'27. s ULTE Co. /EN a 99 Purol bij Ruwe Handen Tweede Blad Eerste Prijs ilveren Medaille Tel. 306, Middelburg THEEKBANK Roeping. SCHE COURANT zATERDAG 29 OCTOBER 1927 NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT einkenszand DDELBURG KERKNIEUWS FEUILLETON Machtiger dan de Keizer. Wetenschap en Kunst Voor onze vrouwen. Ontspanningslectuur. Natuurrampen. 15019-48 Strop Safety Scheermes met aanzetriem a fl, >e Scheercrème gratis. ;e Mesjes a 1,50 per 5 stuks 3s Menthol Licorice a 0,15 s Mint Dragée a 0,10 Malt Dragée a 0,10 5 cent per pond O cent per pond O cent per pond IRQ. SERVE: f353.060. p0,en f 100,— 9783-48 C. VAN DER MINNE. Aanvang Juli hield de Volkenbond te genève een conferentie met het doel, om tot de stichting te komeni eener interna- tioneele hulporganisatie bij natuurrampen, geeds meer dan 30 Staten zijn tot Üe organisatio toegetreden; bedoieling is het bijeenbrengen van een internationaal 'fonds. Om voor een uitkeering in aanmerking to komen, zal het getroffen land moeten aan- tooneu le. dat de plaats gehad hebbende ramp een groc,t gedeelte der bievolkiD® getroffen heeft; 2e. niet door voorzorgsmaatregelen ar te wenden was, en 3e. in het getroffen gebied slechts bij uitzondering voorvalt. Hoe sympathiek een dergelijke organisa tie op liet eerste gezicht ook moge lijken, wekt het bericht hiervan toclh de «enigs zins minder aangename gewaarwording, alsof Genève, geen kans ziende onq van de „rootste natuurramp, die er bestaat, den oorlog, af te helpen, zijn toevlucht tot deze organisatie heeft genomen onii de volken, die reikhalzend naar resultaten uitzien, alvast dit kluifje toe te werpen. Laten we hopen, dat deze pessimis tische gedachte ongegrond moge blijken en Genève ons wel van den oorlog afhelpt. De andere rampen ons niet door menschen aangedaan, zijn nooit zoo langdurig en zeker minder wreedaardig, bovendien bezit elk volk in zijn eigen boezem de krach't ;en geduld genoeg om te verdragen en tei bo ven te komen, wat de natuur hem aandoet; doch wat ons het meest ongerust maakt is de uitkeering bij natuurrampen. Wie moet in deze beslissen? Een internationale Commissie? zoodat een Japanner, Argentijn, Braziliaan, En- gelschman en Duitsdher te oordeelen zullen hebben over een rampi in onzen Achter hoek? Wij vreezen, dat als groote landen moeten oordeelen over natuurrampen, die kleine landen geteisterd hebben, ze gauw geneigd zullen zijn te zeggen: er zijn maar een paar duizend menschen slacht offers geworden en van deze zijn niet meer dan vierhonderd gewond niet meer dan 300 hebben alles verloren en het aantal ü'ooden gaat het getal honderd niet te loven. Landen, die op een vulcanischen bodem leven en gewend! zijn aan catastrophen met duizenden dooden, halen voor onze rampen de schouders op. Van internationalisatie der hulp bij na tuurrampen verwachten wij niet veel. Bovendien is de vraag gewettigd: is niet elke regeering verplicht, zelve die in haar land' door een natuurramp geteisterde landgenooten te hulp te komen? Welke huisvader zal niet, voor hij vreemde hulp aanvaardt, eerst alles in het werk stellen om met eigen middelen zijn kinderen te hulpi te komen. Wij weten niet of1 Nederland toegetreden is, 't zal wel, Nederland doet graag mee iu den vreemde toch hadden we 't Klinker gevonden als onze vertegenwoordigers, na de drie genoemde, ook als conditie