renhoek
olaas
KER,
larkt 17
'n Mooie surprise
n
el
keuze in
ïaphonen,
enz., bij:
DELBURG
Eén uur bisschop.
coufè&ftt
Breda
enken
srijgen vrat de
heeft gebracht
elen uit het vele
ide Poppen, Es-
lipoppen, Naai-
wdoozen, Griffel-
fiegen, Wiegen-
•eren, Bezems,
vaschgarnituurs,
Koffiemolens,
sen, Dejeuners,
ramen, Treinen,
teboeken, Kleur-
arden, Paarden,
Tafeltjes, Stel-
ETALAGrE.
gt het binnen.
3 'week16" °P d®
pblad voor Zeeland,
.v.p.)
2 ets. worden verzonden
SBVT-NICOLAAS 1924
Tweede Blad, behoorende bij de „Nieuwe Zeeuwsche Courant" van 4 December 1924.
(Een Sinterklaasvertelling.)
„Dat hoort zoo," zegt ze en gaat
doodbedaard voort, het op den rug
dicht te spelden. „'t Is nog wel een
handbreed van den vloer, je schoenen
komen er heelemaal onderuit. Als ik
't nog hooger opspeld, komen je
broekspijpen voor den dageen fraai
gezicht! Eigenlijk moest je witte
kousen en rood satijnen muilen
dragen, weet je dat wel?"
„Voor mijn part klompen," zucht
hij. „Als je die rok maar wat ophaalt,
want, waarachtig, ik breek er m'n
hals nog over!"
Ze lacht zich tranen om z'n angst.
,'t Kan heusch geen kwaad, geloof
me. Alleen als je straks het trapje
van de estrade opgaat, dan moet je
van voren even dat onderkleed op
tillen denk er maar goed om, anders
trap je er op."
„'k Weet al vooruit, dat ik dat
vergeet," profeteert hij somber. „Toe
maar, welk martelwerktuig volgt er
nu?"
Zonder tegenstribbelen laat hij zich
verder aankleeden. Maar als ze hem
den baard begint voor te binden,
stijgt zijn wanhoop ten top.
„Schei uit, 'je smoort meZoo kan
ik er toch geen woord uitkrijgen!"
„Wou je soms liever, dat hij je
straks afzakte? Als je zoo'n ding
niet stijf bindt, krijg je er altijd
misère mee."
„Maar die snorharen kriebelen me
in m'n neus. Dat houd ik nooit uit."
Ze heeft niet eens antwoord meer,
maar past hem bedaard zijn pruik op.
op. „Zeg", klinkt het opeens gesmoord
onder den baard uit, „wie heeft dat
ding verleden jaar voor z'n mond
gehad?"
Ze is nu aan den mijter genaderd.
Met wijding drukt ze hem die om de
slapen.
„Veel te klein! Staat me bovenop
m'n hoofd," moppert de baardstem.
„Wacht maar, ik zal je pruik wat
verschuiven. Zoo, nu is 't beter,
niet?"
„Geen sprake vanhij staat gewoon
te dansen. Zoodra ik mijn hoofd be
weeg, rolt hij over den grond."
Ze wordt eindelijk ongeduldig.
„Dan hou je je hoofd maar een
beetje stil. Je hoeft er toch niet mee
door weer en wind! Gerust, zoo erg
tocht het niet in het gymnastieklokaal.
Kom, trek nu je handschoenen
aan, dan hen je klaar. Kijk me die
Piet eens, wat een prachtige drop
neger! Je zou de wereld met hem
uitloopen
Geen kwartier later klinken er
drie luide slagen op de deur der
gymnastiekzaal. En bij dat geluid
beginnen opeens honderd vijftig hart
jes sneller te kloppen, honderdvijftig
paar wijd open kinderoogen richten
zich vol spanning op die gesloten
deurhonderdvijftig kleine geloovigen
houden den adem in. Want 't groote
oogenblik is daarhun afgod, de held
van hun stoutste kinderdroomen, nu
zal hij zich in levenden lijve ver-
toonen; het ideaal zal werkelijkheid
worden
En ja, daar gaat de deur open en
hij is het, hoorNóg grooter, nóg
indrukwekkender, nóg rooder en
gouder, dan ze zich hem hebben
voorgesteld. En een zucht van ver
ademing, van bewondering, van on
uitsprekelijke bevrediging ontsnapt
aan al die dichtgesnoerde keeltjes!
