KERSTMIS.
C^n°ï g party' wier leus
SS feaSo?°TwT"
ZATERDAG 23 DECEMBER 1322
itllEUWE ZEEUWSCHE COURANT
Eert Vader en Moeder.
Kerknieuws
Buitenland
AMERIKA
Ku-Klox-Klan.
moeienis van de laatste stormachtige
dagen maakte hem het werken lastig;
door den slaap overmand liet hij nu
en dan het zware hoofd op de borst
zinken. Om zich wat te verfrisschen
stond de kapitein op en wandelde
eenige oogenblikken het vertrek op
en neer. Dan ging hij weer zitten om
zijn taak te voleinden.
Eenige oogenblikken later zat Van
der Minne met zijn gezin in de nieuwe
kapel, die straalde in een schitterend
licht; de priester betrad het altaar.
't Viel den kapitein op, dat er nie
mand van de bemanning aanwezig
was. Hij vroeg zich af, wat daar de
oorzaak van kon zijn.
Juist werd het lied der Engelen,
het „Gloria in excelsis" aangeheven,
toen de stuurman het salon binnen
stormde. Zijne kleeren waren hem
half van 't lijf gerukt, zijn voorhoofd
gloeide en zijn oog schoot vonken.
Op, kapitein, oproer aan boord
riep hij met krachtige stem.
Een kreet van schrik ontsnapte
aller borst.
Met een sprong was de kapitein
overeind en hij wierp een vragenden
blik op Johan. Men hoorde een ver
ward gerucht van stemmen, dat meer
en meer naderde.
Een tien minuten geleden heb
ik op uw bevel De Jong vrijgelaten.
Tegen mijn verwachting in, is de
kerel aanstonds begonnen met het
volk op te zetten. Helaas, hij is maar
al te wel geslaagd. Op u heeft men
het gemunt, u wil men dooden, u en
uw gezin. Ook mijn dood is gezworen.
De staven goud hebben hunne begeer
lijkheid gewekt.
Kom mee, Johan, voor mijn ge
zag zullen de muitelingen wel bukken.
Denk daar niet aan, kapitein!
Wij bidden u, stel u niet bloot
aan hunne woede; blijf bij ons, smeek
ten vrouw en kinderen.
Intusschen werd het gerucht steeds
grooter. De muiters hadden vrij spel.
Doof voor de smeekiugen der zijnen,
trad de kapitein op de deur toe. Maar
hij werd achteruit geworpen door de
matrozen, die, aangevoerd door De
Jong en gewapend met hun enter
bijlen, de zaal binnenstormden.
Wat wilt ge'? vroeg de kapitein
met vaste stem.
De staven goud, was het ant
woord van De Jong, verder de afzet
ting van uw stuurman, en de helft
van de winst, welke deze tocht u
oplevert.
"Ellendelingenriep de kapitein.
Maar weet ge dan niet, sprak
zijn echtgenoote klagend, dat dit goud
ons slechts is toevertrouwd om het
over te voerenOnze eer eischt, dat
het aan de rechthebbenden ter hand
gesteld worde.
Een dof gemompel was het antwoord
der bende.
Dood aan den kapitein! riep
een stem.
De zee in met die kleintjes en
hun mama, deed zich een andere
hooren. Zoolang die er zijn, kunnen
we niets krijgen.
Wat hebt ge tegen mijn echt
genoot'? Wat heb ik u gedaan'? Wrat
hebt ge mijne kinderen te verwijten?
vroeg Mevr. Van der Minne veront
waardigd.
De zee in! huilden de muiters.
De kapitein deed een stap voor
uit. „Lafaards! riep hij en trok zijn
revolver. Komt, als ge durft, ik zal
u staan! Het goud zult ge niet aan
raken, of ge moet over mijn lijk
treden. Mijn vrouw en kinderen eischt
ge ten dood. Schurken zijt gede zes
eersten, die er een voet toe verzetten,
schiet ik neer als honden."
De muiters aarzelden.
