'27.
s
ULTE Co.
/EN a 99
Purol bij Ruwe Handen
Tweede Blad
Eerste Prijs
ilveren Medaille
Tel. 306, Middelburg
THEEKBANK
Roeping.
SCHE COURANT
zATERDAG 29 OCTOBER 1927
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
einkenszand
DDELBURG
KERKNIEUWS
FEUILLETON
Machtiger dan de Keizer.
Wetenschap en Kunst
Voor onze vrouwen.
Ontspanningslectuur.
Natuurrampen.
15019-48
Strop Safety Scheermes
met aanzetriem a fl,
>e Scheercrème gratis.
;e Mesjes a 1,50 per
5 stuks
3s Menthol Licorice
a 0,15
s Mint Dragée a 0,10
Malt Dragée a 0,10
5 cent per pond
O cent per pond
O cent per pond
IRQ.
SERVE: f353.060.
p0,en f 100,—
9783-48
C. VAN DER MINNE.
Aanvang Juli hield de Volkenbond te
genève een conferentie met het doel, om
tot de stichting te komeni eener interna-
tioneele hulporganisatie bij natuurrampen,
geeds meer dan 30 Staten zijn tot Üe
organisatio toegetreden; bedoieling is het
bijeenbrengen van een internationaal 'fonds.
Om voor een uitkeering in aanmerking to
komen, zal het getroffen land moeten aan-
tooneu
le. dat de plaats gehad hebbende ramp
een groc,t gedeelte der bievolkiD® getroffen
heeft;
2e. niet door voorzorgsmaatregelen ar
te wenden was, en
3e. in het getroffen gebied slechts bij
uitzondering voorvalt.
Hoe sympathiek een dergelijke organisa
tie op liet eerste gezicht ook moge lijken,
wekt het bericht hiervan toclh de «enigs
zins minder aangename gewaarwording,
alsof Genève, geen kans ziende onq van de
„rootste natuurramp, die er bestaat, den
oorlog, af te helpen, zijn toevlucht tot
deze organisatie heeft genomen onii de
volken, die reikhalzend naar resultaten
uitzien, alvast dit kluifje toe te werpen.
Laten we hopen, dat deze pessimis
tische gedachte ongegrond moge blijken
en Genève ons wel van den oorlog afhelpt.
De andere rampen ons niet door menschen
aangedaan, zijn nooit zoo langdurig en
zeker minder wreedaardig, bovendien bezit
elk volk in zijn eigen boezem de krach't ;en
geduld genoeg om te verdragen en tei bo
ven te komen, wat de natuur hem aandoet;
doch wat ons het meest ongerust maakt
is de uitkeering bij natuurrampen.
Wie moet in deze beslissen?
Een internationale Commissie? zoodat
een Japanner, Argentijn, Braziliaan, En-
gelschman en Duitsdher te oordeelen zullen
hebben over een rampi in onzen Achter
hoek? Wij vreezen, dat als groote landen
moeten oordeelen over natuurrampen, die
kleine landen geteisterd hebben, ze gauw
geneigd zullen zijn te zeggen: er zijn
maar een paar duizend menschen slacht
offers geworden en van deze zijn niet meer
dan vierhonderd gewond niet meer dan
300 hebben alles verloren en het aantal
ü'ooden gaat het getal honderd niet te
loven.
Landen, die op een vulcanischen bodem
leven en gewend! zijn aan catastrophen met
duizenden dooden, halen voor onze rampen
de schouders op.
Van internationalisatie der hulp bij na
tuurrampen verwachten wij niet veel.
Bovendien is de vraag gewettigd: is
niet elke regeering verplicht, zelve die in
haar land' door een natuurramp geteisterde
landgenooten te hulp te komen?
Welke huisvader zal niet, voor hij
vreemde hulp aanvaardt, eerst alles in het
werk stellen om met eigen middelen zijn
kinderen te hulpi te komen.
Wij weten niet of1 Nederland toegetreden
is, 't zal wel, Nederland doet graag mee
iu den vreemde toch hadden we 't Klinker
gevonden als onze vertegenwoordigers, na
de drie genoemde, ook als conditie gesteld
hadden
v 4e. dat het geteisterde land behoort
tot die landen ,die niet alleen door woor
den, maar ook door daden getoomd hebben,
dat afschaffing van de grootste ramp
den oorlog hun een heilige gewe
tenszaak is.