Feest, louter feest treedt voor hen
met die rood-gouden gedaante naar
binnen, en bij iederen stap, dien hij
nader komt, beginnen hun kijkers
helder te stralen.
En o, kijk toch, daar is zoo waar
Piet ook, de wonderlijke Zwarte-Piet,
als 't kan nog meer populair dan z'n
meester, omdat ze hem „zoo vreeselijk
lollig" vinden. Nu ontbreekt er dan
toch ook niets meer aan hun geluk,
en nu willen, nu moeten ze zingen,
uitjubelen de vreugde van hun hart!
Sint en z'n Piet schrijden onder 't
gezang plechtig voort en zetten koers
naar de kleine estrade aan 't boven
einde der zaal.
„Hij doet 't goed," denkt Betty
°pgelucht. „Wat loopt hij „echt" en
Wat waardig knikt hij met 't hoofd!
Als hij nu maar om z'n rok denkt."
Juist op dit oogenblik is-Sint tot
voor zijn troonzetel genaderd, hij
bestijgt de kleine verhevenheid, lang
zaam, waardig, in de eene hand den
gouden staf, in de andere het groote
boek
O God, hij wankeltBetty's
hart staat stil!Ze ziet hem
zwenken en zwaaien, de hooge punt
muts waggelt onheilspellend heen en
weer.... zal hijzal hij....?
't Zou toch al te vreeslijk zijn
Daar hoort ze een krak, Sint's
groote gestalte richt zich op. Goddank,
het gevaar is geweken. Als hij zich
omkeert en zitten gaat, ziet ze, dat
één schulpje van z'.n kanten onder
kleed afgescheurd is. En och die
stakkerd, hij ziet nog wit van den
schrik.
Onverdroten zijn de kinderen
blijven doorzingen. Ze hebben ge
lukkig niets gemerkt. Maar de arme
Sint heeft slechts even tijd, om wat
op z'n verhaal te komen, want nu
is 't lied uit.
Diepe stilte daalt in de groote
zaalde beurt is aan Sint Nicolaas.
Hij heeft van te voren zoo'n aardige
kleine speech in elkaar gezet. Hoe
begon die ook weer? O ja! En hij
richt den blik op de luisterende
kinderschaar.
Maar, groote goedheidWat kijken
die kinderen! Zóóveel verwachting,
zóóveel geloof, zóóveel heilige ver
eering stralen hem tegen, dat het
hem overweldigt, hem van zijn stuk
brengt. Zie toch, dat kleintje op de
voorste rij! Met gevouwen handjes,
't hoofdje wat op zij, staat ze hem
maar aan te kijken in heilige ver
roering. Wat zou dat kindje wel van
hem verwachten? Dat hij zieken
genezen, wonderen verrichten kon?
Dat hij haar rijk en gelukkig kon
maken, een prinses in een gouden
paleis?
En opeens voelt hij zich klein en
onmachtig, een bedrieger in z'n rood
satinet en goudpapier. Z'n voorhoofd,
z'n handen voelen klam. Wat moet
hij toch zeggen tegen deze geloovige
kleine menigte? Wat voor schatten
heeft hij wel meegebracht, om onder
hen te verdeelen?
Maar nu ziet hij de gezichten der
onderwijzeressen, die ieder achter
hun groepje staan. De eene staart
hem aan in grenzelooze verbazing,
een tweede doet al haar best, 'tniet
uit te proesten van 't lachen, bij een
derde staat de verveling duidelijk op
haar gezicht te lezen. En Betty?