Wat! riep hun aanvoerder, gij
durft nietWat, wij lafaardsLet op,
ik ga dien pocher den mond snoeren
En woedend sprong hij op den ge
zagvoerder toe. Een oogenblik en 't is
gedaan met den moedigen man.
Doodsche stilte.Daar knalt een
schot. De aanvaller wankelt terug,
strekt de armen uit en ploft met ver
brijzelden schedel op den vloer neer.
Dit was het sein tot een hevige
worsteling. Woedend zwaaiden de
matrozen hunne bijlen; maar de kapi
tein, krachtig geholpen door zijn stuur
man en de passagiers stond pal. Drie
muiters doodde hij met eigen hand,
doch hij kon niet beletten, dat de
priester en zijne echtgenoote de eerste
slachtoffers waren der bende. Weldra
vielen ook zijne beminde kinderen
gekwetst neer op het lijk hunner
moeder. Het salon, bestemd om ge
heiligd te worden door de komst van
Gods Zoon, was omgeschapen in een
schouwplaats van bloed. Kreten van
woede en godslasteringen mengden
zich met het steunen der stervenden,
met de klachten der gewonden.
De strijd was ongelijk. De misdaad
zegevierde over recht en gezag. De
stuurman, wakkere verdediger zijns
meesters, viel aan diens zijde en na
eenige oogenblikken stortte ook de
kloeke commandant neer, uitgeput
door bloedverlies en vermoeienis.
Komt mannen, sprak nu de hof
meester, 'tis wel geweest met dat
lawaai. We hebben het maal, door
den kapitein beloofd, wel verdiend.
Ziet hij leeft nog. We zullen eens
drinken op zijn gezondheid. Komt allen
aan tafel. Maar die lijken daar liggen
ons leelijk in den weg.
Werp ze overboord, was 't ant
woord van den troep.
Maar de kapitein ademt nog.
Een frisch bad zal er wel een
einde aan maken.
En de lichamen van Mevr. Van der
Minne, hare kinderen en den stuur
man verdwenen in,, de golven. De
andere volgden spoedig. Nu was de
beurt aan den kapitein. Door krachtige
armen opgevat, hing hij weldra boven
den rand van 't vaartuig. Laffe spot
zou dit uur nog verbitteren, want de
hofmeester voegde hem toe:
Doe ze daar ginds vele groeten
van de bemanning der Zeemeeuw.
OngelukkigenGod vergevc u
die misdaad, gelijk ik u vergeef, was
't edele antwoord.
En nu volgde een drinkpartij, die
ik niet wagen zal te beschrijven. Ver
zadigd van bloed gaven de schurken
zich geheel over aan den wijn, die
met volle manden werd binnenge
dragen. Na korten tijd waren de mees
ten zoo ver, dat zij nauwelijks zich
op de been konden houden. Ten laatste
kwam het goud ter sprake. Maar die
verhitte hoofden konden het niet eens
worden. Scheldwoorden en vloeken
vlogen door de zaal. Men ging elkaar
te lijf.
Vader, 't is tijd, we wachten u,
zei Agnes en schudde den comman
dant wakker, die in zijn armstoel lag
te slapen.
De kapitein opende de oogen en
staarde zijne dochter verwonderd aan.
Agnes, dierbaar kind, fluisterde
hij snikkend.
Maar vader, wat scheelt u toch
Waar is uwe moeder? uw
broertje?
Allen zijn in de kapel.
En het volk?
Geheel de manschap wil den
dienst bijwonen,
Mijn God, ik heb dus maar ge
droomd
De kapitein stond op en begaf zich
met zijne dochter naar de kapel. De
H. Dienst begon. Dat vreeselijk schouw
spel van straks, die muiterij was dus
slechts een droom geweest, een wilde
werking van 't vermoeide hoofdMaar,
als was hij niet zeker van zijn zaak,
monsterde de kapitein nog eerst zijn
omgeving. Waarlijk, daar knielde toch
zijne vrouw, daar baden toch zijne
lieve kinderen, daar zag hij toch zijn
wakkere manschappen, die de Sterre
der Zee bedankten voor hare bescher
ming gedurende de reis.