Op den 21sten Zondag na Pinksteren.
Epistel van den H. Paulus tot de 'Ephezen.
VI. 10 17.
Broeders! wordt versterkt in den Heer,,
en door de kracht zijner sterkte. Doet lie
wapenrusting Gods aan, opdat gij togen
de listige lagen des duivels staande blijft;
want onze strijd! is niet tegen vleesieh, cn
bloed, maar tegen de overheden., tegen do
machten, tegen de meesters van de duis
tere wereld, tegen de booze geesten in
d!e lucht. Neemt derhalve de wapenrusting
Gods aan, opdat "gij in den kwaden da,g
moogt wederstaan, en in alles volkomen
staande blijven. Staat dus vast, oongort
uwe lenden met waarheid, gekleed met het
harnas der rechtvaardigheid, en uwe voe
ten geschoeid, opdat gij tot het Evangelie
fles vredes zijt voorbereid. Neemt vooral
het schild des geloofs, waarop1 gij alle vu
rige pijlen van den boozen vijand kunt
44
O» een heerlijke droom was het, maar
kod deed mij dien droomen en Zijne Va-
derstem' klonk er in
Eens zal de nacht geweken zijn
Met al zijn leed) en zorgen,
En dan lacht weer de /Zonneschijn!
Hij komt, hij komt, die gouden dag,
Met lied en lach,
Hij komt, d'e dag van morgen!
Hou,d moed, doorstrijd dien hangen nacht!
Beed houdt het lief verborgen,
Dat als verwinnaars-loon u wacht!
Houd moed! Uit nev'len rijst de zon,.
Als levensbron!
Hij komt, de dag van morgen!
Het was lang arm moedertjes liev'elings-
ïpd geweest, en de vrome, oude kolenbran-
haar tweede vader, had het voor haar
®e®aaht en op muziek gebracht.
Wat kon ze in de kolenbrandershut al
opeloos^ en moedeloos wezen! Maar al9
er Hisolf' dat zeg, dan werd hij; Weer,
wat hij vroeger geiweest was: de alom.
gevierde Troubadour 'Guillem de Cabes-
aing, en hij greep zijne liaAp, zijjne oude),
ouwe vriendin. En hoe hopeloos en moe-
woos Irma ook zijn mocht, zijn:.
«Hij komt, de dag van morgen 1"
uitdooven; neemt ook den helimi dor za
ligheid aan, en het zwaard des geestes^
dat is: het woord Gods.
Evangelie, Mattheus. XVIII. 23—35.
In dien tijde zeide Jezus aan zijne
Leerlingen deze gelijkenis: het rijk der
hemelen is gelijk eencn koning, die reke
ning met zijne dienaren wilde houden; en
als hij begon rekening te houden, werd er
een voor hom gebracht, die hem tiendui
zend ponden schuldig wis. Maar, dewijl
hij niets had' om te betalen, gebood zijn
heer, dat men hem en zijne vrouw en kin
deren, en al wat hij had, zoude v-erkoopen,
en betaling doen. Maar de knecht, viel
neder, bad hem en zeide: heb geduld1 met
mij, en ik zal' u alles betalen. Dan de
heer kreeg meêdoogen met dien knecht, liet
hem gaan en schold hem1 2e schuld kwijt.
Maai' die knecht uitgaande, vond oen van
zijne medeknechten, die hem honderd tien-
lingen schuldig was; en hij greep hem'
aan, wrong hem de keel en zeide: betaal'
hetgeno gij schuldig zijt. En zijhe mede
knecht viel neder, bad hem en zeideheb
geduld met mij, en ik zal u alles betalen.
Doch hij wilde niet: maar hij. ging henen
en wierp hein in de gevangenis, tot dat hij!
de schuld betaalde. En zijne medeknechten,
ziende hetgeen er geschiedde, werden zeer
bedroefd. En zij kwamen en verhaalden
hunnen heer wat er geschied! was. Toen
riep zijn heer hem, en zeide liemgij boozo
knecht, ik heb' u de geheele schuld1 kwijt
gescholden, omdat gij mij gebeden hebt;
moest gij dan ook geen medelijden smet'
uwen medeknecht hebben, gelijk ik mede
lijden met u gehad heb? En zijn heer
vergramd zijnde, gaf' hem over aan de beu
len, tot dat hij de geheele schuld zoude
betalen. Zoo zal mijn hemelsche Vader
ook met n doen, zoo. gij, een ieder zijneri
broeder, niet van harte vergeeft.
