'TOPPELAAR .ANDBOUW- NSEN !0NADE met isences van I EVEN oepskeuze is en Twintigjes. SREST 16865-20 GOES. ibreekt w 5T - GOES De ongeziene wereld of het leven na den dood. w-r- i ,.!!e en- Doch toen Louisa's blik eindelijk was, gewoon geraakt aan die pracht, onderzoekend rond gleed langs- dit all®, ontmoette deze niets, wak aan het verkeer When aarde -en Hem-el -herin nerde. ;he courant zaterdag 14 juli 1928 nieuwe zeeuwsche cwjranl lN THIEME de Pilaren elburg :ht anno 1765 L PORT-, RIJN- en >erste klas oude [voor Zeeland erven lucas iiant. trekking der Staatsloterij, htingen -Beveland. FEUILLETON Jonkvrouw Louisa. van over de grenzen KERKNIEUWS Voor onze vrouwen. Ontspanningslectuur. ^7.., |len genomen om Heeft U wel g.e- Jgen kunnen bij ver- 16867-50 lOOSJES, welke pak kunnen mede doosje te komen 1,25 en f2,00. 16864-44 IJ SCHAP weelinckplein 6 \pril 1925, Stb). 106. TH. RIEL. 1" - Postgiro Ne. 43347 iTTIG ERKENDE der met ekkans, oremiën afsloten ik door ekomen 'diger 16734-ieo GOES ik van EAU DE isschend. 4711, Boldoot, Suisse, i. bij R 116839-20- Telefoon 168 I eau, de heer G. geven van inlich- uur voormiddags Soes en voorts, na Oostsingel 130. 1STELOOS. 16198-32 atsloterij. 16717-25 ;baar: Ruyterlaan, GOES. neer gjj door het lezen een advertentie iets winkelier, zeg hem lezen in de „Nieuwe ets en ons, zoowel als y er een dienst mede. VII. GOD DE VERGELDER. Eerste en laatste oorzaak' aUer dingen. Ik wil beginnen met een oude saga te veTtellen, welke ik eens las bij dr. Elutg. Het goddelijk beeld van Is is de. almioeider der goden, was omhangen met een glan senden sluier van plurpefc en goiud. Hij, die het gewaad wegtrok, zag) het di-epista geheim1 en den laatsten zin van het geloof daarom moc'hten dan -o-ok slechts- de pries ters ,dien g-eheimizinnigèn sluier oplichten. Een jcngelinigi waagde het haar tempel te betreden en de omhulde, beeltenis der go din te ontsluieren. iWJat hij toen gezien heeft,k on hij niemand navertellen, want den volgende® dag vondem de priesters hem uitgestrekt aan den voet van hejt beeld bleek', stom! en waanzinnig. .Waaromi? Hij had het diepste geheim- en dun laatsten zin van h'et geloof domv schouwd en bevonden, dat alles leugen was. AVat ik u wil vragen is dit, of ook uw godsgeloof leugen en bedrog zal blijken, wanneer gij den sluier van al het gescha pene wegtrekt en zoekt naar de earsto en laatste oorzaak aller dingen? Welnu wij zullen 'n blik slaan in het groote raderwerk der Scheplpingl en ons afvragen, wie de geheimie drijfveeren van dat wonderwerk in beweging zette. Pater Athanasius Kirchar, 'een geleerd Jezuïet, had onder zijn vele kennissen ook' een ongeloovijgi professor, die er open lijk voor uit kwa.ni, dat hij niet geloofde in het bestaan van God. Op zekeren, dag kwam' deze ongeloovig-e godloochenaar in 't. studeervertrek van den gel-eerden Je zuïet en zag daar c-pi z'n bureiau een- prachtige splinternieuwe glo-be staan en vroeg belangstellend hoe hij aan dat kunst stuk kwam1. Waar die globe vandaan komt, antwoordde- de Jezuïet met 'n on- noozel gezichtwel die komt nergens van daan, die is hier zoo- maar heelemiaal van zelf gekomen. Professor. De 'professor tcc.nde zich lichtelijk geraakt voor dit dwaze antwoord, maar Pateir Kircher bleef bij zijn bewering en verzekerde dat het hein liooge ernst was. En dat hij, do godloochenaar, die beweerde, dat hemel en aarde', zon, maan en sterren heelemiaal van zelf in 't onmetelijk heelal gekomen waren, zich toch niet moest verwonderen, dat zoo'n globe, z'oo'n miniatuur-aardbol