Na de H. Mis kwam de verheugde
commandant aan iederen matroos de
hand drukken en noodigde allen ten
feestdisch. Vermaakt u goed jongens,
sprak hij, ge hebt het wel verdiend.
Bedeesd trad De Jong op hem toe.
Hartelijk dank, kapitein, stamelde
hij, dat ge mijn straf hebt kwijtge
scholden. Voortaan zult ge u niet
meer over mij te beklagen hebben."
Ik hoop het, was 't antwoord.
Nu werden de tafels gedekt en
weldra vergat Janmaat onder korts
wijl en smullen de doorstane ver
moeienissen.
„Land!" riep eensklaps de uitkijk
in den grooten mast.
Een daverend „Hoera" beantwoord
de dit blijde nieuws. Geen woord
klinkt den schepeling zoo zoet in de
ooren, als dat eene„LandLand
't is de geboortegrond, door allen be
mind, en die nog dierbaarder wordt
aan 't hart na lange scheiding. „Land!"
weldra ziet ge uwe dierbaren weer,
uwe vrouw, uwe lieve kinderen!
„Land!" Uwe ontberingen zijn ten
einde. Weldra zal zoete rust u ver
kwikken." De zee is het element dier
brave mannen, maar toch zijn ze blij,
als ze na maanden zwerven de grijze
vaderlandsche kust zien opdoemen in
't blauw verschiet.
De stuurman ging naar boven om
hoogte te nemen.
Na eenige oogenblikken was hij
weer terug en rapporteerde:
Kijkduin is in 't zicht. Weldra
zal de Zeemeeuw het Marsdiep bin
nenvallen.
God zij geloofd, sprak de echt
genoote van den kapitein, onze tocht
loopt ten einde.
Nu gelaste Van der Minne de man
schappen bijeen te roepen, want hij
had hun een gewichtige mededeeling
te doen.
Spoedig stonden allen op het dek
geschaard. Iederen man werd een
glaasje wijn ingeschonken en nu begon
de gezagvoerder:
Goéde vrienden, nog een paar
uren en onze reis is ten einde. Doch
alvorens voet aan wal te zetten, drink
ik voor het laatst op uwe gezondheid
en die uwer gezinnen.
Voor het laatst? vroegen de zee
lieden verwonderd.
Ja mannen, ik ga u verlaten;
vóór het middaguur zult ge een ande
ren kapitein hebben.
Ontsteld zagen de matrozen elkaar
aan.
Hebt dank, vervolgde hij, voor
de toewijding, den y ver, waarmee ge
mij jaren lang op de Zeemeeuw hebt
gediend. Morgen krijgt ge uw loon
en daarbij nog een flinke fooi tot af
scheid. Dient uw nieuwen bevelhebber
met dezelfde trouw als mij. Niemand
acht ik beter om mij op te volgen,
dan mijn stuurman. Hij heeft een goed
hart en rijke ondervinding.
De stuurman geloofde zijne ooren
niet.
Wat, riep hij ontroerd uit, ik zal
't bevel voeren over uwe Zeemeeuw
Ja, goede vriend, ge hebt het
wel verdiend.
Van der Minne klonk met zijne
matrozen en ledigde zijn glas op hunne
gezondheid.
Leve onze kapitein! daverde
het over de wateren.
Nu begaf ieder zich naar zijn werk
het feest was ten einde; weldra zou
men binnenvallen.
Kapitein, zei de priester, nooit
zal ik dezen nacht vergeten.
Straks, Eerwaarde, zal ik u ver
tellen, wat er aan voorafging.
In den voormiddag ankerde de Zee
meeuw na een afwezigheid van om
streeks een jaar op vaderlandschen
bodem.
O Jesus in de Kribbe,
O Wicht zoo klein en teer,
Ik kniel aanbiddend neder
Voor U, mijn God en Heer;
Gij zijt de Vorst des hemels,
De Koning onzer aard,
Gij schiept de hemelbollen
En richt hun snelle vaart.
