COURANT
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
ZATERDAG 3 FEBRUARI 1923
iken
ed Nieuws.
Apollonia. Credo
"Is ScWolashica»
•kberichten
|w Visitatie.
ninie wordt voor
|fct ;opi 6 lupm Om
I uur de HoogmiK.
Leering, apt 2
|ui het Patronaat
dat het haden
nuniedag is.
1
ïadwiaciht.
ons eau uitvoerig
te laten liggen tot
raus Willen we ech-
i die drie Belgische
eöds tot drie jaar
lite Belgische regee-
wordt gegeven hier
e'gen getuigen, ach-
en verdedjg'er het
It verschenen J. de
gdwfensclifc en wterd
|ïbr. zal geschieden.
Zierifet*.
zijn Dinsdag ver.-:
ktstoktar hij de Roti.
stede toil 160 'bi s,
|istering
a-kman, Tholen (hot
as beschadiging",
nkineeht. Poortvliet
kgens mishandeling;
j, lied'jeszaagSter,
tab f 5 b'. s. 2
landbduwWsKneöhty
B. 4,0 d. h, wegens
bevel van een aimb-
len aan een vordering
jjdon M. H., 45 j.>
j]m4 beklaagd geWeesi
Jtensgezel, Tholen Ibe-
mishandeling.
dij Schelde.
Je Scheepvaart heeft
Steld naar de oorzaak
^>p 17 November j.l.
i lipt zeilschip „Wil-
felgische s.s. „Sierri
tevtens over de vraagt
ite wijten aan leen
van dien schipper-etge-.
Idat de „Wilhelmina"-
|l03 netto tons matt
uit drie koppen.:
matroos. De scheer
la den met een soort
als bestemming Rn-
ongfevecr 2 uur rn den
Antwerpen yerlaten.
Jlitig1. Op het oogenblik
|vonds 11 uur, toen, men
Iter geankerd lag, was
lek.
wfcrd recht van voren
'in van de Sierra Ver-,
pper, heeit waarschijn-,
het vuur van Borselen
Jhelmina" kon nog naar
gesleept en jvOrd daar
is vergoed,
as hierna! "het verslaje
oor van den Belgischen
i, Verda". De schipper
«rlezing voortdiur end met
troepenDat liegt ie.
lairde verder na de aan-,
len te hebben pfgeschar
wijt, dat er niemppd'
wöordt de schipper, dat
ian dek van d|e geheele
mvaring toch niet had!
li.
oor de scheepvaart was
iet schip met drie man
:mand was. De schipper
met 4 man te varen,
1 wjas een jongen wegge-
hij met drie man de tes
L omdat die geheele tc,
wind was.
later uitspraak dpen.
met de in dit nummer
ivertentie over de iilni-
Canada te Goes op 13
wiji het volgende:
verslag Van mijn v erblijf
inacta.
nkpimjat 8 September 3 922,
irtrek 11 October 1922.
Bezochte streken.:
Ontario (het Zuidelijk
Le meren gelegen en het
aan de Canadian Nor
en aan de lijn Cochrane
gen), Manitoba (Winnipeg
aan de Canadian Pacific
iet Westenl Saskatchewan
ka toon en het terrein aan
en de C. Ji. R.), Alberto
thmore het hrjgafiedistric»
R., Edmonton en hel ter
I. P. R. en C. N. R- g®"
Westlock ou Eastburg,,
ija (Vancouver Victoria eu
.ïebec (de stad van dien
ein langs de oevers .der Sb
er en het terrein gelegen
oibaati Quebec-Montreal).
Algemeene Andriiki
groot en in vele gedcoltej1
met een grooten toekomst-
dt goede kansen aan een
ital Inndbouwers.
Ja zeker en zelfs nog wel zachter.
Hieronder laten we enkele jaten
volgen, waaruit de lezer gemakkelijk
kan afleiden, dat die goede oude tijd
ons toch ook in zachte winters nog
de baas was.
1172. In dit jaar was de winter zoo
zacht dat reeds op het einde van
Januari de vogels hunne nesten maak
ten en in Eebruari reeds jongen had
den, terwijl de boomen in Maart reeds
in het blad stonden.