Woedend is ze! Haar gefronste
wenkbrauwen, haar verwoede blikken
roepen hem toe: „Wat zit je daar
nu te suffen? Steek toch van wal!
Moet je mij nu zoo te schande maken
Ja ze heeft gelijk: 't moet! En hij
vermant zich. Maar z'n mooie speech
is hij totaal kwijt. Wat hij dan zeggen
zal? Vopruit, hij zal wel wat be
denken.
„Dag kinderenEenvoudiger kan
't niet.
„Dag Sinniklaas!" komt prompt,
in koor, het antwoord.
„Jullie bent allemaal wel zoet ge
weest, he?"
„Ja Sinniklaasmet volle overtui
ging. De ergste deugnieten schreeuwen
het hardst.
„En daarom ben ik van het
jaar ook maar weer bij jullie gekomen.
Dat vinden jullie toch zeker wel
prettig
„Ja Sinniklaas„De hoofden rollen
haast van hun romp zóó knikken ze.
„En daarom heb ik ook wat voor
jullie meegebracht. Maar eerst te
rechter tijd herinnert hij 't zich nog
maar eerst moet ik nog eens kijken,
hier in m'n dikke boek
Lieve help, hoe moet hij zich nu
redden Waar moet hij dien staf
zoo lang laten, als hij in dat boek
wil bladeren? Hulpeloos kijkt hij om
zich heen, maar daar staat opeens
Piet naast hem, die hem met een
buiging van het lange onhandige
attribuut verlost.
„Gelukkig dat ik een vakman tot
m'n hulp heb," zucht hij bij zich
zeiven en slaat dan het geduchte
boek open.
Maar reeds stuff hij op: niemve moeilijk
heden. Daar heb: je omi te beginnen dien
fatijfter: zoodra hij zi'n hoofd yoprtwete
buigt, wordt dat ding. topzwaar ei1* dreigt
van zi'n hoofd te rollen. Bovendien1 krief-
beleai izi'm snorharen hem hu in dap heus.
Rechtop ;zffteM gaat ook piet; hoe kan
hij dan over a'n baard heenkijkend uit
-
dat gejkïajbbel van al die lijntjes met
naman wijs worden? En och, hij heeft
hot toch z'oo s ikhenauwdl En wat moet lip
toch tegen al die brave 'dn stoute kinde
ren zteggen? Die lange predikaties kos
ten ziooveel ijjjd!
Opeens krijgt hij een prachtigén inVal.
„Weet jei watl Vanavond kom ik! toch
nog bij' jullie aan buis. Dan moest ik alles
wat ik juffie nog zeggen wou, maar tot
z!oo lang uitstellen." En klap, het diHte
hoek wordt dichtgeslagen.
Ze zijin het er volkomen rbee eens,
Geen kind1, zleif's niet het onschuldigste
hartje, of het schenkt Sint graag dat g'ei-
deeite van! zl'n bezoek. Je kunt immers
nooit wieteii? Volmaakt is hu eenïrtaal
nietoiand.
Maar de mnderwijiz'eressen nemen 't
andprs op. Druk telegrafesren zfe naar
Betty! „Wat is dat nu? Heb jij dat 'z'oo
ïffet hem afgesproken? En wat moet er nu
terechtkomen van de .„zfeit" scène met
Heintje Bok? We hadden toch zjoo ge-
hoopjt, 'dien kleinen geweldenaar eens
tc intimideerenl"
,'JIk kan 't heusch-,niet helpen,'' snuff
'ife mtoedeloos terug. „Ik heb hem alles zpQ
goed voorjjteziegd."
fiint is ondèr die bedrijven dapper
verder gegaan. Nu begint er schot iu te
komfen. Jn. de verre toekomst ziet hij
izfelfs 't oogenblik al gloren, dat hii dien
baard pn dien pruikeboel' en dien langen
nauw en rokEn ,o heimtel, wat verlangt
hij naar een groote komi met friseh. koud
watert 'Dus yol moed zijjin. rol verniet:
doopgespenld.