Waarom, o kleine Jesus,
o Koning van 't heelal,
Waarom toch daalt Gij neder
In dezen armen stal?
Wat zoekt Gij hier beneden
Bij 's menschen sombre woon
Is dan het hof der heem'len
Niet duizendmaal zoo schoon?
Het was uw liefde, o Jesus,
Uw liefde zonder peil,
Die U deed nederdalen
Tot aller eeuwig heil.
Het waren onze zielen,
Die Gij op aarde zocht!
o Jesus in de Kribbe,
Wat hebt Ge ons duur gekocht!
Dus minnen wij U teeder
En knielen om U heen,
En zingen bij de Kribbe
Voor U, o Kindje kleen;
Ach, leer ons nu, o Jesus,
Wat U het meest behaagt,
En help ons blij volbrengen
Al wat uw hart ons vraagt.
J. M. v. Rijnstede.
De vervulling en overtreding van
het vierde gebod wordt niet zelden
door God zichtbaar beloond of gestraft,
getuigd de II. Schriftuur en de ge
schiedenis.
Ook onze Vaderlandsche historie is
niet zonder voorbeelden. Een daarvan
willen wij in het geheugen terug
roepen, tót blijvende waarschuwing
voor de straffen, welke God reeds in
dit leven over plichtvergeten kinde
ren uitstort, het verhaal n.l. van den
goddeloozen Adolf van Gelder, een
tweeden Absalon, die door den opstand
tegen zijn vader het goddelijk gebod
„eert uwen vader" verachtte en er
op zijn beurt ook de gevolgen van
moest ondervinden.
Deze Adolf leefde reeds geruimen
tijd op aanstoken van zijn ontaarde
moeder in vijandschap met zijn vader'
Hertog Arn. v. Gelder, Dièhaat en vij
andschap ging zoover, dat besloten
werd den toch reeds beproefden Hertog
uit den weg te ruimen. Om hiertoe
te geraken waren den monsterachtigen
zoon alle middelen heilig. Door huiche
larij zou hij zijn snood plan volvoeren
Met schijnbaar berouw verzocht hij
zijn vader dag en plaats te bepalen,
waar zij zich zouden verzoenen.
Geen aangenamer tijding kon den
teerhartigen vader bereiken. De feest
dag van Driekoningen werd gekozen
om de verzoening van vader en zoon
feestelijk te vieren en wel in zijn
geliefkoosd kasteel te Grave.
Talrijke ridders en jonkvrouwen
waren ten feeste genoodigd en de
goede burgers van Grave deelden
van harte in de feestelijke stemming,
die op het kasteel van hun beminden
Hertog heerschte. Overvloedige tranen
ontwelden aan het oog des vaders,
toen hij als een anderen Vader van
den verloren Zoon uit het Evangelie,
zijn plichtvergeten zoon aan zijn hart
mocht drukken.
De hofstoet en de samengekomen
edellieden waren opgetogen over de
blijde gebeurtenis. Geen wonder dus,
dat de dag feestelijk verliep. Na den
maaltijd vermaakten de jonge edel
lieden zich op het ijs rondom het
kasteel en des avonds bracht spel
en zang afwisseling.
Hadde de Hertog geweten, wat er
omging in de ziel van zijn wreeden
zoon Adolf!
Des avonds te midden der feest
vreugde komt een bediende tot Adolf,
fluistert hem iets in het oor en als
een andere Judas verlaat hij de
feestzaal om met de vijanden zijns
vaders booze plannen te smeden.
Aan een kleine poort voor de gracht
onmoet hij eenige vermomde krijgs
lieden, wien hij bevel geeft midder
nacht terug te keeren. Met hetzelfde
veinzend gelaat alsof er niets gebeurd
ware, keert hij weder om te deelen
in de feestvreugde.
Een weinig later verlangde de grijze
Hertog naar rust en zich voor het
gezelschap verontschuldigende sprak
hij: „mijn lieve kinden laet mi nu
met vrede, 'k en sal 't op een ander
tijd verbeteren."