1289. Dit jaar had man geen winter;
men zou gezegd hebben dat de natuur
geweigerd had haar gewone rust te
nemen en plotseling van den herfst
naar de lente was overgegaan. De
winter was zoo zacht, dat de jonge
meisjes te Keulen op Driekoningendag
(6 Januari) kronen van violetten en
korenbloemen in het haar droegen.
1421. Dit jaar zag men de boomen
in Maart en de wijngaarden in April
in vollen bloei. In laatst gemelde
maand had men rijpe kersen en in
Mei waren er al reeds druiven.
1538. Toen was de winter zoo zacht,
dat in Januari in de tuinen al volop
bloemen stonden.
1572. Reeds in Januari zag men
bladeren aan de boomen en in Februari
nestelden de vogels zich in hunne
takken.
1585. Hetzelfde verschijnsel deed
zich dit jaar wederom voor en met
Paschen had men reeds korenaren.
1607. Ook de winter van dit jaar
was buitengewoon zacht. Vorst was
er niet.
1659. Men behoefde in den winter
van dat jaar bijna niet te stoken. Het
vroor noch sneeuwde.
1722. In de maand Januari was het
zoo warm, dat er nergens meer werd
gestookt en men zich dunner kleedde.
1807. Ook de winter van dat jaar
was zeer zacht en nergens bespeurde
men ijs.
Herinneringen aan Pastoor
Verbraak.
In het „Koloniaal Weekblad" schrijft
M. Ch. v. Rouveroy v, Nieuwaal:
Naast diegenen, die hunne taak
verrichtten met het zwaard in de
hand, verrijst het zeker niet minder
inponeerende beeld van eenvoudig
Roomsch-Katholiek priesters, een man,
wiens naam voor altijd onafscheidelijk
zal blijven van dien van het terrein
van dezen oorlog, waar hij in den
dienst des vredes en van de mensch-
heid, even groote, ja vaak grootere
heldenfeiten verrichtte, dan zijne
militaire tijdgenooten.
Wij spreken hier natuurlijk van
pastoor Verbraak. Veel, veel langer
dan eenig militair (vergissen wij ons
niet, meer dan twee decenniën) wijdde
deze brave zich aan een zegenrijken
arbeid ten bate van zijne lijdende
medemenschen, welk geloof dezen
ook belijdden iets waarnaar hij trou
wens nooit vroeg. In pastoor Verbraak
kenden zij den man, die dag en
nacht bereid was de rampen van den
krijg te verzachten. Nooit spaarde hij
daarbij zijne krachten; het was dan
ook een wonder, hoe die altijd vriende
lijke man zijne bovenmenschelijke
taak zoo lang kon volhouden, Want,
hoewel hij nu en dan zijn arbeidsveld,
maar dan noode, den rug toekeerde,
voor een kort verlof, na ommekomst
daarvan, stond hij weer even frisch
en blijmoedig klaar zijn taak weer
op te vatten. Maar hij putte zjjn
krachtuitzijnediepegeloofsovertuiging
gepaard aan eene buitengewoon krach
tig plichtsgevoel, maar bovenal aan
eene allen omvattende liefde voor
zijne medemenschen.
Natuurlijk ontzegde hij zich letter
lek alle stoffelijke en andere wereld-
sche genoegens.
Onze pastoor sloot zich altijd aan
by een transport. Zoo'n transport
bestond uit een zeker aantal langzaam
lijdende ossenkarren, waarin de te
voorziene posten benoodigde levens
middelen, munitie en andere zaken
waren geladen; de begeleiding („dek
king") bestond in een grooter of
kleiner aantal infanteristen. Behalve
dezen waren er militairen bij, die tot
aanvulling van de bezetting van den
post dienden of van een verlof terug
keerden, terwijl bij terugkeer, afge
loste oi zieke militairen (deze laatste
vaak in brancards („tandoes") gedra
gen) medegingen. Waren de militairen
eene inlandsche vrouw als huishoud
ster rijk, dan marcheerden deze on-
i mede> dikwijls met een
hoofddeksel van hunne echtgenooten
op den zwarten haarwrong, allerlei
„barang" op den rug, en soms ook
nog met het geweer van haren „laki"
op den schouder.
t Was dus een bont gezelschap.
En daarbij voegde zich dan de reizende
pastoor. Nog zien wij hem vóór ons,
zooals hij daar op z'n paardje zat,
to z'n zwart priestergewaad, met een
grooten zonnehoed op het hoofd, soms
met een opgestoken witlinnen zonne
scherm daarboven.
