V &-ts£ 't Kerstkindje. Kerst-Engeltje. 17 Ut K v> Ik wist, dat je terug zou komen, lieve ling nu op Kerstdag, nu alle menscben ver heugd zijn. Nu er vrede is onder de men- schen van goeden wil Amen, spraken Anne en Oom, die in de deuropening dit tooneel hadden gadegesla gen. Humoreske door Louisvé. Op een eenzamen weg, bij het dorpje Badlust lag een gezellig café'tje, waarin be halve de tafeltjes, stoelen en karaffen, de blozende waardin Betsy Mooi steeds te vinden was. Voor geen geld van de wereld zou ze het erfdeel van naar vader, in casu bet café'tje, in vreemde handen willen zien en hoewel ze graag zou trouwen, al was het maar, dat ze dan niet meer zelf hoefde te bedienen, zoo vond zij zich ondanks haar vijf en dertig jarigen leeftijd toch nog een te benijdenswaardige partij, dan dat zij zoo maar den eersten den besten tot kellner- echlgenoot Zou willen verheffen. Nu was er, bij de getrouwe bezoekers, die in hoofdzaak uit gepensionneerde zeelie den bestonden, een, die telkens, wanneer bij drie potjes bier verorberd bad, om haar band vroeg, maar ook even zooveel keeren geweigerd werd. Zij vond hem met dat ruige baardje niks geen „gentleman" en steeds als bij binnenkwam, vergeleek zij zijn kop, met den ragebol, die aan een touwtje aCTiter de kastdeur hing. 'f Was op een guren avond in het begin van de maand December, dat de pretendent naar haar hand, bijgenaamd Joe Bens weder binnen kwam slappen, en zijn gebruikelijk potje bier bestelde. Bij zijn derde glaasje stond hij op, ging naar het buffet en begon weer zijn aanzoek. „Mijn gevoelens voor jou zijn nog steeds onveranderd," begon hij op zwaren toon, welke hij tevergeefs 'n zachten klank poog de te geven. „Nou dat treft," antwoordde zijn uitver korene, „de mijne voor jou ook. Maar ik vind 't toch wel eigenaardig, dat je altijd eerst drie potjes bier drinkt, voor je die nonsens uitkraamt." „Ach," kreunde de verstootene, „dan heb ik meer courage," „Ben je soms bang, dat ik je zal opeten," meende de buffetdame, Joe keek eens naar de strak gespannen huid van zijn „Betsy" waar geen pink-pil meer zou bij gekund heb ben, anders was bet vasl en zeker gebarsten. Hij zei echter niets. Langzaam slenterde hij weg en deed de deur achter zich dicht. Buiten gekomen haaide hij een stukje car ton voor den dag, waarop hij met een stomp je potlood een krasje maakte. Van zijn ver schillende nederlagen scheen hij boek te hou den, want er stonden reeds verscheidene streepjes op, die alle onder dezelfde om standigheden er op gezet waren. Troosteloos kuierde hij op dien kouden December-avond weer naar zijn woninkje te rug. In het heengaan had hij reeds diverse luchtkasteelen gebouwd, hoe zijn aangebe dene net een soort Kerstkindje had kun nen worden, want als ze toegestemd had, zou hij al met Kerstmis getrouwd wil len zijn. En nu? Kon bij toch maar iets vinden, dat haar hart zou vermurwen; om cadeautjes gaf ze niet; bovendien vond hij zooiets toch te dunr. Hij ging aan hel re kenen, hoeveel het hem al gekost zou heb ben, als bij iederen keer vóór zijn aanzoek een mooi bouquet bloemen gestuurd had: Hij moest er niet aan denken. Daar schoof hem in eens iets te binnen. Hij moest haar door een of ander middel toonen, dat bij onmisbaar was voor haar, dat bet noodig was, dat zij zich door een man Het beschermen. Wacht! zoo zou hij doen, nu maar de geschikte persoon en dan. Uil de mistige lucht dook een gestalte op; de gepensionneerde onderofficier Jobs ging zijn avondwandelingetje doen. On danks zijn vijftig jaren was het toch nog een flinke baas. Zijn grootste genoegen was om iets voor niks te kunnen krijgen. Zoo gauw kreeg hij dan ook niet onzen Joe in de gaten, of hij stevende op hem af en na een „G n avond maat," klonk het direct; „Heb je misschien een pijpje tabak voor me?" Joc gaf hem