Tweede Blad NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT KERKNIEUWS feuilleton D© vreemde vriend. Voor onze vrouwen. Ontspanningslectuur. Voor de Keuken V Een goed idee. Wan ce dij.k van het gezond verstand' doorbreekt volgt een overstrooining van nonsens en bijgeloof; en waar-domheid en ha,a,t samengaan wordt de laster geboren. Aan deze oude wijsheid worden we tel kens herinnerd wanneer we do .campagne tegen de katholieke, kerk beschouwen. Week in week uit, s£fttwen secte-blaad- jes venijn tegen Romede roode pers, die de waarheid zelfs wegliegt, fantaseert re- ligieuse schandaaltjes en de brokkelige .Evangelische Maatschappij, wier eenigst cement, de razernij tegen de jkaith. kerle is, colporteert kletspraat met behulp van anti papistisehe dominees, afvalligen en ge huurde desperado's; De productie der kwaadaardigheid) is tegenwoordig zoo hoog opgevoerd, dat weerlegging van allen onzin niet meer mogelijk is. ..tic Tijd" die dezer dagen pok op bjLt euvel wees, eindigdei met het sombere slot akkoord: „En intusschen moeten we dit maar rustig blijven dragen en gaat de laster rustig voort'". Deze. klacht had tot gevolg -dat een lezer naar de pen greep, en dc volgende ontboe zeming op sclu'ift stelde: „Zou het ti'et tijd worden, iu ons klas siek land 'der „vrijheid" '(er is toch ai. heel wat afgetakeld de laatste jaren !)',-e|ein eind te maken aan dien barbaarsc^ien toe stand. 'dat men' maar dapper en lustig te gen we^en godsdienst óók mag werpen met slijk, zonder zweêrn' van (gevaar, mits men ma.ar geen persoon tref fe Veel beschaafde naties, die toch oókl wel iets voor vrijheid voelen, denken daar .blijkbaar anders over. t Waarom zou er in Nederland-' niet, als in andere landen, een wetsartikel) kuwie11 werken, om den godsdienst als. zoodanig te beschermen? Erkennen we dan God niet 'in onze wetgeving? Hare ^Majesteit geeft bij 'de Troonrede een anderen in druk, zou men denken. WfliJroMI bestaat hier niet, wat elders uitstekend werkt, namelijk, dat al9 een godsdienstig genoot- sdrap wordt aangevallen in een krant, het hoofd van dat genootschap in d(J plaats, waar de aanval geschiedde, ,het recht heeft den aanvaller voor de recht bank te dagen, om zijn beweren te bewij zen? O ja, men kan licht juristisohe be zwaren maken en spijkers op laag water gaas zoeken, maar als men wilde eu ein delijk 'begreep,- dat het niet langer aangaat, heelc klassen der bevolking te grieven, terwijl deze aangevallenen weerDbos staan, dan zou men óók hegrijpen, dat waar een wil is. ook eén weg moet worden gevon den. t Wij hebben toch allen belang bij de waarheid. Welk kamerlid zou niet 'gaarne meewerken om1 de vaderlandsche eenheid niet langer, door stra-ffcloozen laster "der dierbaarste belangen harer burgers, te la ten- in gevaar brengen Wie 'heeft er be lang by leugens en valsohheden /Menig een zóu zich wel driemaal! bedenken, als hij wist dat hij voor de rechtbank kon gedaagd worden, om' te bewijzen, waf; hij' wild., weg in het rond slingert, het volk vergiftigend, met laster. De crfftüige klacht van „Do Tijd" moet worden onderstreept.", Een goed idee, schreven we hoven dit stukje. We meenen dit tenvolle. Wat zou de atmosfeer gezuiverd' 'jwor- den. indien de vuilpraters