'TOPPELAAR
.ANDBOUW-
NSEN
!0NADE met
isences van
I EVEN
oepskeuze
is en Twintigjes.
SREST 16865-20
GOES.
ibreekt
w
5T - GOES
De ongeziene wereld of het leven
na den dood.
w-r- i ,.!!e en- Doch toen Louisa's
blik eindelijk was, gewoon geraakt aan die
pracht, onderzoekend rond gleed langs- dit
all®, ontmoette deze niets, wak aan het
verkeer When aarde -en Hem-el -herin
nerde.
;he courant
zaterdag 14 juli 1928
nieuwe zeeuwsche cwjranl
lN THIEME
de Pilaren
elburg
:ht anno 1765
L PORT-, RIJN- en
>erste klas oude
[voor Zeeland
erven lucas
iiant.
trekking der Staatsloterij,
htingen
-Beveland.
FEUILLETON
Jonkvrouw Louisa.
van over de grenzen
KERKNIEUWS
Voor onze vrouwen.
Ontspanningslectuur.
^7..,
|len genomen om
Heeft U wel g.e-
Jgen
kunnen bij ver-
16867-50
lOOSJES, welke
pak kunnen mede
doosje te komen
1,25 en f2,00.
16864-44
IJ
SCHAP
weelinckplein 6
\pril 1925, Stb). 106.
TH. RIEL.
1" - Postgiro Ne. 43347
iTTIG ERKENDE
der met
ekkans,
oremiën
afsloten
ik door
ekomen
'diger 16734-ieo
GOES
ik van EAU DE
isschend.
4711, Boldoot, Suisse,
i. bij
R 116839-20-
Telefoon 168
I
eau, de heer G.
geven van inlich-
uur voormiddags
Soes en voorts, na
Oostsingel 130.
1STELOOS. 16198-32
atsloterij.
16717-25
;baar:
Ruyterlaan, GOES.
neer gjj door het lezen
een advertentie iets
winkelier, zeg hem
lezen in de „Nieuwe
ets en ons, zoowel als
y er een dienst mede.
VII.
GOD DE VERGELDER.
Eerste en laatste oorzaak' aUer dingen.
Ik wil beginnen met een oude saga te
veTtellen, welke ik eens las bij dr. Elutg.
Het goddelijk beeld van Is is de. almioeider
der goden, was omhangen met een glan
senden sluier van plurpefc en goiud. Hij,
die het gewaad wegtrok, zag) het di-epista
geheim1 en den laatsten zin van het geloof
daarom moc'hten dan -o-ok slechts- de pries
ters ,dien g-eheimizinnigèn sluier oplichten.
Een jcngelinigi waagde het haar tempel te
betreden en de omhulde, beeltenis der go
din te ontsluieren. iWJat hij toen gezien
heeft,k on hij niemand navertellen, want
den volgende® dag vondem de priesters
hem uitgestrekt aan den voet van hejt
beeld bleek', stom! en waanzinnig.
.Waaromi? Hij had het diepste geheim- en
dun laatsten zin van h'et geloof domv
schouwd en bevonden, dat alles leugen
was.
AVat ik u wil vragen is dit, of ook uw
godsgeloof leugen en bedrog zal blijken,
wanneer gij den sluier van al het gescha
pene wegtrekt en zoekt naar de earsto en
laatste oorzaak aller dingen?
Welnu wij zullen 'n blik slaan in het
groote raderwerk der Scheplpingl en ons
afvragen, wie de geheimie drijfveeren van
dat wonderwerk in beweging zette.
Pater Athanasius Kirchar, 'een geleerd
Jezuïet, had onder zijn vele kennissen
ook' een ongeloovijgi professor, die er open
lijk voor uit kwa.ni, dat hij niet geloofde in
het bestaan van God. Op zekeren, dag
kwam' deze ongeloovig-e godloochenaar in
't. studeervertrek van den gel-eerden Je
zuïet en zag daar c-pi z'n bureiau een-
prachtige splinternieuwe glo-be staan en
vroeg belangstellend hoe hij aan dat kunst
stuk kwam1. Waar die globe vandaan
komt, antwoordde- de Jezuïet met 'n on-
noozel gezichtwel die komt nergens van
daan, die is hier zoo- maar heelemiaal van
zelf gekomen. Professor. De 'professor
tcc.nde zich lichtelijk geraakt voor dit
dwaze antwoord, maar Pateir Kircher bleef
bij zijn bewering en verzekerde dat het
hein liooge ernst was. En dat hij, do
godloochenaar, die beweerde, dat hemel
en aarde', zon, maan en sterren heelemiaal
van zelf in 't onmetelijk heelal gekomen
waren, zich toch niet moest verwonderen,
dat zoo'n globe, z'oo'n miniatuur-aardbol
letje van zelf ójp Zijn bureau zo-ui zijn
gekomen.