bet verlangde en nadat bij zelf ook zijn pijpje had opgestoken, vroeg bij plotseling: „Zeg, Jobs, zou je misschien een gulden willen verdienen?" „Wat een idiote vraag; natuurlijk wil ik dat," mompelde Jobs onder een Hinken baal aan zijn knetterende pijp, die tevens voor misthoorn scheen dienst te doen, „Nou eh kijk zie je 't is een "moeilijke dilliberatie," zei Joe, die graag vreemde woorden gebruikte, doch meestal verkeerd. „Je weet, ik heb mijn hart verpand aan Betsy, maar ze vertikt 't gewoonweg, om 't aan te nemen. Nu dacht ik zoo, als ik haar eens zou verlos sen uit de handen van een inbreker. snap je?" „Nee. inbreker?' „Juist, dat is nou juist de kwestie die inbreker ben jijl" „Hèèè! Ik.... inbre...." en de brave Jobs, op wiens naam geen enkel stofje voor kwam, was zoo verbouwereerd, dat 'n groote haal tabak, halverwege zijn longen bleef steken en hem zoo goed als deed stikken. Joe schrok er zelf van en hij haastte zich dan ook er bij te voegen: „Ja, maar niet echt.... zoo maar.... je doet net of je inbreekt en dan kom ik haar uit jouw handen verlossen, snap je en dan trouwen wc." niet erg. Want waar is dan die „We?" vroeg Job, nog onnoozel-ver- baasder dan eerst. „Nee idioot, zij en ik natuurlijk. Ik ben dan haar held, snap je." Ja, nu snapte Jobs hehf ook, maar voor een gulden wilde hij dal niet doen. „Minstens twee rijksdaalders en anders doe ik 't niet," klonk 't gedecideerd. „Want je begrijpt... een vrouw met een café'tje is minstens tienmaal zoo veel waard." Dat zag Joe ook wel in en na eerst nog geprobeerd te hebben een daaldertje er af te pingeten, besloot hij toch maar om toe te stemmen. Goedkooper kwam hij toch niet uit. „Maar," zei Jobs wantrouwend, „we mot ten een contractje opmaken, want als 'f eenmaal goed gegaan is, kan ik misschien naar mijn centen fluiten." En zoo werd midden op straat, onder den vriezenden hemel het imitatie-inbre- kerscomplol op papier gezet, en werd de uitvoering ervan bepaald op den anderen avond negen uur. Met 'n „G'n avond" scheidden zij en Joe vond 't lang zoo koud niet meer als eerst. Hij beloofde zich zelf reeds het honderdvijfenzevenlig pond zware kerstkindje Betsy, plus een café'tje.... Eindelijk was de door Joo zoo óngeduU dig verbeide avond aangebroken en zwieri bij reeds een uur voor de afspraak in de omgeving van het huis met inhoud, rond Toen het vijf minuten voor negen was, be gon' hij al, eerst zachtjes en met iedere mi nuut harder, op dien ontrouwen, lamlendi- met de revolver. Wat hij in dit geval doen moest, daarvan werd in het hoele contract met geen woord gerept, en honderdduizend rillingen per minuut liepen over zijn rug. In het midden van de gang was „hij als ver steend blijven sts.-n, maar d„ar het wapen gekletter al meer en meer toenam en ten slotte Betsy's stem nog beloofde iedereen te zullen neerschieten, die zij zou ontmoeten, toen werd het hem toch wel wat ai te kras en zoo snel als zijn beenen hem konden dragen, snelde hij de gang varder in, rukte aan het eind ervan een deur open en kwam in een kamer terecht waar een groote kast stond. Zonder zich een oogenblik te beden ken, maakte hij de kastdeur open, sprong er in en deed de deur achter zich dicht Doch door de groote haast, bleef de slip van zijn jas tusschen da deuren uitsteken en toen Betsy, die hem met allebei haar wapens in de vuist op den "oet gevolgd was in bet ka mertje kwam, verraadde het stukje split van de jas direct de plaats waar hij zat. Betsy bedacht zich geen oogenblik en krik, krak, draaide zij den sleutel in het slot om en zoo zat onze arme Jobs gevangen. „Zie zoo, mannetje, jij bent geknipt," schreeuwde Betsy, zoodat de kastdeuren dreunden. „En geef eens antwoord: wat kwam je bier doen, en hoe heet je." En toen er geen geluid uit de kast terug kwam, dreigde zij: „Als je geen asem geeft, schiet ik net zooveel gaatjes in de kast, dat je er als een zeef uitkomt, begrijp je dat mannetje. En nou vlug een beetje. Even was het stil en toen hoorde Betsy een eigenaardig geluid onder de kier van de kastdeur. Zij zag hoe, een goor papier- heb.... hem dood.'