Toen nu tegen middernacht alle
feestvierenden in diepen rust gedom-
pold waren, ging Adolf wederom naar
buiten, gaf een teeken aan zijn tra
wanten en sloopmet hen recht naar
de slaapkamer zijns vaders. De
veinzaard hield zich wel op den
achtergrond, maar zijn hart klopte
hoorbaar, toen men de gruweldaad
begon. Met ruw geweld werd de
verschrikte grijsaard van zijn leger
stede gesleurd. In don waan, dat het
kasteel overrompeld was. riep hjj de
hulp nog in van zijn zoon: „Waar is
mijn soen Adolf, waar is mijn lieve
soen Adolf."
Welk een ontgoocheling voor den
grijzen Hertog! Zijn „soen, zijn lieve
soen" bevond zich onder zijn vijanden.
„Soen, mijn lieve soen, wat doet
stu smeekte de arme varder weenen-
de. Niets mocht baten. De ontaarde
zoon bleef koud. Zijn trawanten sleur
den den grijsaard ongekleed, bloots
voet en blootshoofd over de grachten
van het kasteel, over de dichtgevroren
Maas, wierpen hem daar geboeid op
een paard en voort ging het.
Bevend van koude smeekte de
vader zijn zoon om eenige beschutting
tegen de nijpende koude! Geen ant
woord. Na een lange reis bereikte
men eindelijk het kasteel van Buren,
waar de vader door zijn'zoon in een
onderaardschen kerker werd opgeslo
ten en gedwongen om afstand te
teekenen van het hertogdom Gelder,
ten gunste van zijn „lieve soen"
Adolf. Aanvankelijk weigerde de
Hertog; doch door gebrek gedwongen,
zwichtte hij eindelijk.
Vyf jaren zuchtte Hertog Arnoud
in die vunzige gevangenis. Hoeveel
tranen daar door een vader gestort
zijn over het gedrag van zijn ontaar
den zoon, is God alleen bekend. (1)
De haren rijzen u ten berge, Lezer,
en ge vraargt, hoe is het mogelijk?
maar ook hoe is het met dien ont
aarden zoon afgeloopen'?
Aanvankelijk kon Adolt zich door
wapengeweld staande houden tegen
de verontwaardigde vrienden zijns
vaders, maar toen Karei van Bourgon-
dië aan het bestuur kwam, dwong
deze Adolf zijn vader in vrijheid te
stellen en daagde hem als ridder van
het Gulden Vlies voor de rechtbank
der ridderschap. Met eenparige stem
men werd de wreedaard tot levens
lange gevangenisstraf veroordeeld en
aanstonds in den kerker te Kortrijk
opgesloten.
Toen vijf jaren later den oorlog
uitbrak tusschen de zwakke Maria
van Bourgondië en Lodewijk XI en
niemand bekwaam bevonden werd
om de troepen aan te voeren, terwijl
Adolf bekend stond als een geoefend
krijgsman, werd deze aan het hoofd
des legers gesteld. Maria van Bour
gondië schonk hem den krijgsstan-
daard, hem bevelende, dat hi als een
vroom en getrouwe crijgsheldt, haere
landen en steden soude beschermen,
den vijandt vroomelic aanvallen en
allen onheil zoo haestig soude afweiren,
als Godt hem de raagt soude geven."
De maat van Gods gerechtigheid
was echter vervuld; onder de wallen
van Kortrijk sneuvelde de booswicht.
Met drie zware wonden aan hoofd
en hals, werd hij met een degenstoot
afgemaakt, evenals weleer de weer
spannige Absalon.
Tachtig jaren later werd zijn praal
graf opengebroken en zijne asch in
den wind verstrooid onder den kreet
van het volk, dat zulk een ellende
ling, die zijn vader niet eerde, geen
eervolle grafplaats verdiende.
Zoo werd vervuld het woord van
de H. Schriftuur: „Vervloekt hij, die
zijn vader en moeder niet eert."
(1) Zijn gebeente werd later in een prach
tige graftombe in de kerk van de H. Elisa
beth te Grave bijgezet.