Hier zijn we gekomen aan een van! d-e
voornaamste en meest overtuigende Gods
bewijzen, n.l. het o-oi-zakelijkheids-bewijs,
dat zich m-e.t zulk een dwingende, -kracht
aan ons denkend verstand opdringt, dat
geen enkel normaal-denkend mensc-b er
aan kan weerstaan, omidat het siteunit op
een van d e meest fiindataenteela beginse
len van -onze rede,, n.l. dat alles wa-t wordt,
wat begint te bestaan, noodzakelijk een
o-orzaak móet. hebben voor da.t bestaan.
Alleen God de eerste cn laatste oorzaak
aller dingen, heeft geen oorzaak vooir Zijn
bestaan, maar bezit de reden en .grond van
Zijn bestaan in Zich Zelven.
Iets wat de reden van Zijn bestaan
vindt-, in zich zelf', kan niet-bestaan, want
te bestaan behoort imlmars juist tót Z'n
wezenheid krachtens innerlijke noodzake
lijkheid'; hef kan ook' niet „anders" be
staan dan t bestaat m'.a.w. iets wal! uit
zieh zelf bestaat, moet „noodzakelijk" en
„onveranderlijk" bestaan.
Al h'et, andere buiten dat eene wezen n.l.
God, dat, de reden van Zijn bestaan in
Zich Zelven bezit-, moet noodzakelijk een
„oorzaakhebben, waardoor het komt tot
het bestaan. W-ant ietsi komlt tot beta,an
uit „niets" of uit, „iets". Maar „niets" kan
immers nooit bestaansgrond zijn, voor
„iets".
Dus alles wat wordt, wat begint te
bestaan, komt tot -da|fi besaufcan uit „iets".
at „iets kan niet het wordende- ding
zelf zijn ho-e kan iets zich! zelf voórt-
i engenom te kunnen voortbrengen moet,
het toch eerst bestaan? blijft ditó dat
etot bestaan komib uit iets- „anders"
m.a w. dat het de reden van zijn bestaan
>j°i z'0'h! z'elf" maai- „buliten
zich zelf of wcl een oora,aaIti hep!fl Ed
dit geldt zoowel voor ieder wordend ding
o-p zich als voor 't geheele k'omplex te
samen n.l. de wereld; imim-ers! het aantal
verandert mets aap den a-a-rd en wezeni der
dingen
Wij krijgen dus:
Ten eerste: voor 't, bestaan van ieder
ding op, zic'hl Zelf als voor 't komptox.
de geheele, wereld moet een voldoende re:
den of oorzaak -zijn.
JT- De voldoende reden of
do^zaak is niet te vinden in hijt d-i-ng Zelf
.37)
Niet slechts de negentien-jarige stuikte
von Rarenklau, die tot prins- Alexanders
grootste genoegen dikwijls poogde, hem in
de huldiging, welke hij L-ouisa bracht te
overtreffen, maar- ook de overige Wno-rl
genoot met volle teugen.
Het was reeds zee.r laat, to-en da jonge
dame zich na. afloop- van het feest) 'in de
haar aangewezen kamer terugtrok. D-e in*
richting daarvan was- veel overeenkom
stig het- karakter der- bewoonster. Het
oudoir, dat naar de kleedkamer en sla,ap-
iarner voerde, was met zacht rose zijden
apij f?n bedekt, er hing* een rozengeur en
e vele sierlijke voorwerpen, die de ruito-
®P*miikten, schenen alle het bijzonder
oei t.e dienen, een jong hart en jojmge
of de wereld zelf', want dan moest de we
reld „noodzakelijk en onveranderlijk" züjin,
wat ze niet is.
Ten derdeAls de dingen, opi zidhl en de
wereld de reden van hun bestaan niet vin
den in zic'li zelf, dan möete-n zij- 'n reden
of oorzaak' van bestaan hebben buiten zich
zelf en die oorz'aak', waardoor zij tot
bestaan is- gekomten, moet noodzakelijk
'n wezen -zijn, -dat zelf niet „veroorzaakt"
is, maar reden en gr-ond van bestaan vindt
in „ziöh Zelf" en dat is G-o-d! f
Dit klinkt wel eenigs-zins: geleerd, maar
hij nader toezien en rustige ove-rw-eginig is
het zoo sim-p-el als. de dag, omdat biet
steunt op de groote beginselen van ieder
denkend vermogen.