... dood.... gescho ten „Hè.... d.... d,... 00.... d," stotterde Joe, bleek van schrik, „d..., oodge scho.... ten?" „Ja.... bij woume.... vermoor den.... en toen... toeQ,..." „Doodge.... schoten," repeteerde Joe, en zijn knieën knikten op een erbar melijke wijze, „dood... dood.' „O, Joe.... ga mee.... naar binnen.... hij ligt in het achterkamertje o ga mee, ik durf niet alleen.,,." en tegelijk trok zij den doodsbleeken en bibberenden pretendent mee naar binnen, naar het ach terkamertje En jadaar lag in een hoek het stijve lichaam van zijn maat, die voor vijf guldentjes eventjes voor inbreker zou fungeeren, 't Koude zweet parelde hem op zijn voorhoofd en bleek van ontzetting sl aarde hij van hef lijk naar Betsy en om gekeerd. „O Joe, ik ben zoo bangwant nou komt de politie en die haalt me weg.... en dat wil ik niet. want ik kon er toch niets aan doenik schrok zoo O Joe, je mot me helpen.... de politie mag er nik® van welen.... we mollen hem hier in den tuin begraven.... ia.... hoor je 'tga nu, vooruitik zal je een schop geven en dan moet jij hef graf gra ven.... vooruit, gauw,,., gauw...." En Joe, die eerst niet wist hoe bij het had, stond tenslotte al in den tuin met een schop in zijn hand en bleek en bevend vloog de eerste schop aarde den grond uit. Bij iederen schep keek hij links en rechts en „floep" gooide hij weer een grooten kluit weg. Hoe was 't mogelijk; De Kerstmannetjes, een zeer gewilde aantrekkelijkheid voor de Berlijnsche jeugd. gen maat te schelden, die natuurlijk op het laatste oogenblik zich bedacht !:.->d. Juist was iiij van plan met verdubbelde woede zijn reed» geloodste portie scheld woorden op Job te verdubbelen, toen de lang verwachte eindelijk arriveerde en op zijn dooje gemak kwam aangeslcntcrd. Joe's grootste verwensching loste op in een diepen zucht en weldra hadden zij de laatste hand gelegd aan de inbrekersver- momming. Afgesproken behoefde er niets meer te worden. Joe zou in de omgeving blijven en zoodra juffrouw Betsy om hulp zou roepen, zou ook de reddende engel in Joe's ruige gedaante verschijnen, den inbreker op de vlucht drijven en de, natuurlijk flauw vallen de Betsy met een dosis Hoffman druppels, speciaal voor dit doel gekocht, bijbrengen. Hij voelde zich reeds als bruidegom en vlak achter een groote regenton wachtte hij op het noodgeschrei. Heel voorzichtig liep inmiddels Jobs, door het reeds in duisternis gehulde café'tje en juist was hij in het gangetje be land, toen hij Voetstappen boven zijn hoofd hoorde. „Brrr," hij griezelde er toch even van, hoewel hij met de beste bedoeling bezield was „Kom," praatte hij zichzelf moed in, „zij is toch maar een zwakke vrouw en jij...," Daar hoorde hij echter iets, dai hem het blóed in zijn aderen deed stollen. Betsy kwam naar beneden en duidelijk hoorde hij het geknars van een geweer en het over halen van den haan van een revolver. O, jé, daar) heb je 't al. Inplaats dat zij zou beginnen te schreeuwen, zooals in het contract stond, zou ze hem doodeenvoudig neerschieten, eerst met 't geweer en dan tje er schuchter onderuit kwam gluren. „Daar zal je het hebben," dacht ze, en trok het er geheel uit. Jobs 'Wist namelijk niets anders te doen dan maar eenvoudig het contractje, dat hij met Joe gemaakt had, onder de deur door te schuiven. On der het lezen werd haar alles duidelijk en voor alle securiteit de revolver in haar hand houdend, opende zij de deur. „Zoo, zoo. Is 't 'm dat. Kom jij d'r maar eens uit. Zoo. En nu ga je daar in dien hoek liggen, met je gezicht op den