ZATERDAG 4 FEBRUARI 1928 NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT ALLERLEI i Gekke gesprekken j In 't kraaiennest. I 8 •aMMinHHMwnnWMHHiauM Van 'n „f ui f n unm er". Nu voor de S. D-. A. P. inet ilit vl-eesoli- uoah-viseh-kabinet, het vet v|iin de.u poli- tieken ketel is, wordt er daar naarstig gegraaid (haar andere dingen, d'ie wat le ven in de "brouwerij' fcunnen brengenal wint het niet, het raast toch. Zoo heeft de roode pera waarachtig deze week gefuifd op het 25-jarig jubileum van de Spoorwegstaking in 1903. Wanneer mem de snorkende artikels leest over „de'wsiee- gulooze offervaardigheid, waarmee toen al wat socialistisch dacht zich zonder beden ken in den strijd wiei'p" dan zo-u men ga,an denken, dat er in 1903 inderdp'adl ietsi ver hevens gebeurd is, waar de socialisten prat op mogen gaan. Niets is minder wa,ar dan dit. Door de weergalooze lio htzinnigheid waarmee deze staking door do rood» volks_ opruiers werd begonnen, was het 'treurig eind der staking reeds vóór het begin to voorzien en de honderden slachtoffers, d'io hun bétrekking verloren, hebben dit lo wijten gehad aan lnm geweten- en inzicht- looze leiders. Niet iedere oud-staker is zoo gelukkig geweest als J,an Oudegeest, die nu, f 1500 per maand in de wacht sleept, maar al was ilit 't geval, dan blijft nog fte spoor wegstaking van 1903 een verlorene; en eeln zwarte bladzijde in de geschiedenis djer vakbeweging. Dat dit ook door socialisten zelf wordt ingezien, bewijst het betoog van J,an van Zutplien, dat ook in het Volk verscheen. „Ik had, zeide hij «an den redlaoteur van „Het Volk", vooral met "de tweede stnr king, die. van April, to doen en dat wel in mijn kwaliteit van lid van het Am'ster- dam'sche Komitee van Verweer. En ik wil ab dadelijk' als mijn ervaring mededleelen, dat de meest revolutionnaire elementen dier dagen mij ook het meest: hebben te leurgesteld. Toen ik mij dop eersten och tend der staking op weg begaf om den toestand' in de hoofdstad te inspedteeren, .werd ik er geweldig dooi; getroffen, dat in de Rietlanden gewerkt werd dtoor een deel der mannen, die het hardst «xnv staking nadden geroepen. Ik heb de kérels toen medegenomen naar het gebouw van den Diamantbewerkers-hond. Arie v. de Berg, mevr. Roland Holst en ik bezwoeren den mannon hun proletarischen plicht te doen. Maar het baatte niet. De organisatie was nog niet hecht cn sterk genoeg. Toen de slag gevallen was en de staking verloren, kwamen honderden en honderden naar ons gebouw. lie nam ze mee naar „Planoius"' en sprak hen daar toe. wij zende op de noodzakelijkheid1 om onver wijld met den heropbouw der arbeiders beweging" te beginnen. Van 'Erkel kwam latei- en sloot zich bij mijn woorden aan; van „verraad" repte hij nog niet. Die beschuldiging' kwam eerst goed los in de Beide nacht-vergaderingen, ,aa.n welko ik zoo vreeselijke herinneringen heb. Ik hoop, dat de arbeidersbeweging gespaard zal Wijven voor een herhaling van zulke tooneeleli. Do arbeiders, gewond en ge- sohonden, gingen elkaar daar te lijf. Mij is het 'bekend, 'dat men er kwam' met het doel met name Troelstra niet aReen more,el, niaar ,ook lichamelijk te breken. Al'le harts tochten kwamen los, terwijl er toch niets anders was geweest tlau het verliezen van een groote za.ak als gevolg van zwakte