-Met recht kon David al zeggen: alleen
de dwaas zegt bij zie'hizelvener ia geen
God. Ps. 52. En toch zijn ei* z'ulke dwa
zen Zelfs onder hen die zich „wijzen" en
„geleerden" noemen, die hun gezond ver
stand geweld aandoen, de fundamenteele
begrip-pen van oorzaak en gevolg looche
nen en durven bew-eren, dat heel die
prachtige wereld-machine- zoomaa-r- van
zelf' door 't heelal wentelt, en dat 't ©enig
bouw-materiaal waaruit de trotsc-he we-
reldbo-uw werd op-getrokken, en dat zonder
Bouwmeester, zonder Sebeplpienden God,
stof, eeuwige st-o-f en kracht moet ge
weest zijn. En opi de vraag: wio heeft
het heelal en zijn wonderen geschapen,
antwoordt de ongeloovige materialist? De
stof! Maar de s-t-of opi zich!'is traag en
dood!
Wie is het die- d-e- onmetelijke vaste ba
nen der sterren afbakende n-aar vaste re
gelmaat? D-e kracht? Maar kracht op-
ziel! 'is blind cn ongeregeld en vra-agt 'n
leider 1
Wie heeft die wilde jacht en gr-ootsche
pracht va-n onmetelijke heUwTbollen in
ongestoorde harmonie, d-oo-r de cno-rme- af
standen van tijd en ruimte tolt eien! rythlmi-
sc'hc-n reidans- -gemaakt van lichtende we
relden? Da natuiur-wetten! Zeker maar
iedere wet vraagt 'n wetgever.
Wie was de geniale- arc'hitekt, die. den
trotschen wereld-koepel bouwde in de on
metelijke ruimt.a van het heelal? Wiens
oog mii tegenblikt uit 't lichten dei* stra
lende sterren, uit, den zonnige® lentemor
gen en den warmen gloed va.n den zorner-
schen avond? Ik hoor Zijn stem- als de
zee haar stormlied over; mij heen doet
schallen: ik' voel Zijn adem- in 't zachte
ruischen d-o-or de herfstbladeren cn in 't
gestadig neersuizen van de Mgen-d-roplpie®
Wiens wijsheid en verstand m»j tag.en-
straalt- uit de o-plen blo.eni--ke.-lk! op 't
veld ,uit -de bonte vlucht der vogelen, hoog
in 't luchtruim- en diep- oip- den bodelm' der
zee
Welk een k-cnihg bouwde zich ooit 'n
paleis als- Hij, die de aarde uitspreidde
als een dekkleed vo-or Zijn voeten? Di-e
de wolken maakten tot zijn wagen en
wandelt o-p- -do wiek'en der winden? Die
wereld-kunstenaar voor wien duizenden
jaren zijn als 'n pols-slag van zijn leven;
vo-or wiens machtigen tred der- aarde w.ag
geit, de w-olkpn verstuiven als stof en
de bergen smelten als: was? Wi-enp1 vuist
de zuilen -der m-'onschheid versplintert en
kr-oncn vernietigt en m!et hiensc'henbloed
zijn wereld-gerie-hten schrijft in, 't zand
der slagvelden. En wat antw-oordt hierop
de dwaas, dia zegt in z'n hart: er isi geen
God? Dat deed bet toeval! Wie schiep al
die zichtbare pracht- en heerlijkheid daar
boven aan 't blauwe fii'm'anïent Het toe
val! Wie riep het m-orgen- ,en avondrood
te voorschijn? Het blinde toeval? D,oor
wien zingen de ontelbare sterren aan den
nacht-hemel liun sferan-haim-o-niën? .Wie
heeft de zeo met deuren afgesloten cn
haar perken gesteld die zij niet galt over
schrijden? Wie heeft de morgen ontboden
en de dageraad haar p-laats aangewezen?
Wie bouwde de schuren der sneeuw en
sgha-tkam-ers van den lïagel?
.Wie heeft dei deuw-dropp-els verwekt cn
d-e rijp- des hemlelsi geteeld? Wie bracht
bet, ijs te Vio-ors-chdjn en vond den weg naar
het licht? Wjie bra-eht de planeten naar
buiten en zo-nd- den bliksem- uit in bet
luchtruim', dat ze g.aian en zfegjgen: hier
zijn wij Wie vangt er bu.it vo-or de leeu
wen, om1 ha.ar welp-en te voeden en( prooi
voor den raaf, ,als hlaa-r- jongen roepen, om
voedsel? Wie gaf het paard zijn sterkte en
bekleedde- zijn nek' met manen? En de
dwaas, die zegt: er ia geen God, ant
woordt: het toeval!
Mét recht mag men hier dien onver
standige toevoegen het verwijt Van God
aan Jo-bs kleinzieligen vriend jEIihu: Wie
maakt da-ar mijn wijs beleid tot duister
heid door woorden zonder verstand?'