Toen deze in latere jaren werd verwoest,
verving men haar door een zwart marmeren
gedenksteen, welke nog heden ten dage, in
het priesterkoor van Grave's grijze parochie
kerk te zien is.
Op den viferden Zondag van den Adveal.
Epistel van dien H. Paulus fot.de.
Ooriniliiers. IV15.
Broedersalle mensch beschouwc ons als
dienaars van Christus, eai uitdcelers van
Gods geheimen. Doch, in uitdeelers wordt
veroischt, 'dat men getrouw bevonden wor
de. Doch voor mij, ik acht hlet zeer wei
nig, dat van u geoordeeld worde, of van
danig mensehelijk oordeel; ja ik oordeel
mij zelvëai niet. Ik ben mij wel bewust,
maar .daarom niet gerechtvaardigddoch
het is de Heer die mijn rechter is. Oor-
'dieelt dus niet voor den. tijd, tot' dat de
Heer komo, idjp de duistere verborgenheden
aan hot licht brengen, en d!e begeerten
der harten openharen zal; dan z;al ieder
Van Go.d zijnen lof ontvangten.
Evangelie, Lucas III116.
In hel vijftiende jaar der regiering van
den keizer Tiberius, toen Pontius Pila-
tus s tedlehouder was van Judea, Hero-
dfes viervorst van Galilea, zijn broeder
Philippus viervorst van Itura en het land
schap Trachonitis, en Lysanias viervorst
van Abilene, ondier de hoogepriesters An
nas en Caïphas, kwam het Woord) des
Hoeren tot Joannes, Idten zoon van Zacha-
rias, in die woestijn. En hij ging in al het
land omtrent de Jordaaa, den doop eer
boetvaardigheid predikend ter vergeving
der zonden, gelijk geschreven is in het
boeit dier woorden van Isaïas, den pro
feet eene stem, van die in de woestein
roeptbereidt den weg des Hoeren
maakt zijne paidlen recht; alle djJ' sal
gevuld, en alle berg en heuvel zal ge
slecht wordieh: en de kromme wegen zul
len recht, en die oneffene wegen effen
worden; en alle vleeseh zal' de zaligheid
Gods zien.
Op 'hel K'ersliie.il, in de derde Mis
(Hoogmis).
Epistel van Idten H. Paulus tot de
Hebreürs. I. 112
Menigmaal en op velerhande wijze heeft
Go.d eertijds door de profeten tot die
vaders gesproken; eindelijk, in deze dagen,
hoeft Hij tot ons gesproken dioor Zijnen
Zoon, welken Hij tot erfgenaam van (dies
heelt gesteld, door wien Hij ook de wereld
heeft gemaakt; .die, daar Hij da luister
Zijner glorie, en het beeld Zijner zelf
standigheid is, en alles draagt door het
woordivan Zijne macht, nadat Hij de zui
vering flier zonden heeft bewerkt, in den
Alleriioogsfen is gezeten aan Idle rech
terhand der heerlijkheidd.ie zoo verre bo
ven Idle engelen is verheven, als Hij voor
treffelijker naam boven hen heeft verwor
ven. Want tot wien d|er engielen heeft
God .'ooit1 (gezegd: gij zijt mijn zoon,
hielden heb Ik u geteeld En eldersIk
zal Zijn Vader, en Hij Mijn Zoon zijn?,
Wedierom, als Hij den Eerstgeborene in de
Wereld invoert, zegt hijdat alle engelen
Goidls Hem aanbiddenEn van de engelen
zegt hijdie de geesten tot Zijne gezanten
maakt, en do vurige viammen tot Zijne
bedienden. Maar tot den ZoonUw troon,
a Go,d, blijft in eeuwigheid; Uw rijksstaf
is een staf van gerechtigheid. Gij h,ebt de
gerechtigheid bemind en de ongerechtig
heid gehaatdaarom heeft God, uw God,
u gezalfd. met vreugtleolie boven uwe
niediegenooteu. En Gij, Heer, 'hebt' in den
beginne de aarde gegrondvest, en de he
melen zijn jdle werken Uwer handen. Zij
zullen vergaan, maar Gij blijft altijd; zij
zullen allen, als een keeiiï, verouderen en
Gij zult ze, als -een dekkleed veranderen en
zij zullen veranderd wordenmaar Gij
zijt diezelfde, en uwe jaren zullen niet
eindigen.
