ZATERDAG 4 FEBRUARI 1928
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
ALLERLEI
i Gekke gesprekken j
In 't kraaiennest. I
8
•aMMinHHMwnnWMHHiauM
Van 'n „f ui f n unm er".
Nu voor de S. D-. A. P. inet ilit vl-eesoli-
uoah-viseh-kabinet, het vet v|iin de.u poli-
tieken ketel is, wordt er daar naarstig
gegraaid (haar andere dingen, d'ie wat le
ven in de "brouwerij' fcunnen brengenal
wint het niet, het raast toch.
Zoo heeft de roode pera waarachtig deze
week gefuifd op het 25-jarig jubileum van
de Spoorwegstaking in 1903. Wanneer mem
de snorkende artikels leest over „de'wsiee-
gulooze offervaardigheid, waarmee toen al
wat socialistisch dacht zich zonder beden
ken in den strijd wiei'p" dan zo-u men ga,an
denken, dat er in 1903 inderdp'adl ietsi ver
hevens gebeurd is, waar de socialisten
prat op mogen gaan.
Niets is minder wa,ar dan dit.
Door de weergalooze lio htzinnigheid
waarmee deze staking door do rood» volks_
opruiers werd begonnen, was het 'treurig
eind der staking reeds vóór het begin to
voorzien en de honderden slachtoffers, d'io
hun bétrekking verloren, hebben dit lo
wijten gehad aan lnm geweten- en inzicht-
looze leiders.
Niet iedere oud-staker is zoo gelukkig
geweest als J,an Oudegeest, die nu, f 1500
per maand in de wacht sleept, maar al
was ilit 't geval, dan blijft nog fte spoor
wegstaking van 1903 een verlorene; en eeln
zwarte bladzijde in de geschiedenis djer
vakbeweging.
Dat dit ook door socialisten zelf wordt
ingezien, bewijst het betoog van J,an van
Zutplien, dat ook in het Volk verscheen.
„Ik had, zeide hij «an den redlaoteur van
„Het Volk", vooral met "de tweede stnr
king, die. van April, to doen en dat wel in
mijn kwaliteit van lid van het Am'ster-
dam'sche Komitee van Verweer. En ik wil
ab dadelijk' als mijn ervaring mededleelen,
dat de meest revolutionnaire elementen
dier dagen mij ook het meest: hebben te
leurgesteld. Toen ik mij dop eersten och
tend der staking op weg begaf om den
toestand' in de hoofdstad te inspedteeren,
.werd ik er geweldig dooi; getroffen, dat
in de Rietlanden gewerkt werd dtoor een
deel der mannen, die het hardst «xnv staking
nadden geroepen. Ik heb de kérels toen
medegenomen naar het gebouw van den
Diamantbewerkers-hond. Arie v. de Berg,
mevr. Roland Holst en ik bezwoeren den
mannon hun proletarischen plicht te doen.
Maar het baatte niet. De organisatie was
nog niet hecht cn sterk genoeg.
Toen de slag gevallen was en de staking
verloren, kwamen honderden en honderden
naar ons gebouw. lie nam ze mee naar
„Planoius"' en sprak hen daar toe. wij
zende op de noodzakelijkheid1 om onver
wijld met den heropbouw der arbeiders
beweging" te beginnen. Van 'Erkel kwam
latei- en sloot zich bij mijn woorden aan;
van „verraad" repte hij nog niet.
Die beschuldiging' kwam eerst goed los
in de Beide nacht-vergaderingen, ,aa.n welko
ik zoo vreeselijke herinneringen heb. Ik
hoop, dat de arbeidersbeweging gespaard
zal Wijven voor een herhaling van zulke
tooneeleli. Do arbeiders, gewond en ge-
sohonden, gingen elkaar daar te lijf. Mij
is het 'bekend, 'dat men er kwam' met het
doel met name Troelstra niet aReen more,el,
niaar ,ook lichamelijk te breken. Al'le harts
tochten kwamen los, terwijl er toch niets
anders was geweest tlau het verliezen van
een groote za.ak als gevolg van zwakte der
organisatie."'