der organisatie."' Deze persoonlijke herinnering is heef iets anders dan de fanfaronnades in het overwinning-fuifende „Volk", maar ze staat dichter bij de waarheid, UITKIJK. en ging de keuken binnen, terwijl de gou vernante in zich zelf mompelde Ja, ouwe heiden, ik zal je bekecren! Dat ia zeker! Dat staat vast! Mijnheer Jean, had heel wat op z'n gewe ten. Vrijmetselaar was hij niet, maar hij was in vijf- en -dërlig jaar niet te hiohten geweest; voor de wet alleen maar ge trouwd, waren zijn drie kinderen, niet ge doopt: hij, hij!. Dat alles belette heiru niet met een alleszins gerust, geweten .avonds te ga.an slapen. Bestaat er een God'? Heeft hij een ziel? 't Mocht, wat Zou z'n vrouw niet te veel geld uiige- ven? Zou Bamboula of Touehatout het op de rennen winnen? Dat zijn de ernstige vragen, waarmede hij zich bezig' houdt.. Wat. de rest, betreft. Och! kom! Goed voor de stervenden die op 't. punt staan d'e groote stap naar de over zijde te gaan wagen, klaar hijHij' iia forsoh, gezet, berekend voor zijn taak; 'hij verdient zes honderd franken cn loopt z"'i) levensweg met d'e, handen in de zakken zoo zeker is hij, trouwens, hij heeft er geen tijd voor. Hij heeft z'n werk van den mor gen tot den avonden zelfs hij stelt zich als ideaal voor oim- zich na eenige jaren te rug te trekken in Coiuxbevoie, z'n tuintje te g'a.an bewerken: groenten te eten, d'ie hij zelf gekweekt heeft en deze te besproeien met eenige flefisohen ouden wijn, hier en daar gekaapt in de kelders van z'n mees ters. En later, want dit zal toch eenmaal komen, zal hij zich laten begraven in een graf, gekocht op 'I kerkhof te Bagneux. En dan dat is alles Hij had echter niet gerekend op de gou- vernante: Deze had in haar kleine hoofdje van ijverige Christina© vastgezet: de hof meester zal met Kerstmis gaan biechten! v i.i zal' 't do-en, hij; zal 't Joen't zal ge- t Wen. f 1 Al elf maanden is ze er mee bezig. Zij bespiedt hem, vervolgt hern, nadert hem en trekt zich dan weer terug. Ze Spant' haar netten. Het mioet nu met, Kerstmis! gebeuren, want tweeden Kerstdag gaat de familie voor den heelen winter naar 't Zuiden, en als 't voor dien tijd niet ge beurt, «noot alle® weer van voren afaan begonnen worden. Gedurende den Advent dan ook heeft de kleine gouvernante er spoed achter ge zet. Zij heeft gebeden, gevast, geleden, echt' voel geleden om de bekeering van diet Zied van God te verkrijgen. i Eindelijk pakt ze ai liaar moed bijeen; de vesting moest tot eiken prijs worden, veroverd'. Mijnheer Jean, wilt ge mij een genoegen doen Zeker, mademoiselle. Welnu, wilt ge dan vanavond met me meegaan naar de preek? ....Naar de preek?Nooit van m'n leven 1 Neen het is imeer een Missie dat is niet hetzelfde W.elk onderscheid is daar dan tusschen? Dat zul je wel eens zien Ik houd niet van de Capucdjnen Het is geen Capucijn Een Jezuïet Ook niet. In elk geval, het is een pastoor Neen, het ia geen pastoor Wie is het dan Het is een missie-Pater. Dat wil zeggen Een man, die veel overal heeft ge reisd en die veel interessante dingen; heeft gezien en daarover verteltIk ben or van overtuigd, dat ge met genoegen naar lietm zult luisteren. Ach, die vrouwen Het gaat hier niet omr „d'ie vrouwen",; hét is een reiziger, die vertellen gast in een toog Wat zou dat? En als men mij eens