De ongeziene wereld of het leven
na den dood.
Het Offer.
couftAK r
ZATERDAG 16 DECEMBER 1928
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANl
TWEEDE BLAD
FEUILLETON™
^WrkmeUSÜT
^Winterhanden^
Kloosterbalsem
Apologetische Vragenbus
GODS EIGENSCHAPPEN-
Gods wezlen is oneindig rechtvaardig.
He goddelijke Ordenaar van het heelal
heelt in Zijn wij'ze voorzienigheid alles
Met Maat, getal en gjewidht b'epOiald, zoo
dat (heel het wereldgebeuren de uitwerking
is van Zijn eeuwig] onveranderlijk plan.
Dat goddelijk plan is niet gevormd naar
willekeur, niaar naar de hoogste wijsheid!
en de hoogste orde, zoodat Hij1 telkens
gewidhi, getal en maat in evenwicht her
stelt, wanneer dit dioor verwarring öf zon
de wordt verbroken. Die getrouwheid in
de uitvoering, van Zijn eeuwig plan en
raadsbesluit is God® oneindige rechtvaar
digheid. Het evenwichtsherstel vraagt be
looning voor de deugd eu eischt straf voor
de zonden (J. van Santé: Korte Overwe
gingen over God).
Nauwelijks had God Zijin grootsdh en
heerlijk scheppingsplan verwezenlijkt, of
de eerste Mensch! kwaiml dii© schoon© 'har-
mlonio wreed verstoren dloor z''n ondank
bare ontrouw. O'm' dit geschokte evenwicht
te herstellen, kon er voor de oneindige,
goddelijke Rechtvaardigheid -m'aar één
middel bestaan: de oneindige verzoening
van Zijn oneindigen, eepigeu Zoon kou
alleen het oneindig, vergrijp van d'at eerste
ondankbare Mensdhienpaar herstellen en, ten
voile goed mlaken. Eerst dan ztou aan do
onverbiddelijk© oischen van de goddelijke
Bechtvaardigheid zijn voldaan et ver
bum pa» factum' est et habitaiVit in nobis
-- en het Woord is vletedch geworden en
heeft Midden onder ons gewoond
't Evenwichtsherstel, zeiden wij, vraagt
belooning voor de deugd en straf voor de
zonde. De mensühi is naar ziel en naar
lichaam het absolute ©igendoM van God.
Als volledig ©igendoM van God zou do
mlensch ook zonder; beloofd loon verplicht
Zijn, God als zijn Heer en Meester to
dienen. Gods Vrijgevige] goedheid! stelde
eéhter een overvloedig loon vast voor vol
brachten dienst, waartoe Hij geenszins
'verplicht was. Had Hij ons enkel tot de
/..natuurlijke" orde verheven, zou slechts
een ..natuurlijk" geluk ons loon zijn ge-
wc«st. Maar Hij schiep diep in 's m'en»
schen wezen oen onweerstaanbare!» dr,ang
naar een blijvend, oneindig; vnlMaajkt ge
luk als de zekere belofte vau de eeuwige
glorie ons wachtend na dit aardsche leven,
waarin ons geluk zoo- onvolMaajkfc en
onbestendig is, en in Zijn eeuwige liefde
verhief Hij' den MenSch tot de „bo venna-
tuurlijke" orde, zbodat hij' als loon voor de
bovennatuurlijke goede werken Zou wor
den toegelaten tot die aanschouwing Van
het goddelijk Wiezen, waardoor de mensch
aan Gods zaligheid deelachtig zou worden
Eischt Gods rechtvaardigheid de deugd
te beloonen, ze eischt eveneens de zonde
te straffen en niet enkel de uitwendige
da,ad', die strijdt Met Godis eeuwige wetten,
wordt dbor HeM gestraft, doch ook de
inwendige gedachten, verlangens en be
geerten zullen hun gerechte straf niet
Missen, züodra ze onveroenigbaar zijn Met
Gods diepste Wiezen.
Wat nn die goddelijke vergelding be
treft, kunnen we opmerken dat God loont
of straft naar ieders verdiensten, Wij Hem
is geen aanZien des persöons Hij1 vergeldt
ieder naar zijn werken (RoM. II5).
Die vergelding is dus strikt rechtvaar
dig Die vergelding, die hier slechts ge
deeltelijk zal plaats hebben, z|al eerst in
het andere leven volledig worden.