Een indrukwekkende verschijning
was de brave man, aldus geëquipeerd,
beslist niet. Wel lokte zij hier en
daar een glimlach uit (hij was de
eerste om daarmede in te stemmen)
maar de man was te zeer bemind,
dan dat iemand hem ooit in die
vreemd aandoende uitrusting zoude
uitlachen of bespotten.
Werd het transport, wat zeer dik
wijls gebeurde, beschoten en begon
nen de kogels ook onzen pastoor om
de ooren te fluiten, dan steeg hij af
en leidde zijn rossinantje bij den
teugel.
Telkens werd hij dan aangemaand,
om in een der ossenkarren te kruipen
waar hij vrijwel geheel- veilig zou
wezen. Maar, daarvan wilde hij niet
hooren. „Och", zeide hij dan, „mij
zullen ze niet doodschietenzoo'n
zwartrok als ik doet hun toch geen
kwaad? Dat ze op jullie schieten, ja,
daar hebben ze gelijk in!" Maar
nam het vijandelijk vuur in hevig
heid toe, dan gebeurde het wel, dat
een paar stevige fusseliers den pastoor
eenvoudig oppakten en hem zonder
vorm van proces in eene osenkar
stopten; daar kon hij, veilig tusschen
de rijstzakken gezeten, de kogels
tarten.
Nergens was pastoor Ver baak zóó
in zijn element als in het groote
militaire hospitaal op Panteh-Perak.
Nergens had hij trouwens zulk eene
overvloedige gelegenheid den aan
drang van zijn ruim, menschlievend
hart te volgen. Werden er na de
eene of andere actie in de linies ge
kwetsten in hunne bloederige tandoe's
binnengebracht, dan was de pastoor
er haast even spoedig bij als de dok
toren.
Voor iederen zieke of gewonde had
hij een vriendelijk, bemoedigend
woord.
Had de stervende kinderen, de
pastoor wist wel wat hij voor die
arme schepseltjes moest doen; hij
zorgde, dat ze bij tamilileden of in
eene weesinrichting een nieuw tehuis
kregen. Uitte de lijder den een of
anderen wensch, onze menschen-
vriend deed wat hij kon, opdat die
wensch vervuld werd. Natuurlijk
bezogden zijn bemoeiingen op dit ter
rein hem een drukke correspondentie;
de postzegels en andere uitgaven
door zijne hulpverleening gevorderd,
kwamen, dat spreekt van zelf, uit
zijn lang niet rijken buidel.
Niets geeft een treffender beeld
van Verbraakt opofferingsgezindheid,
dan het volgende, dat wij over hem
vernamen: Eenige jaren vóórdat wij
zelf in Atjeh kwamen, beerschte in
en om Kota-Radja, ons hoofdkwartier,
eene allerhevigste cholera-epideme.
De sterfte aan deze moordende ziekte
was ontzettend. Geen wonder, dat
't verpleëgend personeel in het hos
pitaal den schrik om het hart sloeg,
en het soms veel moeite "kostte hen
in de cholerazalen te krijgen. Nauwe
lijks had onze pastoor dit vernomen,
of hij gaf het voorbeeld aan de wan
kelmoedige verplegers; onvermoeid
wijdde hij zich aan de verpleging
der zieken. De gevolgen van zijne
voortdurende blootstelling aan be
smetting bleven niet uit: ook hij
werd door de vreeselijke ziekte aan
gegrepen. Maar gelukkig, hij kwam
er weer boven op. Wie nu denkt,
dat hij zich thans zou sparen, kent
pastoor Verbraak niet! Neen, nauwe
lijks lieten zijn teruggekeerde krach
ten het toe, of hij vatte zijn liefde
werk blijmoedig weer op.
Het kon wel niet anders of een
man, die zoo absoluut zichzelf weg
cijferde, wiens hoogste geluk was
het geluk van anderen te bevorderen,
moest geacht en bemind worden door
een ieder, die hem leerde kennen.
Hij was een goed mensch, in de aller
beste beteekenis van het woord, een
waar Christen, die niet alleen dacht
en sprak in de taal van zijn Meester,
maar ook, en vooral, in dien geest
handelde, en dat was het juist, waar
door hij zulk een weldadigen invloed
op anderen uitoefende. Al hing hij
natuurlijk de dogma's van zijn ge
loofsrichting met volle overtuiging
aan, in zijn optreden naar buiten
was hij een trouw, opofferend dienaar.