gesteld hadden v 4e. dat het geteisterde land behoort tot die landen ,die niet alleen door woor den, maar ook door daden getoomd hebben, dat afschaffing van de grootste ramp den oorlog hun een heilige gewe tenszaak is. Op den 21sten Zondag na Pinksteren. Epistel van den H. Paulus tot de 'Ephezen. VI. 10 17. Broeders! wordt versterkt in den Heer,, en door de kracht zijner sterkte. Doet lie wapenrusting Gods aan, opdat gij togen de listige lagen des duivels staande blijft; want onze strijd! is niet tegen vleesieh, cn bloed, maar tegen de overheden., tegen do machten, tegen de meesters van de duis tere wereld, tegen de booze geesten in d!e lucht. Neemt derhalve de wapenrusting Gods aan, opdat "gij in den kwaden da,g moogt wederstaan, en in alles volkomen staande blijven. Staat dus vast, oongort uwe lenden met waarheid, gekleed met het harnas der rechtvaardigheid, en uwe voe ten geschoeid, opdat gij tot het Evangelie fles vredes zijt voorbereid. Neemt vooral het schild des geloofs, waarop1 gij alle vu rige pijlen van den boozen vijand kunt 44 O» een heerlijke droom was het, maar kod deed mij dien droomen en Zijne Va- derstem' klonk er in Eens zal de nacht geweken zijn Met al zijn leed) en zorgen, En dan lacht weer de /Zonneschijn! Hij komt, hij komt, die gouden dag, Met lied en lach, Hij komt, d'e dag van morgen! Hou,d moed, doorstrijd dien hangen nacht! Beed houdt het lief verborgen, Dat als verwinnaars-loon u wacht! Houd moed! Uit nev'len rijst de zon,. Als levensbron! Hij komt, de dag van morgen! Het was lang arm moedertjes liev'elings- ïpd geweest, en de vrome, oude kolenbran- haar tweede vader, had het voor haar ®e®aaht en op muziek gebracht. Wat kon ze in de kolenbrandershut al opeloos^ en moedeloos wezen! Maar al9 er Hisolf' dat zeg, dan werd hij; Weer, wat hij vroeger geiweest was: de alom. gevierde Troubadour 'Guillem de Cabes- aing, en hij greep zijne liaAp, zijjne oude), ouwe vriendin. En hoe hopeloos en moe- woos Irma ook zijn mocht, zijn:. «Hij komt, de dag van morgen 1" uitdooven; neemt ook den helimi dor za ligheid aan, en het zwaard des geestes^ dat is: het woord Gods. Evangelie, Mattheus. XVIII. 23—35. In dien tijde zeide Jezus aan zijne Leerlingen deze gelijkenis: het rijk der hemelen is gelijk eencn koning, die reke ning met zijne dienaren wilde houden; en als hij begon rekening te houden, werd er een voor hom gebracht, die hem tiendui zend ponden schuldig wis. Maar, dewijl hij niets had' om te betalen, gebood zijn heer, dat men hem en zijne vrouw en kin deren, en al wat hij had, zoude v-erkoopen, en betaling doen. Maar de knecht, viel neder, bad hem en zeide: heb geduld1 met mij, en ik zal' u alles betalen. Dan de heer kreeg meêdoogen met dien knecht, liet hem gaan en schold hem1 2e schuld kwijt. Maai' die knecht uitgaande, vond oen van zijne medeknechten, die hem honderd tien- lingen schuldig was; en hij greep hem' aan, wrong hem de keel en zeide: betaal' hetgeno gij schuldig zijt. En zijhe mede knecht viel neder, bad hem en zeideheb geduld met mij, en ik zal u alles betalen. Doch hij wilde niet: maar hij. ging henen en wierp hein in de gevangenis, tot dat hij! de schuld betaalde. En zijne medeknechten, ziende hetgeen er geschiedde, werden zeer bedroefd. En zij kwamen en verhaalden hunnen heer wat er geschied! was. Toen riep zijn heer hem, en zeide liemgij boozo