Hier- op aarde Zegeviert méestal de boos
heid en onrechtvaardigheid en worden de
deugd en de onschuld verdrukt. Ghods mo
len mlaalt langZaain', mlaaT zeker God
heeft een /eeuwigheid tot Zijn 'beschikking
om ieder naar Zijn werken te vergelden
hi/anmee krijgt da zondaar gelegenheid om
zich te btekeeren en de rechtvaardige oM
nog meer te -verdienen. D|it leert ons do
diepzinnige parabel van den gevierden rijk-
ia, aTd en den gesmaden Lazarus (Lué. XVI
-19).
Rechtvaardigheid zïjt Gij-, o God, en al
Uwe oordeelen zijn gerecht .'(Tob1, III-2.)
Gods wezen is oneindig; liefderijk.
O Heer, Gij mint in ons alleen
Uw eigenzeivig wezen,
Dat, duizendvoudig afgeppent,
Staat overal te lezen.
En wij, in al dat m'inlijlk is,
Zijn Schuldig U te minnen,
Die aller liefde oneandiglijk
Het eind Zijt en 't beginnen.
Gij' Mint in ons U-Zielven, want
Wat wij Zijto, al' te zaMen,
Als 'tgfeen dat Gij ons wildet, toen
Uit Uwer hand wij kwajnteu.
27
„O, wanneer men zhcli van zijin onschuld
bewust is, behoeft men zicJb immer.! zulk
een aanklacht niet aan te trekkenmhaK li
om1 mij nie,t bezorgd, lieve mevrouw",
sprak Louis op luchtigen toon en voegde
er bij„Het beste is, dat ik gedurende
eenigen tijd van hier ga, ofm( in Duitsöh-
land of ergens anders m'ijh fortuin te
beproeven, dan geraakt d'eize gebeurtenis
van zelf langzamerhand in vergetelheid."
„Ons verlaten? Noen, doe dat niet!"
riepen mevrouw en Adolf' tegelijk uit.
„Hoe ongaarne om uwentwil, toch zal
ik er toe moeten besluiten", vervolgde
Louis op ernstigen boon, „want hier ko.n ik
vooreerst niet blij.vien. Ik ben niet in
staat de minachting van mijn medembn-
sehen en de verwijdering van mijn vroe
gere vrienden te Verdragen; want, geloof
Me, de meesten zullen van mijn onschuld
toch niet overtuigd zijn. Ook kan ik
hi'er nooit iets worden, want al gaan
er ook jaren over heen, Men zal zich
steeds, wanneer ik om' de een of andere
Een beeld, hoe verre uw' heerlijkheid.
Ho© eindloos Verrel, ontwijkend,
Ben beeld toch Uwer god'lijkhoid
Em. U, o God, gelijkend'
(Guido Gezelle.)
Wie niet bemint, kent God niet, want
God is liefde, zegt Sint Jan do Apostel
dei' Liefde l! (I4, 16.)
Met deze laatste eigenschap rajeen wij
bet Hart der godheid, Zijn diepste wezen!
W,ie niet bemint, kent God niet Ieder
Menscben-hart is iïnM'W® slechts 'n zwakku
dopje Van dat eeuwig-brandend! gioddjelïjk
Hart, waarin de Bron-aar w'elt. die ,aan
alle aardsche liefde! Vorml en inhoud geeft.
Maar wat kan die liefde in ©en mtenSchen-
hart al hecht en sterk zijn Lees m'aar
Was in het oude Boek der Koningen over
die edele liefde tussdhem D&Vid den Her
derszoon en Prins Jonathas', Saul's zoon!
Hoe klagend klinkt in 't „Lied v,an den
Boog" z'n droeve klacht over Israels
heuvelen, -als de jonge held gevallen is
op de vlakte van Gelbóë! „Jonathas, M'n
vriend, Jpnathas door nw sneuvelen ben
ik gedood iBergen van Gelbbë, dauw noch
regen koMe Over UJonathas oml uw dood
ben ik droef te mhedie! Gij waart mij zo o
onuitsprekelijk lief! Uwt liefde gold mij
Meer Aan allo vrouwen-liefdeGelijk een
moeder haar ©enigen zoon bemint, zoo. had
ik u lief.'' (H Kon.)l
Wiat is er teederder dan Moeder-lief die
Reikt Ze niet tot over die grenzen van bet
giraf? Lezen we niet in het Boek der Ko
ningen van een. moeder; Rapsa, die eau
rouw-gdwaad uitspreidde o.vOr tie kale rot
sen, om daarop de wacht te houden, dagen
en nachten, bij de lijken van haarzotoen
a,an de galg opdat de vogelen hen niet
zouden naderen?