Brave pastoor Verbraak, al heeft
het graf zich reeds geruimen tijd
over u gesloten, uw naam, uw per
soonlijkheid zullen steeds in levendige
herinnering blijven bij allen, die u
gekend hebben.
Naclitzittingen.
Onder dit hoofdje schrijft V. in de
„Nederlander":
In den nacht van 21 op 22 December
heeft de Tweede Kamer onafgebroken
vergaderd. Eerst om half zes des
morgens werd de zitting gesloten. De
Voorzitter bleef al dien tijd trouw op
zijn post, ofschoon hij reeds een
zware dagzitting achter den rug had.
Dat alles is te bewonderen, maar
naehtzittingen moeten toch uitzonde
ringen blijven. Dezelfde menschen,
die arbeidswetten maken, tot bescher
ming der werknemers, moeten hun
eigen werknemers ontzien en waar
de nachtarbeid wordt beperkt, mogen
de wetgevers, die de beperkende
bepalingen maken, toch zelf wel het
voorbeeld geven.
Ook hier kan de nood wetten breken.
In het Engelsche parlement komen
nachtzittingen herhaaldelijk voor. De
deuren worden daar soms gesloten,
zoodat geen lid de vergadering kan
verlaten.
Wij meenen ook te weten, dat het
Belgische parlement in 1914 een
nachtzitfing heeft gehouden, toen het
bekend geworden was, dat Duitsche
troepen in België waren gevallen.
De zoogenaamde Staalnacht, toen
in onze Tweede Kamer over het lot
van den minister van Oorlog Staal
werd beslist, bad misschien vermeden
kunnen worden, maar hij heeft toch
in onze parlementaire geschiedenis
een zekere vermaardheid verworven.
Het meest bekend evenwel zijn drie
nachtzittingen van de Fransche Natio
nale Vergadering tijdens de groote
revolutie van 1789.
In de eerste plaats de zitting in
den nacht van 13 op 14 Juli 1789.
Het was bekend geworden, dat de
Koning den zoo populairen minister
Necker had weggezonden. Algemeen
werd ook gevreesd, dat de vreemde
troepen in dienst des konings, die
om en bij Parijs gelegerd waren een
aanval op de stad zouden doen en
de Nationale Vergadering zouden uit
eenjagen.
De hofpartij zou dan zegevieren
en het absoluut koningschap herstel
len. Daarbij kwam onrust in Parijs
zelf. Het volk wapende zich. Het
wilde tegen de reactie reageeren.
Mochten de vreemde huurlingen des
konings een aanval doen, dan zouden
zij de Parij zenaars tegenover zich
vinden. De afgevaardigden werden
dus van beide zijden bedreigd en
onder die omstandigheden besloten
zij zich permanent te verklaren. Zij
bleven op hun zetels, zooals de Ro-
meinsche senatoren bij de nadering
der Galliërs.
Mochten de troepen komen of het
gepeupel dan zou de majesteit der
vergadering hun misschien eerbied
inboezemen. Daar, in hun eigen zaal,
genoten de afgevaardigden ook de
onschendbaarheid, die hen op straat
of in hunne woningen niet kon be
schermen* en do vergadering was te
allen tijde gereed om de maatregelen
te nemen, die de omstandigheden
zouden eischen.
In dien eigen nacht begon de aan
val des volks op de Bastille. De vrees
der vertegenwoordiging was dus niet
ongegrond geweest en hare houding
had er toe bijgedragen de uitspattingen
der menigte te beperken-
De tweede bekende nachtzitting is
die van 4 Augustus 1789 toen de
zoogenaamde feodale rechten werden
afgeschaft. Het Fransche volk buiten
de steden kon niet opleven zoolang
het door die rechten werd gedrukt.
Er kon geen gelijkheid zijn van alle
Franschen voor de wet, zoolang de
feodaliteit nog eene soort slavernij
handhaafde. Overal ook bijna waren
de boeren in opstand gekomen om
zichzelf te bevrijden.
Op 4 Augustus veschenen succes
sievelijk op de tribune tal van edelen
en afgevaardigden van gemeenten en
provinciën, die hun privilégiën offer
den op het altaar des vaderlands en
daar men het enthousiasme niet wilde
laten verslappen werd dc zitting in
den nacht voortgezet.