Mieren en bladluizen,
In het „Biologisehes Zentralblatt" deelt
dr. H. Eidmann zijn waarnemingen be
treffende tusschen mieren en bladluizen
bestaande verhoudingen mede. Zekere blad
luis-soorten overwinteren in de nesten van
de zwarte mier en deze mieren, blijken
een soort controle uit te oefenen op den
tijd, waarop de bladluizen het nest ver
laten om naar de boomen te gaan. De
bladluizen worden bewaakt en beschermd
door bijzondere, mieren-werksters, die, zoo
als uit proefnemingen met geprerkte indi
viduen bleek, den ganscben dag bij hun
beschermelingen blijven en eiken d.ag weder
naar dezelfde plaats terugkeeren. Zoolang
de nachten koud blijven, worden de blad
luizen werden in het mieren-nest terugge
bracht. Gedurende dezen, zomeer, als de
bladluizen-kolonie zeer talrijk is en de
nachten warm zijn, heeft het opsporen
der bladluizen door de mieren na het
vallen van den avond plaats. D'e mieren
vermijden zooveel mogelijk het daglicht,
doch niettemin blijft den geheelen dag,
zelfs bij helder zonlicht, bij' elkén, blad-
luizentroep een bewaakster achter. De
voedselvoorraad, in een groote kolonie van
de zwarte mier door de werksters in
'haar krop gedurende den zomer binnenge
bracht, bedraagt .soms wel een liter van
het vocht! honingdauw), dat door de blad
luizen uitgescheiden wordt.
APPELEN.
October en daarmee, de tijjdj_ vam vruch
ten. Appelen z'ijh del vruchten, 'die ondb.%
feiders bereik zijn; vandaar dht iiki djeze
vrucht ,als mijn ond©ï|w!erjp| koos. Want
w'at de klotoekenis van' deze vruch'ij, in onze
voeding is, geldt Voor, pUe VTUdhtep. Afe
ik zao zeg: „htetejeikfenis in onziel voadijng",
denkt nten al jja-uiw1 aan eiwit, vefen, sui
ker en meelspijzen, die gdwOonlijhT onze
levenstaii ,.ld el en onder de meer of minden
voedzame rangschikken. Van vruchten kan
Rit niet gezegd' .wonden, djaaroml wioijdfen
ze. dikwijls m'eer alsi giernootmidiM Ke-
suhodwd, dan als. yoejdfingsjniicpel. Dit is
zeer goed te begrijpen, Want ze zijn ver-
firisschen-d. Bovendien ge|vcn ze een groote
.afwisseling in onze spïj'zen. Maar vruchten
en appelen in heit blijizom'der, hebben een
grooten invloed op de spijhivertering'. Ze
prikkejen het darmkanaal cn bevorderen
hierdoor de peristaltisthp wterking. Er feijta
gevallen bekend, Waarin vruchten gene
zend' werken en k'oortsstillend' zijn. Z.oo
deed haar weer opnieuw hopen en ver
trouwen.
In den laatsten tijd echter had zo niet
weer aan dat lied gedacht, doch nu, na.
dien zoogenaamden droom, kwapil het weer
met geheel zijne oude kracht te voor
schijn, en het scheen zelfs, dat straks,
als er mannen met ee'ne draagbaar kwa
men, dezen eene vrouw zouden vinden, die
den tocht gemakkelijk te voet zou kunnen
aileggen. Zij at en. dronk met smaak, cn
reeds keken vader en dochter elkander in
het geheim vol vreugde aan, toen ze weer
eensklaps in hare troosteloosheid verviel en
uitriep: „Neen, neen, nooit komt de gou
den dag van morgen!"
Andermaal viel ze in onmacht, en zoo
men op den Ritterhof' geen barmhartigheid
uitoefende, en men den winternacht in
deze grot moest doorbrengen, dan zonden
hare zwakke krachten niet tegen al die
ellende bestand zijn, en ha.ar„Nooit komt
d'e gouden dag van morgen," zou voor haar
treurig bewaarheid worden.