gemuilkorfd konden worden Wat zou da verstandhouding ond'er ,'dp verschillende gezindten veel verbeteren, in dien de schrijvers, die nu d'o menschen stelselmatig tegen elkander opzetten, voor" den rechter gedaagd mochten worden, oim te bewijzen wa.t, ze beweren. W|at zou het een goedo tijd worden -voor christe lijke rechtvaardigheid en naastenliefde! Op den Zondag Sexagesima. Epistel II v. d'. H. Paulus tot de Corinth. XI. 19—33 m XII. 1—9. Broeders'! gij verdraagt gaarne de onwij- zen, "wijl gij zeiven wjij's zijt; want gij verdraagt hèt, indien iemanicl u in slavernij; breng,t, indien iem'and u uitzuigt, indien iemand' n berooft, indien iemand zich ver heft, indien u iem'and' in liet» aanigezidht slaat. Ik zeg het ter onzer scande-, alsof wïj hierin te zwak waren geweest. Wiaar- op zic'h iem.and durft beroemen, (ilc spreek nii' als dwans,) durf ik ook j zijn zij1 II|e- br-eeën, ik ook; zijn zij1 Israëlieten, ik' ook; m na.kom|elingeii van Abraham!, ik ook; zijn zij! dienaars van Christus (ik 13 Muai' hij zag. er intelligent cr eerlijk uit. En da.n vroeg liij zoo opvallend wed- mg loon. I» laatste gaf dón doorslag. Claudius besloot dtezen man te nemien, vrij om hem aan de deur te zetten, als hij; na «enigen tijd niet imóer over zijin dienst mocht "te vreden zijn. En zijn dienst wasvolmiaafct. Be halve 'n Zekerengeest van onafhankelijk heid', dien hij zonder aanmatiging, maai ook zonder zwakheid iederen keer toonde, wanneer Claudius ook maar een poging deed por veeleischend te zijn, had de oude gierigaard' hem' niets te verwijten. Hij wenschte zich zelf geluk, dat hij er in ge staagd was een dergelijk zeldzaa-mi exem plaar te bemachtigen, terwijl' hij; Zy,n b-esit deed matig tevreden te schijnen! opdat hij een zoo geringe soimi aan dezen buitenge- woncn dienaar kon blijiven betalen, die zoo N onberispelijk 2ijn goed:erell beheerde. 1' uiman Alard' woonde niet bij hem in laudius had hem- in een klein landhuis ingekwartierd, dat midden in de bosschen zeg het in onverstand',) ik ben het 'nog -mper, in last en arbeid', veel meer in ge vangenissen, in slagen bovenmate, dikwijls iu doodsgevaar. Vijfmlaal heb' ik van de Jo den veertig slagen nfflin een ontvangen; driemaal ben ik met roeden gegeeseld, eens gesteenigd', driemaal heb ik schipbreuk ge leden, een nacht en een dag ben ükj in! vlo diepte der zee geweest., dikwerf op reis in gevaar van waterstroomen, in gevaar van moordenaars, in gevaar onder mijn eigen volk., in gevaar onder de heidenen, in ge vaar in dó steden, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in gevaar o-iid'er de val- sche broeders. In arbeid en kommer, iu ve.el waken, in honger en dorst, in veel 'vas ten, in koude en naaktheid. Behalve deze dingen, welke uitwendig zijn, drukt rnlij' da gelijks die zorg van alle kerk'en. Wie wordt zwak, zonder dat ik z'wak worde? Wie ergert zich, zonder dat ik -mlij kwelle? Indien mien roeanten moet, wil ik op mijne zwakheden xoemien. God de Vader van onzen Heer Jezus Christus, die in eeuwig heid' gebenedijd is, weet dat ik niet lieg. Te Damascus bewaakte de stedehouder van d'en koning Ar ét as de stad der Dnuraskers, om- mij te vangen; dóch ik werd door een venster in eene m-and langs den