renhoek olaas KER, larkt 17 'n Mooie surprise n el keuze in ïaphonen, enz., bij: DELBURG Eén uur bisschop. coufè&ftt Breda enken srijgen vrat de heeft gebracht elen uit het vele ide Poppen, Es- lipoppen, Naai- wdoozen, Griffel- fiegen, Wiegen- •eren, Bezems, vaschgarnituurs, Koffiemolens, sen, Dejeuners, ramen, Treinen, teboeken, Kleur- arden, Paarden, Tafeltjes, Stel- ETALAGrE. gt het binnen. 3 'week16" °P d® pblad voor Zeeland, .v.p.) 2 ets. worden verzonden SBVT-NICOLAAS 1924 Tweede Blad, behoorende bij de „Nieuwe Zeeuwsche Courant" van 4 December 1924. (Een Sinterklaasvertelling.) „Dat hoort zoo," zegt ze en gaat doodbedaard voort, het op den rug dicht te spelden. „'t Is nog wel een handbreed van den vloer, je schoenen komen er heelemaal onderuit. Als ik 't nog hooger opspeld, komen je broekspijpen voor den dageen fraai gezicht! Eigenlijk moest je witte kousen en rood satijnen muilen dragen, weet je dat wel?" „Voor mijn part klompen," zucht hij. „Als je die rok maar wat ophaalt, want, waarachtig, ik breek er m'n hals nog over!" Ze lacht zich tranen om z'n angst. ,'t Kan heusch geen kwaad, geloof me. Alleen als je straks het trapje van de estrade opgaat, dan moet je van voren even dat onderkleed op tillen denk er maar goed om, anders trap je er op." „'k Weet al vooruit, dat ik dat vergeet," profeteert hij somber. „Toe maar, welk martelwerktuig volgt er nu?" Zonder tegenstribbelen laat hij zich verder aankleeden. Maar als ze hem den baard begint voor te binden, stijgt zijn wanhoop ten top. „Schei uit, 'je smoort meZoo kan ik er toch geen woord uitkrijgen!" „Wou je soms liever, dat hij je straks afzakte? Als je zoo'n ding niet stijf bindt, krijg je er altijd misère mee." „Maar die snorharen kriebelen me in m'n neus. Dat houd ik nooit uit." Ze heeft niet eens antwoord meer, maar past hem bedaard zijn pruik op. op. „Zeg", klinkt het opeens gesmoord onder den baard uit, „wie heeft dat ding verleden jaar voor z'n mond gehad?" Ze is nu aan den mijter genaderd. Met wijding drukt ze hem die om de slapen. „Veel te klein! Staat me bovenop m'n hoofd," moppert de baardstem. „Wacht maar, ik zal je pruik wat verschuiven. Zoo, nu is 't beter, niet?" „Geen sprake vanhij staat gewoon te dansen. Zoodra ik mijn hoofd be weeg, rolt hij over den grond." Ze wordt eindelijk ongeduldig. „Dan hou je je hoofd maar een beetje stil. Je hoeft er toch niet mee door weer en wind! Gerust, zoo erg tocht het niet in het gymnastieklokaal. Kom, trek nu je handschoenen aan, dan hen je klaar. Kijk me die Piet eens, wat een prachtige drop neger! Je zou de wereld met hem uitloopen Geen kwartier later klinken er drie luide slagen op de deur der gymnastiekzaal. En bij dat geluid beginnen opeens honderd vijftig hart jes sneller te kloppen, honderdvijftig paar wijd open kinderoogen richten zich vol spanning op die gesloten deurhonderdvijftig kleine geloovigen houden den adem in. Want 't groote oogenblik is daarhun afgod, de held van hun stoutste kinderdroomen, nu zal hij zich in levenden lijve ver- toonen; het ideaal zal werkelijkheid worden En ja, daar gaat de deur open en hij is het, hoorNóg grooter, nóg indrukwekkender, nóg rooder en gouder, dan ze zich hem hebben voorgesteld. En een zucht van ver ademing, van bewondering, van on uitsprekelijke bevrediging ontsnapt aan al die dichtgesnoerde keeltjes! Feest, louter feest treedt voor hen met die rood-gouden gedaante naar binnen, en bij iederen stap, dien