„Vader, vader, daar komen mannen miet
eene draagbaar," riep Golda opeens cn
wees naar de bocht, waar een groot uur
geleden de ruiters verdwenen waren.
Toen de harpenaar ook de mannen zag,
sloeg hij dankbaar de betraande oogen he
melwaarts en stamelde hij zacht: „Heb
dank, o, .Vader!"
Voor dat 'de zon onder was, waren do
drie zwervelingen onder dak pp den Rit
terhof.
kwam' mij onlangs het volgenjde geyal ter
oore;: J l j l 1
Een dame, oogemsdhijhlijk gpizlond, had
nooit 'eetlust. Altijd' tegen wélken- miaaMjld
ook, hetrofc lvaa,r gezicht, en zat zie met
een lang gezicht aan tafel. Niet alüleen in
huis, maar ook alsi ze, uit iwias. Vele.
menschen, dje thuis, sleeiht eten, kunnen
biuijteusbuis. vaak zeer smlakjelijlk et,en.
Telkens 'weer gaf dit ©enig ongenoegen
itussohen haar cn haar man, die ïn'oippeir1-
de: ,,'k Bestel eien heele portie van wat
je Wilt en word t nauwelijks aangeraakt.'
Noo.it at ze appelenEfnm'aal, bijl, den dok-
tep, schreef deze haar voor: „Appelen
eten 's avonds' en liefst 's mórgens ook."!
En langzamerhand is de venanld(arin'g ge
komen: toen de slecht uitziende vrouw
met lange tanden latendnu, ©en fleurige,
gezonde, met genoegen etende- vrpuW'. En
de man zegt, heel gelukkig: „Vroeger
werd 't bestelde nauwelijks! gegeten 1 nu
kan i'k' niet genoeg voor haai' bleptellen."
Hieruit blijkt (Luidelijk', 'wrijk een gene
zende kr acht appelen bezitte-n.
Maar al krijgen We de bovengenoemde
vofjdingsstoffen niet uit appelen, ze geven
ons toclh 'w.a, tsiuiker, plan(tfnzbu|ten en
appelzuren. Bovendien celstof cn de veel
besproken cn ononthperiijko vitalmimel'.
In rle spijsbereiding latep- a.ppelan zich
verwerken tot groente, compote, toespij
zen ©n stamppotten. Nog enkele bereidin
gen laten 'wie hier volgen:
Appelen m'et aardappelen
e n sp ck.
3' L. zure appelen,
3 L. aardappelen,
600 gram mager spek,
Iw.at zout.
Bereiding: i 1
Schil de aardappelen', swijidjz© inj vieren,
W;asch ze. en zet) zie opf m'et zooveel kokend
.wflter, dat z'e bijna .half onderstaan. Schil
de appelen, snijd ze in vieren, verwijjot'i'
da klokhuizen an voeg ze bij! "de aard
appelen. 1 i i
'WascJh het spek en doei dit er blij, (mlern
kan het epekT in zijn gehiepl er Mf dödn'
of in stukjes gesneden). Laat alles saimfën
op een zacht vuur gaarkoken; 1/2 u'ulo)
en stamp alles, dooraep.
N.B. Men kajnl 1 L. aardappelen varvan
gen door een 1/2 pond w;i,ttei hoonen, rljje
vooraf móeten worden gaar gekookt.
Gebraden ap,p©lie,n.
Appelen,
margarine', of bloter,
suiker, fijne kaneel,
Bereiding:
Boor de appelen, schil ze, plaats- .ze
in ©en vuuawiaiaten schotel vul de .ope
ningen miet eön mengsel van suiker ©u
fijn© kaneel. Leg er een kluitje bloter op
en 'braad z'e in den' owr mooi, bruin en.
gaar. Bedruip ze af en toe mét de hbiter
en zorg, dat de appelen niet te gaar
Wlorden. J i
A p ipCiI'p'U did i n g (4 pers.)
500 gr. handapipcüjen Va,n ceia f'riseh
zupr soort.
1/2 L. wiatej-.
160 gT.ami suiker.
Het sap van c:a. 2 citroenen.
De sc'hil van een halvep citroon.