zou zieu Dan zul je zeggen, dah ik je gevraagd heb, roe dien avond te vergezellen en iedereen weet, dat je de go,edheid en de beleefdheid in eigen persoon bent. Nadat de kleine gouvernante inet enge len-geduld alle siteenen had losgewroet van de vesting, waarin de ongodsdienstigheid van haar beschermeling zich verschanst had, nattit ze hem mode, om hem te plaatsen onder het grof geschut van de missie- Paters. Di- eerste aanval dë.ed Jean duizelen. Men had hem- gepreekt ov-er het zalig worden. Bij den tweeden kwam- hijl in opstand: men had! gesproken over den dood. Bij den derden voelde hiji zich overwon nen de meest heftige der Missie-Paters had' gepreekt over de hel. Nochtans wilde hij niet toegeven. De oude unensch in hem streed wanho pig voor de verdediging van zijn rust; liet bruiste en kookte, in hem; hij had momen ten van haatmaar den eersten Kerstdag daags vóór Bet vertrek van de familie na,mi llet Zuiden werd Joan door den laatsten aanval heelemaal verstegen en wel zoo, d'at hij uit zich zelf infonmlaties ging nemen om te ga-an biechten. Do gouvernante diende hem' daarbij als gids, een gids waarbij Baedeker niets is, en toon ze hcum zag vertrekken, serieus1 ern stig, imet een boek in z'n zak, begon d|e axime kleine, die iiu al acht, dagen op' water en brood gevast had, te weenen van vreug de. Een kerk o-p den ■eersten Kerstdag. Alle biechtstoelen waren belegerd'. D|e hofmees ter, ij^e unlet 't grootste geduld wol ander half uur gewacht, had', begon teekenem. van ongeduld te geven, want, hij mioest noodza kelijk ciim zeven uur thuis zijn om aan tafel t-e dienen. Herhaaldelijk ha,aide hiji zijn horlogo te voorschijn half zeven... tien minuten overh alt* zeven eindelijk nog maar drie vrouwen. Mevrouw, vroeg hij aan haar, die naast hem zat, zou ik misschien mogen voorgaan. Zij ziet hem een oogonblik oplettend' aan en met de intuïtie, het begrijpen en da hooge opvatting van den godsdienst, die sommige vrome vrouwen eigen is, staat ze met een vriendvlijken glimlach hom' haar plaats af. Maarzeker mijnheer. Zes uur vijftigde voorlaatste dame komt maar niet 'klaar Niet meer nog dan vijf minutenHeel beleefd vraagt hij nogmaals aan die voor ham zit Mevrouw, zoudt- u ,mij willen toestaan u voor te gaan? Neen, mijnheer. Ik heb groote haast, mevrouw. Ik ook. Ik wacht al twee uur. Ik nog meer. Eu terwijl de arme man, wegens 't Verge vorderde uur, niet mie.cr kunnende wachten, treurig zijn hoed neemt en bezorgd heen gaat met z'n zonden van vijf-en dertigl jaar o-p 't geweten, treedt de. da,mie,, djij hem ha-ar beurt weigerde, den biechtstoel binnen, zeggend Mijn laatste biecht is acht dagen gele den Lp sjeik en zijn ©zei. Aan oen heilig graf onderwees een sjeik zijn leerlingen. Op een goeden dag kwam een „volleerde" tot- helm! e.n zei: „Vader, geef mij geld cn teerkost, opdat ik de wereld intrekiko en iniiijn geluk bepa-oevo". D;e sjeik gaf den jongen man een ezel en zond henu weg met zijn zegenbeden. De jongeling trok door vele landen en kwam ten slotte in d'e woestijn, D,aar be zweek zijn ez'el. D';e jonge man groef zijn viervoetigen makker oen graf en zette zich daarop neer oom zijn verlies en zijn eenzaamheid te beweeuen. Toen trok er een rijke karavaan voorbij en de kooplie den vroegen hemi, waarom; hij zoo treu rig