knecht, ik heb' u de geheele schuld1 kwijt gescholden, omdat gij mij gebeden hebt; moest gij dan ook geen medelijden smet' uwen medeknecht hebben, gelijk ik mede lijden met u gehad heb? En zijn heer vergramd zijnde, gaf' hem over aan de beu len, tot dat hij de geheele schuld zoude betalen. Zoo zal mijn hemelsche Vader ook met n doen, zoo. gij, een ieder zijneri broeder, niet van harte vergeeft. Mieren en bladluizen, In het „Biologisehes Zentralblatt" deelt dr. H. Eidmann zijn waarnemingen be treffende tusschen mieren en bladluizen bestaande verhoudingen mede. Zekere blad luis-soorten overwinteren in de nesten van de zwarte mier en deze mieren, blijken een soort controle uit te oefenen op den tijd, waarop de bladluizen het nest ver laten om naar de boomen te gaan. De bladluizen worden bewaakt en beschermd door bijzondere, mieren-werksters, die, zoo als uit proefnemingen met geprerkte indi viduen bleek, den ganscben dag bij hun beschermelingen blijven en eiken d.ag weder naar dezelfde plaats terugkeeren. Zoolang de nachten koud blijven, worden de blad luizen werden in het mieren-nest terugge bracht. Gedurende dezen, zomeer, als de bladluizen-kolonie zeer talrijk is en de nachten warm zijn, heeft het opsporen der bladluizen door de mieren na het vallen van den avond plaats. D'e mieren vermijden zooveel mogelijk het daglicht, doch niettemin blijft den geheelen dag, zelfs bij helder zonlicht, bij' elkén, blad- luizentroep een bewaakster achter. De voedselvoorraad, in een groote kolonie van de zwarte mier door de werksters in 'haar krop gedurende den zomer binnenge bracht, bedraagt .soms wel een liter van het vocht! honingdauw), dat door de blad luizen uitgescheiden wordt. APPELEN. October en daarmee, de tijjdj_ vam vruch ten. Appelen z'ijh del vruchten, 'die ondb.% feiders bereik zijn; vandaar dht iiki djeze vrucht ,als mijn ond©ï|w!erjp| koos. Want w'at de klotoekenis van' deze vruch'ij, in onze voeding is, geldt Voor, pUe VTUdhtep. Afe ik zao zeg: „htetejeikfenis in onziel voadijng", denkt nten al jja-uiw1 aan eiwit, vefen, sui ker en meelspijzen, die gdwOonlijhT onze levenstaii ,.ld el en onder de meer of minden voedzame rangschikken. Van vruchten kan Rit niet gezegd' .wonden, djaaroml wioijdfen ze. dikwijls m'eer alsi giernootmidiM Ke- suhodwd, dan als. yoejdfingsjniicpel. Dit is zeer goed te begrijpen, Want ze zijn ver- firisschen-d. Bovendien ge|vcn ze een groote .afwisseling in onze spïj'zen. Maar vruchten en appelen in heit blijizom'der, hebben een grooten invloed op de spijhivertering'. Ze prikkejen het darmkanaal cn bevorderen hierdoor de peristaltisthp wterking. Er feijta gevallen bekend, Waarin vruchten gene zend' werken en k'oortsstillend' zijn. Z.oo deed haar weer opnieuw hopen en ver trouwen. In den laatsten tijd echter had zo niet weer aan dat lied gedacht, doch nu, na. dien zoogenaamden droom, kwapil het weer met geheel zijne oude kracht te voor schijn, en het scheen zelfs, dat straks, als er mannen met ee'ne draagbaar kwa men, dezen eene vrouw zouden vinden, die den tocht gemakkelijk te voet zou kunnen aileggen. Zij at en. dronk met smaak, cn reeds keken vader en dochter elkander in het geheim vol vreugde aan, toen ze weer eensklaps in hare troosteloosheid verviel en uitriep: „Neen, neen, nooit komt de gou den dag van morgen!" Andermaal viel ze in onmacht, en zoo men