Zuiver idealisme was dat niet.
Schadevergoeding was beloofd aan
hen, die binnen zekeren tijd van
hun voorrechten afstand deden. Vele
handelden ook uit vrees voor de
oproerige boeren, maar daar de schade
vergoeding volstrekt nog niet zeker
was en in elk geval vermoedelijk on
voldoende is geweest, zal die nacht
toch altijd gedenkwaardig blijven. De
middeleeuwen werden in dien nacht
voor Frankrijk afgesloten. Het tijdvak
der nieuwe geschiedenis brak aan.
De gelijkheid werd in dien nacht
geboren en de vrijheid voor de lijf
eigen boeren.
Tenslotte noemen wij den nacht,
waarin Lodewijk XVI ter dood ver
oordeeld werd. Op 11 Januari 1793
begon de hoofdelijke stemming in de
Nationale Vergadering, maar daar
zeer vele leden er prijs, op stelden
hun stem te motiveeren en toe te
lichten duurde de stemming den
geheelen nacht door en zelfs den
geheelen volgenden dag. Eerst op
17 Januari, des avonds, kon de uit
slag bekend worden gemaakt, maar
veel last van slaap zullen de volks
vertegenwoordigers wel niet hebben
gehad. Eene gewapende en bloeddor
stige menigte vulde de tribunes. Het
volk achtte de Republiek in gevaar
als Lodewijk XVI in leven bleef en
ieder afgevaardigde, die den moed
had ten gunste des konings te stem
men, werd uitgejouwd en bedreigd.
In naehtzittingen vallen dus soms
zeer belangrijke belissingen-. Zij zjjn
niet altijd te vermijden, als de tijd
dwingt en de eenheid van handeling
geen onderbreking toestaat,
Eea nieuwe Köpenick.
De Turijnsche bladen maken mel
ding van de volgende historie van
een Italiaanschen Köpenick: Eenige
dagen geleden vervoegde zich een
jongeman, als zwarthemd gekleed,
met vele decoraties op de borst, bij
de Turijnsche politie. Deze deelde hij
mede, dat hij niemand minder was
dan een der negen commandanten
der nieuwe fascisten-militie. De jonge
man toonde tevens een schrijven van
generaal Delbono, het hoofd der
militie, dat de opdracht bevatte in
spectie te houden.
De politie en de fascisten te Turijn,
die niets vermoedden, verleenden den
valschen inspecteur alle faciliteiten.
De Italiaansche Köpenick reed den
geheelen dag per auto door Turijn en
bracht zijn tijd door als een prins.
Toen men eenig argwaan begon te
krijgen omtrent de identiteit van den
inspecteur, was hij plotseling ver
dwenen.
Een leeuwentemmer René Iwanoff,
die te Buzet een voorstelling gaf is
door een leeuwin zeer ernstig ge
beten. Het beest had reeds voort
durend teekenen van opgewondenheid
gegeven. Toen dan ook de temmer
zijn hoofd in de muil der leeuwin
stak, sloot zij de kaken opeen en
bracht den oppasser een hevigen beet
aan den hals toe.
Verstrooidheid.
De groote Fransche geleerde Pasteur,
van wien pas de heele wereld heeft
herdacht, dat hij voor 100 jaar geboren
werd, nam zelf de gootste zorg om de
zoo zeer door hem bestreden microben
buiten zijn lichaam te houden; vruch
ten te eten zonder ze te wasschen,
dat was een onvoorzichtigheid, waar
aan Pasteur den oorlog verklaard had.
Men zegt, verteld de „Tel.", dat
Pasteur bij een bezoek aan zijn schoon
zoon deze zorg bij het schoonmaken
van druiven zóó ver doorvoerde, dat
zijn kinderen zich niet konden weer
houden te lachen.
„Jullie lacht nu, kinderen," zei hij,
„je weet dus niet, dat iedere vrucht
onzuiverheden kan bevatten. Kijk nu
eens in dit glas, waarin ik de druiven
gewasschen heb daarin zijn mili-
oenen microben. Doe als ik. beschut
u daaategen."
Terwijl hij clit(zei verviel de groote
chemicus in zijn overpeinzingen en
dronk het glas water in één teug leeg.
Pftlblsciet.