C. VIS, Rector, Goes
Hoe laat wordt morgen v-rpeg de H
Mis gcleren? vroeg zij aan het kaïme-r--
ta'eisje, dat haar bij het uitkleeden hielp.
Wij hebben geen H. Mis in onze slot
kapel juffrouw, loidda het ant-woord.
Is de huisk'ap-elaan opi reis?
W-e .hebben ook geen huiskapelaan
hier juffrouw.
Geen huiskapelaan? Ik zag toch in
het voorbij gaan de ingang, van een kapel?
Ja, een kapel hebben wij wel en
zelfs een zeer mlooie-, maar geen priester.
Bij den vorigen bezitter we-rd daar dage
lijks de H. Mis gelezen. De prinses wilde
het ook' invoeren, maar zijn doorluchtig
heid den p-rins wensc-hte het niet.
Lo,uisa "beet zich heftig op de lip-pen
Hoe ver is- da weg naar de dorpskerk,
waarlangs we opi weg hierheen voorbij zijn
gekomen? was Louisa's volgende- Vraag.
O. bepaald een half uur.
En hoe laat begint de dienst?
D, juffrouw ontzettend vroeg, al om
half zeven.
Vindt m'en dat hier Zoo ontzettend
vi*oeg? spotte de jonge dame en voegde
er snel bij, zorgt dat men mij pm' half zes
wekt.
De Wiblio-theekl der Leuven
Sclie Universiteit, i
Het nieuwe b-ibliotheeklgebouw van de
R.-K. Universiteit te Xeuven, dat, door do
Vereenigde Staten van Amierfkla weer ge-
Sticht, als een monument dat uitdrukking
ïnloest geven aan de bewondering, wel'kfe'do
groote Republiek had voor het kleine Kor
■ninkrijk, dat opi het kritieke, mloment het
echt wist te .verdedigen, verbe'f-t zi5h o-p'
de „Plac-e du Peuple". Door 4 straten
(begrensd, heeft, het gebo-uw den vormi van
een rechthoek', van welken de- tw.ee langeto
zijden zijn verbbnden door eem öcmtralon
iblouw Hbot toren. H|e,t gebo-uw is ontwO-r'peiii
in VlaamlSche- en Braibiandsohe Renaissan-
(pe-stijl. Do voorgevel, tea- lengte1 van ongt
60 m'eter, omvat een gew-elfde' zuil-cngaau-
derij, welkte- do groote w-erik'z'alen onder
steunt de roede baksteen voito't er met de
witte natuursteen e«n 'fraai geheel. H'et
ornatobntale bleeldhouwwofki de bas'-re-
lie'fls, do bbrst- en standbeelden geven den
gevel een zoowel imbnumcntaal als symbo
lisch aanzien. Aan den oentralm gevel be
vinden zich drie bhlkburaiiubn, waarboven
de 'busten zijn aangebracht van Kardinaal
Mercier, van den kbning en vau de konin
gin- In een nis is een beeld aan-gtehracht
dei* H. Maagd, gafïankfeerd door bleelden
van St. George en St. Michael. Aan den
top- stelt oen bas-relief den brand voor
v,an de Univ'ersiteitshallen mtet de oude
bibliotheek'. Twee kleine geveldaken, wel
kte in de balustrade spitsen vjortalen, dragen
de Am'crik'aans'che en Belgische munt. D-e
zijkanten van hetzelfde geihlouw dragen in
Was-reliéf hét zinneb-ecTd van de- Patro-
np.«so van de- Universiteit, de „Sodes Sa-
pientiae" voorts zijn er de hieraldisohe (Me
ren aangebracht, welke de w-ap-ensebilde®
van de Verschillende Ver'bbnden landen
dragen. De toren, welkte 82,5 mieter hoog
ia', beval, een .vierkant doel van zJe-jr een
voudig voork'omlen, tlefkro-ond met een ba
lustrade en vier gedenliliaaldon, waarvan
een achthoekig, vlak' uitsteekt, dat- rjjk'e-t
lijltf met versierde motieven hlewerlkt is.
Hlot ldokk'entorentje, dat ondersteund is
door de zinnebeeldige gedaante- dei' vier
Evangelisten cn 'mUsiöeercnde- engelen, be
vat een klokkenspel van 48 kloken, een
geschenk' van de Vereeni-ging van A'mteri-
kaansche Iijgenieurs, onder vooifeitterschap
van dr. Edward Dean Adalmfe, de nieuwo
bibliotheek' aangehbden als herinnering a;a|n
de AmCrik'aansche ingenieurs, die in den
oorlog gesneuveld zijn. „Liberty Bell",
zoo heet de grootste klok, w-ee-gt 7,097 kg.