„En kinderen, k'untien juffie wel goéd;
grabbelen
„Ja. Sinniklaas 1" 't Klinkt als een in
gehouden juichkreet.
.Mooi, kom dan maar eens wat dich
terbij!. Dan. zal ,Piet. ff'
Een hagelbui van suikertjes k)ïetteij(
op de aanstormende kinderen meer en
gierend' van pret rollen zie op den gjrond
om hun deel van 't lekker» td bemachti
gen. Np Mjjkt pas, hoe goed1 die Piait
zljjn vak verstaat: nu voor, dan achter)
nu links, dan rechts, zoo ppa vlak 'in 't
midden, nuj wöer in den versteh hoekt
öv'eral tegelijk laat hü zijn JiefeW
neerdalen', bij handen vol'. Hé, dat is nog
eens strooien I En dat is nog paS gfrahbeleh
Sint 671 de onderwijtzteresaeïi kijkien
lachend toe. 'tls ook zoo'n allerveKmal'
Üjjkst g'elzicht, dat aa-abWelen. E'e heele'
maatschappij! in 'tKlein zie je er in weer
spiegeld; ongeluksvogels naast geluksl-
tinderen, handige slimmerds en suffige
halzen, rustige zoekers naast opgewonden
fortuinmakers. Daar ligt epr een op de
knieën en schept met twee handen1 da
Schatten bijteen, ginds loopt een ader
naaTstig tel zloakea in een hoekje, waar
geein suikertjel is heengerold. Eerlijkheid
en beding, edelmoedigheid ©n afgulnst, alle
deugden en ondeugden komeh er bij! bo
ven, matigheid! haast snoepizhchfl, .vareky
foige gierigheid maast vorstelijke 1 miilffj
dadighei'd. Wie z;'n kMeren goed" wil' l'ee»
ren kennen, moest zie eigenlijk! eerst eens
zien grabbelen.
Maar ten, slotte komt aan alle heerlijk
heid een, eind, ztelfs ook aan den onuitoiutr
telijkten voorraad in 't sloop van zwarte
Piet. En na nemen Betty eh haar collega's
maar even d'e leiding: zij zetten een Sin
terklaasliedje jn en laten de kinderen
daarbij in' 'trond marcheelren. Zoo glijdt
het uitgelaten troepje gteleidtelijk wjéeil
in kalmer sferen en als 'tlied uït ia,
staan Z'a Sint wöeir met groote vraagtoogen
„vol WetVacihting" aan te -staren.
HÜ begrijpt hun blikken.
,jHeel mooi, kinderen! Heel mooi get-
ziongejn. En daarom krijfef je nu, ook al'lé-
maal' wla|t, van 't moois an lekkers opi die
groote tafels daar. Als d© dames mij
'misschien bij 'tuitdeelen wat helpen
Will en
O, de overgioote behoadzïaaJmheid, wpar,
mee Sinterklaas nu van zi'n. hoogeni -ze-
iel afdaalt 1 Maai' ondanks 't hengelenidd
afgetrapte sc'hulpjo van zl'n onderkleed'
bereikt hij' nu' ook zondier ongelukken den
grond. ne6mk daar den staf weer oveï
.uit de handen van zi'n. .voortrelflfelijlkeini
Pie* en vat post bij! die lange volbeladen
tafels.
Alles is van- tevoren zpo keurig gist
regeld: al 't lekkers afgeteld, bij! je-ier
Cadeautje de naam van 't .kind voor wie 't
bestemd is, geschreven I 'tUitdeelen kan
vlug van stapel loop-en, en Sjnt beeft
niets andeis te doen, dan de opgetogen
kinderen gada te slaan en hun dank ffi
ontvangst tel nemen.