(Ze woonden in een volksbuurt boven
een kruidenier, twee qulde menschjes, die
van een karig pensioentje moesten leven
en dus niet konden voldoen aftn de»
eïsch van den kruidenier,b,uisbaa,s: jpjin
builen de buurcppïmissie ojrai, meer huur
te betalen, dan djoor ffie cotbmïssie wa&
Vastgesteld. Daarom werd liun de Woning
opgezegd goed gel.d verdienende jonge
lui, die een onderdak zochten, zoiuden,
gaarne het dubbele betalen Van 't bedrag,
door de huurcommissie bepaald) dacht
de huisbaas.
De oudjes vroegen en kregen bij de
huurcommissie verlenging: van. huur, twee
keer, drie 'keer, vier keer. Maar den
vijfden keer verschenen ze ziekelijk alle
bei, geen van tweeën ter zittng, toen. hun
zaak werd behandeld, ze zonden geen
vertegenwoordiger ook opi bun belangen
te bepleiten ©n de Tiuurcojnimissiedaar
uit. concluideerende' dat z© geen prijs meer
stelden pp verdere verlenging, wees het
verzoek' af, overwegende dat ze, wanneer
kun wegblijven 't gevplg was van. een
misverstand, toch nog bij den kanton
rechter in beroep konden gaan.
Maar ze waren steeds nog ziekelijk,
toen ze de afwijzende beschikking van
de huurcommissie ontvingen, ze waren
niet goed op- de hoogte van Üe bestaande
bepalingen .pok en ze 'hadden niemand)
met wien ze eens konden overlegden. Van
daar dat ze den termijn oimi in beroep, te
ghan, ongebruikt lieten passeeien en
de huisbaas had vrij: spel.
Tuk op wat meer huur geen dag
ging er voorbij óf jongelui, die trouwplan
nen hadden, kwamen hem) vragen el nóg
dat woninkje haast niet leeg,.kwam; ze
wilden er graag' eep rijksdaalder per week
■extra vpoir betalen en verbitterd op
de oudjes, die met behulp van die ver
maledijde commissie vier maal zes maan
den in zijn huis waren blijven wonen,
nadat bij de huur had opgezegd, bleef
hij onvermurwbaar voor alle smeekbeden
en op een mistjgen, killen Zaterdagmiddag,
stand, zoo verhaalt de „Rott.", het stum
perig inboedeltje op sti'aht, konder te
weten waarheen.
Met een grimmig gezicht stand de huis'
baas-kruidenier in zijn winkel te bpdio
nen een lichte wroeging in zijn binnen
ste spiegelde zich af op zSjh uiterlijk
met een grommende stem beantwoor
de bij de klanten, die bun wekelijkschó
jnkoopen kwanten doen en intussohëty
hun medelijden uitten ov'er die Stumpers,
die op hun leeftijd zóó werden behandeld.'
Zeker, T was beroerd vppr hen maar' 't
was} •h-eelemaal hun eigen schuld, twee j
jaar lang waren ze in de gelegenheid ge
weest o mi naar wat anders onï te zien,
maar vrijwel geen hand hadden z© uit
gestoken om Wat te vinden .en nu hij
eindelijk' de gelegenheid had om weer Zelf
baas over z'ijn eigen huis le zijn, nh wen-
wensehte hij van zijn recht gebruikf te ma
ken en daar was 't mee uit.
De klanten kwamen en gingen, maar na
.een paar uren 'kwamen en gingen ze niet
meer, bleef het stil in den winkel, dio
anders eiken Zaterdagmiddag steed's: door
zóó vol stond met inkoopen doende vrou
wen en kinderen, dat er haast geen be
dienen aan was.
Steeds grimmiger werd het geZicht iv'a'n
den buisbaas-kruidenier, idie met over el
kaar geslagen armen achter zijn toon
bank in zich 'zelf stond te grommen op
twee jonge kerels uit de buurt, die post
gevat 'hadden bij zijn stoep en ieder,
die vau plan was z'ijn winkel binnen te
gaan, daarvan terug hielden terwijl ze
wezen op 't stumperige paar, dat in de
•kou stond te kleumen bij' het stumperige
boeltje.