Deze persoonlijke herinnering is heef
iets anders dan de fanfaronnades in het
overwinning-fuifende „Volk", maar ze
staat dichter bij de waarheid,
UITKIJK.
en ging de keuken binnen, terwijl de gou
vernante in zich zelf mompelde
Ja, ouwe heiden, ik zal je bekecren!
Dat ia zeker! Dat staat vast!
Mijnheer Jean, had heel wat op z'n gewe
ten. Vrijmetselaar was hij niet, maar hij
was in vijf- en -dërlig jaar niet te hiohten
geweest; voor de wet alleen maar ge
trouwd, waren zijn drie kinderen, niet ge
doopt: hij, hij!. Dat alles belette heiru niet
met een alleszins gerust, geweten .avonds
te ga.an slapen.
Bestaat er een God'?
Heeft hij een ziel?
't Mocht, wat
Zou z'n vrouw niet te veel geld uiige-
ven?
Zou Bamboula of Touehatout het op de
rennen winnen?
Dat zijn de ernstige vragen, waarmede
hij zich bezig' houdt.. Wat. de rest, betreft.
Och! kom! Goed voor de stervenden die op
't. punt staan d'e groote stap naar de over
zijde te gaan wagen, klaar hijHij' iia
forsoh, gezet, berekend voor zijn taak; 'hij
verdient zes honderd franken cn loopt z"'i)
levensweg met d'e, handen in de zakken
zoo zeker is hij, trouwens, hij heeft er geen
tijd voor. Hij heeft z'n werk van den mor
gen tot den avonden zelfs hij stelt zich
als ideaal voor oim- zich na eenige jaren te
rug te trekken in Coiuxbevoie, z'n tuintje te
g'a.an bewerken: groenten te eten, d'ie hij
zelf gekweekt heeft en deze te besproeien
met eenige flefisohen ouden wijn, hier en
daar gekaapt in de kelders van z'n mees
ters. En later, want dit zal toch eenmaal
komen, zal hij zich laten begraven in een
graf, gekocht op 'I kerkhof te Bagneux.
En dan dat is alles
Hij had echter niet gerekend op de gou-
vernante: Deze had in haar kleine hoofdje
van ijverige Christina© vastgezet: de hof
meester zal met Kerstmis gaan biechten!
v i.i zal' 't do-en, hij; zal 't Joen't zal ge-
t Wen.
f 1 Al elf maanden is ze er mee bezig. Zij
bespiedt hem, vervolgt hern, nadert hem
en trekt zich dan weer terug. Ze Spant'
haar netten. Het mioet nu met, Kerstmis!
gebeuren, want tweeden Kerstdag gaat de
familie voor den heelen winter naar 't
Zuiden, en als 't voor dien tijd niet ge
beurt, «noot alle® weer van voren afaan
begonnen worden.
Gedurende den Advent dan ook heeft
de kleine gouvernante er spoed achter ge
zet. Zij heeft gebeden, gevast, geleden, echt'
voel geleden om de bekeering van diet Zied
van God te verkrijgen. i
Eindelijk pakt ze ai liaar moed bijeen;
de vesting moest tot eiken prijs worden,
veroverd'.
Mijnheer Jean, wilt ge mij een genoegen
doen
Zeker, mademoiselle.
Welnu, wilt ge dan vanavond met me
meegaan naar de preek?
....Naar de preek?Nooit van m'n
leven 1
Neen het is imeer een Missie dat
is niet hetzelfde
W.elk onderscheid is daar dan tusschen?
Dat zul je wel eens zien
Ik houd niet van de Capucdjnen
Het is geen Capucijn
Een Jezuïet
Ook niet.
In elk geval, het is een pastoor
Neen, het ia geen pastoor
Wie is het dan
Het is een missie-Pater.
Dat wil zeggen
Een man, die veel overal heeft ge
reisd en die veel interessante dingen; heeft
gezien en daarover verteltIk ben or
van overtuigd, dat ge met genoegen naar
lietm zult luisteren.
Ach, die vrouwen
Het gaat hier niet omr „d'ie vrouwen",;
hét is een reiziger, die vertellen gast
in een toog
Wat zou dat?
En als men mij eens zou zieu
Dan zul je zeggen, dah ik je gevraagd
heb, roe dien avond te vergezellen en
iedereen weet, dat je de go,edheid en de
beleefdheid in eigen persoon bent.