Wat zijin z'g rijk! Elk elen Koek! En! een
borstplaat! Ein eèn appel! En' een sluilkerén
beast 1 Is 'tniet te veel', om zloo- ineenS] te
bevatten? En dan nog z;oo' mooi cadearn
tie! Eh dat allemfea.ll.. alltemaal Van disi
goeie lieve Sinterklaas! 't Kinderhartje is
te vol, de stralende kijkers moeien lfuxi
overgroot© dankbaarheid, uiten.
't Ontroert hftmi meer, d/an hij zichzélf
bekennen wil. „Je zdudt er haast die
'b'elnaluiwdheid ©n de verder© mugeïttafe
ken van je maskerade v-oor ov'er h'ebn
ben", jlenkt bij',
Een paar aardige kleine incidenten;
ztooals je ze ajtjjdl met kinderen hebt, ont
breken natuurlijk ook nu niet. Zoo de
kleine, dikke jongen!, die tranen' met
tuitten staat td huilen, omdat hij het npn^
penfornuisje dat hém straks bffi vergi'sk
sing is toebedeeld, weer inruilen moet
voor zijin eigé11 cadeahtje. Gelukkig
bljjlkt dg rechtmatige eigenares .vSA
kooktoestel een, afstammalingetjfe van
Diana tg w'tezien: Ze verklaart zich ten
minste tevreden met den proppenschieter.
Huil maar niet meer Jan, nu. mag iel pof
fertjes bakken.
En zoo 't allerliefste mieiske, dat heel
badteesd Sint 'komt danken, maar als zia
vlak voor bami staat, plotseling moed'
vat, zjjln hajid grijpt en hem toefluistert,;
„of 'hij ha,ar asjeblieft 'n tfeifo zlusje wil
bi'eingein. Dan magl hij! de pop wel' terug
hebben." En heel ernstig belooft Sint: „Hij
Izial 'z'n best doen voor 't zusje. Eni de
m-ooie, nieuwe pop mag zó toch hoadenU
Zie'z'oo, elk heeft z:'n deel, 't feest loont
teln einde. Nog een hartelijlk! afscheids!-
liecü aan Sint en zin keohtje, en buigend
ten waardig zooals hij güefcomen is. ver
laat dg hooge bezoeker de zfeal'. Ert zoo-
dra dg deur achter 'die twee gesloten is,
stellen de onderwijzeressen vlug hun
troepje in rij1 en geffd. Want nu hebbent
d'a kinderen slechts één verlangen: „Zoo
gauw mogjelijk naar buis! Alles aau Moe
der vertellen, en al hun schatten laten
'zienl"
Bij 't afmiarch'eeïen, fluistert 'f ondeav
wjjteferesje, dat straks zoo heeft moeteh
lachen, haar oudere collega toe: ,.Was
ta'e dat een Sinterklaas, 1 IE en Klaa-s
was het, ]at: een houten!" Waarop de
adder toestemmend knikt: „Ze moefein
da'ar ook nooit abders dan een oinderwijlzlér
voor nemen."
'tWasl niet voor Betty bestemd, mla'aï
tz!e heeft het toch gehoord'. En oneens
krijgt 'ztg medelijden met ;haar aSmlenl
broer. Want nu pas beseft z(e. hoe moeit,
lijk beünl ,'dezte ongewone taak gleVallenl
knoet zijin Fn zoodra ze hajar kinderten
veilig geëxpedieerd heeft, wipt zte het per1-
soneels-fcamertjö binnen.
Met een vuurrood. bezWeet gezicht
staat Frits te! peuteren aan de veiligheidsli
spelden op zijn rug. Alle overige teekenen:
van zijp, waardigheid liggen .om hem
heien verspreid ma.ar met zfn kanten oh-
dgr jurk heeft hijf geen wieg .gewette^
Gelukkig, dat je komt, zlufcht hij'. „Ik
durfde ide niet gaan Wasschen, z'oolang ik'
m'n statiekleed nog aan had."
Dan terwijl z'e hem losspeldt, vischt
hij een beetje onzieker: ,,'k Heb .er niet
veel van terechtgebracht, he?"