hij nader komt, beginnen hun kijkers helder te stralen. En o, kijk toch, daar is zoo waar Piet ook, de wonderlijke Zwarte-Piet, als 't kan nog meer populair dan z'n meester, omdat ze hem „zoo vreeselijk lollig" vinden. Nu ontbreekt er dan toch ook niets meer aan hun geluk, en nu willen, nu moeten ze zingen, uitjubelen de vreugde van hun hart! Sint en z'n Piet schrijden onder 't gezang plechtig voort en zetten koers naar de kleine estrade aan 't boven einde der zaal. „Hij doet 't goed," denkt Betty °pgelucht. „Wat loopt hij „echt" en Wat waardig knikt hij met 't hoofd! Als hij nu maar om z'n rok denkt." Juist op dit oogenblik is-Sint tot voor zijn troonzetel genaderd, hij bestijgt de kleine verhevenheid, lang zaam, waardig, in de eene hand den gouden staf, in de andere het groote boek O God, hij wankeltBetty's hart staat stil!Ze ziet hem zwenken en zwaaien, de hooge punt muts waggelt onheilspellend heen en weer.... zal hijzal hij....? 't Zou toch al te vreeslijk zijn Daar hoort ze een krak, Sint's groote gestalte richt zich op. Goddank, het gevaar is geweken. Als hij zich omkeert en zitten gaat, ziet ze, dat één schulpje van z'.n kanten onder kleed afgescheurd is. En och die stakkerd, hij ziet nog wit van den schrik. Onverdroten zijn de kinderen blijven doorzingen. Ze hebben ge lukkig niets gemerkt. Maar de arme Sint heeft slechts even tijd, om wat op z'n verhaal te komen, want nu is 't lied uit. Diepe stilte daalt in de groote zaalde beurt is aan Sint Nicolaas. Hij heeft van te voren zoo'n aardige kleine speech in elkaar gezet. Hoe begon die ook weer? O ja! En hij richt den blik op de luisterende kinderschaar. Maar, groote goedheidWat kijken die kinderen! Zóóveel verwachting, zóóveel geloof, zóóveel heilige ver eering stralen hem tegen, dat het hem overweldigt, hem van zijn stuk brengt. Zie toch, dat kleintje op de voorste rij! Met gevouwen handjes, 't hoofdje wat op zij, staat ze hem maar aan te kijken in heilige ver roering. Wat zou dat kindje wel van hem verwachten? Dat hij zieken genezen, wonderen verrichten kon? Dat hij haar rijk en gelukkig kon maken, een prinses in een gouden paleis? En opeens voelt hij zich klein en onmachtig, een bedrieger in z'n rood satinet en goudpapier. Z'n voorhoofd, z'n handen voelen klam. Wat moet hij toch zeggen tegen deze geloovige kleine menigte? Wat voor schatten heeft hij wel meegebracht, om onder hen te verdeelen? Maar nu ziet hij de gezichten der onderwijzeressen, die ieder achter hun groepje staan. De eene staart hem aan in grenzelooze verbazing, een tweede doet al haar best, 'tniet uit te proesten van 't lachen, bij een derde staat de verveling duidelijk op haar gezicht te lezen. En Betty? Woedend is ze! Haar gefronste wenkbrauwen, haar verwoede blikken roepen hem toe: „Wat zit je daar nu te suffen? Steek toch van wal! Moet je mij nu zoo te schande maken Ja ze heeft gelijk: 't moet! En hij vermant zich. Maar z'n mooie speech is hij totaal kwijt. Wat hij dan zeggen zal? Vopruit, hij zal wel wat be denken. „Dag kinderenEenvoudiger kan 't niet. „Dag Sinniklaas!" komt prompt, in koor, het antwoord. „Jullie bent allemaal wel zoet ge weest, he?" „Ja Sinniklaasmet volle overtui ging. De ergste deugnieten schreeuwen het hardst. „En daarom ben ik van het jaar ook maar weer bij jullie gekomen. Dat vinden jullie toch zeker wel prettig „Ja Sinniklaas„De hoofden rollen haast van hun romp zóó knikken ze. „En daarom heb ik ook wat