18 gram1 gelatine, Wlaarvan 2 blaadjes
roede. I i
Bereiding: 1
Schil de, appelen ©n snijd ze tot stuk
jes, vrij gelijk van grootte. Leg ze dade
lijk in boud wlater, doch z;oo kort moge
lijk daar zie anders aam simhaiki 'zo-udfen
ver liiezen.
Breng htet .wlater tnfel de suiker an liet
ciiÉroejisdhiHetjo langzaam1 (aan Hei kook
e,n kookr hierin -de appelen gaai', doch
ni,ejt tot moes. Neem de stukjes appel dan
met -een schuim'spaan uit hpt vocht; Voeg
het citroensap bij het voöht en los hierin
de- in koud "water geweekte geiatytote op.
Voeg d-e stukjes- appel Iwiear in het vocht.
Laat de mtasa koud w'ordlfn tot z'e ga-
lejjauhttg begint te Wbrden en doe haar
dan in een mbt koud Wiate,r omgespqejf-
de.n puddingvorm1.
Presenteer er vanillesaus hij.
Door de stille G'armelietenkerk vloeit
aen weemoedig half-duister. Uit de hoe
ken boven in de gewelven daalt het lang
zaam neer, spreidt zieti als een mystieke
sluier om de slanke pilaren en vervaagt
de ornamenten van altaren en preekstoel.
Zoodra ridder Johann. op den .ouderlijken
burcht voor zijn vader, een grimmig,
oud man, verschenen was, had deze,
hoewel hij zijn zoon in geen twaalf jaar
gezien had, hem niet eens de hand- toege
stoken en alleen gezegd1: „Vijanden van
mijn heer en meester kunnen op dan Rit
terhof niets anders dan gevangenen, zijn.
Gij weet uwe kamer. Ga er heen! Een
schildwacht zal voor uwe deur geplaatst
worden, en alleen uw:e moeder zal u eiken
avond een half uur mogen zien en spre
ken. Mij ziet en spreekt gij' niet, voor ik!
van u de belofte heb, dat gij; keizer FreJ
derik trouw en eerlijk dienen zult, en tie
keizer zelf n in genade aangenomen heeft.
Ga!"
!„Geen enkel ander woord, vader? Geen
'.handdruk van een vader die zijn zoon wel
kom heet?" vroeg ridder Johann, terwijl
hij nog eens de hand naar den stuggeD
burchtheer, dio dan toch zijn vader was-,
uitstak.
„Welkom? Welkom?" riep. de oude. „Gij
zijt mij- niet welkom! Ga!"
,;Heer von Ritterhof," begon Eitel, „heb'
toch erbarmen! Behandel, als het niet an
ders kan, uw zoon als gevangene, maar
onthoud hem uwe liefde niet!"
„Jonker van NeuënbUrg," antwoordde.de
ridder, die den jongen man beleefd ont
vangen had, „hij had' geen erbarmen met
zijn vader toen hij den oproermaker dien
de, waarom1 zou ik het nu niet, koml dan
hebben? Ga!" i '1 l
Alleen het roode pitje der Godslamp
geeft teck'cn van leven en flikkert m-et
korte tusschenpoozen even op.
Langzamerhand komen enkele imenscheu
binnen voor 'het Maria-lof, slaan eerbiedig
een kruisteeken met wijwater, en versplr-ei-
den zich naar hunne pilaafsen in de lange
bankenrijen.
Er wordt licht aangestoken; en schuw
stijgt de duisternis weer op naar de toover-
achtig-uitziend.e gewelven.
In een d-er zijbeuken zitten reeds twee
kindoren, die nu en dan hunne blonde
kopjes 'bij elkaar stelken en zacht iets fluis
teren over de Moedermaagd en hun zie
ken vader. Ginds kucht even een oud
vrouwtje, dat door haar ijzeren bril in een
_gropt kerkboeik'-met-kqperbeslag tuurt, het
welk ze een weinig schuin naar het licht
gekeerd 'houdt. Op. een der voorste banken
knielt innig-devoot -een opgeschoten jon
gen van ongeveer twintig jaar. Met we-
zenloozen blik staart hij schuin vóór zich
in de richting van een Maria-beeld, dat
daar staat een fijn-dooradei'd 'zwa,rt-
marmeren voetstuk. Een trek van moede
loosheid, die over zijn o-verigens innemend
uitelijk ligt, doet vermoeden, dat ©en
wijfelend-e onrust zijn ziel pijnigt-
En inderdaad, reeds sinds; geruimen tijd
wordt dit jonge leven bezwaard door een
last, dien hij weliswaar bereid is te dragen
met den vitalen moed zijner jaren, miaar
aje hem toch soms pdjnlijk-zwaar wepgt.