Evangelie, Joannes. I: 114.
In den beginne was het Woord, en
het Woord, was hij God, en het Woord was
Goldt Uit was in den beginne bij God. Alle
dingen zijn door htetzelve gemaakt, en
zonder hetzelve is er niets gemaakt, van
hetgeen er gemaakt is. In hetzelve was
het leven, en het leven was hlet licht dier
uvenscheu. En het lichit schijnt in dB
duisternissen, en de duisternissen nebben
het niet begrepen. Daar was een mensch
van God gezonden, wiens naam was Jo
annes. 11 (j kwam als getuige, om getuige^
nis te geven van het licht. Het waa hef
waarachtig licht, hetwelk alle menschen
Verlicht, die in deze wereld komen. Hij
was in .de Wereld, en de wereld is door
Hem' gemaakt, en Ü|e wereld heeft Hem
niet gekend'. Hij kwam in zijn eigen, en k
zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maai
allen, die Hem hebben aangenomen, lieeft
Hij die macht gegeven Gods kinderen is
wordendengenen, die in Zijnen naam'
loeven; d|i,e niet uit den bloede, noch ui'
den wil des vleesches, noch uit aen w
des mans, maar uit God geboren dIJJ*
En „het W.oord is Vleeseh geworden
en heef t onder ons gewoond, en wij nebta)
Zijne heerlijkheid gezien, eene heerlijkheid
als van den eeniggeborea Zoon des Va
ders, vol van gienade en waarheid.
Op ilea Fbestdag van den H. Steplia11®'
Les uit d(e werken der Apostelen.
VI; 810. ön V. II: 54—59.
In Sic dagen Stephanus, vol genad»
en kracht, dleed wonderen en groots teeke-
uen onder het volk. Maar eenigen van du
Synagoge, wlelke genoemd wordt die da
Vrijgelatenen, van die van Cyrene ft
Alexan'drië, van die van Cilicie en A^10,
stondien op en redetwistten met' Steri0
nus; maar zij kondjan'.de wijsheid ffl
geest, die in hem sprak, niet
staanAls zij diit hoordeD, wei-den hu
ue har-ten als vaneen gereten; zij knars
legen hem op hunne tanden. Maar iyj.
van dien Heiligen Geest, hief zijne blikKen
«IIEUWE ZEEUWSCHE C
I i_ -
ten hemel' en zag Golds gloria en Je
-«taan aan de rechterhand Gods. Toen z,
hijZiet, ik zie de hemelen o.pen, en
- goon des menschen staan aan de r.
terhanji Gods. Maar zij schreeuwden
fÉ luide stem, stopten hunne ooren, en vi.
eenparig op hem aan. Hem nu buiten
Klad drijvende, steenigden zij hemen
jgtetuigen legdien hunne kloeiderdn neder
die voeten van Benen jongeling,, geno
Saulus. Zij steeniglden dan Stephanus,
I badl en zei deHeer, J ezns, ontvang
I nen geest! Eu nedkrkniielenderiep
met iuidle stem: Heer! reken hun
Bonldeu niet. Als hij dit gezegd liad, is
in den Heer ontslapen.