grond.... zoo.... nee, languit.... en wat er ook gebeurt, je beweegt je niet, an ders...." en haar revolver schitterde ver dacht. i Als een gedresseerde hond deed Jobs wat hem bevolen was en nauwelijks lag hij languit op den grond of boven zijn hoofd klonken drie schoten. Tegelijkertijd vloog Betsy luid' schreeuwend, het kamertje uit, de gang en het café'tje door, den stillen landweg op Joe, die geduldig achter zijn regentonnelie had zitten wachten en daar hij niets hoorde, was gaan denken, dat zijn lieve vriend zich kalm aan de brandte- wijnflesch te goed had gedaan en in slaap Was ge-vallen, was door de schoten plotse ling opgeschrikt en overeind gesprongen. Toen vlak daarop „zijn Betsy" luid gil lend naar buiten kwam, wist hij heclemaal niet meer hoe hij het had. Dadelijk ging hij echter op haar af en vroeg eenigszins onzeker, waf er gebeurd was. - „O." huil-gilde Betsy, „er was een in ga nu, vooruit.. ik zal je een nog geen half uur geleden ging het zoo goed en nou *was hij voor zijn eigen maat al een graf aan 't gravenDikke zweetdruppels vielen rondom hem, tot hij eindelijk, na wel duizend keer te hebben rond gezien," de laatste schop aarde op het heuveltje wierp. Meer dood dan levend, sloop hij op het huis toe, waar Betsv hem in de gang al opwachtte. „Ia het klaar Joe," fluisterde zij huilend, „ga jij dan maar gauw naar huis, dan zal ik hem er wel inleggenanders komt 't misschien toch nog uitgauw ga nu...." drong zij aan, en Joe, tenminste een beetje verheugd, althans van dat, naar hij meende, vreeselijke werk ontslagen te zijn, holde zoo hard zijn beenen hem kon den dragen, naar zijn een uur ver gelegen woning en sloot zoodra hij binnen was, de deur achter zich dicht. Den anderen morgen was hij ziek, maar 't kon hém niets schelen. Voorloopig durfde hij zich toch niet meer op den weg te ver- loonen en vooral des avonds zou hij voor al de Betsy's van de wereld en alle café- tjes nog niet naar buiten zijn gegaan. Steeds zag hij zich nog in den nacht.... brrrr. Vijf weken lang zag niemand onze Joe, totdal hij eenige weken na Kerstmis weer vcor 't eerst zijn morgenwandelingetje ging doen. Angstvallig meed hij nog de woning zijner uitverkorene, lot hij op zekeren morgen dopr den zuren appel heenbeet en bevend de deurknop van 't huisje, waar 't drama zich had afgespeeld, cpende. Angstig stapte hij binnen en.... het eer ste was hij zag. was zijn vriend Jobs, die tafeltjes afstofte. Achter het buffet troonde genoeglijk glimlachend de Betsy van voorbeen. „Zijn" kerstkindje was in dien tijd met „zijn" inbreker getrouwd. Het as de 24e December. Wat je noemt „echt winterdag". Buiten was t net n sprookje, want het had 'n beetje gesneeuwd en gevroren; toen was het weer gaan dooien en toen was het zoowaar weer „opgevroren De boomen waren met miriaden van stralen de ijsvafentjes bezet en he. geheele beijzel de landschap stond daar stil te gloriën en te pronken in die ragfijne, grauw-witte -pracht, alsof de winterelfjes alles onder weelsels van oude Fransche Kant hadden toegedekt. In de zitkamer hij den onderwijzer van Bakel hadden ze zoo lang mogelijk gesche- erd om te genieten van het beij-jelde too- verlandschap, maar tenslotte waren de gor dijnen dichtgehaald; men bad gegeten en thee gedronken en de drie kinderen hadden mogen helpen om het kerstboompje op te sie ren. «Dat was nu klaar en stond op een klein tafeltje gereed om aangestoken te worden. De familie van Bakel, vader, moe der, 'n tante en grootmoeder waren rondom de tafel gezeten. De zoon, die geëngageerd was, zat met zijn verloofde ter zijde op de canapé. Het meisje viel bij de degelijke familie niet erg in den smaak; vooral jufhouw van Bakel had iel ai-ders voor haar zoon gehoopt, dan dit mo derne schepseltje, wier hoofdje door het le zen van allerlei malle