was. Hij antwoordde, dat hij; zijn e-enigeai vriend verloren had. Dpze trouw ontroerde de kooplieden zoo, dat zij beslo ten een groote moskee op het graf te la.ten bouwen. Dit geschiedde, de jonge mian werd sjeik en het heiligdom in de Woestijn werd' spoedig beroemd' en verheugde ziclh in een drukke toeloop, waai" de sjeik Wel bij vo.er. Na vele ja-reu bezocht ook dlo oude sjeik het beroemde heiligdom en hij was zeer verbaasd ziju ouden leerliug als de bewaarder van zoo'n voornamen tempel aan te treffen. „Viertel miij eens", zoio Vroeg hij., „in vertrouwen, wie de heilige is die hier rust?" De leerling antwoordde: „Het ia de ezel, die gij imtiji ge-geven hebt. Maar- zeg" mij nu ook, wie d'e heilige is in m|w mloiskee". Waarop- de oude sjeik antwoord de: „Dat was de vader van jouiw ezel." Ncileiiaiidst-he tiioiiecIspice)|sters in Scandinavië. Naar aanleiding van het feit, dat eer lang een Nederlandsc-h Tooneel,'gezelschap te Kopenhagen zal optreden, brengt het „Hbl." in herinnering, dat dit in vroeger eeuwen een meermalen voorkomend^ ge beurtenis was. I I Meer nog: Cultureel was Scandinavië oven sterk op- Holland georiënteerd ail's commercieel. Honderden S.candinaviërs stu deerden aan onze lioogesoholen. Wie in Zweden en Noorwegen wat Ibeteiekende, kende de Nederla-nid(sch© taal. Gustaaf Adolf verstond en koningin Christina sprak' Nederlandsch. Onze literatuur was bekend, Vader Cats werd gelezen in het Hollandse-li en in vertaling. Vondel's drar aia-'s stonden elk ja,ar op het repertoire der Deensohe en Zweedschc schouwbur gen. In de vijftiger en zestiger jaren van de '17o eeuw hoort men het eerst van Ne- derlandschc tooneelgezelschappen in Zwe den en Denemarken. In 1653 trad te Stock holm een Nederlandsohe troep op, die ko ningin Christina, „niet zeer behaagde". Meer succes had in 166$ een Nederlandsch gezelschap te Kopenhagen, dat treurspe len van Vondel en kluchten uit het volks leven opvoerde. Een ander gezelschap, on der leiding van Jphan Baptista kreeg in Stockholm zelfs een staatstoellage. Hat trad daar vele jaren lang op, weG'Jicht met onderbrekingen. In alle geval w,aa het er nog in 1874. Nog in 1873 morden HoHandsche voor stellingen te Kopenhagen gegeven door een HÓllandsoh gezelschap-, onder leiding van Jacobus van Rijjhdorp. Maar in de volgende jaren minderde alfaigs Hol lands invloed in liet Noorden, Du it schei-a verdrongen de Hollanders; de Hoflandjsche St. Petrikerk te Kopenhagen ging over naai" de Duitsiehe gemeente, die haar nog bezit, de Scandinavische studenten bezoch ten niet m-eer onze hoo,gescholen, men had geen -belang meer Nederlandsch te Iteren cn voor HoHandsche tooneeflvoorsteilingc-n was geen publiek' meer te trekken. Christendom eu nederigheid. Canut, -d'e gro-ote koning van Dónamiai'- ken, bevond zieh -eens aan 't zeestrand. Omringd' door z'n schitterenden hofstoet, genoot hij volop van de groote schepping Gods en staarde nadenkend over de wate ren. Een van z'n hovelingen, die graag bij den vorst in een goe.d blaadje wilde staan, zei luidop tegen een vriend: „dc koning is geen mieaisch, maar een God". Dé koning hoorde het, «maar zeide niets. Hij wilde z'n dienaar eens flink de les lezen. De vloed' kwaim, en steeg al hooger cn hooger. Het werd' hoog tijd die plaatsen te verlaten, wilde «men