Boven de torenspits staat een as met wind
wijzer, voorstellend de Belgische Leeuwi
Zpowel in- als uitwendig dragen piila,ren en
muren sierlijk' fcfe-warkte namen van de
voornaamste stichtingen -en de grootste-
weldoeners vaïi de Veoeienigde Staten, di0
'bijgedragen hebben tot den ibouw van dit
grootSe'he mbnument. W:anne,er wij door do
zuilenrij b'inn-entreden staan, wij peCht vooi'
het mus-eum, dat 'btehalva eenige Universi-
teitsherinneringen, de jCraaie- v|erz,amleling
manuscu'ipten, boekten, platen en medailles
zal 'LteVatten, welke Miss Susan Minnsl uit
Boston aan L-euven schon'kl Linies i-n dein
toren leidt oen monumentale trap naar 3
groote werkzalen. In de grootste zaal,
waar ruim 250 studenten k|unnen studee-
ren, zijn ongeveer 20.001) groote naslag
werken als .-encyclopedie's, didlionnaire.'s,
enz1, ondergebracht. D-eze groote zaal is
aan weerszijden geflankeerd dooir een za,al
(inet een beperkte, ruimte; waarvan er een
ja gereserveerd voor de professoren, cn de
andere Bestemd is ter raadpleging van de
1500 periodieken, waarop de bibliotheek
geabonneerd is. Tussc'hen de studiezalen
waar de ho-e-kten worden geraadpleegd en
het magazijn waar do hbekten worden gec'ar
talogisecrd, Bevindt zich de zaal voor de
catalogi. Hier staan labelkasten met 2000
schuifladen ter Berging dor catalogi-kaar
ten in alp-hab-etisohe volgorde volgens de
werkten, alsmede volgens de schrijvers:
Hot -magazijn -blevat 7 afdeolingen v,ajn
plaatijzer van Amerikiajiiiiscli ïlaibirikaat
in totaal klmn-en deze. „stack's" aoiderhalf
millioen bte^k-deelen bpivatten? Tenslotte be
vat een der zijgebouwen de administratie
bureaux cn zalen, wel'kie -speciaal zijni
vrijgehouden voor het horstel van manus
cripten en kostbare drukwerken. Hjet an
dera zijge'tbuw bevat gen twintigtal prac-
ticum'zalen voor de studenten in de tech
nische wetenschappen. Men vindt er ooli
lokalen voor studenten in strafrecht eD
criminologie, Burgerlijk pacht, phyloso-p-hie
Oostersehe-, Semitische-, 'klassieke--, Ro-
maausche- en Germaiausche talen, geschie
denis, bijbelwetenschap, patrologie .dogmia
tiek, kanonnielr recht. Tenslotte ,-js daar
ook de Hoogeschnol voor de politieke en
sociale wetenschappen, opgenomen in dn
faculteit der rechten. Wij k'unnen dus wel
Het meisje zette gr-oote oogen opi, maar
zij antwoordde onderdanig: Zooalsi u be
veelt.
Eer L-o-uis-a zich ter ruste begaf, keek zij
no-g eens rond in de kamer. ,W,at zij ge
ho-ord had, lag haar zwaar- opi de ziel!
Neen, er was geen kruisje, geen wijwater
bakje te zien. Zij dacht aan ha,au eigen
slaapkamer thuis. Daar waren de wanden
niet met zijde en kostbaar naaldwerk be
kleed, maar er s-tond voor. het' beeld van
den Gekruiste een bidsto-el, waarc® haar
moedér reeds iii vrome aandacht had ge
knield, eh boven het kleine wijwater-
schaaltje, dat een m-ooie engel in zijn han
den droeg, hing -het beeld van Godsi Moe
der, die beschermend neerzag opi Haar
kind- Louisa, gevoelde een eigenaardige
beklemdheid. W-at zij zooeven géhoord had
lag haar zwaar opi het g.emoeü. Zij brok de
zijden gordijnen -op en zij- op-emde het groo
te vensterraam. De- nae'htlust dtreek ver
koelend over haar verhitte wangen. Aan
het firmament schitterden duizenden Uter
ren.
Toen h'aar oogen de haar welbekende
sterrenbeelden aanschouwden, dadht zij
aan de stille uren, dat zij met den vriend'
zeggen dat deze h-erfcb-uwde, stichting
sc-hooner dan eerst uit z'ijn puinen is op
gerezen. i I 1
Op den 7cu Zondag na Pinksteren.