op den Ritterhof' geen barmhartigheid uitoefende, en men den winternacht in deze grot moest doorbrengen, dan zonden hare zwakke krachten niet tegen al die ellende bestand zijn, en ha.ar„Nooit komt d'e gouden dag van morgen," zou voor haar treurig bewaarheid worden. „Vader, vader, daar komen mannen miet eene draagbaar," riep Golda opeens cn wees naar de bocht, waar een groot uur geleden de ruiters verdwenen waren. Toen de harpenaar ook de mannen zag, sloeg hij dankbaar de betraande oogen he melwaarts en stamelde hij zacht: „Heb dank, o, .Vader!" Voor dat 'de zon onder was, waren do drie zwervelingen onder dak pp den Rit terhof. kwam' mij onlangs het volgenjde geyal ter oore;: J l j l 1 Een dame, oogemsdhijhlijk gpizlond, had nooit 'eetlust. Altijd' tegen wélken- miaaMjld ook, hetrofc lvaa,r gezicht, en zat zie met een lang gezicht aan tafel. Niet alüleen in huis, maar ook alsi ze, uit iwias. Vele. menschen, dje thuis, sleeiht eten, kunnen biuijteusbuis. vaak zeer smlakjelijlk et,en. Telkens 'weer gaf dit ©enig ongenoegen itussohen haar cn haar man, die ïn'oippeir1- de: ,,'k Bestel eien heele portie van wat je Wilt en word t nauwelijks aangeraakt.' Noo.it at ze appelenEfnm'aal, bijl, den dok- tep, schreef deze haar voor: „Appelen eten 's avonds' en liefst 's mórgens ook."! En langzamerhand is de venanld(arin'g ge komen: toen de slecht uitziende vrouw met lange tanden latendnu, ©en fleurige, gezonde, met genoegen etende- vrpuW'. En de man zegt, heel gelukkig: „Vroeger werd 't bestelde nauwelijks! gegeten 1 nu kan i'k' niet genoeg voor haai' bleptellen." Hieruit blijkt (Luidelijk', 'wrijk een gene zende kr acht appelen bezitte-n. Maar al krijgen We de bovengenoemde vofjdingsstoffen niet uit appelen, ze geven ons toclh 'w.a, tsiuiker, plan(tfnzbu|ten en appelzuren. Bovendien celstof cn de veel besproken cn ononthperiijko vitalmimel'. In rle spijsbereiding latep- a.ppelan zich verwerken tot groente, compote, toespij zen ©n stamppotten. Nog enkele bereidin gen laten 'wie hier volgen: Appelen m'et aardappelen e n sp ck. 3' L. zure appelen, 3 L. aardappelen, 600 gram mager spek, Iw.at zout. Bereiding: i 1 Schil de aardappelen', swijidjz© inj vieren, W;asch ze. en zet) zie opf m'et zooveel kokend .wflter, dat z'e bijna .half onderstaan. Schil de appelen, snijd ze in vieren, verwijjot'i' da klokhuizen an voeg ze bij! "de aard appelen. 1 i i 'WascJh het spek en doei dit er blij, (mlern kan het epekT in zijn gehiepl er Mf dödn' of in stukjes gesneden). Laat alles saimfën op een zacht vuur gaarkoken; 1/2 u'ulo) en stamp alles, dooraep. N.B. Men kajnl 1 L. aardappelen varvan gen door een 1/2 pond w;i,ttei hoonen, rljje vooraf móeten worden gaar gekookt. Gebraden ap,p©lie,n. Appelen, margarine', of bloter, suiker, fijne kaneel, Bereiding: Boor de appelen, schil ze, plaats- .ze in ©en vuuawiaiaten schotel vul de .ope ningen miet eön mengsel van suiker ©u fijn© kaneel. Leg er een kluitje bloter op en 'braad z'e in den' owr mooi, bruin en. gaar. Bedruip ze af en toe mét de hbiter en zorg, dat de appelen niet te gaar Wlorden. J i A p ipCiI'p'U did i n g (4 pers.) 500 gr. handapipcüjen Va,n ceia f'riseh zupr soort. 1/2 L. wiatej-. 160 gT.ami suiker. Het sap van c:a. 2 citroenen. De sc'hil van een halvep citroon. 