niet door de golven weggespoeld' worden. Canut evenwel bleef stil zitten en verroerde zioh niet. Eindelijk, als -een golf den stoel des ko ning® reeds raakte, waagde het een der ho velingen, den vorst opmerkzaam daarop te «maken. „Waarom1 vreest gij?" sprak d'e koning, „je zei zelf z'oo juist, dat ik een God cn gwen mensoh bon. Zie hoe- ik tml'n macht gebruik-" Hij stond op en riep «met donderende stem: „Terug, gij golven, jk bevedl ujvan- hier weg te gaan. Het ant woord' was een nieuwe golf, die den stool d'es konings om|verwierp en Ca-nut zelf wankelen deed op- z'n beenen. „Wiaa-g 't nog eens," sprak Canut, „e«n armie sterve ling «niet dén almiaöhtigen God te vergelij ken. Canut «met al z'n macht, verzinkt In 't niet tegenover z'n Heer en Schepper." Prachtig voorbeeld van christelijke dee moedigheid, m'ooie le,s voor ons. Een reis in dc achttiende eeuw. In het ja,ar 1739 zag bij den Haagsfchei) uitgever en boekhandelaar Van Cleef aan het Spui een in het Eransdh. gesdbrejven werkje het licht van een a;ionie|men auteur over een reis, door hem te dien tijde in ons land gemaakt cn waarbij o. a. Den Haag het doel van zijn tocht Aas. Het eerst kwam hij', naar v. Z. in het „Vad." aan het reisverhaal ontleent, te VHertogeniboschen daar het winter was, was de stad overstroomd hij mloest d'ezo met een bootje bereiken. Het was voor hem een vreemd gezicht. Omdat het Zon dag wfl,s, had hij reeds moeilijkheden gehad bij dc sluitbtoomcn, wa.ax anen hem niet had willen doorlaten. Van Den Bosch uit ging liij, per schuit, naar Den Haag. Levendig beschrijft lijj dan, hoe het toegas-t in zoo'n schuitliij vindt dat de. gerieflijkste wijze van rei zen. Alle verschil in stand en rang is daarin opgeheven. Wanneer een min ol meer deftige dame het zou wagen, een beetje tegen een na,a,st. liaan zittende bioériu aan te dringen, zou ze al-gauw te liooren krijgen: „je betaalt niet meer dan oen ander en ik ben ook op mijn gemak ge steld." In de gehcele Republiek is er niets zoo repulblikeinsch als zoo'n schuit. Aan boord maakte hij kennis met zekeren Philander, oen alleszins beschaafd No- d„eiiandcT, die vloeiend' Fransch sprak en ciie hem later tot gids strekte en ham ook in zijn huis in Den Haag ,gasfevrij(hcid aanbood. Want Philander zelf had in Gorkum nog eenige zaken te doen eu kon niet direct met helm mede reizen na.ni Den Haag. Onze schrijver vertrouwde Phi lander, en niet ten onrechte, volkomen en deelde hem m'cde, dat hij in D'en Haag eenige zaken ha.d op te knappen, waarop Philander hem zeide, dat dat wei niet zoo heel gauw g;nan zou, waarop de Schrij ver repliceerde, dat hem dit verwonderde „in deze wijze Republiek, waar Themis hj.ur zetel heeft." Den Haag vond de reiziger het mooiste en prettigste „dorp" van de wereld. Du mooie pleinen, onregelmatig" géibouwd, do gueu onderhouden geplaveide en zin-die- lijke straten maken als nog heden ten doge grooten indruk op den vreemdeling, En vooral ook de modern gebouwde hui zen. Ook "de grachten met haar rijen hoo rnen laten niet nn indruk te ma-ken. Hij geeft een uitvoerige 'beschrijving van het Hof, gelegen tusschen twee- pleinen, het Buitennof en het Plein. Vooral het huis van den graaf van Nassau l(Bet tegen woordige Maurit-shuis) en dat van de hoe ren van Amsterdam (ministerie van