Evangel ft, Mattheus. XXXIII. 34
- In-dien tijd zei de Jezus aan de schi
teleenden en pliariseërsZiet, ik zend
eten en wijzen en leeraars tot uen si
migei: van hen zult gij dooden en kru
gen, en sommigen zult gij in uwe sy
£oge geeseleu, en vervolgen van ae e
-e.fca.di lot d e anderezoodat op u kome
het onrechtvaardig bloed, dat op de
Vergoten is, van het bloed van Abel,
recht vaardigen af, tót het bloed v,an
ieharias, den zoon van Bar.achias, dien
tusschen dien tempel en het altaar ged
hebt. Voorwaar-, Ik zeg u, dit alles
-dit geslacht overkomen. Jeruzalem, J.l
aaiem, dd,e de profeten, doodt, an s
ïiigt degenen die tot u gezonden, z:
hoc dikwijls keb Ik uwe kinderen wil
Vergaderen, gelijk eene hen hare kuik
«nlder hare vleugelen vergadert, en
Si'ebl niet gewild; Ziet, uw huis zal u on
woond gelaten worden. Want Ik zeg
gij zult mij voortaan niet meer zien,
tl g-ij zegt: Gezegend Hij, die komt
Üei; naam des Heeren.
De Arnerikaansche secte, die v
gene verklaring van een karer vo
-aanstaande leden onder leiding st;
der vrijmetselarij, schijnt ook ree
naar Canada overgestoken te zijnf
Gelijk volgens de „Tel." aan „Da
Mail" Wordt gemeld, zijn de kerk
Oka, tusschen Ottawa en Montre
l alsmede het seminarie en het kloos
■der paters afgebrand. De kathol ie
bevolking van de provincie Queb
begint verontrust te worden over i
l veelvuldig voorkomen van kerkbr:
den in die streek, en beticht er
Ku-Klux-Klan van, het geheime Ame
kaansche genootschap, dat strijd vo
j tegen de katholieken.
Nog dezer dagen heeft de burj
meester van Montreal een brief o
R vangen, geteekend „K.K.K.", waai
jj gedreigd wordt met de vernietigi
van katholiek eigendom.
Een Reuter-bericht voegt hiera.
nog toe, dat de brand te Oka, de vijl
is, die binnen eenige weken in Cana
een katholieke instelling in de as
heeft gelegd.
De Javapost" bevat nog een aan
bijzonderheden over de geheime vl
eeniging met den zonderlingen naai.
Schrijver herinnert er aan, hoe vJ
schillende sectarische vereeniging
als Methodisten, Presbyterianen, Bi
tisten, meerdere magonnieke loges
het Zuiden, een anti-katholieken ve,
tocht zijn begonnen in de Vereenig
t (Staten.
Erg ongerust behoeven wij ons das
over niet te maken. De Puriteinse
J geest, die van het begin af het re
gieuze leven in Amerika vergiftige
heeft telkens op periodieke tijden zi
felle anti-katholieke onverdraagzaa
heid getoond. Wat onze geloofsg
nooten daar vóór den onafhankelij
heidsoorlog van John. Knox' na vu
gers te verduren hadden, kan mi
vinden in Longfellow's heerlijk
dicht„Evangeline", wel het schoon,
juweel der Arnerikaansche poëzie.
Dank aan de Pransche soldaten, d
voor de vrijheid van Amerika hielpi
vechten, kwam Washington togemo
(aan vele ernstige grievon der kath
lieken. Zoo verbood hij.al aanston.
V bij 't aanvaarden van het opperbev'
in 1775 te Cambridge, de beleedigem
viering van den Guy Faukes' Da
en herhaaldelijk gaf hij grooten
aan de katholieken voor hun trouv
hulp gedurende den oorlog. Hi
patriottisme kon echter niet belette
dat een fanatieke menigte te Ne'
York in 1808 de St. Petruskerk ve
"woesttein 1834 vond Massachusse
geen woord van afkeuring, toen h
grauw te Charlestown het Ursuline
Klooster in brand stak.
Kort daarop verscheen „the Amei
1 «an Anti-Papist" om dat onheilig vu
brandend te houden, weldra geholp
L door een geheime vereeniging „Na
Ijl vist Movement", een soort voorloop
van de huidige Ku-Klux-Klan;
kreeg nieuw bloed in 1854 van
2ë lWar °,n R°manism, „eeuwi
I T „„n, hadfterT c?' Newark en
on ?,ediSe gevechti
■Orangistische benden het tafd
Een Jezuiet, Pater Bapst we?d
geteerd, in een tor. r3 bcho(l
ff6duwd at* met veer
van K. K. K, u lez'