letje van zelf ójp Zijn bureau zo-ui zijn gekomen. Hier zijn we gekomen aan een van! d-e voornaamste en meest overtuigende Gods bewijzen, n.l. het o-oi-zakelijkheids-bewijs, dat zich m-e.t zulk een dwingende, -kracht aan ons denkend verstand opdringt, dat geen enkel normaal-denkend mensc-b er aan kan weerstaan, omidat het siteunit op een van d e meest fiindataenteela beginse len van -onze rede,, n.l. dat alles wa-t wordt, wat begint te bestaan, noodzakelijk een o-orzaak móet. hebben voor da.t bestaan. Alleen God de eerste cn laatste oorzaak aller dingen, heeft geen oorzaak vooir Zijn bestaan, maar bezit de reden en .grond van Zijn bestaan in Zich Zelven. Iets wat de reden van Zijn bestaan vindt-, in zich zelf', kan niet-bestaan, want te bestaan behoort imlmars juist tót Z'n wezenheid krachtens innerlijke noodzake lijkheid'; hef kan ook' niet „anders" be staan dan t bestaat m'.a.w. iets wal! uit zieh zelf bestaat, moet „noodzakelijk" en „onveranderlijk" bestaan. Al h'et, andere buiten dat eene wezen n.l. God, dat, de reden van Zijn bestaan in Zich Zelven bezit-, moet noodzakelijk een „oorzaakhebben, waardoor het komt tot het bestaan. W-ant ietsi komlt tot beta,an uit „niets" of uit, „iets". Maar „niets" kan immers nooit bestaansgrond zijn, voor „iets". Dus alles wat wordt, wat begint te bestaan, komt tot -da|fi besaufcan uit „iets". at „iets kan niet het wordende- ding zelf zijn ho-e kan iets zich! zelf voórt- i engenom te kunnen voortbrengen moet, het toch eerst bestaan? blijft ditó dat etot bestaan komib uit iets- „anders" m.a w. dat het de reden van zijn bestaan >j°i z'0'h! z'elf" maai- „buliten zich zelf of wcl een oora,aaIti hep!fl Ed dit geldt zoowel voor ieder wordend ding o-p zich als voor 't geheele k'omplex te samen n.l. de wereld; imim-ers! het aantal verandert mets aap den a-a-rd en wezeni der dingen Wij krijgen dus: Ten eerste: voor 't, bestaan van ieder ding op, zic'hl Zelf als voor 't komptox. de geheele, wereld moet een voldoende re: den of oorzaak -zijn. JT- De voldoende reden of do^zaak is niet te vinden in hijt d-i-ng Zelf .37) Niet slechts de negentien-jarige stuikte von Rarenklau, die tot prins- Alexanders grootste genoegen dikwijls poogde, hem in de huldiging, welke hij L-ouisa bracht te overtreffen, maar- ook de overige Wno-rl genoot met volle teugen. Het was reeds zee.r laat, to-en da jonge dame zich na. afloop- van het feest) 'in de haar aangewezen kamer terugtrok. D-e in* richting daarvan was- veel overeenkom stig het- karakter der- bewoonster. Het oudoir, dat naar de kleedkamer en sla,ap- iarner voerde, was met zacht rose zijden apij f?n bedekt, er hing* een rozengeur en e vele sierlijke voorwerpen, die de ruito- ®P*miikten, schenen alle het bijzonder oei t.e dienen, een jong hart en jojmge of de wereld zelf', want dan moest de we reld „noodzakelijk en onveranderlijk" züjin, wat ze niet is. Ten derdeAls de dingen, opi zidhl en de wereld de reden van hun bestaan niet vin den in zic'li zelf, dan möete-n zij- 'n reden of oorzaak' van bestaan hebben buiten zich zelf en die oorz'aak', waardoor zij tot bestaan is- gekomten, moet noodzakelijk 'n wezen -zijn, -dat zelf niet „veroorzaakt" is, maar reden en gr-ond van bestaan vindt in „ziöh Zelf" en dat is G-o-d! f Dit klinkt wel eenigs-zins: geleerd, maar hij nader toezien en rustige ove-rw-eginig is het zoo sim-p-el als. de dag, omdat biet steunt op de groote beginselen van ieder denkend vermogen. -Met recht kon David al zeggen: alleen de dwaas zegt bij zie'hizelvener ia geen God. Ps. 