,VZeker wel", Zegt z'e hartelijlk'. „H
Was héél aardig! En de kinderen heb1:
ben een boel pret gehad' en waren, echt
tevreden. En daaTom was 't toch maar
begonnen, niet?
Opgelucht dompelt hij z'n verhit .hooid
in 'tfrissehe water en wdscht en plast
naar hartelust. En, even later, als hij1 zich
staat af te drogen, komt de schalk weer
bij helm, boven.
.(.Bisschop te zijp, is nog niet ieders
werik hoorl" vetzucht hij. lachend. .'Ijs!
b'an tenminste blij1,, dat 'k letteren gekóz'en'
heb' en geen thologiel"
P. J. C. D'E; Ya (NllRiiCf.)
SINT NICOLAAS.
Eir is geen heilige, wieus naam meer al
gemeen wordt gleWaairdeeTd m ons rand
em geeu peiligle tevens, wiens algemeené
bteBeindheid eveü gtoofe onbekendheid mag
heeten.
De Katboliel&ni Wetem flat Sint Nicola as
een heusoha heiliga is. In Amteterilam is
zijn pafcrpuag.e gtehuldigd in' een; monu
mentale k'erk m|aar overigens staan ook
de omizeia tamelijk; vreemd tegenover zijn
figuur.
En toch, er is h|a,asf geert heilige wiens
voorbeeld nuttiger is vo,or juist ouzen
kbudein, hebzuefftigeU tijd.
Ale;n leest van hem teekfenep van sobere
zelftëihearechjng' reeds iit zijn prilste jeugd
en als jongeling1, vroegtijdig wees, ver
deelde hij zijp groote rijËdpmméii onder de
weduWen em weeze®. Hij was vriendelijk!
e,n offervaardig vopr iedereen en wist ©p
de meest kiescbe wfjzie behioeftigeni bij
te staan.
Een feit beeft' aawleidibg! gjegeven tot
hot gebruik! der sehpenfjes eu klompjes
voor 's heiligen nachtelijk! bezoek;
Er was eer» man", die zijn vermttgem; ver
loor en zoo arm werd d,a|t hij voor zijp drie
ï'e«ldsch|opnie dochitwr-s geer? andoren' uit-
wegl meende te ziew dan! ze aan' de on
deugd over te leveren,
Sittt Nicolaas wist' drï© uaohteh aehter-
est» een bèurs m'eb gpud! in zijn huis té
werpen. De derde ma,al ontdekfte de yadpr
ham. Hij viel den heilige, fcë vpetj om hem
te bedanken. Deze teebter zeide hem: „Sfai
op en- loof God, Want Hij heeft] ,u doog mijl
da gepad® gesohonkten u voor zWjare zou
den te behoeden. Maar spreek niet over
Natuurlijk' m,a,akte zijin vrijgevige
memsehliefde geweldigen indrufc' en om
zich aaln de liofprijzingBn der mensc'hfin te
onttrekken verblorgi hij zich in een kloos
ter. Da.ar kreeg' hij eau droom, wannm
hem ecu. ander veld v,an werkzaamheid
werd aangewezen. Hij verliet hef klooster,
Hij Ewam' te' Myxia, hoofdstad van uyeië,
waar 'da Christepeii hem1, opj HoVennai'uur--
ljjkle wijlze voorgelicht, 'tot bisschop verhie
ven/. Daar verliep zijn leven vol wonder-,
haarlijkle daden. Maar do grond toon1 whti
altijd zijn vrijgevigheid, zijn gastvrijheid
eu zijn groote versterving. Hij Was eeu-
toevlucht voor alle htehoeftigdu ep zelfs
Vopr veroordeelden', waarvoor hij eens zelf
in den kerker werd gtewlorpen.