Hoe heerlijk schoon wordt in het Hoog
lied de lieÜJdia van bruid tot bruidegom!
bezongen
„Uw liefde is kostelijker dan wijln
„En zoet als de geu;r van welriekende
balsem'!"
Wie niet bemint,kent God niet! Als er
in het kleine, onstandvastige Manöebetal-
hart reeds zooveel liefde kan wonen, wat
mbet dan dat onmetelijk diepe Hart, d!a,t
eens klopte in den God-Mensdh, niet .aan
liefde bevatten In God' is liefde gOen
„eigenschap".- zooals -blij ons', maar we
zen". DOus clharitas est God is liefdie!
Wij kunnen enkel liefde „hébben",; nooit
liéi'dc „zijn". Bij God is liefdie wezen en
natuur! Bij dien eeuwigen gloed'van liefde
is d© machtige liefdé-vlam der Cherubijnen
en Sera.ph'ijnen nog maar zwakke adem
tocht. In het gloeiend Hart der Godheid! is
d© liefde zcjó krachtig en Machtig, dat de
liefde van Vader tot Zoon in staat waO Van
alle eeuwigheid af ©eu derde oneindig-
- levende P®rso,onlijkheid voort te brengen,
n.l. den H Geest, de goddelijke Vrucht van
Vaders liefde tot den Zoon!
God is liefdie! Alles buiten God is het
werk zijner liefde. Maar God: schiep, d©
wereld niet uit blinde noodzakelijkhei,
Maar zij ontstond uit oen vrij besluit van
Zijn Heiligen Wil! Het was de liefde,
waarmee God noodzakelijk Zijh eigen god
delijk Wezen 'bleMint, Die hemel en aarde
Met alles wat ze bevatten, het aanschijn
schonk, om' in di© schepping Zijn vol
maakte heerlijkheid te. .openbaren.
„En God zag alles, wat hij' gemdakt
had en bet was zeer gioed!" (GÜtt. I - 3d)
„Gij toch bemint al wat is en baa.t niets
van hetgeen Gij gemaakt hebt." (S;ap.
XI - 25).
Maar di© liefde, ging nog verderZo
verhief1 Engelen en Menschen tot een orde,
die v©r boven hun natuurlijk© krachten
zou uitgaan. Hun ziel, toegerust mlet bo
vennatuurlijk© krachten, zou HeM eens
geestelijk bezitten, zooals Hij! alleen van
nature Zichzelf bezit, dooi' dte onmiddel
lijke aanschouwing van Zijh eindeloos We
zen van aangezicht tot aangezicht, als
de.elgenooten van Zijn. goddelijke natuur.
..Ziet ©ens, welk ©en liefde ons d'e Vader
heeft toegedragen", roept Sfnt Jan vol
heilige geestverrukking uit, „dat w'ij' Kin
deren Gods haeten en ook zijin" (I Joan,
III - 1). Opdat wij daardoor dtaelalchtig
zouden worden aan da godldplijke natuur
(II Petr. 1 - 4).
,Maar hiermee was de liefde van God
nog niet uitgeput
Zoo Zeer heeft God d© wereld' bemind,
dat Hij Zijh ©eniggeboren Zoon ons heeft
gegeven (Joan IH -16). Hierdoor heeft
God Zijn liefde tot ons getoond, dat Hij
Zijn eenigen Zoon naar. de wereld' hieeft
gezonden, opdat wij door HietM zoudlen
leven; hierin besta,at die liefde; niet, dat
betrekking solliciteer, deize aanklacht her
inneren, .waardoor mijn kans van slagen
verminderd wordt, 't Is beter,, hoeveel
't mij ook Kost, Dolf en u ta verlaten."
Beiden .zwegen, zij gevoelden, dat hij
gelijk' had, want ielmiand met ©en Karakter
als bot zijn© kon onmlagelijfc! in ©en (stad
blijven, waar hij, al was baf slechts door
enkelen, voor een misdadiger werd aange
zien, die alleen wegens gebrek' aan bewijs
was vrijgesproken.