Bui- tenlandsche Z,aken) vindt hij1 pr&ehtig. Verouaisd is hij' over hetgeen de Hollan dei's en Hagenaars doen op philantro- piscli gebied. Men heeft er, salirijft hij, de mooiste instellingen van weldadigheid, weeshuizen en gestichten voor ouden van dagen. Er was echter ook veel misbruik van den drank gemaakt, mét messen-ge vechten als geViOilg. Wat den reiziger ook -bizonder opviel was, dat Den Haag verscheiden bibliothe ken had, hetgeen voor 'hem het bewijs was, dat het een cultuur-centrum was, Maar het meest maakte indruk o-p lieim de Haagsche Kermis, die in de oerstje. week van Mei begon. 8 dagen duurde, en waaromtrent hij- allerlei bizonderhedeu geeft: o.a. deze, dat de gauwdieven er door 'den schout, die anders zoo streng tegen hen optrad, werden toegelaten wn ontzien. In de morgenuren werd de kennis be zocht door de deftige lieden, (Me in dc kramen aan het Voorhout allerlei aardige snuisterijen gingen koopen. En terwijl! aan de eene zijde van de kermis deze djeftige Haagsche menigte zioh bewoog, zag luien aan den anderen kant een troep com/e- dianten, die zich op allergekste wijze- hadden toegetakeld. Van Den Hang begaf de ongenoemde, reiziger zieh na,ar Amsterdam'. Een merkwaardige muziekles'. Van den Eransöhen componist Grétry, die van 1741 tot 1813 leefde en vooral als o.p-era-com|pionisit bekend' is, wordt liet vol gende verhaald Hij begaf zich op zekeren dag naar de in dien tijd beroemde tooneelspeelster Cla.i- ron met het verzoek, hom' een les in d!or imfiziek te willen geven. „Ik?" vroeg zij verbaasd. „Ik weet niet eens wa-t een toonladder is." „En toch," antwoordde Grétry, „zijt gij de beste zangei-es in heel Frankrijk." „Dat heb ik nooit geweten." „I-k zal het u dóen begrijpen. Sta m|ij toe eerst een stukje uit nrijn opera „Syl- vaiu" voor te dl'agen, waarover ik uw meëning zou willen kennen." Grétry nami plaats voor het c'lavecim- bolen zong d'e melodie die begint met de woorden „Dans ie sein d"n père „Hoe vindt uhet?" vroeg hij vervolgens. ..De melodie is heel mooi." „Goed. Maar hebt gij niets af te dingen op dé declamatie van de woorden „Misschien wel," antwoordde imej. Cliai- rion, na een oogenblik nagedacht te heb ben. „Welnu, wees- -dan zoo goed imlij deze verzen' eens luidop voor te willen lezen," zei Grétry, terwijl hij. haar het handschrift overreikte. „Vergeet d'at zij voor de mu ziek bestemd' zijn on draag ze voor gelijk gij' dat Zoudt doen, indien zij, in een van uw toon-eelrollen voorkwamen." Mej. Claü'on voldeed aan den wensch van den jongen componist; zij declamieer- d'e het gedicht impt bizondere a-eeëmtuee- ring. Toon zij gedaan ha,d, zong hiji haar het muziekstuk ja een tweed'e ma,al voor, doch liij di-oeg er zorg voor de mielodie liier on daar, naar de aanduidingen die zij', hteunl gegeven had, wat te wijzigen. „Hoe?" riep miej. Claron liit. „Beschikt d'e minziek over zulk oen ma,oht? Gaarne beken ik, dat ik zulks nooit vermoed' heb. Gij geeft rnliji hijjna lust nog te ieeren zingen op imfjn leeftijd'." „Wiaaromi loeren wat gij anderen on derwijzen kunt?" lachte Grétry, terwijl hij dankend afscheid nam'. Pres'. Co-olidge en zijn whoenimaker. D,en dag na-dat hij als president dei- Ver. Staten het Witte Huis betrokken had' schreef Calvin Coolidige een der langste brieven die hij als staatshoofd- heeft ge schreven „Mijn beste imr. Lucey, ik zie em schrijf u niet vaak tegenwoordig, maar toch wil ik u zeggen d'at ik zonder u niet liier zou ziju, en ik wil dat w w-eet hoe.