voor jullie meegebracht. Maar eerst te rechter tijd herinnert hij 't zich nog maar eerst moet ik nog eens kijken, hier in m'n dikke boek Lieve help, hoe moet hij zich nu redden Waar moet hij dien staf zoo lang laten, als hij in dat boek wil bladeren? Hulpeloos kijkt hij om zich heen, maar daar staat opeens Piet naast hem, die hem met een buiging van het lange onhandige attribuut verlost. „Gelukkig dat ik een vakman tot m'n hulp heb," zucht hij bij zich zeiven en slaat dan het geduchte boek open. Maar reeds stuff hij op: niemve moeilijk heden. Daar heb: je omi te beginnen dien fatijfter: zoodra hij zi'n hoofd yoprtwete buigt, wordt dat ding. topzwaar ei1* dreigt van zi'n hoofd te rollen. Bovendien1 krief- beleai izi'm snorharen hem hu in dap heus. Rechtop ;zffteM gaat ook piet; hoe kan hij dan over a'n baard heenkijkend uit - dat gejkïajbbel van al die lijntjes met naman wijs worden? En och, hij heeft hot toch z'oo s ikhenauwdl En wat moet lip toch tegen al die brave 'dn stoute kinde ren zteggen? Die lange predikaties kos ten ziooveel ijjjd! Opeens krijgt hij een prachtigén inVal. „Weet jei watl Vanavond kom ik! toch nog bij' jullie aan buis. Dan moest ik alles wat ik juffie nog zeggen wou, maar tot z!oo lang uitstellen." En klap, het diHte hoek wordt dichtgeslagen. Ze zijin het er volkomen rbee eens, Geen kind1, zleif's niet het onschuldigste hartje, of het schenkt Sint graag dat g'ei- deeite van! zl'n bezoek. Je kunt immers nooit wieteii? Volmaakt is hu eenïrtaal nietoiand. Maar de mnderwijiz'eressen nemen 't andprs op. Druk telegrafesren zfe naar Betty! „Wat is dat nu? Heb jij dat 'z'oo ïffet hem afgesproken? En wat moet er nu terechtkomen van de .„zfeit" scène met Heintje Bok? We hadden toch zjoo ge- hoopjt, 'dien kleinen geweldenaar eens tc intimideerenl" ,'JIk kan 't heusch-,niet helpen,'' snuff 'ife mtoedeloos terug. „Ik heb hem alles zpQ goed voorjjteziegd." fiint is ondèr die bedrijven dapper verder gegaan. Nu begint er schot iu te komfen. Jn. de verre toekomst ziet hij izfelfs 't oogenblik al gloren, dat hii dien baard pn dien pruikeboel' en dien langen nauw en rokEn ,o heimtel, wat verlangt hij naar een groote komi met friseh. koud watert 'Dus yol moed zijjin. rol verniet: doopgespenld. „En kinderen, k'untien juffie wel goéd; grabbelen „Ja. Sinniklaas 1" 't Klinkt als een in gehouden juichkreet. .Mooi, kom dan maar eens wat dich terbij!. Dan. zal ,Piet. ff' Een hagelbui van suikertjes k)ïetteij( op de aanstormende kinderen meer en gierend' van pret rollen zie op den gjrond om hun deel van 't lekker» td bemachti gen. Np Mjjkt pas, hoe goed1 die Piait zljjn vak verstaat: nu voor, dan achter) nu links, dan rechts, zoo ppa vlak 'in 't midden, nuj wöer in den versteh hoekt öv'eral tegelijk laat hü zijn JiefeW neerdalen', bij handen vol'. Hé, dat is nog eens strooien I En dat is nog paS gfrahbeleh Sint 671 de onderwijtzteresaeïi kijkien lachend toe. 'tls ook zoo'n allerveKmal' Üjjkst g'elzicht, dat aa-abWelen. E'e heele' maatschappij! in 'tKlein zie je er in weer spiegeld; ongeluksvogels naast geluksl- tinderen, handige slimmerds en suffige halzen, rustige zoekers naast opgewonden fortuinmakers. Daar ligt epr een op de knieën en schept met twee handen1 da Schatten bijteen, ginds loopt een ader naaTstig tel zloakea in een hoekje, waar geein suikertjel is heengerold. Eerlijkheid en beding, edelmoedigheid ©n afgulnst, alle deugden en ondeugden komeh er bij! bo