Niet lang daarna kwam: de heer Reich
mann Adoli met den goeden afloop geiluk-
w.enséhenliij' was zeer- hartelijk! en Louis
bemerkte terstond, dat hij jegens Adolf
veel vriendelijker wais dan vroeger. Diat
de heer Reictoan zijn vriend steedd met
eaniget erugbou|ding behandelde, had homl
vaak gehinderd, bovenal daar hij heimlzel-
ven, dien hij toch slechts korten tijd Kende,
zulk een in 't oogloopende VO or kom' o ndli ei d
betoonde.
Hij vermoe,dd© dat die beer Rei ohm aan,
die knapheid of' bijzonder© geestesgaven
steeds boog in jonge menschen waar
deerde, Adolf te. onbeduidend vond en er
niet ze©r mieidei ingenomen was, dat deze
zijn schoonzoon zou worden. Hij begreep
nu hoc bet succes, dat Adolf door- zijn
wij God IbleMind hebben, m'aar dat Hij
ons bemind hoéft en Zijn Zoon gezöwden
heeft als een verzoening voor onze zonden
(I Joan. IV-8).
O, al te kleane en korte stonden,
Dat ik U, eer mijn' stervensdag,
Te laat gezocht, te laa,t gevonden,
U goeden God, beminnen Mag!
Guddo Gez'ellej
Goes, C. VIS, Rector.
Verlaging gedistilleerd-
accijns.
Eindelijk is dan door de Reigieering een
wetsontwerp 'ingediend, dat in heit belang
van den bona-fiiden drankhandel ter zderste
toejuiching verdient.
Toen op 1 Januari 1921 de gedistilleerd-
accijns werd verdubbeld vian 150 op £300
pea- H. L. gedistilleerd van 5>0 °/o sterkte,
voorspelden velen, da.t dit zou leiden tot
©en geweldige toeneming der smokkelarij
en van den clandestieneia aanmaak! van ge
distilleerd. En inderdaad bleek! die wet
gever mét deze gteweldige adcijnsv'erhoo-
ging zijn doel vér voorbijigeschoten ta heb
ben. W|ant wél de hoeveelheid vemc'cijnsd
gedistilleerd daalde, Maar niet het ver-
bfuik Va,n gedistilleerd. De accijmso.p*
bxengst daalde voortdurend, doc'h de smok
kelarij mlet baar demoralieeeirende werking
naml een steads grooteren omvang aam, en
eveneens de clandestiene aanmlaak van ge-
distiüeerd, tot groot© schade der volksge
zondheid.
Terecht heelt da Minister van Finan
ciën dan ook de gegrondheid .erkend van de
klachten door den bona-f'iden kleiinliandel
en de industrie reeds meermalen in adir.es-
sen tot uiting g.e,Macht. D© Minister daelt
mede, dat uit de feiten allengs duidelijk
naar voren is getreden, dat de accijns deel
tijds een zoodanige verhoogdng heieft on
dergaan, dat de grens van bet nuttig effect
hiervan is overschreden. Vandaar dat hij,
overeenkomstig de eenparige conclusies
van het rapport der door hem! ingestelde
commissie ter overweging van de vraag
of verlaging van den gedistilleea-d-accijins
ook thans nog mbest wonden ontraden, en
zoo neen, hoever in deza behoort te wor
den gegaan, thans een verlaging van den
aefcijns mieit 40 °/o heeft voorgesteld, daar
bij mlet de commissie aannemende, dat bij
zulk een verlaging de winstmarge zooda
nig zal verminderen, dat een redelijke kans
bestaat, dat he,t risico van het Bmókkelen
in verhouding tot de te behalen winst te
groot zal woriden, zoodat na ©en korten
overgangstijd de sMokkelarij: ,op den huidi-
gen voet zal zijn verdwenen.
Praktisch komt de zaai hierop neer, dat
na de invoering der wet dei datuM Vian
inwerkingtreding is gesteld op 1 Maart
1929 de gedistilleerd-accijns van f300
per H.L, (f'330 met de 10 opoenten voor
het Lpeninglsibnds, die gehandhaafd' wor
den) wordt teruggebracht tot £198 per
H.L. Uiteraard vallen ar nog eemiga be
merkingen van technisohien aard ta maken,
doeh het wetsontwerp pp zichzelf verdient
spoedig te worden aangenom'en.