- zeer ik u waardeer. Werk nu niet te veel. en (tracht eenig plezier te genieten in dien welverdienden vrijen tijddien uw jaren li laten. Van harte d'e uwe Callviji Ooiolid'gc." Wie wel die ar. Lucey mocht zijn, die op' zoo uiterst warimie wijze dóór deiz'en koelen president werd aangesproken Wie was toCli dat «mysterieuze heerschap va,n wien eertijds- inir. Octolidge zoo vaak aldus spraik: „Zooals vroeger mijn vriend' Jim Lucey altijd' zei Geschiedenis-snuffelaars ziju er achter gekomen. Zij weten thans, cn hebben be leend gemaakt gelijk' de „Tel." aan het verhaal van Stéphan-e Lauzanne in dë „Ma- tin"' ontleent dait Ji;m' Lucey een schoen- winkel-tje heeft in Northampton (Mass.) en niemand' anders is dan de sc'hoenim'nker van den president. UB Napoleons (ijij. Hoewel Napoleon, zooals algemeen g-e- zegd werd, weinig waarde hechtte, aan de werkzaamheid van gene-eamiddelen, waren de uitgaven, die hij zioh daarvoor getroostte, daaraan niet evenredig. Het gelicele bedrag, 'dat jaarlijks uitgetrok ken werd voor geneeskundigen, apothe kers, tandheelkundigen enz. bedroeg ruiui 200.000 francs. De salarissen der apothekers, aan het keizerlijk hof ver bonden, bedroegen voor Dcyeux, phar- maciën en chef 8000 francs, voor Clarion tweeden apotlier te St. Cloud 5000 fr. vpor de beide luilpapothékers R'ouycr en Cadet ieder 3000 francs, voor den eersten bediende, Gauelle, 18,00 'fpuncs cn den tweeden bediende Levooeur,. 1500 franc®. Wat zou betaald zijn, indien Napoleon eens wel waarde aan het gebruik van ge neesmiddelen gehecht had? Even keizerlijk waren ziju uitgaven voor het behoud van een goed gekit, waar op- hij trotseh was en d,at hïj derhalve ook goed verzorgde. Volgens een nota, van Ger- vais Chardin werden in October 1808 zes dooz-en fijn kora,alpoeder geleverd voor 361 franc®, bestemd lot tandpoeder vo.or zijn keizerlijke Majesteit. Een zeer betkend-e par f mineur te Parijs .voorzag Napoleon ook steeds van Eau de Cologne, waarvan hij, volgens getuigenis van madame Do R,e|mu- sat, 60 fla.oons per maand gebruikte. Vóór honderd jaren- V. haalt in de „Ned." eenige fejten op, waardoor hot jaar 18.28 zioh kenmerkte. Een der grootste gebeurtenissen van 1828 was de .afschaffing van de Test-Act in 'Engeland, die vroeger w,ais ingevoerd in de dagen v.an "'Karei II, die steeds rf^or zijn onderdanen yan sterke Roomsethe sympathieën is „verdapht". Feitelijk sloot z'ij' allen, die niet tot de 'AngiikaftUifSiui Kerk behoorden, van ,alle oppnb&re-. amb ten, burgerlijke cn militaire, uit. Ook da Puriteinen werden daardoor getroffen, maar vooral de Katholieken. De afschaf fing beteckendei dus- in de cerstei plaats, emancipatie der Katholieken. De tweede belangrijke gebeurtenis- w;as de oorlog tusschen Rusland eu Turkije. Feitelijk was dat nog een nasleep van den zeeslag bij Navarino van het vorig jaar- De Russen bezetten Moldavië en W,a,11a- chye, het tegenwoordige Roemenië, en veroverden Varija,. Diebitsoh, hun aan voerder, toonde- zich een groot veldheer en niet minder fiueces had een onder Rub- sisdi aanvoerder Paskeaitz-, die in Klein- Azie opereerde. D-o