver- zou je raden eens wat afleiding, te nem'en, een reisje te maken b.v., anders! wordt je nog ziek je ziet zoo, bleek' als ©en doode." „U gelooft dus aan mijn onschuld?" vroeg Louis, zonder op de laatste woorden van den heer Reiichmann te letten. „Wiel zeker geloof ik' er aan, en BelMa ook, wees daar verzekerd van. Wie het gedaan kan hebben, iis mij' een raadsel, maar u houd ik in geen; geval Voor den schuldige, zelfs al waart ge door alle mogelijke rechtbanken veroordeeld." Een glans van geluk Verspreidde zich over liet b'leeka gelaat vOn den jongen man en hij zag den heer Raichmann met c-cn dankbaren Mik aan, terwijl hiji zaide: „Ik dank u zeer voor u,wi goede opinie, die helaas niet iedereen doelen Zal." .„Kom," viel Adolf in, missdhien wél met .©en weinig gewetenswroeging, „je mOet je nu gieen mluiizennissem in 't hoofd) halen en je zelf met denkbeeldige viraes kwdjllen;; d'e rechtbank heeft j.e vriji gesprokén en daanmee uit. Dat een oude: brombeer als die Noordhof eten aanklacht tegen je be lieft in te dienen, is volstrekt, geen reden om' j:e dit zoo aan te trekkenvindt u dit ook niet, mijnheer Rehchmann (Wjordt vervolgd.) i'll,

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1928 | | pagina 5