Op drn derden Zondag van den Advent.
Epistel v. d. H. Pjanlus tot de Philippijnen.
IV. 3—7.
Broeders, verblijdt n altijd iin den Heer.;
wedcroM z©g i'k, verblijd u. Dat luwe
zedigheid allein menschen bekend zijde
Hear is nabij. Weest nergens in beiklo|mL
m,erd; maar laat uwa begeeirten in alles,
door bidden en sjmleeiken, met dankzegging
aan God hakend worden. En de .vrede des
Heeren, welk© alle verstand te boven glaat.
beware uwe harten en zinnen in! Jezus
Christus, onzen Heer.
Evangelie, Joannes I. 1928.
In dien tijde zonden de Joden! priesters
en ieviten tot Joannes, pm hem te vragen
wie zijt gij En hij' bekende, en loochende
r.iet; an hij beleed: ik ben da Christus
niet. En zij vr.oeg.en hem1: wlie| dan? zijt
gij Eli as? En hij zeide: dia ben ik niet.
Zijt gij de profeet? En bijl antwoordde:
noen. Zij zeiden ham' danwie zijt gïj!, op
dat wij antwoord geven dengenen, dia ons
gezonden hebben? Wat zegt gij1 van n
zalven Hiij zei deik ben da ste|M 'z'an die
in de. woestijn roeptm'aakt den w.eg
des Heer em recht, gelijk de Plr afeet Jsaias
gc aegdheeft. En de, afgazondeoien waren
uit de Phariizeërs. En zij: vroegen en
zeiden hepK wiat doopt gij dan, indien
gij noch zijt de Ghristus', noch Elias,
de profeet? Joannes antwoordde hun, ©e
zeide: ik doop in water; mdar midden Dn
der u heeft Hij gestaan, dien gij niet kent.
Hij is het, die nat mij komen Zal, di© voor
mij geweest is, wiens siclhoenriemen ik
niet waardig ben te ontbinden. Dqza din
gen zijn te Bethaniië .goschiédt over de
Jordaa.il, wlaar Joannes doopte.
Werkelijk' schitterend en welsprekend plei
dooi had behaald, he|mi in de oogen van deu
heer Redchimlanii moest verhoogen en in
hemi iemand doen erkennen, di,e ook tot
iets anders dan grappenmakien in staat
was.
Voor een kort oogenbli'k rees er een
bitter gevoel in zijn ziel op bij de gedachte
hoe dit gelukskind zelfs door zijn mls'-
daad tot roernl en eter werd gebracht, ter
wijl voor hem! zelven, di© toiek reeds zoo
weinig' vreugde gekend had, de toek'omist
donker en eenzaam1 wias.
Doch dit gevoel beheersohte niet lang
het.- edele hart van dein mlan, die vrijwil
lig zijn offer had gebracht en pr geen
oogeniblik berouw o.Ver gevloeide, maar zich
integendeel verheugde, dat het he;ml had
mogen gelukken zijn vriend van een omt-
eerende gevangenisstraf te redden.
Waarlijk edele maturen smaken het
zelfde geluik, neen, reiner en grooter bij
de weldaden, die zij aan anderen bewijzen,
dan degene die ze ontvangt; zod wias
vreugde ovler den goeden afloop,, welke
voo1' Adolf niet onVeflmtengd Kon zijn, voor
Louis oen bron van geluk eit innige vol
doening.
„Wiel, iWonsimck," zei de heen Reioh-
't Miskend© handwerk.
„Arbeid adelt." Hit is een gulden dplreuk.
.Wiel vond .die geestige voiksMan de variatie
uit: „Maai' adel urbeid/t niet", doch; hier
kan Men veilig aan toevoegen, dat w;apto|e©r
de adel werkelijk niet zou arbeiden, de
'edellieden met gezwinden Spoed' lager
zouden zakken dan wie ook.
Arbeid adielt. De Mens'dhien weten het
alieMaal uit ondervinding, zoo Ze tenmin-
,ste geen slavpn werden van huu dagtaak,
Maai' tegenwoordig sdhdjinf men té geloo-
ven, dat alleen de zioogenaa|mlde hooifd-
.arbaid die vedhoffende werking uitoéfent.