18 gram1 gelatine, Wlaarvan 2 blaadjes roede. I i Bereiding: 1 Schil de, appelen ©n snijd ze tot stuk jes, vrij gelijk van grootte. Leg ze dade lijk in boud wlater, doch z;oo kort moge lijk daar zie anders aam simhaiki 'zo-udfen ver liiezen. Breng htet .wlater tnfel de suiker an liet ciiÉroejisdhiHetjo langzaam1 (aan Hei kook e,n kookr hierin -de appelen gaai', doch ni,ejt tot moes. Neem de stukjes appel dan met -een schuim'spaan uit hpt vocht; Voeg het citroensap bij het voöht en los hierin de- in koud "water geweekte geiatytote op. Voeg d-e stukjes- appel Iwiear in het vocht. Laat de mtasa koud w'ordlfn tot z'e ga- lejjauhttg begint te Wbrden en doe haar dan in een mbt koud Wiate,r omgespqejf- de.n puddingvorm1. Presenteer er vanillesaus hij. Door de stille G'armelietenkerk vloeit aen weemoedig half-duister. Uit de hoe ken boven in de gewelven daalt het lang zaam neer, spreidt zieti als een mystieke sluier om de slanke pilaren en vervaagt de ornamenten van altaren en preekstoel. Zoodra ridder Johann. op den .ouderlijken burcht voor zijn vader, een grimmig, oud man, verschenen was, had deze, hoewel hij zijn zoon in geen twaalf jaar gezien had, hem niet eens de hand- toege stoken en alleen gezegd1: „Vijanden van mijn heer en meester kunnen op dan Rit terhof niets anders dan gevangenen, zijn. Gij weet uwe kamer. Ga er heen! Een schildwacht zal voor uwe deur geplaatst worden, en alleen uw:e moeder zal u eiken avond een half uur mogen zien en spre ken. Mij ziet en spreekt gij' niet, voor ik! van u de belofte heb, dat gij; keizer FreJ derik trouw en eerlijk dienen zult, en tie keizer zelf n in genade aangenomen heeft. Ga!" !„Geen enkel ander woord, vader? Geen '.handdruk van een vader die zijn zoon wel kom heet?" vroeg ridder Johann, terwijl hij nog eens de hand naar den stuggeD burchtheer, dio dan toch zijn vader was-, uitstak. „Welkom? Welkom?" riep. de oude. „Gij zijt mij- niet welkom! Ga!" ,;Heer von Ritterhof," begon Eitel, „heb' toch erbarmen! Behandel, als het niet an ders kan, uw zoon als gevangene, maar onthoud hem uwe liefde niet!" „Jonker van NeuënbUrg," antwoordde.de ridder, die den jongen man beleefd ont vangen had, „hij had' geen erbarmen met zijn vader toen hij den oproermaker dien de, waarom1 zou ik het nu niet, koml dan hebben? Ga!" i '1 l Alleen het roode pitje der Godslamp geeft teck'cn van leven en flikkert m-et korte tusschenpoozen even op. Langzamerhand komen enkele imenscheu binnen voor 'het Maria-lof, slaan eerbiedig een kruisteeken met wijwater, en versplr-ei- den zich naar hunne pilaafsen in de lange bankenrijen. Er wordt licht aangestoken; en schuw stijgt de duisternis weer op naar de toover- achtig-uitziend.e gewelven. In een d-er zijbeuken zitten reeds twee kindoren, die nu en dan hunne blonde kopjes 'bij elkaar stelken en zacht iets fluis teren over de Moedermaagd en hun zie ken vader. Ginds kucht even een oud vrouwtje, dat door haar ijzeren bril in een _gropt kerkboeik'-met-kqperbeslag tuurt, het welk ze een weinig schuin naar het licht gekeerd 'houdt. Op. een der voorste banken knielt innig-devoot -een opgeschoten jon gen van ongeveer twintig jaar. Met we- zenloozen blik staart hij schuin vóór zich in de richting van een Maria-beeld, dat daar staat een fijn-dooradei'd 'zwa,rt- marmeren voetstuk. Een trek van moede loosheid, die over zijn o-verigens innemend uitelijk ligt, doet vermoeden, dat ©en wijfelend-e onrust zijn ziel pijnigt- En