Toen Hugo Vreesman zoo heet hij
op de lagere school met succes, de klassen
bad afgemaakt, vond zijn, vader het natuur
lijk, dat hij* thuis in den timmerwinke]
kwam onr 't vak te leeren. Ook' in, Hugo's
oogen sprak dat van zelf', en dus werd hij'
timmerman. Ijverig werkte hij da.g-in-dag-
uit, meestal uit volle borst en met heldere
tenor-stem een lied zingend, terwijl hij1 ha
mer en heitel hanteerde.
Vader Vreesman was trotsch op zijn
goeden jongen, niet alleen omdat hij, altijd
zoo ijverig werkte, maar ook omdat hij'
zoo degelijk was. Want pfschoon Vrees
man 11a den plotselingen en tragisehen
dood van zijn vrouw nu niet zoo.; héél vcei|
meer voor zijn God' en. godsdienst voelde
en er, wat zijn katholiciteit betrof, zoo
maar losjes overheen leefde, waardeerde
hij in,Hugo toch die diepe godsdienstigheid
die zijn vrouw altijd zoo gekarakteriseerd
had. Geregeld woonde Hugo 's ZpndagS
de Hoogmis en het Lof bij en com|muni-
ceerde dikwijls; en vader nam daar vrede
mee, ofschoon hij het eigenlijk dwaasheid'
vond. Thuis was hij altijd eve,n gedienstig
voor iedereen, was met alles tevreden en
ging zelden naar een café, zooals de jon
gens van zijn leeftijd. In één woord: het
was een 'kerel-uit-één-stuk, met een sjtevige
m-oreele rugge-graat.
Eenige jaren was Hugo al in het tim-
mermansvak, tot genoegen van zijn vader,
die den vakman reeds- in hem begon; te he
speuren, toen langzamerhand! zijn ijver en
ambitie in het timjmierwerk begon te ver
slappen-. Waarom? dat wist hij; aanvanke
lijk zelf' nog niet; of liever; hij! wist h©t
wèl, mhar hij' kon het nog niet bepalen.
W.el deed' hij: nog zijn werk, zijn vader
merkte zelfs niet eens, d.at er iets haperde
in zijn jongen; maar toch vlotte het niet
meer zoo goed! als vroeger. Vooral wanneer
hij alléén was. in die Werkplaats, -kon hij
soms langen tijd bewegenloosi staan kijken,
zonder eenig gereedschap aan te raken.
Er groeide iets in hemeerst nog héél
vaag, maar dat langzamerhand zich Scher
per omlijnde en vastere vormen aanna|m.
Plotseling, mid'den onder het vólle werk,
schoot het hem soms in de gedachte als
een bliksem ben ik hier in den werk
winkel we) op mijn plaats? Ten laatste
werd het bij hem een zwak, te denken,
altijd maar te denken. En hoe meer hij
dacht, des te dichter kwam dat onbepaal
bare, dat genadeachtige op hem af: heeft
God niet iets verheveners voor mij- weg
gelegd? Steeds scherper werden de con
touren van zijn denkbeeld, totdat bet ein
delijk als een ver-verwijderd, maar toch
bereikbaari deaal voor zijn geest stond, en
hij zich zelf durfde bekennen„God roept
me naar het klooster."
Al spoedig nadat dit inwendig proces
in zijn ontwikkeling een eenigszins te con-
stateeren richting had aangenomen, had
Hugo er pater Richard, zijn biechtvader,
over geraadpleegd. „Pater", had Hugo ge
zegd, „er is den laatsten tijd iets met mo
Ridder Johann drukte Eitel de hand ,en
kon niet nalaten hem te zeggen„Doe geen
moeite, mijn goede, jonge vriend! Geef pijj
slecht uwe hand' en, vaarwel! Mogen God'
en de Heiligen u behoeden!"