Hij stierf dein Sen December 352 1 zijd
geboorte viel riopd' 300 tte Paterla) in liyeië
onlder heb bidden vanl den treffan den
deirtigiste® psalm. Op U, d Hew, heli iS
gehooptBij de wtoprldem', „in uw» han
den beveel iki mijnen gleest", die iederen
avond in lie completen wprdenj .gezongen,
verliet zijn ziel hef lichaam-
Na zijn dood gebteurdep door jrfjh tus-
BchenkloiUsfc gnopfe wonderen.
B.eiielnid is hpe een oneerlijk christen klie
een gpcdgfelchovige Jppdschen geldschieter
wilde bedriegen, nadat hij yalschelijE
zwloer bij do nBg'edpiChtenis van Sint' Nico
laas, door dein, dopd w'erd getroffen, Wlaar-
O'P de Jood1 ehristein1 Werd!
Eu poik! hoe een rijk mlan 'die eeln gouden
bekér als ex-vpfco ,asia dep heilige beloof
de, en als een echte gierigfenrd fenl slotte
kleiner Voorwerp wilde afstaan, Werd
gestraft'. Zijp kind viel met den gouden;
beklar fn het water, iffaar werd cLook Sint
Nicotaaa geïe(li de vader echter had in de
pu'teletteiide droefheid dé straf voor rijn
schrielheid' gehad.
Zoo was het leyeini 'ya|p Bint' NiclolaaS
eau voorbeeld' van vTijgOvigh'eid: en' ont-
hechtipgi van jaahd^ebc goederen.
Als allep, die deze dpgen aan pakjes en
surprises doen, zich' eend goéA' indachten
iu dep waren geest v!aiu Sjflt NicOlaas, die
niet eep mythische figipur, ma,ar een echt
reëel eu handelend menschl id geweest en
'dag tiiaph'ttep zichl er ietd van eigen! te
maE|ep|l Do.t ware het' schteomste Sint Ni-
ciolaiapfeiesti.
,W"aU't jaajj niets heeftpohz'e tijd' meen hè-
hoefte da® iaap hef Volgen' van ;de ehristfl-
lijïte opvattingerj omtrent hebben' ten gé
ven. Hierdoor zou het gpluk] 'der men
schep, ookf op deze wereld, hbitengieWocn
rijd giebaiait- iWant' als er eenerrijlds ,?teen
grooter voldeenipa! is dan zijn: bézit' te
hiestddep a,aP het heil Vanl andefreh, er is
geep gtropter opgeluH voor ded me'nsch,
dan sLaiaf tie zijp v'an zijb g|0:ud.
„O. D."
Het Sint-Nicolaasklompje
der armen.
Silnt Nicblaps Eiwani1 Wèer ip 'f lan'dj
Tot blijheid vapl de jeugd1, i
En ouders ookl uit elkep stand
Zijn met de jeugd verheugd.
Maiar eenzaam zat een jpnga vrouw
Te schreien bij derS Eaaird,
iWa.air ze in, het hoekje vam de schouw
Eep htompje hooi 0P1twa,apt.
Het kïpmpje van heur eepig" kind,
Dat vol verwjatohting sliep-,
En in zijn drppinep tof den Si®t
Om Brood ep Sfeertjes riep.
Om' brpod en kleertjes, 'f geen de vtouwi
Heur kiu|d piet geven kan,
Sin|ds haap gedompeld hjeeff ip rouw
't Verscheiden vaP hpur m,ap.
Bij' 't sluiten! hing er aap da de.ur
D-ieu avoMd' een' paikjkiet;
Haar teer gelaat glpeit tot eten kleur,
Verblijd' zoekt Zij heur bed.
Eu d'and'ren morgen vpnd het kind
Bij 't klompje volop krppjd'
Ein warme kleertjes vap een vriaid!
Der armen ip den njood.
Geknield naast moeder Wadi hef kind
Met groote dau|k!b|aarheid'
Eem Wees-giegirpetje vopr dep S.int, I.
Die beiden had verblijd!
O. v. d', M, ,Zoo.m"j
is vooral een doosje met
net uitgevoerde NAAM
KAARTJES met Couverts
Aanbevelend
DRUKKERIJ N.Z.C.