52. En toch zijn ei* z'ulke dwa zen Zelfs onder hen die zich „wijzen" en „geleerden" noemen, die hun gezond ver stand geweld aandoen, de fundamenteele begrip-pen van oorzaak en gevolg looche nen en durven bew-eren, dat heel die prachtige wereld-machine- zoomaa-r- van zelf' door 't heelal wentelt, en dat 't ©enig bouw-materiaal waaruit de trotsc-he we- reldbo-uw werd op-getrokken, en dat zonder Bouwmeester, zonder Sebeplpienden God, stof, eeuwige st-o-f en kracht moet ge weest zijn. En opi de vraag: wio heeft het heelal en zijn wonderen geschapen, antwoordt de ongeloovige materialist? De stof! Maar de s-t-of opi zich!'is traag en dood! Wie is het die- d-e- onmetelijke vaste ba nen der sterren afbakende n-aar vaste re gelmaat? D-e kracht? Maar kracht op- ziel! 'is blind cn ongeregeld en vra-agt 'n leider 1 Wie heeft die wilde jacht en gr-ootsche pracht va-n onmetelijke heUwTbollen in ongestoorde harmonie, d-oo-r de cno-rme- af standen van tijd en ruimte tolt eien! rythlmi- sc'hc-n reidans- -gemaakt van lichtende we relden? Da natuiur-wetten! Zeker maar iedere wet vraagt 'n wetgever. Wie was de geniale- arc'hitekt, die. den trotschen wereld-koepel bouwde in de on metelijke ruimt.a van het heelal? Wiens oog mii tegenblikt uit 't lichten dei* stra lende sterren, uit, den zonnige® lentemor gen en den warmen gloed va.n den zorner- schen avond? Ik hoor Zijn stem- als de zee haar stormlied over; mij heen doet schallen: ik' voel Zijn adem- in 't zachte ruischen d-o-or de herfstbladeren cn in 't gestadig neersuizen van de Mgen-d-roplpie® Wiens wijsheid en verstand m»j tag.en- straalt- uit de o-plen blo.eni--ke.-lk! op 't veld ,uit -de bonte vlucht der vogelen, hoog in 't luchtruim- en diep- oip- den bodelm' der zee Welk een k-cnihg bouwde zich ooit 'n paleis als- Hij, die de aarde uitspreidde als een dekkleed vo-or Zijn voeten? Di-e de wolken maakten tot zijn wagen en wandelt o-p- -do wiek'en der winden? Die wereld-kunstenaar voor wien duizenden jaren zijn als 'n pols-slag van zijn leven; vo-or wiens machtigen tred der- aarde w.ag geit, de w-olkpn verstuiven als stof en de bergen smelten als: was? Wi-enp1 vuist de zuilen -der m-'onschheid versplintert en kr-oncn vernietigt en m!et hiensc'henbloed zijn wereld-gerie-hten schrijft in, 't zand der slagvelden. En wat antw-oordt hierop de dwaas, dia zegt in z'n hart: er isi geen God? Dat deed bet toeval! Wie schiep al die zichtbare pracht- en heerlijkheid daar boven aan 't blauwe fii'm'anïent Het toe val! Wie riep het m-orgen- ,en avondrood te voorschijn? Het blinde toeval? D,oor wien zingen de ontelbare sterren aan den nacht-hemel liun sferan-haim-o-niën? .Wie heeft de zeo met deuren afgesloten cn haar perken gesteld die zij niet galt over schrijden? Wie heeft de morgen ontboden en de dageraad haar p-laats aangewezen? Wie bouwde de schuren der sneeuw en sgha-tkam-ers van den lïagel? .Wie heeft dei deuw-dropp-els verwekt cn d-e rijp- des hemlelsi geteeld? Wie bracht bet, ijs te Vio-ors-chdjn en vond den weg naar het licht? Wjie bra-eht de planeten naar buiten en zo-nd- den bliksem- uit in bet luchtruim', dat ze g.aian en zfegjgen: hier zijn wij Wie vangt er bu.it vo-or de leeu wen, om1 ha.ar welp-en te voeden en( prooi voor den raaf, ,als hlaa-r- jongen roepen, om voedsel? Wie gaf het paard zijn sterkte en bekleedde- zijn nek' met manen? En de dwaas, die zegt: er ia geen God, ant woordt: het toeval! Mét recht mag men hier dien onver standige toevoegen het verwijt Van God aan Jo-bs kleinzieligen vriend jEIihu: Wie maakt