muur- ne- d'ergelaten, en dus ontvluchtte ik zijne baudten. Indien men no-g roemen moet, al hoewel 'het niet betaamt, zoo wil ik op do gezichten en openbaringen d'es Hecren ko men. Ik ken oenen nrensch in Christ-u^, die voor veertien jaren, hetzij in het li- chaami, hetzij; buiten het lichaam-, ik weet het niet, God' weet het, opgenomen werd tot in den derden hemel- En ik weet, da.t deze mensch-, hetzij in het lichaam1, hetzij buiken het lichaam, ik weet het niet, God' weet bet, opgenomen werd' tot in het Paradijs, en aldaar geheimrvoH» woorden hoorde, wel ke het geen mienscih geoorloofd' is te spre ken. Op zulk eeneu wil ik roe-mien, maar op mlij wil ik niet roemen, tenzij o-pl mijne zwakheden. Doch, indien ik mij ook' wilde roeimen, ik zou niet dwaas zijn; want ik zou de waarheid zeggenmaar ik laat hef, opdat niemand mij achtte bo-ven het geen hij in' mij; ziet,, o-f van mij' hoort. En opdat de verhevenheid d'er openbaringen |mij niet, zoude verheffen* is snij oen prikkel d'es vleescihes gegeven, een dienaar van Sa tan otoi mij te kwellen. Dierhalve heb ik drieimiaal d-en Heer gebeden, dat, hij van Mij zoude gaan; maar hij antwoordde mijl: mij ne gratie is u voldoende; want mijne kracht wordt in de zwakheid volkamien. Ik wil derhaI ve gaarne op mijne zwakhe den roem,en opdat de kracht van Chris tus in mij verblijive. Evangelie, Lucas. VIII. 415. In dien tijde, als eene groote menigte bijten kwaimt, en Uit dte steden tot Jezus ijlde, zeide H'ijj iu gelijkenis: De zaaier ging uit orni zijn zaad' te Zaaien; en als hij zaaide, -viel. een deel bij den weg, en hot werd' vertreden,, en d-e. vogelen des heimiels a-teu het op. En een and'er deel viel op1 de steenrots, en toen het uitschoot verdorde hel-wmidat het geen vochtigheid liad. Ook viel ,een d'eel tussehen de doornen, en de doornen, te gelijk opgroeiende, verstikten liet. Weder viel een dee.l op goede aarde, en opwassende bracht het honderdvoud vruchten voort. Dit zeggende, riep Hij" die oorén heeft osni "te hooren,- die hoome En zij-ne leerlingen vroegen Heimi, wat d'it voor eene gelijkenis ware? Hij zeid'e hun: tl wordt- het geheim' gegeven van Gods rijk te kennen, mia-ar aa.n anderen in gelijkenis sen; zoodat zij ziende niet zien, en hoo" rende niet verstaan. Dit is dan, de gelij kenis: hot zaad is het woord1 Gods. Daar het bij den weg valt, zijn degenen die het woord' hooren; daarna, komt de duivel, en neeunit het weg van hun hart, opdat zij net-i zouden gelooven en zalig worden. Daar het op d'e steenrots valt, zijn. zij. die, als zij h-et woord hooren, 'het miet vreugde aanneimien, -maai- zij hebben -geeuen wortelzij gelooven Voor cenen tijd', en ten tijde der beproeving vallen' zij' af. Maar d'aar het tussehen de doornen valt, zijn degenen, die nadat zij' het woord gehooid liebben-, door de bekolmm'ernissen en rijk- dammen en wellusten des levens verstikt worden, en geene vruchten voortbrengen. Ma,ar lietgene opgoed'e aar-de valt, die zijn degenen, die het woord met een goed en oprecht hart hooren, het bewaren, en vruch ten voortbrengen in lijdzaamheid. Na de overwinning. Is wel alles wat we bereiken, is Wiel al les wat we na veel strijd' „veroveren"' voor de vrouw, de moeite van het strijden waard? Deze