Nadat de kleine gouvernante inet enge
len-geduld alle siteenen had losgewroet van
de vesting, waarin de ongodsdienstigheid
van haar beschermeling zich verschanst
had, nattit ze hem mode, om hem te plaatsen
onder het grof geschut van de missie-
Paters.
Di- eerste aanval dë.ed Jean duizelen.
Men had hem- gepreekt ov-er het zalig
worden.
Bij den tweeden kwam- hijl in opstand:
men had! gesproken over den dood.
Bij den derden voelde hiji zich overwon
nen de meest heftige der Missie-Paters
had' gepreekt over de hel.
Nochtans wilde hij niet toegeven.
De oude unensch in hem streed wanho
pig voor de verdediging van zijn rust; liet
bruiste en kookte, in hem; hij had momen
ten van haatmaar den eersten Kerstdag
daags vóór Bet vertrek van de familie na,mi
llet Zuiden werd Joan door den laatsten
aanval heelemaal verstegen en wel zoo,
d'at hij uit zich zelf infonmlaties ging nemen
om te ga-an biechten.
Do gouvernante diende hem' daarbij als
gids, een gids waarbij Baedeker niets is, en
toon ze hcum zag vertrekken, serieus1 ern
stig, imet een boek in z'n zak, begon d|e
axime kleine, die iiu al acht, dagen op' water
en brood gevast had, te weenen van vreug
de.
Een kerk o-p den ■eersten Kerstdag. Alle
biechtstoelen waren belegerd'. D|e hofmees
ter, ij^e unlet 't grootste geduld wol ander
half uur gewacht, had', begon teekenem. van
ongeduld te geven, want, hij mioest noodza
kelijk ciim zeven uur thuis zijn om aan tafel
t-e dienen.
Herhaaldelijk ha,aide hiji zijn horlogo te
voorschijn half zeven... tien minuten
overh alt* zeven eindelijk nog maar
drie vrouwen.
Mevrouw, vroeg hij aan haar, die naast
hem zat, zou ik misschien mogen voorgaan.
Zij ziet hem een oogonblik oplettend' aan
en met de intuïtie, het begrijpen en da
hooge opvatting van den godsdienst, die
sommige vrome vrouwen eigen is, staat ze
met een vriendvlijken glimlach hom' haar
plaats af.
Maarzeker mijnheer.
Zes uur vijftigde voorlaatste
dame komt maar niet 'klaar Niet meer
nog dan vijf minutenHeel beleefd
vraagt hij nogmaals aan die voor ham zit
Mevrouw, zoudt- u ,mij willen toestaan
u voor te gaan?
Neen, mijnheer.
Ik heb groote haast, mevrouw.
Ik ook.
Ik wacht al twee uur.
Ik nog meer.
Eu terwijl de arme man, wegens 't Verge
vorderde uur, niet mie.cr kunnende wachten,
treurig zijn hoed neemt en bezorgd heen
gaat met z'n zonden van vijf-en dertigl
jaar o-p 't geweten, treedt de. da,mie,, djij
hem ha-ar beurt weigerde, den biechtstoel
binnen, zeggend
Mijn laatste biecht is acht dagen gele
den
Lp sjeik en zijn ©zei.
Aan oen heilig graf onderwees een sjeik
zijn leerlingen. Op een goeden dag kwam
een „volleerde" tot- helm! e.n zei: „Vader,
geef mij geld cn teerkost, opdat ik de
wereld intrekiko en iniiijn geluk bepa-oevo".
D;e sjeik gaf den jongen man een ezel
en zond henu weg met zijn zegenbeden.