da-ar mijn wijs beleid tot duister heid door woorden zonder verstand?' C. VIS, Rector, Goes Hoe laat wordt morgen v-rpeg de H Mis gcleren? vroeg zij aan het kaïme-r-- ta'eisje, dat haar bij het uitkleeden hielp. Wij hebben geen H. Mis in onze slot kapel juffrouw, loidda het ant-woord. Is de huisk'ap-elaan opi reis? W-e .hebben ook geen huiskapelaan hier juffrouw. Geen huiskapelaan? Ik zag toch in het voorbij gaan de ingang, van een kapel? Ja, een kapel hebben wij wel en zelfs een zeer mlooie-, maar geen priester. Bij den vorigen bezitter we-rd daar dage lijks de H. Mis gelezen. De prinses wilde het ook' invoeren, maar zijn doorluchtig heid den p-rins wensc-hte het niet. Lo,uisa "beet zich heftig op de lip-pen Hoe ver is- da weg naar de dorpskerk, waarlangs we opi weg hierheen voorbij zijn gekomen? was Louisa's volgende- Vraag. O. bepaald een half uur. En hoe laat begint de dienst? D, juffrouw ontzettend vroeg, al om half zeven. Vindt m'en dat hier Zoo ontzettend vi*oeg? spotte de jonge dame en voegde er snel bij, zorgt dat men mij pm' half zes wekt. De Wiblio-theekl der Leuven Sclie Universiteit, i Het nieuwe b-ibliotheeklgebouw van de R.-K. Universiteit te Xeuven, dat, door do Vereenigde Staten van Amierfkla weer ge- Sticht, als een monument dat uitdrukking ïnloest geven aan de bewondering, wel'kfe'do groote Republiek had voor het kleine Kor ■ninkrijk, dat opi het kritieke, mloment het echt wist te .verdedigen, verbe'f-t zi5h o-p' de „Plac-e du Peuple". Door 4 straten (begrensd, heeft, het gebo-uw den vormi van een rechthoek', van welken de- tw.ee langeto zijden zijn verbbnden door eem öcmtralon iblouw Hbot toren. H|e,t gebo-uw is ontwO-r'peiii in VlaamlSche- en Braibiandsohe Renaissan- (pe-stijl. Do voorgevel, tea- lengte1 van ongt 60 m'eter, omvat een gew-elfde' zuil-cngaau- derij, welkte- do groote w-erik'z'alen onder steunt de roede baksteen voito't er met de witte natuursteen e«n 'fraai geheel. H'et ornatobntale bleeldhouwwofki de bas'-re- lie'fls, do bbrst- en standbeelden geven den gevel een zoowel imbnumcntaal als symbo lisch aanzien. Aan den oentralm gevel be vinden zich drie bhlkburaiiubn, waarboven de 'busten zijn aangebracht van Kardinaal Mercier, van den kbning en vau de konin gin- In een nis is een beeld aan-gtehracht dei* H. Maagd, gafïankfeerd door bleelden van St. George en St. Michael. Aan den top- stelt oen bas-relief den brand voor v,an de Univ'ersiteitshallen mtet de oude bibliotheek'. Twee kleine geveldaken, wel kte in de balustrade spitsen vjortalen, dragen de Am'crik'aans'che en Belgische munt. D-e zijkanten van hetzelfde geihlouw dragen in Was-reliéf hét zinneb-ecTd van de- Patro- np.«so van de- Universiteit, de „Sodes Sa- pientiae" voorts zijn er de hieraldisohe (Me ren aangebracht, welke de w-ap-ensebilde® van de Verschillende Ver'bbnden landen dragen. De toren, welkte 82,5 mieter hoog ia', beval, een .vierkant doel van zJe-jr een voudig voork'omlen, tlefkro-ond met een ba lustrade en vier gedenliliaaldon, waarvan een achthoekig, vlak' uitsteekt, dat- rjjk'e-t lijltf met versierde motieven hlewerlkt is. Hlot ldokk'entorentje, dat ondersteund is door de zinnebeeldige gedaante- dei' vier Evangelisten cn 'mUsiöeercnde- engelen, be vat een klokkenspel van 48 kloken, een geschenk' van de Vereeni-ging van A'mteri- kaansche Iijgenieurs, onder vooifeitterschap van dr. Edward Dean Adalmfe, de nieuwo bibliotheek' aangehbden als herinnering a;a|n de AmCrik'aansche ingenieurs, die in den oorlog gesneuveld zijn. „Liberty Bell", zoo heet