vraag stelde eenigen tijd geled-en „Distel in de vrouwenrubriek van do „Ilaagsche Post En haar opmerkingen gelegen was. De opziener leefde daar als oen kluizenaar, want hij was niet gehuwd- Twee of dfiemiaal per week sledht-s kwam hij rekenschap, geven van zijn doen en la ten en bracht dan tegelijkertijd het nieuws m'ed'e, dat hij intusschen had opgedaan. Kijk, daar is' Pirlmdn, riep Leo-nete vroolijk uit. Hij: was blij,, dat hij den opzie ner zag biunenikoimten., want hij hoopte dat hetgeen d'eze te vertellen had, een einde zou mmken aan den onverklaarbaar kwade luiim van zijn vad'er. Oim- hem aan het praten te krijgen, vroeg hl) onmiddellijk: Wat nieuws? Van alles. M at aangemaaim|s Je ziet er uit alsof je van een begrafenis kw-aiml. Je bent toch niet va.n pla.ii ami ons ongelukken te ver- tellen P e' Secn ongel ukken, hernaimi d'e op- ziener, nua-ar toch eotn. treurig voorval. Wat is er clan gebeurd? De heeren weten, dat het dak van do kerk. tengevolge d'er laatste veelvuldige regenbuien leelijfc beschadigd is. M at kan anij dó-t- schelenbrolm'de Claudius. Ik zet er noodt een voet in. Firmiin sloeg geen acht op d'eze spotten de onderbreking, die tegelijkertijd een dienaangaande zijn het overdenken waard. In die geschiedbóeken lezen we herhaal delijk, dat de soldaten van een zegevierend leger zidh, na de 'doorstane vermoeienissen, niet alleen de wiaag eens extra vulden (wat vergeeflijk is), maar ook don ransel, en dlez'en niet inlet eetwaren, doüh met allerlei voorwerpen van waarde (wat minder goed tê verdedigen valt). Nu wa,reu ze dan, be halve verzadigd, o.ok eens eou keer rijk I Maar dan, zoo lezeu we wel verder, kwam d'e afmiarsclh; een lange en moeilijke tocht moest ondernamen worden, en de rijkdom- mum begonnen telkens zwaarder te wegen. Zoodat al spoedig het een na het ander als hinderlijk balLast werd weggeworpen, en het spoor van -de troepen te kennen viel aan een eindelooze reeks van veeLsoorfcig huisraad' en kunstvoortbrengselen, die eerst zoo begeerlijk leken en thans als afval in de modder slingerden. Zoo ,gaafc het nret d'e vele en verschei dene legers van den vooruitgang al even zeer. -Zegevieren zij na harden strijd, dan worden de ransels volgestopt met den bont- sten buit; uu -gaat het op huis aan, op rust en vrijheid'; onderdrukking en over'heer- schinrg hebben afgedaanweldra zal van het gewonnen bezit in vreugde en over vloed worden genoten. Totdat ook nu, bij teruigimiarsch eu thuiskomst blijkt, dat het bereikt© een les wordtdat de mienedh op den duur overdaad niet verdragen kan. Het verkregen© wondt, als de overwinnings roes is uitgeslapen, groobendeels een be zwarende vracht oiml m:ee te dragenin liet nuchtere licht van den volgenden morgen wordt het duidelijk, dat niat alles, wat gisteren zoo verleidelijk bleek, van goud is. Die overwinnaars kijken elkaar aan. en bekennen dat zij van den, buit heel wat injissem kunnen. Wat is er t-oOh veel, dat ik niet noodig heb! spra.k Socrates, als hij op d'e mlarkt langs d'e uitstallingen! lie.p. En ik zeg het h-emi na, wanneer ik zie, wat zoo me nige „beweging" van. dezen tijd voor ons, vrouwen, bereikt e,n ons in den sohoot ge worpen heeft. Het is waarwij hebben langen tijd mloigen zwijgen en