De jongeling trok door vele landen en
kwam ten slotte in d'e woestijn, D,aar be
zweek zijn ez'el. D';e jonge man groef zijn
viervoetigen makker oen graf en zette
zich daarop neer oom zijn verlies en zijn
eenzaamheid te beweeuen. Toen trok er
een rijke karavaan voorbij en de kooplie
den vroegen hemi, waarom; hij zoo treu
rig was. Hij antwoordde, dat hij; zijn
e-enigeai vriend verloren had. Dpze trouw
ontroerde de kooplieden zoo, dat zij beslo
ten een groote moskee op het graf te la.ten
bouwen. Dit geschiedde, de jonge mian
werd sjeik en het heiligdom in de Woestijn
werd' spoedig beroemd' en verheugde ziclh
in een drukke toeloop, waai" de sjeik Wel
bij vo.er. Na vele ja-reu bezocht ook dlo
oude sjeik het beroemde heiligdom en hij
was zeer verbaasd ziju ouden leerliug als
de bewaarder van zoo'n voornamen tempel
aan te treffen. „Viertel miij eens", zoio Vroeg
hij., „in vertrouwen, wie de heilige is die
hier rust?" De leerling antwoordde: „Het
ia de ezel, die gij imtiji ge-geven hebt. Maar-
zeg" mij nu ook, wie d'e heilige is in m|w
mloiskee". Waarop- de oude sjeik antwoord
de: „Dat was de vader van jouiw ezel."
Ncileiiaiidst-he tiioiiecIspice)|sters in
Scandinavië.
Naar aanleiding van het feit, dat eer
lang een Nederlandsc-h Tooneel,'gezelschap
te Kopenhagen zal optreden, brengt het
„Hbl." in herinnering, dat dit in vroeger
eeuwen een meermalen voorkomend^ ge
beurtenis was. I I
Meer nog: Cultureel was Scandinavië
oven sterk op- Holland georiënteerd ail's
commercieel. Honderden S.candinaviërs stu
deerden aan onze lioogesoholen. Wie in
Zweden en Noorwegen wat Ibeteiekende,
kende de Nederla-nid(sch© taal. Gustaaf
Adolf verstond en koningin Christina
sprak' Nederlandsch. Onze literatuur was
bekend, Vader Cats werd gelezen in het
Hollandse-li en in vertaling. Vondel's drar
aia-'s stonden elk ja,ar op het repertoire
der Deensohe en Zweedschc schouwbur
gen.
In de vijftiger en zestiger jaren van de
'17o eeuw hoort men het eerst van Ne-
derlandschc tooneelgezelschappen in Zwe
den en Denemarken. In 1653 trad te Stock
holm een Nederlandsohe troep op, die ko
ningin Christina, „niet zeer behaagde".
Meer succes had in 166$ een Nederlandsch
gezelschap te Kopenhagen, dat treurspe
len van Vondel en kluchten uit het volks
leven opvoerde. Een ander gezelschap, on
der leiding van Jphan Baptista kreeg in
Stockholm zelfs een staatstoellage. Hat
trad daar vele jaren lang op, weG'Jicht met
onderbrekingen. In alle geval w,aa het er
nog in 1874.
Nog in 1873 morden HoHandsche voor
stellingen te Kopenhagen gegeven door
een HÓllandsoh gezelschap-, onder leiding
van Jacobus van Rijjhdorp. Maar in de
volgende jaren minderde alfaigs Hol
lands invloed in liet Noorden, Du it schei-a
verdrongen de Hollanders; de Hoflandjsche
St. Petrikerk te Kopenhagen ging over
naai" de Duitsiehe gemeente, die haar nog
bezit, de Scandinavische studenten bezoch
ten niet m-eer onze hoo,gescholen, men had
geen -belang meer Nederlandsch te Iteren
cn voor HoHandsche tooneeflvoorsteilingc-n
was geen publiek' meer te trekken.
Christendom eu nederigheid.
Canut, -d'e gro-ote koning van Dónamiai'-
ken, bevond zieh -eens aan 't zeestrand.
Omringd' door z'n schitterenden hofstoet,
genoot hij volop van de groote schepping
Gods en staarde nadenkend over de wate
ren. Een van z'n hovelingen, die graag
bij den vorst in een goe.d blaadje wilde
staan, zei luidop tegen een vriend: „dc
koning is geen mieaisch, maar een God".
Dé koning hoorde het, «maar zeide niets.
Hij wilde z'n dienaar eens flink de les
lezen. De vloed' kwaim, en steeg al hooger
cn hooger. Het werd' hoog tijd die plaatsen
te verlaten, wilde «men niet door de golven
weggespoeld' worden. Canut evenwel bleef
stil zitten en verroerde zioh niet.