de grootste klok, w-ee-gt 7,097 kg. Boven de torenspits staat een as met wind wijzer, voorstellend de Belgische Leeuwi Zpowel in- als uitwendig dragen piila,ren en muren sierlijk' fcfe-warkte namen van de voornaamste stichtingen -en de grootste- weldoeners vaïi de Veoeienigde Staten, di0 'bijgedragen hebben tot den ibouw van dit grootSe'he mbnument. W:anne,er wij door do zuilenrij b'inn-entreden staan, wij peCht vooi' het mus-eum, dat 'btehalva eenige Universi- teitsherinneringen, de jCraaie- v|erz,amleling manuscu'ipten, boekten, platen en medailles zal 'LteVatten, welke Miss Susan Minnsl uit Boston aan L-euven schon'kl Linies i-n dein toren leidt oen monumentale trap naar 3 groote werkzalen. In de grootste zaal, waar ruim 250 studenten k|unnen studee- ren, zijn ongeveer 20.001) groote naslag werken als .-encyclopedie's, didlionnaire.'s, enz1, ondergebracht. D-eze groote zaal is aan weerszijden geflankeerd dooir een za,al (inet een beperkte, ruimte; waarvan er een ja gereserveerd voor de professoren, cn de andere Bestemd is ter raadpleging van de 1500 periodieken, waarop de bibliotheek geabonneerd is. Tussc'hen de studiezalen waar de ho-e-kten worden geraadpleegd en het magazijn waar do hbekten worden gec'ar talogisecrd, Bevindt zich de zaal voor de catalogi. Hier staan labelkasten met 2000 schuifladen ter Berging dor catalogi-kaar ten in alp-hab-etisohe volgorde volgens de werkten, alsmede volgens de schrijvers: Hot -magazijn -blevat 7 afdeolingen v,ajn plaatijzer van Amerikiajiiiiscli ïlaibirikaat in totaal klmn-en deze. „stack's" aoiderhalf millioen bte^k-deelen bpivatten? Tenslotte be vat een der zijgebouwen de administratie bureaux cn zalen, wel'kie -speciaal zijni vrijgehouden voor het horstel van manus cripten en kostbare drukwerken. Hjet an dera zijge'tbuw bevat gen twintigtal prac- ticum'zalen voor de studenten in de tech nische wetenschappen. Men vindt er ooli lokalen voor studenten in strafrecht eD criminologie, Burgerlijk pacht, phyloso-p-hie Oostersehe-, Semitische-, 'klassieke--, Ro- maausche- en Germaiausche talen, geschie denis, bijbelwetenschap, patrologie .dogmia tiek, kanonnielr recht. Tenslotte ,-js daar ook de Hoogeschnol voor de politieke en sociale wetenschappen, opgenomen in dn faculteit der rechten. Wij k'unnen dus wel Het meisje zette gr-oote oogen opi, maar zij antwoordde onderdanig: Zooalsi u be veelt. Eer L-o-uis-a zich ter ruste begaf, keek zij no-g eens rond in de kamer. ,W,at zij ge ho-ord had, lag haar zwaar- opi de ziel! Neen, er was geen kruisje, geen wijwater bakje te zien. Zij dacht aan ha,au eigen slaapkamer thuis. Daar waren de wanden niet met zijde en kostbaar naaldwerk be kleed, maar er s-tond voor. het' beeld van den Gekruiste een bidsto-el, waarc® haar moedér reeds iii vrome aandacht had ge knield, eh boven het kleine wijwater- schaaltje, dat een m-ooie engel in zijn han den droeg, hing -het beeld van Godsi Moe der, die beschermend neerzag opi Haar kind- Louisa, gevoelde een eigenaardige beklemdheid. W-at zij zooeven géhoord had lag haar zwaar opi het g.emoeü. Zij brok de zijden gordijnen -op en zij- op-emde het groo te vensterraam. De- nae'htlust dtreek ver koelend over haar verhitte wangen. Aan het firmament schitterden duizenden Uter ren. Toen h'aar oogen de haar welbekende sterrenbeelden aanschouwden, dadht zij aan de stille uren, dat zij met den vriend' zeggen dat deze h-erfcb-uwde, stichting sc-hooner dan eerst uit z'ijn puinen is op gerezen. i I 1 Op den 7cu Zondag na Pinksteren. Epistel v. d-en H-. Paulus