Epistel v. d-en H-. Paulus tot de- Rom!einen(
VI. 19—23.
Broeders 1 ik- spreek talen-scbelijkerwijze,
om de zwakheid van u|w' vleesch; want-
gelijk' gij uwe lidm'aten lieiM, o-vergeigtevien
om de onzïiiverh-eid en de oaigegiephtiglh'eid
ter ongerechtigheid te /dienen, Zoo- geeft
nu uwe ledem'aten over, om dei ge-recihtig-
ilieid te dienen, ter heililgwording. Want
toen gij -slaven deir Zonde- waart, waart gij
vrij ten aanzien dep rechtvaardigheid.
-WelkT -qenn vrucht hadt gij toen uit die
dingen, over welkte gij u nu ste'haalm-t
Hét -einde toch daarvan i-s de- dood. Ma,ar
nu gij 'bevrijd van de zonden en dicnarc-n
Gods zi.jt geworden, 'hclWt gij uwe- vrucht
in d-e 'lieiligtei'atoing, eh uw einde is het
eeuwig leven. "Want het loo-n der zonde is
de doodïn'aar de genade Godlsl is liet eeu
wig leven in J-ezWs Christus, onzen Heer,
Evangelie, Mattheus VII. 1521.
In dien tijde zeido Jezus aan zijne
Leerlingen: wacht u voor de valsclie Pro-
Peten, die in gohaaps'klcederen tot, u ko
men, maar inwendig grijpende wolven
zijn. Aan hunne vruchten zult gij zei Men
nen. Plukt men w-el druiven van de door
nen of vijgen van do disteion AlZoo
brengt alle goede booml goede vrucht-en
Voort. E-on goede blo-omi ft-n geen kwado
vruchten, noch oe,n 'kfwade b-obmi /goede
vruchten voortblrengen. Alle booml, die
gee n e goede vrucht-1 li voortb-rengf, zal
uitgehakt en in het vuur geworpen wor
den. Zoo dan, aan lumno vruchten/ au.lt
gij z-'o bennen. Niet ieder, die tot nïij zegt:
Heer! Heer! Zal in het rijld der he-mtelen
ingaan, m'a.ar die den wil mijns a-dejis
doet, die in den liCmtel is-, die zal in h'e-t
rijk do-r hdui-elen kom-en.
Onze kamerplanten.
Voor vele huidmoeders is het epn genot,
naast de vele huislioudelijlto bleslamiinierin-
g-en nog tijd en gelegenheid te vinden vtx>r
een paar aardigef ïi|um:e -"planten.
L\V e mogen genist zeggen, dat wol de
hell't der vrouwen hiervoor iets ge-voelen
en het in dé kunst van verzorging Uier
planten tamelijk vier hebben gebraent.
Maar even Zek'or kunnen wie, zeggen,
dat het succ-es van som!migen nog niet voor
anderen is weggelegd, ai is de- lust boa
-kweek-ep dez-eliue.
Dit ligt meestal aan den stand der ra,-
-in-en ten opzichte van de zon. Zo-oals ieder
weet, uiteet de plant voor zijn groei, .be
halve imiekt, O-die licht Ihtebiben. tén nu is
'het -een uit.gem'aakbe zaiik, dart Uo ramen
jop het Noorden ot' Nnio-rdwpsten nooit het
v-olle licht Jirijgen. .Wie- daar planten wil
k!w,eek;en, zal slechts m|et zeer weinige
slagen.
We aspidistra, die m|et zijn liloe van
breed-e, langwerpig spitse bladeren z-oo uit
den grond oprijst, boet het er wel goed.
Ook' de trade-seantia, de hiungplftnt, die we
rniet zijn groene,, ot' bbnte e.» soms l'ose-
paars getuite b-iaderen zoo va/lik jontmpe-
ten, zal het da,ar nog wtel- oen poosje'
klaren. -
Meestal -ephter worden planten t-e spich
tig en te slap. Voor bloemplanten is het
heeiem'aal liiets gedaan, tenzij men ze
's zomers in den tuin ingraaft. Ze, sterkten
daar zooveel op, dat ze net gedurende den
winter wel weer uithouden.
Dan 'kan Imien zeer goed oen clivia of-
een aronskelk kwoeken.
Do clivia -mlet zijn schermT van oranje
gele 'Hoornen is zeer sterk. D-e jmt loopt
vaak vol niet dikke- vlcezige wortels, D-eze
kan mien na den 'fcHoej wel wat inkorten en
vooral de oudste éjr tusschen;uit halen out
de plant dan in een nieuw,e- grootie-rje
pot van verseh-e voedzame- aarde ve voor
zien. Zoodra de wortels- weer- fcbven den
gr-ond uitkom-en, wat het eerste/ jaar wel
niet het gevat zal zijn, Kan men woei
nieuwe aarde geven. Anders giert mén
in den zomer maar e-en-s- met éen aftreksel
van k/oempat of sehaponniest. D-e pot irn
graven op een min of meer jbtesdhaduwd
/plekje van den tuin Bevalt zeer goed. Men,
kten dan 'het volgend voorjaar Zoo- goed
als zéker e-en nieuwe: Móemlstjengel ver
wachten.