Eindelijk, als -een golf den stoel des ko
ning® reeds raakte, waagde het een der ho
velingen, den vorst opmerkzaam daarop
te «maken. „Waarom1 vreest gij?" sprak
d'e koning, „je zei zelf z'oo juist, dat ik
een God cn gwen mensoh bon. Zie hoe- ik
tml'n macht gebruik-" Hij stond op en riep
«met donderende stem: „Terug, gij golven,
jk bevedl ujvan- hier weg te gaan. Het ant
woord' was een nieuwe golf, die den stool
d'es konings om|verwierp en Ca-nut zelf
wankelen deed op- z'n beenen. „Wiaa-g 't
nog eens," sprak Canut, „e«n armie sterve
ling «niet dén almiaöhtigen God te vergelij
ken. Canut «met al z'n macht, verzinkt In
't niet tegenover z'n Heer en Schepper."
Prachtig voorbeeld van christelijke dee
moedigheid, m'ooie le,s voor ons.
Een reis in dc achttiende eeuw.
In het ja,ar 1739 zag bij den Haagsfchei)
uitgever en boekhandelaar Van Cleef aan
het Spui een in het Eransdh. gesdbrejven
werkje het licht van een a;ionie|men
auteur over een reis, door hem te dien
tijde in ons land gemaakt cn waarbij o. a.
Den Haag het doel van zijn tocht Aas.
Het eerst kwam hij', naar v. Z. in het
„Vad." aan het reisverhaal ontleent, te
VHertogeniboschen daar het winter was,
was de stad overstroomd hij mloest d'ezo
met een bootje bereiken. Het was voor
hem een vreemd gezicht. Omdat het Zon
dag wfl,s, had hij reeds moeilijkheden gehad
bij dc sluitbtoomcn, wa.ax anen hem niet
had willen doorlaten.
Van Den Bosch uit ging liij, per schuit,
naar Den Haag. Levendig beschrijft lijj
dan, hoe het toegas-t in zoo'n schuitliij
vindt dat de. gerieflijkste wijze van rei
zen. Alle verschil in stand en rang is
daarin opgeheven. Wanneer een min ol
meer deftige dame het zou wagen, een
beetje tegen een na,a,st. liaan zittende bioériu
aan te dringen, zou ze al-gauw te liooren
krijgen: „je betaalt niet meer dan oen
ander en ik ben ook op mijn gemak ge
steld." In de gehcele Republiek is er
niets zoo repulblikeinsch als zoo'n schuit.
Aan boord maakte hij kennis met zekeren
Philander, oen alleszins beschaafd No-
d„eiiandcT, die vloeiend' Fransch sprak en
ciie hem later tot gids strekte en ham ook
in zijn huis in Den Haag ,gasfevrij(hcid
aanbood. Want Philander zelf had in
Gorkum nog eenige zaken te doen eu kon
niet direct met helm mede reizen na.ni
Den Haag. Onze schrijver vertrouwde Phi
lander, en niet ten onrechte, volkomen en
deelde hem m'cde, dat hij in D'en Haag
eenige zaken ha.d op te knappen, waarop
Philander hem zeide, dat dat wei niet
zoo heel gauw g;nan zou, waarop de Schrij
ver repliceerde, dat hem dit verwonderde
„in deze wijze Republiek, waar Themis
hj.ur zetel heeft."
Den Haag vond de reiziger het mooiste
en prettigste „dorp" van de wereld. Du
mooie pleinen, onregelmatig" géibouwd, do
gueu onderhouden geplaveide en zin-die-
lijke straten maken als nog heden ten
doge grooten indruk op den vreemdeling,
En vooral ook de modern gebouwde hui
zen. Ook "de grachten met haar rijen hoo
rnen laten niet nn indruk te ma-ken. Hij
geeft een uitvoerige 'beschrijving van het
Hof, gelegen tusschen twee- pleinen, het
Buitennof en het Plein. Vooral het huis
van den graaf van Nassau l(Bet tegen
woordige Maurit-shuis) en dat van de hoe
ren van Amsterdam (ministerie van Bui-
tenlandsche Z,aken) vindt hij1 pr&ehtig.
Verouaisd is hij' over hetgeen de Hollan
dei's en Hagenaars doen op philantro-
piscli gebied. Men heeft er, salirijft hij, de
mooiste instellingen van weldadigheid,
weeshuizen en gestichten voor ouden van
dagen. Er was echter ook veel misbruik
van den drank gemaakt, mét messen-ge
vechten als geViOilg.