tot de- Rom!einen( VI. 19—23. Broeders 1 ik- spreek talen-scbelijkerwijze, om de zwakheid van u|w' vleesch; want- gelijk' gij uwe lidm'aten lieiM, o-vergeigtevien om de onzïiiverh-eid en de oaigegiephtiglh'eid ter ongerechtigheid te /dienen, Zoo- geeft nu uwe ledem'aten over, om dei ge-recihtig- ilieid te dienen, ter heililgwording. Want toen gij -slaven deir Zonde- waart, waart gij vrij ten aanzien dep rechtvaardigheid. -WelkT -qenn vrucht hadt gij toen uit die dingen, over welkte gij u nu ste'haalm-t Hét -einde toch daarvan i-s de- dood. Ma,ar nu gij 'bevrijd van de zonden en dicnarc-n Gods zi.jt geworden, 'hclWt gij uwe- vrucht in d-e 'lieiligtei'atoing, eh uw einde is het eeuwig leven. "Want het loo-n der zonde is de doodïn'aar de genade Godlsl is liet eeu wig leven in J-ezWs Christus, onzen Heer, Evangelie, Mattheus VII. 1521. In dien tijde zeido Jezus aan zijne Leerlingen: wacht u voor de valsclie Pro- Peten, die in gohaaps'klcederen tot, u ko men, maar inwendig grijpende wolven zijn. Aan hunne vruchten zult gij zei Men nen. Plukt men w-el druiven van de door nen of vijgen van do disteion AlZoo brengt alle goede booml goede vrucht-en Voort. E-on goede blo-omi ft-n geen kwado vruchten, noch oe,n 'kfwade b-obmi /goede vruchten voortblrengen. Alle booml, die gee n e goede vrucht-1 li voortb-rengf, zal uitgehakt en in het vuur geworpen wor den. Zoo dan, aan lumno vruchten/ au.lt gij z-'o bennen. Niet ieder, die tot nïij zegt: Heer! Heer! Zal in het rijld der he-mtelen ingaan, m'a.ar die den wil mijns a-dejis doet, die in den liCmtel is-, die zal in h'e-t rijk do-r hdui-elen kom-en. Onze kamerplanten. Voor vele huidmoeders is het epn genot, naast de vele huislioudelijlto bleslamiinierin- g-en nog tijd en gelegenheid te vinden vtx>r een paar aardigef ïi|um:e -"planten. L\V e mogen genist zeggen, dat wol de hell't der vrouwen hiervoor iets ge-voelen en het in dé kunst van verzorging Uier planten tamelijk vier hebben gebraent. Maar even Zek'or kunnen wie, zeggen, dat het succ-es van som!migen nog niet voor anderen is weggelegd, ai is de- lust boa -kweek-ep dez-eliue. Dit ligt meestal aan den stand der ra,- -in-en ten opzichte van de zon. Zo-oals ieder weet, uiteet de plant voor zijn groei, .be halve imiekt, O-die licht Ihtebiben. tén nu is 'het -een uit.gem'aakbe zaiik, dart Uo ramen jop het Noorden ot' Nnio-rdwpsten nooit het v-olle licht Jirijgen. .Wie- daar planten wil k!w,eek;en, zal slechts m|et zeer weinige slagen. We aspidistra, die m|et zijn liloe van breed-e, langwerpig spitse bladeren z-oo uit den grond oprijst, boet het er wel goed. Ook' de trade-seantia, de hiungplftnt, die we rniet zijn groene,, ot' bbnte e.» soms l'ose- paars getuite b-iaderen zoo va/lik jontmpe- ten, zal het da,ar nog wtel- oen poosje' klaren. - Meestal -ephter worden planten t-e spich tig en te slap. Voor bloemplanten is het heeiem'aal liiets gedaan, tenzij men ze 's zomers in den tuin ingraaft. Ze, sterkten daar zooveel op, dat ze net gedurende den winter wel weer uithouden. Dan 'kan Imien zeer goed oen clivia of- een aronskelk kwoeken. Do clivia -mlet zijn schermT van oranje gele 'Hoornen is zeer sterk. D-e jmt loopt vaak vol niet dikke- vlcezige wortels, D-eze kan mien na den 'fcHoej wel wat inkorten en vooral de oudste éjr tusschen;uit halen out de plant dan in een nieuw,e- grootie-rje pot van verseh-e voedzame- aarde ve voor zien. Zoodra de wortels- weer- fcbven den gr-ond uitkom-en, wat het eerste/ jaar wel niet het gevat zal zijn, Kan men woei nieuwe aarde geven. Anders