Twee, drie uur lang ging' de wink.lbel
geen enkelen keer over. Toen, terwijl de
duisternis van den wintermiddag al begon
te vallen, stapten de twee posters den"*
winkel binnen, stonden met grimmige ge
zichten tegenover den grimmig'en huis
baas-kruidenier en vroegen hem of hij 't
nu begrepen had, dat hii, geen onsje kofife,
geen half pondje margarine, geen doosj'e
lucifers meer zoiu verzo.open, zoo lang
hij die oude stumpers daar iu de kop, liet
staan. i
De huisbaas-kruidenier gromde en brom J
de over „zijn rechten" en „zijn eigen
huis" en „al zoolang geduld gehad", maar
de posters bleven onverbiddelijk en een
kwartier later kwamen ze verheugd bij
de oudjes loepen, vertelden hun, dat do
huisbaas '*t goed gevonden had dat ze
tóch maar bleven wonen en ze pakten
de zwaarste stukken beet. omi die rnaar
'al vast de (trap op te zenden met
die lichtere spullen kwam de oude man
'zelf wel lclagr.
Met een steeds nog griminjg, gezicht
bediende dien Zaterdagavond de huisbaas
zijn klanten, die langzamerhand weer kwa
men ppdagen, nu| 't warme menschenrecht
had gezegevierd over de koude, geschre
ven wetten doch met een gelukkigen glim-
laóh om den imioind zaten, de oudjes bi' tan
potkacheltje, dat alweer lekker stond te
snorren op z'ij'n oude plaats.
j' Tje Parijs wektfe een bedelaar, naar
l'Oeuvre vertelt een ongelukkige, vermink
te jo ngeman van nog gje'en dertig jaar;
het diep'e medelijden op van Ide menscbeh
op Straat, aan wie bij ©en aalmoes vroeg.
Inderdaad was er nog zeidfcn op de boule
vard zOjp'n 'it'reurig! menschen exemplaar
gezien en het leek wel alsof zijn lichaam
alle gebreken vertoonde, waarover de
droeve mfenschheid beschikt. Er gingen
dan ook niet veel voorbijgangers langs;
idez'en {mgOlukkige zoaider hem wat toe te
stappen.
Mhar, al was er dan overdag wel
haast niemand zoo' ongelukkig als <lezie!
bedelaar, 's nachts was eT geen vroolijker
fuifmerk te vinden dan Ilenri Gailpis, zoo
was 'zijn naam'. Zoodra bel donker was-
geworden, verdween de gebrekkigheia alj
door een wonder. Hij; was ryot ongelukkig,
niet beklagen&waardjg meer. Van.z'ijn el-
lende van de» dag hield hij alleen 100
of 150 frank over, die zij hem hrgl opgei/
bracht en, zeker om zijn dagjeed te ver'
geten, dronk' Henri in Zijn nachtv.tougd
champö'gta nis waiter in alleiiei inrich-
'tingen op Montmartre en bij de Hallen, Hij
Was vroolijk 'en royaal, maay hij wtei-
gjerde hardnekkig ook maar 'n hajve cent/
te geye'n aan de arme stakkers, die i»/
de naohtgel.e'genheden bloemen fcwiajm'enf
veritooipen of liedjes zingen. Mjsschien ver
trouwde hij. hen niet al tje best. Zoo
verfuifde Ilenri Gallois zijn. nachten, brak-
de dag aan, dan verdween hij, Met den
dag keerde' zijn gebrekkigheid terug en
werd hij weel' het treurige wrak, dat op
de boulevards hpt meelijden opwekte v,ajn"
heel vee>l menschen. Toch is dit wel-gere-
gelde leven niet van langen duur geweest-
;Een poJilie-ageut 'heelt het gedrag! van den
gentleman-beidelaar ontdekt en nu Zit'
Henri Gallois in de doos.
Eigenaardige doodsoorzaak.
Een 92-jarige dame in het oude-
liedenhuis te Weymouth in Zuid-En-
geland is op droevige manier om het
leven gekomen. By een val uit haar
bed schrok ze zoo, dat ze haar kunst
gebit inslikte. Met X-stralen wistmen
de plaats van het gebit op te sporen,
maar de doktoren durfden met het
oog op den hoogen leeftjjd van he*
slachtoffer niet tot operatie over
gaan, en den volgenden dag .stier,
de vrouw.
SinziSCBHB
Een zaak zonder ADVERTENTIE-
S RECLAME is als een visch op het S
S droge: beide kwijnen en sterven.