ven, matigheid! haast snoepizhchfl, .vareky foige gierigheid maast vorstelijke 1 miilffj dadighei'd. Wie z;'n kMeren goed" wil' l'ee» ren kennen, moest zie eigenlijk! eerst eens zien grabbelen. Maar ten, slotte komt aan alle heerlijk heid een, eind, ztelfs ook aan den onuitoiutr telijkten voorraad in 't sloop van zwarte Piet. En na nemen Betty eh haar collega's maar even d'e leiding: zij zetten een Sin terklaasliedje jn en laten de kinderen daarbij in' 'trond marcheelren. Zoo glijdt het uitgelaten troepje gteleidtelijk wjéeil in kalmer sferen en als 'tlied uït ia, staan Z'a Sint wöeir met groote vraagtoogen „vol WetVacihting" aan te -staren. HÜ begrijpt hun blikken. ,jHeel mooi, kinderen! Heel mooi get- ziongejn. En daarom krijfef je nu, ook al'lé- maal' wla|t, van 't moois an lekkers opi die groote tafels daar. Als d© dames mij 'misschien bij 'tuitdeelen wat helpen Will en O, de overgioote behoadzïaaJmheid, wpar, mee Sinterklaas nu van zi'n. hoogeni -ze- iel afdaalt 1 Maai' ondanks 't hengelenidd afgetrapte sc'hulpjo van zl'n onderkleed' bereikt hij' nu' ook zondier ongelukken den grond. ne6mk daar den staf weer oveï .uit de handen van zi'n. .voortrelflfelijlkeini Pie* en vat post bij! die lange volbeladen tafels. Alles is van- tevoren zpo keurig gist regeld: al 't lekkers afgeteld, bij! je-ier Cadeautje de naam van 't .kind voor wie 't bestemd is, geschreven I 'tUitdeelen kan vlug van stapel loop-en, en Sjnt beeft niets andeis te doen, dan de opgetogen kinderen gada te slaan en hun dank ffi ontvangst tel nemen. Wat zijin z'g rijk! Elk elen Koek! En! een borstplaat! Ein eèn appel! En' een sluilkerén beast 1 Is 'tniet te veel', om zloo- ineenS] te bevatten? En dan nog z;oo' mooi cadearn tie! Eh dat allemfea.ll.. alltemaal Van disi goeie lieve Sinterklaas! 't Kinderhartje is te vol, de stralende kijkers moeien lfuxi overgroot© dankbaarheid, uiten. 't Ontroert hftmi meer, d/an hij zichzélf bekennen wil. „Je zdudt er haast die 'b'elnaluiwdheid ©n de verder© mugeïttafe ken van je maskerade v-oor ov'er h'ebn ben", jlenkt bij', Een paar aardige kleine incidenten; ztooals je ze ajtjjdl met kinderen hebt, ont breken natuurlijk ook nu niet. Zoo de kleine, dikke jongen!, die tranen' met tuitten staat td huilen, omdat hij het npn^ penfornuisje dat hém straks bffi vergi'sk sing is toebedeeld, weer inruilen moet voor zijin eigé11 cadeahtje. Gelukkig bljjlkt dg rechtmatige eigenares .vSA kooktoestel een, afstammalingetjfe van Diana tg w'tezien: Ze verklaart zich ten minste tevreden met den proppenschieter. Huil maar niet meer Jan, nu. mag iel pof fertjes bakken. En zoo 't allerliefste mieiske, dat heel badteesd Sint 'komt danken, maar als zia vlak voor bami staat, plotseling moed' vat, zjjln hajid grijpt en hem toefluistert,; „of 'hij ha,ar asjeblieft 'n tfeifo zlusje wil bi'eingein. Dan magl hij! de pop wel' terug hebben." En heel ernstig belooft Sint: „Hij Izial 'z'n best doen voor 't zusje. Eni de m-ooie, nieuwe pop mag zó toch hoadenU Zie'z'oo, elk heeft z:'n deel, 't feest loont teln einde. Nog een hartelijlk! afscheids!- liecü aan Sint en zin keohtje, en buigend ten waardig zooals hij güefcomen is. ver laat dg hooge bezoeker de zfeal'. Ert zoo- dra dg deur achter 'die twee gesloten is, stellen de onderwijzeressen vlug hun troepje in rij1 en geffd. Want nu hebbent d'a kinderen slechts één verlangen: „Zoo gauw mogjelijk naar buis! Alles aau Moe der vertellen, en al hun schatten laten 'zienl" Bij 't afmiarch'eeïen, fluistert 'f ondeav wjjteferesje, dat straks zoo heeft moeteh lachen, haar oudere collega toe: ,.Was ta'e dat een Sinterklaas, 1 IE en Klaa-s was het, ]at: een houten!" Waarop de adder toestemmend knikt: „Ze moefein da'ar ook nooit abders dan een oinderwijlzlér voor nemen." 