giert mén in den zomer maar e-en-s- met éen aftreksel van k/oempat of sehaponniest. D-e pot irn graven op een min of meer jbtesdhaduwd /plekje van den tuin Bevalt zeer goed. Men, kten dan 'het volgend voorjaar Zoo- goed als zéker e-en nieuwe: Móemlstjengel ver wachten. De aronshtelk mlet zijn witte hlelcer bloem!, waarin een gele kolf aardig uit-, steekt, is ook oen nog al trouwe bloeder. Men moet daartoe- na den bloei de plant m-et pot en al op-Zij in den tuinlegg en, imet pot en al opzij in den tuin leggen, zoodat deze zoo go,e.d als geheel uitdroogt der jeugd zoo- dikwijls- tot die sterren h'ad op-gezien en hunne zielem met elkander op stegen naar hoogere Streken. Gevoelde zij dat -op- het platvorm van den ouden toren van den burcht ook hij op dit) o.ogenblik tot dezelfde sterren op|z'ag en een g'eb-ed ten hemel Zond voor de lie-veling Van zijn hart? Er kwam! iets als een geiheimnisvolle weemoedige groet uit de verte over h'aar en zij vroeg zidhi Zelf' af; Eo/U den andere, in wiens: armen zij in lichten dans-, no-g voor een uur had ge rust, haar bij haar vlucht opwaarts kun nen begeleiden? Zij twijfelde daaraan. Twee tranen rolden ove-r haar wangen. In* het slot haerschte nog diepe, stilte, toen L-ouisa den anderen morgen de wijde hallen vo-or den voorgenomen kerkgang do-ov liep. Haar weg voorde voorbij de danszaal, welker deuren nog wijd open stonden. Een kaars, welke men vergeten had te doven, streed met den doad| en op den parketvloer lagen verwelkte hloem'en W-cér kwam' het beklemlmende. gevoel over haar, maa,r het verdween zo-odra zij zic'h buiten in de heerlijke natuur 'bevond. (YVieldra had zij de kerk, waarnaar zij den weg gemakkelijk kon vinden, doordat da Dat de bladeren dood gban hindeft niet, want de wortelstok! blijft -wél leven. D-ie, hedft zélfs eenige rust noodig. Na een week' of vier gieieiflt mten zieeir voedzame aarde en gra-aft de.plant Kuiten in den grond. 1 - De nieuwe Jiladeren Idotaien dan al gauw voor den dag en blijven taJmfelijkf ko-rt en gedrongen, als ze goited in het licht staan. Ondertusstehen vormen zich tevens één of toeer 'bloemkhoppen, die ons in dén nawinter wel ziillen vertellicn -boe goed de plant het -gehad 'heeft. Zft zijn dan fbrseh en groot. De plant verlangt nog al veel water, vooral tijdens -h-et uitloopcn der blo-etalk(iïop- pen en Verder tijden-s) den bloei. Dat is trouwens voor alle planten het .geval. -Als z'e. blo-eien mteete-n ze water, geen m'est beblben. D-aarna. wal r-ust -en dan nie.uw voedsel en zoo- mbigélijkf Vcpl licht Om: 'z-e tegen de drogo kSïuterluclit te btesbh-er'men, bevochtigt m-en zc mét een 'fijn Straal-gieter mlet niet te kfoud wate-r of toen sponst de bladeren a'f. Een mislukte Priesterjacht. ,'t .Was in de- dagen van de- lEingclsche 'kterkvervtilging. Den 28sten Maart 1625 Jmc-rqchte er groote onrust' -op het landgpëd der W.est- lields, eene 'familie, welkte van oudsher als door -en door Ka-t-hjoliejk1 békend stond. Father Ralph Wiestfield, «en zoon des huizes, vertoteifde daar sinds ©en pa,ai' da,- gen 'bij zijne 'familieden vorigen dag' had hij er d-e H. Mis- gelez-en en van groot-en afstand waren de do-rpjelingen gekïsh-eu 'olm- daarbij tegenwoordig 'te, zijn, al wisten zij, dat zij dit waagstuk inis|stehien met hun leven zbndie,n mpeten h|e|kbo-pte/U. Intusaülien had mien lb|eric|ht -ontvaugau, dat de trawanten van den öta,a,t reeds op pad "waren -en dat mien elk' -ooegirbük e-e-n inval in het huis 'k'on Verwachten. En dam zou Father Ralph voor den rechter ge bracht worden oml zich ta ve-rantwoordei» over het vreeselij'kle vfevgrijp, God vereerd te hébhen v-olgens het gebrui'kj zijner voor vaderen. 