inderdaad, reeds sinds; geruimen tijd wordt dit jonge leven bezwaard door een last, dien hij weliswaar bereid is te dragen met den vitalen moed zijner jaren, miaar aje hem toch soms pdjnlijk-zwaar wepgt. Toen Hugo Vreesman zoo heet hij op de lagere school met succes, de klassen bad afgemaakt, vond zijn, vader het natuur lijk, dat hij* thuis in den timmerwinke] kwam onr 't vak te leeren. Ook' in, Hugo's oogen sprak dat van zelf', en dus werd hij' timmerman. Ijverig werkte hij da.g-in-dag- uit, meestal uit volle borst en met heldere tenor-stem een lied zingend, terwijl hij1 ha mer en heitel hanteerde. Vader Vreesman was trotsch op zijn goeden jongen, niet alleen omdat hij, altijd zoo ijverig werkte, maar ook omdat hij' zoo degelijk was. Want pfschoon Vrees man 11a den plotselingen en tragisehen dood van zijn vrouw nu niet zoo.; héél vcei| meer voor zijn God' en. godsdienst voelde en er, wat zijn katholiciteit betrof, zoo maar losjes overheen leefde, waardeerde hij in,Hugo toch die diepe godsdienstigheid die zijn vrouw altijd zoo gekarakteriseerd had. Geregeld woonde Hugo 's ZpndagS de Hoogmis en het Lof bij en com|muni- ceerde dikwijls; en vader nam daar vrede mee, ofschoon hij het eigenlijk dwaasheid' vond. Thuis was hij altijd eve,n gedienstig voor iedereen, was met alles tevreden en ging zelden naar een café, zooals de jon gens van zijn leeftijd. In één woord: het was een 'kerel-uit-één-stuk, met een sjtevige m-oreele rugge-graat. Eenige jaren was Hugo al in het tim- mermansvak, tot genoegen van zijn vader, die den vakman reeds- in hem begon; te he speuren, toen langzamerhand! zijn ijver en ambitie in het timjmierwerk begon te ver slappen-. Waarom? dat wist hij; aanvanke lijk zelf' nog niet; of liever; hij! wist h©t wèl, mhar hij' kon het nog niet bepalen. W.el deed' hij: nog zijn werk, zijn vader merkte zelfs niet eens, d.at er iets haperde in zijn jongen; maar toch vlotte het niet meer zoo goed! als vroeger. Vooral wanneer hij alléén was. in die Werkplaats, -kon hij soms langen tijd bewegenloosi staan kijken, zonder eenig gereedschap aan te raken. Er groeide iets in hemeerst nog héél vaag, maar dat langzamerhand zich Scher per omlijnde en vastere vormen aanna|m. Plotseling, mid'den onder het vólle werk, schoot het hem soms in de gedachte als een bliksem ben ik hier in den werk winkel we) op mijn plaats? Ten laatste werd het bij hem een zwak, te denken, altijd maar te denken. En hoe meer hij dacht, des te dichter kwam dat onbepaal bare, dat genadeachtige op hem af: heeft God niet iets verheveners voor mij- weg gelegd? Steeds scherper werden de con touren van zijn denkbeeld, totdat bet ein delijk als een ver-verwijderd, maar toch bereikbaari deaal voor zijn geest stond, en hij zich zelf durfde bekennen„God roept me naar het klooster." Al spoedig nadat dit inwendig proces in zijn ontwikkeling een eenigszins te con- stateeren richting had aangenomen, had Hugo er pater Richard, zijn biechtvader, over geraadpleegd. „Pater", had Hugo ge zegd, „er is den laatsten tijd iets met mo Ridder Johann drukte Eitel de hand ,en kon niet nalaten hem te zeggen„Doe geen moeite, mijn goede, jonge vriend! Geef pijj slecht uwe hand' en, vaarwel! Mogen God' en de Heiligen u behoeden!" Binnen zijne kamer vond hij zijhe goede, lieve moeder, do vrome Monika, reeds en deze bereidde haar lieveling, een. heel