toeluisteren onze rol in het openbare levon en in die be slotenheid van het. huisgezin w-as beschei den Wij waren tot het einde toe pmimiondiig, wat anzé burgerrechten betrof; d'e^nieegte ambten en betrekkingen, bleven voor ons entoegankeiijk en hoe Weinig hadden we te zeggen over ons bezit, over- d'e opbrengst van onzen arbeid en zelfs over d-e kinde ren die wij ter wereld brachten. En nu heeft d'e vrouw voor haar vrijheid een bitteren, bloedigea strijd gestreden. Met een rijken buit is zijj huiswaarts gekeerd': iu haar ransel heeft zij: het Kaïmierlid? maatschap, het professoraat eu die advoca tuur zij behoeft niet, alleen meer belasting te belaien, imlaar mag ook het kiesrecht uit oefenen; het zal niet lang mieer duren, of ook de huwelijkswetgeving brengt haar wijder ruimte van zeggenschap. En nu getuigde „Distel" voor zich„Ik begeer geen van dóze 'Voorrechtenrnlij ■trekt met wonderlijke bekoring 'de „sla vernij" van het oud'e, eng omsloten ma- trimcuium'. Maar, al gun ik andere vrou wen haar d'uur bevochten, „vrijheid", ik vrees, dat Zij de mat het zwaard ontsloten schatkatoers der vrouwenrechten te vrij moedig geplunderd hebben, en ik betreur dat. Zou het te Verwonderen zijn, en is het niet te hopen, dat zij, wanneer de dron kenschap der zege is wegtgcneveJjd', menig nieuw bezit als waardelooze en haar on waardige overdaad zuilen wegwerpen, me nig op dón mlan veroverd recht besdhaamid zuilen teruggeven, ami wedter ingetogenheid als haar hoogste een-, vrouwelijkheid' als 'haar graatsten rijkdom te erkennen? Het ■oorlogspad' der vrouw ligt oestroodd miet de gebroken resten van wat slechts be geerlijk leek, zoo lang liet bezit van and-e ren was." De lafaard. Nu, ik ben cr. Ben je er? Ja, 't zou zoo'n desillusie zij'n als het niet gebeurde. Dus, hij' 'was er! de droom van zijn kindsheid, de ambitie van zijn lateren leef- grootspraak zijner goddeloosheid was. Het gewelf is dezen morgen gedeelte lijk ingestort-, op het oogenbldk d'at de kleine Traly^, die zoon van den koster d'en Angelus ging luiden. D;at kan slechts den pastoor en de kwezels, die naai- zijn gezanik gaan luis teren-, hinderen of nadoelig zij-n, grijnsde de grijsaard' vlegelachtig. Pardón, mijnheer, die instorting is ook een ongeluk voor een and'er geweest. De anrn-e kleine Trelys heeft een zwaar stuk steen op zijn hoofd' gekregen. Zijln va der heeft he|m bewusteloos in de kerk ge vonden, men zegt dat hij stervende is. Ar,me jongen! zeide L-eonce en stak een sigaar op; zijn vader bleef geheel on verschillig. Arm-e ouders vooral! verbeterde de opziener, dlie in dit huis vrij scheen te zijn oiOï zijne meening te zeggen en geen vrees had' oimi den jongen zoowel als den ouden Fo-urasson tegeu te spreken. Och, zij zullen d'at wel te boven kö- jmen, zeid'e de laatste droog ,zij hebben nog vijf of zes van die marmotten. Firjniin Alaidj was verontwaardigd. Gelooft u dat, mijnheer! Gelooft u dat een vader en een moeder niet lijden, wanneer een hunner kinderen sterft, omdat .tijd, het verlangen van zijn oudere jaren, dat alles vervuld, hij" was er. Eu daar hiji er „was", besloot hij1 van te voren, om' nog zekerder te zijn van zijn za,aiu een groot diner te g-even; hij spruit er over met. zij'n vrouw, die