boeken danig van streek was. Op een dag als vandaag voelde je dat nog veel sterker dan anders. Voor een kerstboom en kribbetje en al die oude, vrome gebruiken voelden de jongelui niets. Maar om des lieven vredes wille zwegen de ouders maar Zoo -van lieverlede was het oogenblik ge komen om te beginnen Van Bakel had al eens op zijn horloge en naar de zwart mar meren pendule gekeken en na een paar knik jes van verstandhouding tusschen hem en moeder de vrouw zou tante de kinderen gaan halen, terwijl zij den boom aan zou steken, „Maar denk er Om, dat ze zachtjes loopen, boor Bets," waarschuwde juffrouw van Ba kel, „en niet schreeuwen en joelen, want onze Eila moet slapen. Ze is nog pas drie dagen hier, 't arme schaap, en nog moe van de lange reis uit Oostenrijk, denk er wèi om, hoor." „Ja," zei van Bakel, „ze is nog o zoo zwak." En thaJts ging moeder met 'n doosje luci fers 't boompje langs, streek de lucifers af en stak een voor een de lichtjes aan, zich haastend en zich nu en dan bijna de vin gers brandend om toch maar op tijd ltla..r l zijn. Want je boorde tante al op dê trap en het getrippel van de voetjes van de drie kleuters. Het ventje was 't eerst binnen, zette groote -gen op, die vol bewondering naar 't mooie boompje keken, op den voet gevolgd door de twee zusjes, die, handjes klappend met lallooze o,-uitroepjes, achter hem aan de ka mer indrongen. „Stt! Zachtjes aan, hoor," waarschuwde van Bakel. En de kinderen knikten, ze wisten het. Ze zouden zoet zijn. Nu schaarden zich allen om de tafel, met het gezicht naar bet Kerstboompje gekeerd, qok de beide jongelui, die hand in hand op de rustbank zaten, keken toe. Allen genoten van d vreugde, de opgetogen blijde gezichten van het grut. De zusjes vonden het alles zóó mooi, dat ze op baar teentjes liepen. Kleine Piet was in de wolken. „Oooh. moes, watte mooie ringetjes," zei hij, op de ir.et lijne suikerkorrels bespikkelde chocola deringetjes wijzend. „En wat 'n heerlijk mooi sterretje daar bo ven in het boompje," zei met open mond het oudste meisje. „Heeuwlijk mooi stewwetje," herhaalde 't jongste zusje, dat altijd alles na-bouwde wat het „udste zusje zei, en de r niet kon zeg gen, „Datte is voor Piet," zei broer en wou er met z'n dikke, kleine vingertjes naar grij pen, toen hij door de zilveren slierten en imitatie-sneeuwwatten heen, het oude sym bool uit het verre Oos.en had ontdekt. Maar ze vingen hem juist nog intijds op, zoodat z'n mondje in den huilvorm begon te hangen. „Stil zijn, Pieterman, je krijgt dadelijk, zoe te jongen zijn hoor," zei moeder sussend, „en niet huilen hoor, anders wordt kleine Ella wakker." Z'n oogjes gingen groot-Open. Dét drong tot hem door. „Pietie niete huile," zei hij zoet en lichte maar weer, waarop hij tot be looning 'n stukje lekkers kreeg uit den prachtboom zonder weerga. „Nu zullen we 's mooi zingen," zei tante, die bun een paar lesjes geleerd had. De twee meisjes gingen hand aan hand hij den boom staan, tante zette in met haar nog. heldere, zachte alt tot steun van de jonge geluidjes; er werd gezongen, maar niet te hard, want het nieuwe zusje mocht het niet hooren, die was nog zoo zwak en die moest nu lekkertjes slapen. Ze begrepen het best. En toen klonken de stemmetjes heel teer cn innig op, met de welluidende alt van tante als begeleiding; eerst zongen ze: „Daar is 'n Kindeke geboren op d'Aard" Cn toen dat uit was en de meisjes een likje op de wangen hadden gekregen voor belooning, toen lieten de fragiele kinderstemmetjes zich weer hoo ren en klonk plechtig en rein ais bronwater hun onschuldig geluidje door «de twee ka mers: De herdertjes lagen bij nachte, Zij lagen te nacht in het veld, Zij hielden zoo tróuwe de wachte, Zit hadden de schaapjes geteld. r/\

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1926 | | pagina 9