'tWasl niet voor Betty bestemd, mla'aï tz!e heeft het toch gehoord'. En oneens krijgt 'ztg medelijden met ;haar aSmlenl broer. Want nu pas beseft z(e. hoe moeit, lijk beünl ,'dezte ongewone taak gleVallenl knoet zijin Fn zoodra ze hajar kinderten veilig geëxpedieerd heeft, wipt zte het per1- soneels-fcamertjö binnen. Met een vuurrood. bezWeet gezicht staat Frits te! peuteren aan de veiligheidsli spelden op zijn rug. Alle overige teekenen: van zijp, waardigheid liggen .om hem heien verspreid ma.ar met zfn kanten oh- dgr jurk heeft hijf geen wieg .gewette^ Gelukkig, dat je komt, zlufcht hij'. „Ik durfde ide niet gaan Wasschen, z'oolang ik' m'n statiekleed nog aan had." Dan terwijl z'e hem losspeldt, vischt hij een beetje onzieker: ,,'k Heb .er niet veel van terechtgebracht, he?" ,VZeker wel", Zegt z'e hartelijlk'. „H Was héél aardig! En de kinderen heb1: ben een boel pret gehad' en waren, echt tevreden. En daaTom was 't toch maar begonnen, niet? Opgelucht dompelt hij z'n verhit .hooid in 'tfrissehe water en wdscht en plast naar hartelust. En, even later, als hij1 zich staat af te drogen, komt de schalk weer bij helm, boven. .(.Bisschop te zijp, is nog niet ieders werik hoorl" vetzucht hij. lachend. .'Ijs! b'an tenminste blij1,, dat 'k letteren gekóz'en' heb' en geen thologiel" P. J. C. D'E; Ya (NllRiiCf.) SINT NICOLAAS. Eir is geen heilige, wieus naam meer al gemeen wordt gleWaairdeeTd m ons rand em geeu peiligle tevens, wiens algemeené bteBeindheid eveü gtoofe onbekendheid mag heeten. De Katboliel&ni Wetem flat Sint Nicola as een heusoha heiliga is. In Amteterilam is zijn pafcrpuag.e gtehuldigd in' een; monu mentale k'erk m|aar overigens staan ook de omizeia tamelijk; vreemd tegenover zijn figuur. En toch, er is h|a,asf geert heilige wiens voorbeeld nuttiger is vo,or juist ouzen kbudein, hebzuefftigeU tijd. Ale;n leest van hem teekfenep van sobere zelftëihearechjng' reeds iit zijn prilste jeugd en als jongeling1, vroegtijdig wees, ver deelde hij zijp groote rijËdpmméii onder de weduWen em weeze®. Hij was vriendelijk! e,n offervaardig vopr iedereen en wist ©p de meest kiescbe wfjzie behioeftigeni bij te staan. Een feit beeft' aawleidibg! gjegeven tot hot gebruik! der sehpenfjes eu klompjes voor 's heiligen nachtelijk! bezoek; Er was eer» man", die zijn vermttgem; ver loor en zoo arm werd d,a|t hij voor zijp drie ï'e«ldsch|opnie dochitwr-s geer? andoren' uit- wegl meende te ziew dan! ze aan' de on deugd over te leveren, Sittt Nicolaas wist' drï© uaohteh aehter- est» een bèurs m'eb gpud! in zijn huis té werpen. De derde ma,al ontdekfte de yadpr ham. Hij viel den heilige, fcë vpetj om hem te bedanken. Deze teebter zeide hem: „Sfai op en- loof God, Want Hij heeft] ,u doog mijl da gepad® gesohonkten u voor zWjare zou den te behoeden. Maar spreek niet over Natuurlijk' m,a,akte zijin vrijgevige memsehliefde geweldigen indrufc' en om zich aaln de liofprijzingBn der mensc'hfin te onttrekken verblorgi hij zich in een kloos ter. Da.ar kreeg' hij eau droom, wannm hem ecu. ander veld v,an werkzaamheid werd aangewezen. Hij verliet hef klooster, Hij Ewam' te' Myxia, hoofdstad