dat heel goed v»nd. i 1 Zoodoende stond op zekeren morgen mijnheer Phillippard in hemdsmouwen bc- zig zijn salon uit te imeten. ik verzeker je, goede man, _dat we nooit twee en twintig personen zullen kunnen zetten. Maar, Mélanie, als we de itafels als ecu hoefijzer plaatsten en als je nu eens vijf tig centimeter per persoon rekent! i- Neen veel meer, bijvoorbeeld ik heb toch meer plaats noodig. i Dian is dat onmogelijk en. dan zou de sKShoorsteen nog de bediening in don weg statan. Na lange en breede''beraadslaging b'-e- sluit men eindelijk tot den T-vonm-. Men zal de 'kinderen voor tafél naar bed bren gen en alles zal goed gaan. Dan diaalt men tot de détails van het feest af. Mevrouw zal den prefect naast zich nemen. We zullen hem goed verzorgen, hij mag vooral niet op den tocht -zitten, zorg dait 'alles even lekker is klaargemaakt-een kleinigheid is voldoende om een man uit zijta humeur te. brengen en je weet, Méla nie, het gaat om mij I J a goed, wees maai' gerust. Het dinerL Bij- de soep heerscht er nog een kille stemming. i Phillippard wordt zennwaehtig, hij' zal zich uitslooven. Maar het is een politiek diner en ae dames kunnen er zoo goed niet bij'. Denk eens Men spreekt jover alle-rllei dingen: opportunisme, concentratie, brug- balaus, het voorloopig twaalfde gedeelte. Heeiem'a-al niet aanmoedigend, de gesprek ken v an die eerzuiOhtigenj. van die opge komen menschen, die altijd maar /tiun woorden wikken en wegen, die naar ande ren luisteren. Er ligt iets gedrukts over het gozelschap. Men komt op 't moment: Mevrouw, wat m'ag ik u inschenken, rood of wit? '-( Neemt u geen jonge radijsjes? - Wat is 't Vandaag warm geweest! Iedereen kijkt naar zijn hord en volgt z'n eigen gedachten. Gelukkig veranderen de „filets de soels" een beetje de situatie. ft Een „selle do Behague a. la; Marie-Je anne", vergezeld door een Pamard, kamt. ter hulpe, enkel-a gedichten worden kelder- der:' 't gaaf al beter, de prefect" veegt zich do lippen af: Mijn beste administrateur: ui heeft een manier o®i uw gasten te ontvangen Ja, voor mijn vrienden is nooit iets 'te goed! Heeft u deze Pomard/geproefd', mijn heer d© pirefedt? Buitengewoonwil me nog- eens inschen ken Mijnheer Phillippard, rood vian opwin ding, kijkt nfet genoegen hoe da knecht zich voorover buigt en met groote voor zichtigheid de stoffige flesclh ha,ai" den pre fect buigt om hem in te schenken. Opeens is het ij-s gebroken. Jong'e meis jes plunderen bloemen uit da Jardinieres en bieden ze de gasten itaan. Het knoopsgat vlam Mr. Philippard' lis no-g dicht. i Maar mevrouw, <fn de'prefect ;buigt zich met een be,minnelijke, glimlach "'na.ar de gastvrouw toe, U nroet dat (knoopsgat open maken 'tegen d-en 14en Juli. fWp willen daarin iets brengen, in dat --knoopsgat. Is dat d'in werkelijk' waar Heel zeker! En die goede mijhheer Pliilippard .veegt een klein traantje weg met de punt van zïjh servet. t K,omvriendlief, herneetailt gemoe delijk de prefect, je hebt 't wel' verdiejnö'. Ik begrijp dat wel-Kij-k' eens bij' een dergelijke gelegenheid dat zal ik! j© e©ns vertellen. Ei' zijn hier toch geen journa* listen t Neen. Die dames zullen m© toch niet ver klappen Ach! Mijhlieer de prefect! Welnu. Ik heb ine gedragen er