De aronshtelk mlet zijn witte hlelcer
bloem!, waarin een gele kolf aardig uit-,
steekt, is ook oen nog al trouwe bloeder.
Men moet daartoe- na den bloei de plant
m-et pot en al op-Zij in den tuinlegg en,
imet pot en al opzij in den tuin leggen,
zoodat deze zoo go,e.d als geheel uitdroogt
der jeugd zoo- dikwijls- tot die sterren h'ad
op-gezien en hunne zielem met elkander op
stegen naar hoogere Streken. Gevoelde zij
dat -op- het platvorm van den ouden toren
van den burcht ook hij op dit) o.ogenblik
tot dezelfde sterren op|z'ag en een g'eb-ed
ten hemel Zond voor de lie-veling Van zijn
hart? Er kwam! iets als een geiheimnisvolle
weemoedige groet uit de verte over h'aar
en zij vroeg zidhi Zelf' af;
Eo/U den andere, in wiens: armen zij
in lichten dans-, no-g voor een uur had ge
rust, haar bij haar vlucht opwaarts kun
nen begeleiden? Zij twijfelde daaraan.
Twee tranen rolden ove-r haar wangen.
In* het slot haerschte nog diepe, stilte,
toen L-ouisa den anderen morgen de wijde
hallen vo-or den voorgenomen kerkgang
do-ov liep. Haar weg voorde voorbij de
danszaal, welker deuren nog wijd open
stonden. Een kaars, welke men vergeten
had te doven, streed met den doad| en op
den parketvloer lagen verwelkte hloem'en
W-cér kwam' het beklemlmende. gevoel over
haar, maa,r het verdween zo-odra zij zic'h
buiten in de heerlijke natuur 'bevond.
(YVieldra had zij de kerk, waarnaar zij den
weg gemakkelijk kon vinden, doordat da
Dat de bladeren dood gban hindeft niet,
want de wortelstok! blijft -wél leven. D-ie,
hedft zélfs eenige rust noodig.
Na een week' of vier gieieiflt mten zieeir
voedzame aarde en gra-aft de.plant Kuiten
in den grond. 1 -
De nieuwe Jiladeren Idotaien dan al gauw
voor den dag en blijven taJmfelijkf ko-rt en
gedrongen, als ze goited in het licht staan.
Ondertusstehen vormen zich tevens één
of toeer 'bloemkhoppen, die ons in dén
nawinter wel ziillen vertellicn -boe goed
de plant het -gehad 'heeft. Zft zijn dan
fbrseh en groot.
De plant verlangt nog al veel water,
vooral tijdens -h-et uitloopcn der blo-etalk(iïop-
pen en Verder tijden-s) den bloei.
Dat is trouwens voor alle planten het
.geval. -Als z'e. blo-eien mteete-n ze water,
geen m'est beblben. D-aarna. wal r-ust -en dan
nie.uw voedsel en zoo- mbigélijkf Vcpl licht
Om: 'z-e tegen de drogo kSïuterluclit te
btesbh-er'men, bevochtigt m-en zc mét een
'fijn Straal-gieter mlet niet te kfoud wate-r
of toen sponst de bladeren a'f.
Een mislukte Priesterjacht.
,'t .Was in de- dagen van de- lEingclsche
'kterkvervtilging.
Den 28sten Maart 1625 Jmc-rqchte er
groote onrust' -op het landgpëd der W.est-
lields, eene 'familie, welkte van oudsher
als door -en door Ka-t-hjoliejk1 békend stond.
Father Ralph Wiestfield, «en zoon des
huizes, vertoteifde daar sinds ©en pa,ai' da,-
gen 'bij zijne 'familieden vorigen dag' had
hij er d-e H. Mis- gelez-en en van groot-en
afstand waren de do-rpjelingen gekïsh-eu
'olm- daarbij tegenwoordig 'te, zijn, al wisten
zij, dat zij dit waagstuk inis|stehien met
hun leven zbndie,n mpeten h|e|kbo-pte/U.
Intusaülien had mien lb|eric|ht -ontvaugau,
dat de trawanten van den öta,a,t reeds op
pad "waren -en dat mien elk' -ooegirbük e-e-n
inval in het huis 'k'on Verwachten. En dam
zou Father Ralph voor den rechter ge
bracht worden oml zich ta ve-rantwoordei»
over het vreeselij'kle vfevgrijp, God vereerd
te hébhen v-olgens het gebrui'kj zijner voor
vaderen.