van uyeië, waar 'da Christepeii hem1, opj HoVennai'uur-- ljjkle wijlze voorgelicht, 'tot bisschop verhie ven/. Daar verliep zijn leven vol wonder-, haarlijkle daden. Maar do grond toon1 whti altijd zijn vrijgevigheid, zijn gastvrijheid eu zijn groote versterving. Hij Was eeu- toevlucht voor alle htehoeftigdu ep zelfs Vopr veroordeelden', waarvoor hij eens zelf in den kerker werd gtewlorpen. Hij stierf dein Sen December 352 1 zijd geboorte viel riopd' 300 tte Paterla) in liyeië onlder heb bidden vanl den treffan den deirtigiste® psalm. Op U, d Hew, heli iS gehooptBij de wtoprldem', „in uw» han den beveel iki mijnen gleest", die iederen avond in lie completen wprdenj .gezongen, verliet zijn ziel hef lichaam- Na zijn dood gebteurdep door jrfjh tus- BchenkloiUsfc gnopfe wonderen. B.eiielnid is hpe een oneerlijk christen klie een gpcdgfelchovige Jppdschen geldschieter wilde bedriegen, nadat hij yalschelijE zwloer bij do nBg'edpiChtenis van Sint' Nico laas, door dein, dopd w'erd getroffen, Wlaar- O'P de Jood1 ehristein1 Werd! Eu poik! hoe een rijk mlan 'die eeln gouden bekér als ex-vpfco ,asia dep heilige beloof de, en als een echte gierigfenrd fenl slotte kleiner Voorwerp wilde afstaan, Werd gestraft'. Zijp kind viel met den gouden; beklar fn het water, iffaar werd cLook Sint Nicotaaa geïe(li de vader echter had in de pu'teletteiide droefheid dé straf voor rijn schrielheid' gehad. Zoo was het leyeini 'ya|p Bint' NiclolaaS eau voorbeeld' van vTijgOvigh'eid: en' ont- hechtipgi van jaahd^ebc goederen. Als allep, die deze dpgen aan pakjes en surprises doen, zich' eend goéA' indachten iu dep waren geest v!aiu Sjflt NicOlaas, die niet eep mythische figipur, ma,ar een echt reëel eu handelend menschl id geweest en 'dag tiiaph'ttep zichl er ietd van eigen! te maE|ep|l Do.t ware het' schteomste Sint Ni- ciolaiapfeiesti. ,W"aU't jaajj niets heeftpohz'e tijd' meen hè- hoefte da® iaap hef Volgen' van ;de ehristfl- lijïte opvattingerj omtrent hebben' ten gé ven. Hierdoor zou het gpluk] 'der men schep, ookf op deze wereld, hbitengieWocn rijd giebaiait- iWant' als er eenerrijlds ,?teen grooter voldeenipa! is dan zijn: bézit' te hiestddep a,aP het heil Vanl andefreh, er is geep gtropter opgeluH voor ded me'nsch, dan sLaiaf tie zijp v'an zijb g|0:ud. „O. D." Het Sint-Nicolaasklompje der armen. Silnt Nicblaps Eiwani1 Wèer ip 'f lan'dj Tot blijheid vapl de jeugd1, i En ouders ookl uit elkep stand Zijn met de jeugd verheugd. Maiar eenzaam zat een jpnga vrouw Te schreien bij derS Eaaird, iWa.air ze in, het hoekje vam de schouw Eep htompje hooi 0P1twa,apt. Het kïpmpje van heur eepig" kind, Dat vol verwjatohting sliep-, En in zijn drppinep tof den Si®t Om Brood ep Sfeertjes riep. Om' brpod en kleertjes, 'f geen de vtouwi Heur kiu|d piet geven kan, Sin|ds haap gedompeld hjeeff ip rouw 't Verscheiden vaP hpur m,ap. Bij' 't sluiten! hing er aap da de.ur D-ieu avoMd' een' paikjkiet; Haar teer gelaat glpeit tot eten kleur, Verblijd' zoekt Zij heur bed. Eu d'and'ren morgen vpnd het kind Bij 't klompje volop krppjd' Ein warme kleertjes vap een vriaid! Der armen ip den njood. Geknield naast moeder Wadi hef kind Met groote dau|k!b|aarheid' Eem Wees-giegirpetje vopr dep S.int, I. Die beiden had verblijd! O. v. d', M, ,Zoo.m"j is vooral een doosje met net uitgevoerde NAAM KAARTJES met Couverts Aanbevelend DRUKKERIJ N.Z.C.

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1924 | | pagina 5