Wat den reiziger ook -bizonder opviel
was, dat Den Haag verscheiden bibliothe
ken had, hetgeen voor 'hem het bewijs
was, dat het een cultuur-centrum was,
Maar het meest maakte indruk o-p lieim
de Haagsche Kermis, die in de oerstje.
week van Mei begon. 8 dagen duurde, en
waaromtrent hij- allerlei bizonderhedeu
geeft: o.a. deze, dat de gauwdieven er
door 'den schout, die anders zoo streng
tegen hen optrad, werden toegelaten wn
ontzien.
In de morgenuren werd de kennis be
zocht door de deftige lieden, (Me in dc
kramen aan het Voorhout allerlei aardige
snuisterijen gingen koopen. En terwijl! aan
de eene zijde van de kermis deze djeftige
Haagsche menigte zioh bewoog, zag luien
aan den anderen kant een troep com/e-
dianten, die zich op allergekste wijze-
hadden toegetakeld.
Van Den Hang begaf de ongenoemde,
reiziger zieh na,ar Amsterdam'.
Een merkwaardige muziekles'.
Van den Eransöhen componist Grétry,
die van 1741 tot 1813 leefde en vooral als
o.p-era-com|pionisit bekend' is, wordt liet vol
gende verhaald
Hij begaf zich op zekeren dag naar de
in dien tijd beroemde tooneelspeelster Cla.i-
ron met het verzoek, hom' een les in d!or
imfiziek te willen geven.
„Ik?" vroeg zij verbaasd. „Ik weet niet
eens wa-t een toonladder is."
„En toch," antwoordde Grétry, „zijt gij
de beste zangei-es in heel Frankrijk."
„Dat heb ik nooit geweten."
„I-k zal het u dóen begrijpen. Sta m|ij
toe eerst een stukje uit nrijn opera „Syl-
vaiu" voor te dl'agen, waarover ik uw
meëning zou willen kennen."
Grétry nami plaats voor het c'lavecim-
bolen zong d'e melodie die begint met de
woorden „Dans ie sein d"n père
„Hoe vindt uhet?" vroeg hij vervolgens.
..De melodie is heel mooi."
„Goed. Maar hebt gij niets af te dingen
op dé declamatie van de woorden
„Misschien wel," antwoordde imej. Cliai-
rion, na een oogenblik nagedacht te heb
ben.
„Welnu, wees- -dan zoo goed imlij deze
verzen' eens luidop voor te willen lezen,"
zei Grétry, terwijl hij. haar het handschrift
overreikte. „Vergeet d'at zij voor de mu
ziek bestemd' zijn on draag ze voor gelijk
gij' dat Zoudt doen, indien zij, in een van
uw toon-eelrollen voorkwamen."
Mej. Claü'on voldeed aan den wensch
van den jongen componist; zij declamieer-
d'e het gedicht impt bizondere a-eeëmtuee-
ring.
Toon zij gedaan ha,d, zong hiji haar het
muziekstuk ja een tweed'e ma,al voor, doch
liij di-oeg er zorg voor de mielodie liier on
daar, naar de aanduidingen die zij', hteunl
gegeven had, wat te wijzigen.
„Hoe?" riep miej. Claron liit. „Beschikt
d'e minziek over zulk oen ma,oht? Gaarne
beken ik, dat ik zulks nooit vermoed' heb.
Gij geeft rnliji hijjna lust nog te ieeren zingen
op imfjn leeftijd'."
„Wiaaromi loeren wat gij anderen on
derwijzen kunt?" lachte Grétry, terwijl hij
dankend afscheid nam'.
Pres'. Co-olidge en zijn whoenimaker.
D,en dag na-dat hij als president dei-
Ver. Staten het Witte Huis betrokken had'
schreef Calvin Coolidige een der langste
brieven die hij als staatshoofd- heeft ge
schreven „Mijn beste imr. Lucey, ik zie
em schrijf u niet vaak tegenwoordig, maar
toch wil ik u zeggen d'at ik zonder u niet
liier zou ziju, en ik wil dat w w-eet hoe.-
zeer ik u waardeer. Werk nu niet te veel.
en (tracht eenig plezier te genieten in dien
welverdienden vrijen tijddien uw jaren
li laten. Van harte d'e uwe Callviji
Ooiolid'gc."