Voor handenarbeid gaal Men z'ich scha
men, wijl men vergeet, dat een gloed) vak
man e\ en noodiig) ie, evenveel respect ver
dient als de geleerde, d© ambtenaar of da
kantoorwtonieer.
In vel© kringen van dien Middctalstand.
in den Meest uitgeMeiden zin, geneert m£m
zd'dh wanneer d© jongiens nedgiag hehbén
in een of ander vak. Üit allé Madht wordt
hot tegengegaan en men prest de jongens,
óf- ze kunnen leeir-en of niet, de sdholen ta
bezoeken, al Zouden er mislukkelingen uit
groeien.
En zbo ziet men ieder jaar do saMen-
leving „verrijkt" Met ©.enig© duizenden
halve en heel© intellectueel© jongeMauuem
die het legen b'aautjesjagea's komen ver-
grooten en na 'honderd vergeéfsdh© solli-
rita-ties, tenslotte 'n betrekking aanvaarden
zender voon-uitzidhten. En dit terwijl er
in allo vakken ©en schreeuwende nood is
»an pientere kepels, pap ontwikkelde be
drijfsleiders. Goedbetaalde bfetrokkingten
liggen daar voor het grijpen. Ho© dikwijls
zien we het nu niet, dat jomjge Mannen,
di© alleen Maar van huis uit 'n helder
hoof'd en 'n paar werkhanden Meekregen,
in enkele jar&n een pradhtpositie Verwer
ven; hoe gunstiger; is dus die kans voor
hen, die behalve hun werklust, ©en dogé-
lijke voorstudie MeenemOu.
Eiekerook dn de intelloctieöele kiingem
kan mten voo-ruitliiomien, doch dan moiet
mien oif bhiteng'ewoon 'bbgiaaid of buiten
gewoon begUnstijgld zijin ©n d'i.t is .altijd
sledhits voor 'n klain gedeelte weggelegd
Huiz'enden. m'idd'elmiatijgten, die nu in
verbittering een leven van vergulde ar
moede lijden, zouden Mannen va'n, beteeke-
niis zijn, indien hun opvoeders niet die val-
scshie schaatote voor 't handwerk geji/ad
hadden.
Wiie durft er Met den sleur te breken?
UITKIJK.
U behoeft niet bang te zijn, ook 's win
ters Un? handen te laten zien, want
winterhanden zijn te voorkomen. Akker's
Kloosterbalsem verzacht, herstelt en
voorkomt erger. Neem, zoodra zich de
eerste verschijnselen voordoen, Akker's
„Geen goud
zoo goed"
Vraag: Hoort iem'and, die tijdens ©en
H. Mis achter in de kerk teg'en oen Muur
staat aangeleund, met de Jianden op den
rug, zoodat de geheel© h°udiing aanduidt,
dat hij enkel m'aar lichamelijk aanwezig
is en dus geen „Onze- Vad'or" bidt, Wel
Mis? Of kan zooi iemand even goed thuis
blijven of zelfs beter, oMd'at hij dan ten
minste geen ergernis aan goedwillenden
geeft
Ant w. Zooals U het bessdbrijift is het
zeker geen Mishoorem m'ct goede manieren,
gelijk het ons katholieken wordt geleerd en
vo-orgehouden. Daarvoor toch is noodig
eerbied en aandacht. Die eerbied moet
zich vooral toonen in pnze houding bij
het Misoiïer. Of! echter zoo iem'and beter
deed thuis te blijven, is ;aen andere vjaag.
Zou het waar zijn, dan zou! iemand Vol
gens n geen Mis gehoord hebben, en niet
aan het Kerkelijk' gebod hebben voldaan.
Dat zou ik zoo ineens niet durven be
amen. Voor goed Mishooren jnet goed'e
manieren is inwendige en uitwendige aan
dacht noodig. Nu zijn wij krachtens het
Kerkelijk gebod verplicht minstens' uit"
wendig aandachtig te zijn. Dit wil zeg
gen, dat .zoo iemand geen handelingen
mag stellen, die met dei inwendige aan
dacht onvereeniigbaar .zijn, bijv. praten,
slapen, lezen. Het Mishooren ponder uit
wendige aandacht is geen Mishooren. Maar
is men uitwendig aandachtig, als is men
inwendig niet met brave of' godsdienstige
ma,nn, nadat hij gezeten wias, „je hejbt heit
mooi gedaan; ik moet j© eerlijk bekennen,
dal ik 't niet achter je) gezocht zou| heb
ben; ifk Maak je mijn compliment en durf
je Wol vehklanem, dat ja vandaag, voor
goéd je naaml hebt gevestigd."