be staat geen ander woord voor als, als e... oude mondaine vrouw, die nog -graag wil meedoen en voor den volgenden d'ag e-em japon heeft waar ze furore, m-ee zal ma ken Ik ben met nfn decoratie na-ak bed gegaan! r Ja, 't is gebeurd, zoo-als ik het ja vertel daags voordat ik zou uitgaan met datj kleine stukje rood lint ,in mijn knoops- zij een talrijk kroost hebben? Ik', m'ij-nheer, was d'e oudste van de tien en ik verzeker u, d'at wanneer er een van ons ziek was onze arme ouders ontzettend verdriet had den. W-aart gij d'e o-u-dste van de tien? riep de oude vrek uit en spalkte zijn. oogen wijd open. Zijt gij' d'an van Auvergne of Bre- tagne Ik hen noóh van Auvergne, noch van Bre.teigne, heraalnr dó opzichter en mijn land is heelem'aal niet achterlijk, geloof dat ge rust. Als u denkt, da.t een volk dopi' is, omdat het in aantal groeit, is dat een mjee- ning, die ik volstrekt niet deel. Een ras, da.t zelfmoord preekt door het systeem- van d'en eenigen zoon, heeft dunkt mij, het löpl- p-unt van lafheid' bereikt. Claudius zweeg. Hij was te bang en to laf, olm- den Strijd aa.n te binden, als lilij merkte, d'at men hem het hoofd bood. Ove rigens im-aa-kte Firnin. Alard' indfulk op heml ofschoon hij zij'n ondergeschikte wae, dien hij betaalde W-a.t Leon-ce betreft, hij hield' nieit van dergelijke gesprekken n-och van treurige verhalen, noc'h van iets, dat heim: in zijn luie rust kon storen. Hij zeid'e dit ronduit, zonder omwegen. Hebt ge ons niets prettigers mee te gat, had ik mijh gekleed© jas over een stoel gehangen. D-en heelen nap-ht door heb ik een lichtje laten -branden, en van u-it iTSj-n bed. keek' ik -steeds met wellnsb naar dat roode vlekje: Morgen, zeide ik tof mezelf, zul je daar .nu mee uitgum .Voortaan sta je boveu de massa. Je bent nu iemand v-an beteekenis! Je bent proef de zoetheid van dat woord', je bent van t Legioen van Eer! Dat wps te veel voor den braven Phil lippard; hij- weende nu dikke, groote tra nen. Vergeef m© het Is stom! O. dat doet er niet toe, ik begrijp heb volkomen! W,a-t Kan men er aan -doen; het grijpt me zóó aan. Mij'nheer de prefect, ik zal 't nooit vergeten, neen nooit,„nooit Het diner was geëindigd. Koffie en li keuren werden gepresenteerd in den salon, Eenige heeren wenschen te rooken, ©en g.ede sigaar smaakt zoo lekker na een iijn diner! i Mevrouw Phillippard geeft een teeken aan haar man. t' Wat? Ik ben er zeker van da-t de heeren wen- Bclien te rooken. Maar ze zullen dat hier niet durven. Je moest ze meenemen na-ar je bureau. Zoo gezegd, zoo ge'daan, de salon blijft voor de dames -alleen en de heeren, d© pre fect voorop, begeven zich naar hetgroen en zwart bureau van mijnheer Phillippard. Daar wordt gepraat, gelachen, gediscus sieerd. Maar opeens is de prefect afgeleid, hij heeft bemerkt, daar, in een -hoek van da 'kamer, een breed ontplooiden waaier, vol foto's: jongelui, jonga meisjesmonden van dagen, aller aardigste kinderkopjes, het is t intiem hoekje, waarin een goed hart zich de illussies voorstelt van -de tegen woordigheid van teerbeminde familieleden en kennissen. Te -midden van al die .verschillend©: foto's bevindt zich ex een van een pries ter: oittl reeds, maar met een schoon en zeer expressieve uitdrukking. Het