Binnen zijne kamer vond hij zijhe goede,
lieve moeder, do vrome Monika, reeds en
deze bereidde haar lieveling, een. heel an
dere ontvangst, doch toen beiden wat van
hunne blijdschap hersteld waren, zeide de
brave ridder: „Moeder, eerst ©en verzoek!"
„Wielk, mijn kind?" vroeg zij.
Nu vertelde ridder Johann, wat' hem
onder weg overkomen was en wat hiji be
loofd had, en de goede vrouw beloofde cr
terstond, werk van te zullen maken, als
het halve uur, beiden gegeven, verstreken
was, en zij had woord gehouden, ook. Dien
avond' zat zij in de kleine ziekenzaal nam
he,t leger der arme harpen,aars-vrouw. Met
d'e eene hand hiel ze d'e zieke, me,tl' dip an
dere Golda vast, en toen de. huis-kapelaan,
die tevens geneesmeester op den burcht
was, d'e zieke onderzocht en, gezegd had:
„De arme heeft eene zorgvuldige en, lief
derijke verpleging noodig," had ze hem
gezegd: „Die zal z'e hebben, vrome va
der, en heit meisje kan hier 'blijven. Doqlj
wat zullen we met den harpenaar doen?"-
„Hij kan mij,n vertrek, bed en maal
met mij deelen, edele vrouw 1"
Eer hij echter dien avond' voor goed
heenging, had: hij de burchtvrouw in 't
oor gefluisterd: „Dpe, alsof gij niets weet,
edele vrouwe, maar galool! mij, deze harpe-
aan het gebeuren; ik geloof dat Onze Lieve
Heer me naar het klooster roe.pt." „Eoo,"
zei de pater. „Dat er iets met je aan het
gebeuren is, heb ik al lang gemerkt. 'En
wat dat roepings-vermoeden betreft: ver
wonderen doet het me eigenlijk niet. Maar
dat zal het werk van geduldig-afwachten
moeten word-en, vooral omdat je al tapiie-
lijk oud bent. W;ant je zult wel inzien, dat
dit gewichtige dingen zijn, waar een toe
komst van afhangt. Je staat hier voor een
tweesprongnu is bet de vraagwaar moet
je heen? In elk geval moeten we niet voor
barig zijn en kalm afwachten. Denk er
maar niet te veel aan, zoodat je werk er
onder lijdt, en spreek er voorloopig maar
niet met je vader over, totdat je meer
zekerheid hebt. Als God je beslist in
het klooster hebben wil, zal Hij' het wel
duidelijker laten blijken. Het beste mid
del in zulke omstandigheden ken je, Hugo
bidden, bidden. Ik zal je helpen. Maa,k
je maar niet ongerust en kom d© volgende
week maar eens terug."
„Eindelijk is het gekomen, wat ik al zoo
lang verwacht heb," diacht -pater Richard,
toen hij Later opi zjju cel kw,am'.
Hugo werkte de dagen, die daarop: volg
den als een paard. Den geheelen dag zong
hij, terwijl do hamer de maat sloeg. Hij
was flij dat hij- zij'n ziel had blootgelegd
voor zijn biechtvaderMaar wat zal
vader er van zeggen Wie zal vader
helpen in den werkwinkel Ben ik: niet
veel te oud. om nu nog te gaan studeeren?
Als zweepslagen striemden die gedachten;
en uit'was zijn gezang.
Dien leeftijd vond pater Richard niet
zoo'n bezwaar. Maar „wat zlal vader er
van zeggen?" „wie zal vader helpen?" dat!
waren natuurlijk omstandigheden, waar
mee terdege rekening moest gehouden wor
den. „Maar, Hugo, niet den moed verlie
zen; alles komt in orde." Diat waren de
laatlste woorden van den pater.
In zulk een stemming van angst voor de
moeilijkheden, die de stem' van God in zijn
binnensta schijnen te overschreeuwen, zit
Hugo thans in de kerk, terwijl ondertus-
schen het Maria,-lof reeds begonnen is, en
de deinende tonen der gregoriaansche Sa-
craments-hymne aan hqmi voorbijglijden
als het kalme water van een beek.
Het Maria-beeld, in gouden, kaarslicht
gehuld, oversehouwt minzaam de geloovi-
gen en aanhoort de beden, die elk in gtil|t«
tot haar opzendt.