't Was tegen vier uur in den namiddag, terwijl Father Ralph, zijne zuster Gra,c-a en zijne moeder, ittevrouw Wiestfield, i# do huislfampr 'bij e.ene kö-p thee zaten te praten over de, ziek'te van koning James, toen de jongste der tuiniers baa-stig lriéato aaiigeloopeu. Nog vóór hij een woio-rd ge-* sproken had, hiegrepen allen reieds, welks zijne boodschap "as. „Met hoevelen zijn zij?" vroeg Fatlvei- Ralph. „Precies Kan ik het niet ziegge-n, -mijn- lieer'', antwoordde de- tuinier, „waar min stens tien ,of twaalf." „Zijn zij al Kort Wij1?" „Binnen tien min ut en Allien zij luien zijn". „Zoo 'Spoedig? .Wiel» .dan valt er ge-en tijd 'te verliezen", zeide- de priester. „En den'kt, ge werkelijk, bfesbc Ralph", z'èide zijne zuster, „dat het Heter is ons niet te zeggen, waar ft'e U gaat ver.l.ter- -gon „Keen, Ueter niet", antwoordde hij; „als zij in de nabijheid mijner schuil plaats 'k'waïnteu, zou uwe ontroering en uwe angst nïij Kunnen verraden". Hij -omhelsde zijne moeder en zuster en verliet het vertrek', terwijl de tuinier weer naar 'Kuiten üej^ om zijip^wcrK iii den tuin voort te zetten. Mevrouw Wést'field en Grace behoef den niet lang in angstige sjianhing te wachten, want xeedsi een paar minuten later Kwam' «pn luidruchtige troep rui ters de poort binnengereden. Blijf li Waar hier, moeder", zeide hek m'eisj-e, terwijl zij onverschrokken naar kluiten ging o'm- de bande te ontvangein. „Uw l.iez'oeK verwondert ons, ltoer-en,'4 z-eide zij oji vasten, -heldoren toon. „Wiat. is het doel van nwe kblmtet, als ik het vragen ta'ag?" De mannen, eonigSzins verbluft, Koer den ziöh Zwijgend naar bun hoofdm|a,n, een klein, ongeschoren, slordig uitzliemd -persoon van omstreeks Vcieirtig jaren. Na- een oogenHik aarzelen, 'trad deze naaic Voren, 'en, als ware: -hij hlevreesd zijne tegenpartij rechtstretelcè te woord te staan, trachtte bij eerst het -mteisjc van haar stuif te brengen door ecnige sjrottende aanmer kingen over haar ten beste to geven. „Elene knappe deern cn niet verlegen, nietwaar, Jacob)? Eene, die je wel passen! Zon, nietwaar, JacoW? Eien paar ooge-n —'4 „Genoeg daarover, mijnheer 1" .klonk weer da vrijmoedige, klare stem1. „Ik Wen mleju'ffrouw W-estfield, eene dochterde? 'huizes, en U zoudt Wc zeer yerplieht-eji door mé to zoggen, wat U hier brengt'V -Ee^igs'zins onthutst door haar vaisthte toren van uit de v-erto zichtbaar was-, bereikt. Schoon ldonk' biet geluid van den torenklok haai- uitnoodige-nd -tegemoet en zij trad het kerkportaal binnen. Boa eenvoudig zag liet daar pit. Louisa kon de gedachte- niet .verdrijvenO, mijn lieve God,, hoe wonen wij m'ensc'hen zoo rijk, en Gij, die onsi alles gegeven heeft, zoo arm. Zij besch-o-uwde met m-eer deelne ming dan ooit de eenvoudige boeren, dia van verre -en nabij gekomen waren ami da Heilige Handel-ingi bij te wonen. Toep. de ze. ten einde was:, hielpi zij een oiverond moedertje, dat haar plaats naast haar had en wie het moeilijk viel van de stijve knieën op te staan, toet een soort, eerbied op-. Zij was, toen zij hot kerkje verliet, zóó in gedachten verdiept, dat z'ij niet be merkte, dat aen slanke vrouwengestalte dicht bij haar kwam! en de vingertoppen van een- blaeke had tegelijk mtet de har© in den wijwaterba-k- doopten. R-eads: was zij langzaam' de treden der kerks-toep afge stapt. (W/ordt vervolgt). ÊÊ^^ÊM s

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1928 | | pagina 5