't Was tegen vier uur in den namiddag,
terwijl Father Ralph, zijne zuster Gra,c-a
en zijne moeder, ittevrouw Wiestfield, i#
do huislfampr 'bij e.ene kö-p thee zaten te
praten over de, ziek'te van koning James,
toen de jongste der tuiniers baa-stig lriéato
aaiigeloopeu. Nog vóór hij een woio-rd ge-*
sproken had, hiegrepen allen reieds, welks
zijne boodschap "as.
„Met hoevelen zijn zij?" vroeg Fatlvei-
Ralph.
„Precies Kan ik het niet ziegge-n, -mijn-
lieer'', antwoordde de- tuinier, „waar min
stens tien ,of twaalf."
„Zijn zij al Kort Wij1?"
„Binnen tien min ut en Allien zij luien
zijn".
„Zoo 'Spoedig? .Wiel» .dan valt er ge-en
tijd 'te verliezen", zeide- de priester.
„En den'kt, ge werkelijk, bfesbc Ralph",
z'èide zijne zuster, „dat het Heter is ons
niet te zeggen, waar ft'e U gaat ver.l.ter-
-gon
„Keen, Ueter niet", antwoordde hij;
„als zij in de nabijheid mijner schuil
plaats 'k'waïnteu, zou uwe ontroering en
uwe angst nïij Kunnen verraden".
Hij -omhelsde zijne moeder en zuster
en verliet het vertrek', terwijl de tuinier
weer naar 'Kuiten üej^ om zijip^wcrK iii
den tuin voort te zetten.
Mevrouw Wést'field en Grace behoef
den niet lang in angstige sjianhing te
wachten, want xeedsi een paar minuten
later Kwam' «pn luidruchtige troep rui
ters de poort binnengereden.
Blijf li Waar hier, moeder", zeide hek
m'eisj-e, terwijl zij onverschrokken naar
kluiten ging o'm- de bande te ontvangein.
„Uw l.iez'oeK verwondert ons, ltoer-en,'4
z-eide zij oji vasten, -heldoren toon. „Wiat.
is het doel van nwe kblmtet, als ik het
vragen ta'ag?"
De mannen, eonigSzins verbluft, Koer
den ziöh Zwijgend naar bun hoofdm|a,n,
een klein, ongeschoren, slordig uitzliemd
-persoon van omstreeks Vcieirtig jaren. Na-
een oogenHik aarzelen, 'trad deze naaic
Voren, 'en, als ware: -hij hlevreesd zijne
tegenpartij rechtstretelcè te woord te staan,
trachtte bij eerst het -mteisjc van haar stuif
te brengen door ecnige sjrottende aanmer
kingen over haar ten beste to geven.
„Elene knappe deern cn niet verlegen,
nietwaar, Jacob)? Eene, die je wel passen!
Zon, nietwaar, JacoW? Eien paar ooge-n —'4
„Genoeg daarover, mijnheer 1" .klonk
weer da vrijmoedige, klare stem1. „Ik Wen
mleju'ffrouw W-estfield, eene dochterde?
'huizes, en U zoudt Wc zeer yerplieht-eji
door mé to zoggen, wat U hier brengt'V
-Ee^igs'zins onthutst door haar vaisthte
toren van uit de v-erto zichtbaar was-,
bereikt. Schoon ldonk' biet geluid van
den torenklok haai- uitnoodige-nd -tegemoet
en zij trad het kerkportaal binnen. Boa
eenvoudig zag liet daar pit. Louisa kon
de gedachte- niet .verdrijvenO, mijn lieve
God,, hoe wonen wij m'ensc'hen zoo rijk,
en Gij, die onsi alles gegeven heeft, zoo
arm. Zij besch-o-uwde met m-eer deelne
ming dan ooit de eenvoudige boeren, dia
van verre -en nabij gekomen waren ami da
Heilige Handel-ingi bij te wonen. Toep. de
ze. ten einde was:, hielpi zij een oiverond
moedertje, dat haar plaats naast haar
had en wie het moeilijk viel van de stijve
knieën op te staan, toet een soort, eerbied
op-. Zij was, toen zij hot kerkje verliet,
zóó in gedachten verdiept, dat z'ij niet be
merkte, dat aen slanke vrouwengestalte
dicht bij haar kwam! en de vingertoppen
van een- blaeke had tegelijk mtet de har© in
den wijwaterba-k- doopten. R-eads: was zij
langzaam' de treden der kerks-toep afge
stapt.
(W/ordt vervolgt).
ÊÊ^^ÊM
s