is daar op, dat 't spiedend oog van dón prefect .gevallen is. Vertel me eens, Philippard, ontvang je je vêel menschen hier in jé bureau? Ja, dat gaat nog ai,, mijnheer de .prei fect. Welnu weet je het is een vile-mbau- ra-ad, dien ik je geef. Neem dan dat weg-l En hij- wees op 't jpriesterprotret. Het is. i H .Wat? vraagt de prefect met' de groot ste belangstelling. Het is de broeder van -Jnijn vader, hij heeft mij- opgevoed en is als missionaris' in Annam gestorven. ,- Enfin, antwoordt do prefect met' een ont wijkend- gebaar. Ik herhaal het je, het is een vriendenraad doe. er mee- -eooals ^e wilt. f Opeens draait alles voor de oogen van Philippard; de prefect- stelt zich voor dat hij olerica-al is, dat hij' .cleric&le keuis- sen heeft dat hij het ones wil doen snijden van twee kanten, hij* verbloedt ,<xpe:eiyl dat nu zijn aanbeveling minder .dringend zal wezen, het gouvernement, dit te ve-eJ a/anvra-gen krijgt, zal blij zijn hem' om! dit te kunnen schrappen, zijn lintje -kómt misschien in 'b gedrang zijn situatie zal belachelijk worden tegenover zijn vrien den! Dan, heel vlug, als om de schande van zijn woorden niet *te -verstaan: Heel goed, mijnheer d-e prefect 'ik ja ik zal "t wegnemen. Waarom niet dadelijk Het is weet u, ik ,weot niet goed, waar ik het plaatsen zal. En dan -al die laden /antwoordt cite prefect, die er behagen in «telt om een lafaard tot lief uiterste te' .brengen. Ja, dat is waar ook'. - En 't portret van den ouden, eerhied- w-a-ardigen jiriester ga,at zich 'terliezen te midden van couranten, ree'laantet en een stoffige romtmël oud papier. Toen tegen middernacht de prefect het huis van Phillippard verliet, Vertelde hij 't Voorval in 't nlaiar buis jga-an aan 'zijn secre taris. - Tk bedenk' me, zeide hij, ik zal 'Phillip- pard niet voor een decoratie voordra,gen. -Ach, en w a-aroni' dan niet -Wel, o-M' een heel eonvoudigte reden, en die gij wel Zult begrijpen: hij walgt me. Tenia ten ice ji 500 gr. (1 .pond') tomaten. 1 L. water. 1 uitje. 2 kruidnagels. 2' p-ep'erkarrejls. d'eelen, beste Fimuin? Uw verhaal van een Verpletterd' kind en uwe denkbeelden over groote gezinnen verheugen mij' niet bijzon der -en gij weet zulks. Zijl hinderen zelfs ■anijn spij.sverterinig en dóen mij! het aro- m-a van d'e-ze uitstekende sigaar niet ap- pr-ecieeren. W-eet ge nietsuiteer? Jawel, antwoordde de op-ziener kaJim'. ik heb n-oig twee andere nieuwtjes. Welke? Mevrouw d'e R-abiac- en haar zoon zijn op hun kasteel te Cel'es aangekotaenMen had' hen» daar lang niet meer gezien. Prachtig! riep Leonce uit. Dat is goed' nieuws. Fahien R-abiac is een vriend uit- mijn schooljaren. Ik hoop dat wij' goede buren worden. Zij Zijji rijk, zeide de oude Claudius, die altijd op de eerste plaats aan het for tuin d'er nnensfclhen dacht. Men z-egt het, bevestigde de op'ziener, en zij hebben hier zeker imiooie bezittingen. Zij blijven hier wonen, verzekerd© mij- gis teren hun rentimlees-ter, nre-t wien ik op goeden voet sta. Zij, zij'n 't l'even t-e Parijs «n 't reizen mioe. Maar 't w-a-s om d'e op- voeding van Fahien te' voltooien, hij heeft Wel een traag karakter, rnaa-r is overigens een beste jongen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1928 | | pagina 5