Adolfs oogen Schitterenden van genoe
gen en een blos klaugda zijn sichoon ge
laat bij lachte mlet zijn gewonen prattigen
lach, die hem zoo beminnelijk maakte, ter
wijl hij er niet eens aan scheien te denken;
hoe die lof heml eigenlijk beschamen moest,
nu zijn vriend omschuLdig den sm'aad vOp
zijn eigen misdaad droeg.
„Ik hoop dat het tot mijn geluk' Mog
leiden", sprak hij opgewekt, den heer
Reichmann veelbeteekenend aanziende.
„Diat help ik je wenschen," antwoordde
deze en wendde zich tot Louis, die bleek
zwijgend hun gesprek had aangehoord.
Die heer Reichmann gevoelde innig, me
delijden met den jongen man, dien hij
steeds lia,d hooggeacht en van wieiM on
schuld hij ten volle overtuigd was ,ook nl
sprak de schijn tegen hem.
„Je hebt een traurigen tijid gehad, van
Rhenen,zei- hij deelnemend„ik kan m©
heg rijpen, dat men zich zoo'n geval toch
aantrekt, ook al is men onséhuldigl ik
gedachten vervluld, dan zou toch' volgens
velen aan den plicht dor Eerkeiijka wet
van Mishooren voldaan zijn. Natuurlijk
is het dan nog geen Mishooren met goéde
manieren, ma.ar het gaat er hier om of zoo
iemand nog Mishoort of niet. Dat iemand
niet uiterlijk zichtbaar bidt, is nog) geen
'bewijs, dat hij innerlijk Mju gedachten niet
op God richt. Men moet dus goed on|d|er-
siheid maken tussohen Mishooren, waar
door men nog aan de Kerkelijk wiet Vol
doet, en goed Mishooren, mat vrucht
dragend is voor ons geestelijk laven. De
bc-ste wijze van Mishooren js, den offe
randen priester aan het altaar in den
geest te volgen. Dau is da H. Mis voor
ons een offerdaad en niet een godsjienst-
oel'ening, die meer of minder buiten ons
ombaat.
Met wat n verder breedvoerig schrijft
over het Miishooren door vielen in katho
lieke landen, over da proéessiets daar en
over het geloofsleven, enz. hen ik het
vrijwel met u eens. Ik kan moeilijk in
bijzonderheden op uwe beschouwingen in
gaan. Ik merk eéhter op, dat men in
vreemde landen niet uitsluitend moet zien
met Hollandsche oogen en pordeelen met
een Hollandscli hart. 's Lands wijsi, 'slands
eer! bevat veel waarheid. Een volk be
grijpen, ook vooral in zijn godsdienstig
leven, eischt kennis van dei volksziel en
de volksopvattingen. Natuurlijk wat ob
jectief verkeerd is, blijft verkeerd en mo
gen en moeten we afkeuren. Maar soms
gebeurt 't, dat wij hij 'n vluchtige kennis
making aan gewoonten, feiten en opvattin
gen ons ergeren, en later bij dieper naden
ken en grondiger kennismaking onsl oor
deel moet gewijzigd worden. Tenslotte,
naar aanleiding van een uwer aanMerkdn-
gen, net Is zeer zeürer waar, dat in ge
mengde landen door de wrijving «n de
critische blikken over en wleer, dikwijls
veel .goed wordt uitgewerkt.
Vraag: Ik was eens tegenwoordig bij
een begraf enis. Die Priester besproeide 'bui
ten, vóór 'den ingang van de Kapel, da lijk
kist en toen volgden in da Kapel du
overige ceremoniën. Gaarne zou; ik da be-
teekenis hiervan willen weten. Heeft het
ook dezelfde bateekenis voor een pasge
boren kindje?
A n ,t. Wat u daar zag, dat besproei
en van de lijkkist, gebéurt ovieral, du® pok
wanneer hot lijk in de kerk wordt ge
bracht, zooals het eigenlijk behoort.