Wie wel die ar. Lucey mocht zijn, die
op' zoo uiterst warimie wijze dóór deiz'en
koelen president werd aangesproken Wie
was toCli dat «mysterieuze heerschap va,n
wien eertijds- inir. Octolidge zoo vaak aldus
spraik: „Zooals vroeger mijn vriend' Jim
Lucey altijd' zei
Geschiedenis-snuffelaars ziju er achter
gekomen. Zij weten thans, cn hebben be
leend gemaakt gelijk' de „Tel." aan het
verhaal van Stéphan-e Lauzanne in dë „Ma-
tin"' ontleent dait Ji;m' Lucey een schoen-
winkel-tje heeft in Northampton (Mass.)
en niemand' anders is dan de sc'hoenim'nker
van den president.
UB Napoleons (ijij.
Hoewel Napoleon, zooals algemeen g-e-
zegd werd, weinig waarde hechtte, aan
de werkzaamheid van gene-eamiddelen,
waren de uitgaven, die hij zioh daarvoor
getroostte, daaraan niet evenredig. Het
gelicele bedrag, 'dat jaarlijks uitgetrok
ken werd voor geneeskundigen, apothe
kers, tandheelkundigen enz. bedroeg
ruiui 200.000 francs. De salarissen der
apothekers, aan het keizerlijk hof ver
bonden, bedroegen voor Dcyeux, phar-
maciën en chef 8000 francs, voor Clarion
tweeden apotlier te St. Cloud 5000 fr.
vpor de beide luilpapothékers R'ouycr en
Cadet ieder 3000 francs, voor den eersten
bediende, Gauelle, 18,00 'fpuncs cn den
tweeden bediende Levooeur,. 1500 franc®.
Wat zou betaald zijn, indien Napoleon
eens wel waarde aan het gebruik van ge
neesmiddelen gehecht had?
Even keizerlijk waren ziju uitgaven
voor het behoud van een goed gekit, waar
op- hij trotseh was en d,at hïj derhalve ook
goed verzorgde. Volgens een nota, van Ger-
vais Chardin werden in October 1808 zes
dooz-en fijn kora,alpoeder geleverd voor 361
franc®, bestemd lot tandpoeder vo.or zijn
keizerlijke Majesteit. Een zeer betkend-e par
f mineur te Parijs .voorzag Napoleon ook
steeds van Eau de Cologne, waarvan hij,
volgens getuigenis van madame Do R,e|mu-
sat, 60 fla.oons per maand gebruikte.
Vóór honderd jaren-
V. haalt in de „Ned." eenige fejten op,
waardoor hot jaar 18.28 zioh kenmerkte.
Een der grootste gebeurtenissen van
1828 was de .afschaffing van de Test-Act
in 'Engeland, die vroeger w,ais ingevoerd
in de dagen v.an "'Karei II, die steeds rf^or
zijn onderdanen yan sterke Roomsethe
sympathieën is „verdapht". Feitelijk sloot
z'ij' allen, die niet tot de 'AngiikaftUifSiui
Kerk behoorden, van ,alle oppnb&re-. amb
ten, burgerlijke cn militaire, uit. Ook da
Puriteinen werden daardoor getroffen,
maar vooral de Katholieken. De afschaf
fing beteckendei dus- in de cerstei plaats,
emancipatie der Katholieken.
De tweede belangrijke gebeurtenis- w;as
de oorlog tusschen Rusland eu Turkije.
Feitelijk was dat nog een nasleep van den
zeeslag bij Navarino van het vorig jaar-
De Russen bezetten Moldavië en W,a,11a-
chye, het tegenwoordige Roemenië, en
veroverden Varija,. Diebitsoh, hun aan
voerder, toonde- zich een groot veldheer
en niet minder fiueces had een onder Rub-
sisdi aanvoerder Paskeaitz-, die in Klein-
Azie opereerde. D-o Ilrieken zetten ook
hun vrijheidsoorlog voort en werden da,ay
L-fj' geholpen door Fransc-he Loepen on
der generaal Mhison, die do Turkscke
troepen uit Morea. verdreven.