an dere ontvangst, doch toen beiden wat van hunne blijdschap hersteld waren, zeide de brave ridder: „Moeder, eerst ©en verzoek!" „Wielk, mijn kind?" vroeg zij. Nu vertelde ridder Johann, wat' hem onder weg overkomen was en wat hiji be loofd had, en de goede vrouw beloofde cr terstond, werk van te zullen maken, als het halve uur, beiden gegeven, verstreken was, en zij had woord gehouden, ook. Dien avond' zat zij in de kleine ziekenzaal nam he,t leger der arme harpen,aars-vrouw. Met d'e eene hand hiel ze d'e zieke, me,tl' dip an dere Golda vast, en toen de. huis-kapelaan, die tevens geneesmeester op den burcht was, d'e zieke onderzocht en, gezegd had: „De arme heeft eene zorgvuldige en, lief derijke verpleging noodig," had ze hem gezegd: „Die zal z'e hebben, vrome va der, en heit meisje kan hier 'blijven. Doqlj wat zullen we met den harpenaar doen?"- „Hij kan mij,n vertrek, bed en maal met mij deelen, edele vrouw 1" Eer hij echter dien avond' voor goed heenging, had: hij de burchtvrouw in 't oor gefluisterd: „Dpe, alsof gij niets weet, edele vrouwe, maar galool! mij, deze harpe- aan het gebeuren; ik geloof dat Onze Lieve Heer me naar het klooster roe.pt." „Eoo," zei de pater. „Dat er iets met je aan het gebeuren is, heb ik al lang gemerkt. 'En wat dat roepings-vermoeden betreft: ver wonderen doet het me eigenlijk niet. Maar dat zal het werk van geduldig-afwachten moeten word-en, vooral omdat je al tapiie- lijk oud bent. W;ant je zult wel inzien, dat dit gewichtige dingen zijn, waar een toe komst van afhangt. Je staat hier voor een tweesprongnu is bet de vraagwaar moet je heen? In elk geval moeten we niet voor barig zijn en kalm afwachten. Denk er maar niet te veel aan, zoodat je werk er onder lijdt, en spreek er voorloopig maar niet met je vader over, totdat je meer zekerheid hebt. Als God je beslist in het klooster hebben wil, zal Hij' het wel duidelijker laten blijken. Het beste mid del in zulke omstandigheden ken je, Hugo bidden, bidden. Ik zal je helpen. Maa,k je maar niet ongerust en kom d© volgende week maar eens terug." „Eindelijk is het gekomen, wat ik al zoo lang verwacht heb," diacht -pater Richard, toen hij Later opi zjju cel kw,am'. Hugo werkte de dagen, die daarop: volg den als een paard. Den geheelen dag zong hij, terwijl do hamer de maat sloeg. Hij was flij dat hij- zij'n ziel had blootgelegd voor zijn biechtvaderMaar wat zal vader er van zeggen Wie zal vader helpen in den werkwinkel Ben ik: niet veel te oud. om nu nog te gaan studeeren? Als zweepslagen striemden die gedachten; en uit'was zijn gezang. Dien leeftijd vond pater Richard niet zoo'n bezwaar. Maar „wat zlal vader er van zeggen?" „wie zal vader helpen?" dat! waren natuurlijk omstandigheden, waar mee terdege rekening moest gehouden wor den. „Maar, Hugo, niet den moed verlie zen; alles komt in orde." Diat waren de laatlste woorden van den pater. In zulk een stemming van angst voor de moeilijkheden, die de stem' van God in zijn binnensta schijnen te overschreeuwen, zit Hugo thans in de kerk, terwijl ondertus- schen het Maria,-lof reeds begonnen is, en de deinende tonen der gregoriaansche Sa- craments-hymne aan hqmi voorbijglijden als het kalme water van een beek. Het Maria-beeld, in gouden, kaarslicht gehuld, oversehouwt minzaam de geloovi- gen en aanhoort de beden, die elk in gtil|t« tot haar opzendt. En