Wpgens omstandigheden is «r in ons
land op vele plaatsen een andere geiwoonita
ontstaan, .en komt het lijk alleen op het
kerkhof in de Kapel. Het besprenkelen
met wijwater is een der vela ceremoniën
waaruit de lijkpleohtigheden bestaan. Bij
de lijkplechtigheden k'oMen vooral tot
uiting, het geloof aan de onsterfelijkheid,
het geloof aan het vagevuur, en de moge
lijkheid omi door onze gebeden de zielen in
het Vagevuur te helpen, en het geloof
pan de verrijzenis des vlaeiscihen, datf na
melijk de lichamen ook' eenmaal z/ullen
verrijzen. Het sprenkelen met wijwater
's ©en Sacramentale. Sacramentaliën zijn
uitwendige teekenen, door de Kerk inge
steld tot het geestelijk en ook tof) het
tijdelijk welzijn der geloovigen. Als uit
wendige teekenen hebben zij eenige 'uit
wendige overeenkom®! met de Sacramen-
+du, maar in wezen zijn zij ©r van geschei
den. Het lijk wordt met wijwater bespren
keld als een stille bede dat God de genade,
welke aan het gebruik van dit Siacram>en-
tale verbonden is, op de ziel van de
gestorvenen moge toepassen en haar van
vlekken reinigen. Hierdoor is dia bespren-
Veling tegelijk' een teeken dat da dooide is
heengegaan in de gejMeensdhap dep H.
Kerk, en dus deelen kan in de hulp, die
zij haar gestorven kinderen aanbiedt. Ook
wordt door de besprenkeling met wijwa
ter duidelijk te kennen gegeven, dat het
lichaam van den gedoopten mensch iets
heiligs is. Door den Doop en de verschil
lende zalvingen werd het lichaaiM een
tempel van den H. Geerf, d. w. 'du ver
blijfplaats van Gods liefde en genade.
Door de H. Communie werd het lichaam
nog meer geheiligd. Ook als woonplaats! en
werktuig der ziel is het lichaam! eerbied
waardig. Door dat Wijwater bewijst de
Kerk terecht eerbied voor het lichaam.
Bjj het lijk van een pasgeboren kindje
zijn de lijkplechtigheden der .Kerk geheel
anders dan bij het lijk van een volwassene.
Van het opdragen der H. Mis voor de
zielerust en gebed voor de zielereiniging
van zoo'n kind kan geen sprake zijn,
Want zoo'n kind heeft nog geen zonde
kunnen doen. Wordt een H. Mis opge
dragen, dan is dat voor dia zielerust der
afgestorven verwanten. In da gebeden en
plechtigheden bij ©en kinderlijk' klinkt
zelfs een toon van blijdschap en dank
baarheid, omdat God een ziel tot zich
riep en onmiddellijk van de aarda pver-
zou je raden eens wat afleiding, te nem'en,
een reisje te maken b.v., anders! wordt je
nog ziek je ziet zoo, bleek' als ©en doode."
„U gelooft dus aan mijn onschuld?"
vroeg Louis, zonder op de laatste woorden
van den heer Reiichmann te letten.
„Wiel zeker geloof ik' er aan, en BelMa
ook, wees daar verzekerd van. Wie het
gedaan kan hebben, iis mij' een raadsel,
maar u houd ik in geen; geval Voor den
schuldige, zelfs al waart ge door alle
mogelijke rechtbanken veroordeeld."
Een glans van geluk Verspreidde zich
over liet b'leeka gelaat vOn den jongen
man en hij zag den heer Raichmann met
c-cn dankbaren Mik aan, terwijl hiji zaide:
„Ik dank u zeer voor u,wi goede opinie,
die helaas niet iedereen doelen Zal."
.„Kom," viel Adolf in, missdhien wél met
.©en weinig gewetenswroeging, „je mOet je
nu gieen mluiizennissem in 't hoofd) halen
en je zelf met denkbeeldige viraes kwdjllen;;
d'e rechtbank heeft j.e vriji gesprokén en
daanmee uit. Dat een oude: brombeer als
die Noordhof eten aanklacht tegen je be
lieft in te dienen, is volstrekt, geen reden
om' j:e dit zoo aan te trekkenvindt u dit
ook niet, mijnheer Rehchmann
(Wjordt vervolgd.)
i'll,