En innig, met al het vuur zijner jonge
ziel, bidt Hugo: „Mijn dierbare Moed-er
Maria, wederom ziet gij mij hier neerge
knield. Gij kent den onzeberen toestand
waarin ik verkeer. Gij weet, dat ik' einds
langen tijd' dc stem van uw lieven Zoon
meen te vernemen, die me tot hoogere vol
maaktheid! roept. Zielsgraag zou ik dien
wenk volgen, maar de moeilijkheden sta
pelen zic'h aan alle kanten op en doen mij
soms betwijfelen of het werkelijk Jezus!
stem is. Ik werp mij geheel in uwe moe
derlijke armen en geef u de leiding over
mijn toekomst. Wel ben ik bereid, opij nog
langer in deze onzekerheid rond te tasten
als het Godl behaagt. Maar, lieve Moe
der, vraag gij aan God eens uitkomst en
help mij de ketenen aiteerpen, die mij
aan de wereld vasthouden. Wees gij mij
eene leidsvrouwe, en ga gij mij; voor op den
weg, dien God mij wil doen bewandelen-
En mocht ik werkelijk' tot het "klooster
leven geroepen zijn, stem dan het haxt van
mijn vader zóó, dat 'hij. den beslissend-en
stap goedkeurt, dien ik moeit zetten. Gij'
kent vaders lauwheid en onverschilligheid.
Wend en keer zijn ziel -zóó, dat ze verloopi
beschenen worde door de weldadige zon,
die uw goddelijke Zoon is. Dan zal vader
mijn roeping eerbiedigen, mij; ziijn toeste|mr
ming geven en Godl geve het zelf
een beter leven gaan leiden."
Als Hugo uit zijn meditatief gebed
ontwaakt, voelt hij zich verlicht, ontlast
va.n zwaren kommer. Hij voelt zich' zelfs
blij. „Zou dat de genade zij'n?" denkt hiij.
„Ik geloof, dat Maria mijn gebed verhoord
heeft. Ik ga direct naar Pater Richard'."
Als Pater ^Riehardi in de spreekkamer
komt, waar Hugo zit te wachten met
een hart dat bonst van blijdschap-, zegt
hij terstond, tot Hugo: „Zoo, jongen, ben
je daar weer. We moeten er nu maar eensl
werk van gaan maken. Ik1 ben zooeven
bij je vader geweest; ik heb hem' een
beetje gepolst en het zal meevaHen, dat
zul je zien. Vraag hem maar verlof, het
naar en zjjne vrouw niet züjjn, die fee
schijnen. Laten liefde en voorzichtigheid
samengaanHeb ik het wel, dan ontmoette
ik den harpenaar eens aan het hof v-a,n
den bisschop van Chur, en heette hij' toen
Walter graaf! von Zeil, en ik moet mij
zeer bedriegen, als ik de zieke oojk| Bidt
ken. In het gevolg d'es keizers k'walm) KW
uit Italië te Chur. D'e bisschop beete
vroeger graaf Arnold van- Spangau, en
had als een dapiper ridder geleefd eni
gestreden. Hij was toen- ook gehulwd en
had een kjnd, een dochtertje, d-a beeld)-
schoone Irma, doch -to-en zijn gemalin over
leden was, had graaf! Arnold het wereld
lijk leven vaarwel gezegd en -was geeste
lijke geworden. Die Irma van Spangau
nu meen ik in de zieke vrouw te herken
nen. Zijn de twee degenen waarvoor ik
hen houd, dan zijn ze geen vrienden vanj
den keizer, want deze heeft hen mei; zijn
gewone achterdocht zeer slecht behandeld.
Later vertel ik u wel meer ervan, doch
vrees niets! Alq ze het zijn, dan herbergt
gij twee onschuldige ongelukkigen, die door
een enkel woord yan u, hier op den Rit
terhof ten doode zullen, opgeschreven zijn.
Gij kent de slaafsche dienstbaarheid1 van
uw heer gemaal jegens den keizer!"
Verrast had Vrouwe Monika alles aange
hoord, maar terstond had ze ook beslo
ten, te zorgen, dat door h'aar toedoen Ba
drie zwervelingen hier op den Rïtterhof
niet in het ongeluk zouden loopen.
1.Wordt vervolgd.)