innig, met al het vuur zijner jonge ziel, bidt Hugo: „Mijn dierbare Moed-er Maria, wederom ziet gij mij hier neerge knield. Gij kent den onzeberen toestand waarin ik verkeer. Gij weet, dat ik' einds langen tijd' dc stem van uw lieven Zoon meen te vernemen, die me tot hoogere vol maaktheid! roept. Zielsgraag zou ik dien wenk volgen, maar de moeilijkheden sta pelen zic'h aan alle kanten op en doen mij soms betwijfelen of het werkelijk Jezus! stem is. Ik werp mij geheel in uwe moe derlijke armen en geef u de leiding over mijn toekomst. Wel ben ik bereid, opij nog langer in deze onzekerheid rond te tasten als het Godl behaagt. Maar, lieve Moe der, vraag gij aan God eens uitkomst en help mij de ketenen aiteerpen, die mij aan de wereld vasthouden. Wees gij mij eene leidsvrouwe, en ga gij mij; voor op den weg, dien God mij wil doen bewandelen- En mocht ik werkelijk' tot het "klooster leven geroepen zijn, stem dan het haxt van mijn vader zóó, dat 'hij. den beslissend-en stap goedkeurt, dien ik moeit zetten. Gij' kent vaders lauwheid en onverschilligheid. Wend en keer zijn ziel -zóó, dat ze verloopi beschenen worde door de weldadige zon, die uw goddelijke Zoon is. Dan zal vader mijn roeping eerbiedigen, mij; ziijn toeste|mr ming geven en Godl geve het zelf een beter leven gaan leiden." Als Hugo uit zijn meditatief gebed ontwaakt, voelt hij zich verlicht, ontlast va.n zwaren kommer. Hij voelt zich' zelfs blij. „Zou dat de genade zij'n?" denkt hiij. „Ik geloof, dat Maria mijn gebed verhoord heeft. Ik ga direct naar Pater Richard'." Als Pater ^Riehardi in de spreekkamer komt, waar Hugo zit te wachten met een hart dat bonst van blijdschap-, zegt hij terstond, tot Hugo: „Zoo, jongen, ben je daar weer. We moeten er nu maar eensl werk van gaan maken. Ik1 ben zooeven bij je vader geweest; ik heb hem' een beetje gepolst en het zal meevaHen, dat zul je zien. Vraag hem maar verlof, het naar en zjjne vrouw niet züjjn, die fee schijnen. Laten liefde en voorzichtigheid samengaanHeb ik het wel, dan ontmoette ik den harpenaar eens aan het hof v-a,n den bisschop van Chur, en heette hij' toen Walter graaf! von Zeil, en ik moet mij zeer bedriegen, als ik de zieke oojk| Bidt ken. In het gevolg d'es keizers k'walm) KW uit Italië te Chur. D'e bisschop beete vroeger graaf Arnold van- Spangau, en had als een dapiper ridder geleefd eni gestreden. Hij was toen- ook gehulwd en had een kjnd, een dochtertje, d-a beeld)- schoone Irma, doch -to-en zijn gemalin over leden was, had graaf! Arnold het wereld lijk leven vaarwel gezegd en -was geeste lijke geworden. Die Irma van Spangau nu meen ik in de zieke vrouw te herken nen. Zijn de twee degenen waarvoor ik hen houd, dan zijn ze geen vrienden vanj den keizer, want deze heeft hen mei; zijn gewone achterdocht zeer slecht behandeld. Later vertel ik u wel meer ervan, doch vrees niets! Alq ze het zijn, dan herbergt gij twee onschuldige ongelukkigen, die door een enkel woord yan u, hier op den Rit terhof ten doode zullen, opgeschreven zijn. Gij kent de slaafsche dienstbaarheid1 van uw heer gemaal jegens den keizer!" Verrast had Vrouwe Monika alles aange hoord, maar terstond had ze ook beslo ten, te zorgen, dat door h'aar toedoen Ba drie zwervelingen hier op den Rïtterhof niet in het ongeluk zouden loopen. 1.Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1927 | | pagina 5