Ilrieken zetten ook hun vrijheidsoorlog voort en werden da,ay L-fj' geholpen door Fransc-he Loepen on der generaal Mhison, die do Turkscke troepen uit Morea. verdreven. Ook in Portugal hadden er belangrijke gebeurtenissen plaats. D-e koning, Johan VI, was in 1.8.26 gestorven. Zijn oudste zoon, Don Pedro, moest heim' opvolgen, maar deze, was keizer geworden van Bra zilië. Hij kon dus niet tegelijk koning zijn van Portugal, want Brazilië had zich van Portugal losgemaakt. Hij' stond dus den Portugeeschen troon af ,aftii zijne dochter Maria, da Gloria, en daar zij nog minder jarig was, zou haar oom, Dom Miguel, de broeder van Don Pedro, regent zijh. Die regent evenwel verdrong de- minderja rige koningin, liet zichzelf tot koning uit roepen, terwijl hij de grondwet terzijde schoof. Een burgeroorlog- b'ra-l£ toen lafer uit en na een 2-j,arigen strijd, die van 1832 tot 1834 duurde, werd Dom Miguel g'e- dwongen, het land te verlaten. Don Pe dro, die inmiddels |d|p kroon van Brazilië a,an zijn zoon had moeten afstaa.ïïj' landde met geworven huurtroepen in Portugal. Engeland en Frankrijk steunden hem daarbij cn ten slotte werd Maria da, Gloria weer in ha,-u- rechten hersteld. Don Pedro zglf stierf kort daarna. ■aauatai aamauaa taaaaaaaaa - jMHKiiaa *«aaaaaaafli,aaaaaaaaaaaaa JOVIAAL. Autolmiobilist (to,t voorbijganger): Zou u even op «n'ijn a,uto willen paB- seu? Voorbijganger (boos): Meneer! Ik ben de burgemeester van deze stall O, dat hindert niet! Ik vertrouw evongoed wel. BEELDSPRAAK. Toen «non eens aan Mirabeau vroeg, hoe hij Robespierre vond', luidde het niet zeer vriendelijk oordeel„Hij! ziet er uit als een kat ,d'ie azijn gedronken heeft". DE LIEVE DOCHTER,. W,at zal je moeder ervan zeggen, dat we oms verloofd' hebben? O, wees «maar niet bang, die is eiken keer dolblij. EEN MEISJESNAAM. Volgens een brief in een Amerikaansch blad woont er op een van de H-awaii-ed-lan- den een imieisje, dat den naam draagt: IKa- iani Ka,Uiniieham®hahahikikalanyakawahi- nckuhao. Men vertelt, d'at als Kalani Rau- meha-Tiuiiuikahikioh.nyakawahinekuao's moeder Kalani Ka-umahamcliakah.ikikiaja- nyakawahinekuhao roept oml d'e rijst van liet vuur t-e nemen, dë lieele pot al aange brand is tegen den tijd, dat de jonge daim® roept: ik kom-! EEN HATELIJK CADEAU. Een bemoeial kreeg op- zijn verjaardag van een paai' ondeugende vrienden een do zijn zakdoeken cadeau miet de bemerking: „Hier is nu iets, waar je veilig je neus in «nag steken, zonder dat je medemensc-hen er hinder van hebben-." UIT DE SCHOOL. Onderwijzer: „Wat is het fij'nstbesnaar- de zintuig?" Pietje: „Het gevoel." „Waarom juist het gevoel?" „Nou, als je in een speld' gaat zitten, kun je 'mi niet zien, niet ruiken en, niet hooren, «maar je voelt 'm toch." DE NIEUWSTE UITVLUCHT. Proplmian, de jongste bediende, begaf ziek naai- het privé-kanloor. „Meneer, im|Ljn e.tmdjn..,." „Nou Propitman, wat is er?" „Mijn groottmioeder, meneer „Alia, je grootmoeder. Ga yoort, Pro-p- miiin." „Mijn groiot|mioeider en nnijn moeder „Wat? Je moeder ook? Allebei zwaar ziek, hè!" „Nee «meneer, mijn grootmoeder en mijn moeder willen vandaag naar een voetbal wedstrijd gaan kijken, en mij- thuis op mijn kleine broertje laten passen."

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1928 | | pagina 6