Ook in Portugal hadden er belangrijke
gebeurtenissen plaats. D-e koning, Johan
VI, was in 1.8.26 gestorven. Zijn oudste
zoon, Don Pedro, moest heim' opvolgen,
maar deze, was keizer geworden van Bra
zilië. Hij kon dus niet tegelijk koning zijn
van Portugal, want Brazilië had zich van
Portugal losgemaakt. Hij' stond dus den
Portugeeschen troon af ,aftii zijne dochter
Maria, da Gloria, en daar zij nog minder
jarig was, zou haar oom, Dom Miguel,
de broeder van Don Pedro, regent zijh.
Die regent evenwel verdrong de- minderja
rige koningin, liet zichzelf tot koning uit
roepen, terwijl hij de grondwet terzijde
schoof. Een burgeroorlog- b'ra-l£ toen lafer
uit en na een 2-j,arigen strijd, die van 1832
tot 1834 duurde, werd Dom Miguel g'e-
dwongen, het land te verlaten. Don Pe
dro, die inmiddels |d|p kroon van Brazilië
a,an zijn zoon had moeten afstaa.ïïj' landde
met geworven huurtroepen in Portugal.
Engeland en Frankrijk steunden hem
daarbij cn ten slotte werd Maria da, Gloria
weer in ha,-u- rechten hersteld. Don Pedro
zglf stierf kort daarna.
■aauatai aamauaa taaaaaaaaa
-
jMHKiiaa *«aaaaaaafli,aaaaaaaaaaaaa
JOVIAAL.
Autolmiobilist (to,t voorbijganger):
Zou u even op «n'ijn a,uto willen paB-
seu?
Voorbijganger (boos): Meneer! Ik ben
de burgemeester van deze stall
O, dat hindert niet! Ik vertrouw
evongoed wel.
BEELDSPRAAK.
Toen «non eens aan Mirabeau vroeg, hoe
hij Robespierre vond', luidde het niet zeer
vriendelijk oordeel„Hij! ziet er uit als
een kat ,d'ie azijn gedronken heeft".
DE LIEVE DOCHTER,.
W,at zal je moeder ervan zeggen, dat
we oms verloofd' hebben?
O, wees «maar niet bang, die is eiken
keer dolblij.
EEN MEISJESNAAM.
Volgens een brief in een Amerikaansch
blad woont er op een van de H-awaii-ed-lan-
den een imieisje, dat den naam draagt: IKa-
iani Ka,Uiniieham®hahahikikalanyakawahi-
nckuhao. Men vertelt, d'at als Kalani Rau-
meha-Tiuiiuikahikioh.nyakawahinekuao's
moeder Kalani Ka-umahamcliakah.ikikiaja-
nyakawahinekuhao roept oml d'e rijst van
liet vuur t-e nemen, dë lieele pot al aange
brand is tegen den tijd, dat de jonge daim®
roept: ik kom-!
EEN HATELIJK CADEAU.
Een bemoeial kreeg op- zijn verjaardag
van een paai' ondeugende vrienden een do
zijn zakdoeken cadeau miet de bemerking:
„Hier is nu iets, waar je veilig je neus in
«nag steken, zonder dat je medemensc-hen
er hinder van hebben-."
UIT DE SCHOOL.
Onderwijzer: „Wat is het fij'nstbesnaar-
de zintuig?"
Pietje: „Het gevoel."
„Waarom juist het gevoel?"
„Nou, als je in een speld' gaat zitten,
kun je 'mi niet zien, niet ruiken en, niet
hooren, «maar je voelt 'm toch."
DE NIEUWSTE UITVLUCHT.
Proplmian, de jongste bediende, begaf
ziek naai- het privé-kanloor. „Meneer, im|Ljn
e.tmdjn..,."
„Nou Propitman, wat is er?"
„Mijn groottmioeder, meneer
„Alia, je grootmoeder. Ga yoort, Pro-p-
miiin."
„Mijn groiot|mioeider en nnijn moeder
„Wat? Je moeder ook? Allebei zwaar
ziek, hè!"
„Nee «meneer, mijn grootmoeder en mijn
moeder willen vandaag naar een voetbal
wedstrijd gaan kijken, en mij- thuis op
mijn kleine broertje laten passen."