KERSTMIS. C^n°ï g party' wier leus SS feaSo?°TwT" ZATERDAG 23 DECEMBER 1322 itllEUWE ZEEUWSCHE COURANT Eert Vader en Moeder. Kerknieuws Buitenland AMERIKA Ku-Klox-Klan. moeienis van de laatste stormachtige dagen maakte hem het werken lastig; door den slaap overmand liet hij nu en dan het zware hoofd op de borst zinken. Om zich wat te verfrisschen stond de kapitein op en wandelde eenige oogenblikken het vertrek op en neer. Dan ging hij weer zitten om zijn taak te voleinden. Eenige oogenblikken later zat Van der Minne met zijn gezin in de nieuwe kapel, die straalde in een schitterend licht; de priester betrad het altaar. 't Viel den kapitein op, dat er nie mand van de bemanning aanwezig was. Hij vroeg zich af, wat daar de oorzaak van kon zijn. Juist werd het lied der Engelen, het „Gloria in excelsis" aangeheven, toen de stuurman het salon binnen stormde. Zijne kleeren waren hem half van 't lijf gerukt, zijn voorhoofd gloeide en zijn oog schoot vonken. Op, kapitein, oproer aan boord riep hij met krachtige stem. Een kreet van schrik ontsnapte aller borst. Met een sprong was de kapitein overeind en hij wierp een vragenden blik op Johan. Men hoorde een ver ward gerucht van stemmen, dat meer en meer naderde. Een tien minuten geleden heb ik op uw bevel De Jong vrijgelaten. Tegen mijn verwachting in, is de kerel aanstonds begonnen met het volk op te zetten. Helaas, hij is maar al te wel geslaagd. Op u heeft men het gemunt, u wil men dooden, u en uw gezin. Ook mijn dood is gezworen. De staven goud hebben hunne begeer lijkheid gewekt. Kom mee, Johan, voor mijn ge zag zullen de muitelingen wel bukken. Denk daar niet aan, kapitein! Wij bidden u, stel u niet bloot aan hunne woede; blijf bij ons, smeek ten vrouw en kinderen. Intusschen werd het gerucht steeds grooter. De muiters hadden vrij spel. Doof voor de smeekiugen der zijnen, trad de kapitein op de deur toe. Maar hij werd achteruit geworpen door de matrozen, die, aangevoerd door De Jong en gewapend met hun enter bijlen, de zaal binnenstormden. Wat wilt ge'? vroeg de kapitein met vaste stem. De staven goud, was het ant woord van De Jong, verder de afzet ting van uw stuurman, en de helft van de winst, welke deze tocht u oplevert. "Ellendelingenriep de kapitein. Maar weet ge dan niet, sprak zijn echtgenoote klagend, dat dit goud ons slechts is toevertrouwd om het over te voerenOnze eer eischt, dat het aan de rechthebbenden ter hand gesteld worde. Een dof gemompel was het antwoord der bende. Dood aan den kapitein! riep een stem. De zee in met die kleintjes en hun mama, deed zich een andere hooren. Zoolang die er zijn, kunnen we niets krijgen. Wat hebt ge tegen mijn echt genoot'? Wat heb ik u gedaan'? Wrat hebt ge mijne kinderen te verwijten? vroeg Mevr. Van der Minne veront waardigd. De zee in! huilden de muiters. De kapitein deed een stap voor uit. „Lafaards! riep hij en trok zijn revolver. Komt, als ge durft, ik zal u staan! Het goud zult ge niet aan raken, of ge moet over mijn lijk treden. Mijn vrouw en kinderen eischt ge ten dood. Schurken zijt gede zes eersten, die er een voet toe verzetten, schiet ik neer als honden." De muiters aarzelden. Wat! riep hun aanvoerder, gij durft nietWat, wij lafaardsLet op, ik ga dien pocher den mond snoeren En woedend sprong hij op den ge zagvoerder toe. Een oogenblik en 't is gedaan met den moedigen man. Doodsche stilte.Daar knalt een schot. De aanvaller wankelt terug, strekt de armen uit en ploft met ver brijzelden schedel op den vloer neer. Dit was het sein tot een hevige worsteling. Woedend zwaaiden de matrozen hunne bijlen; maar de kapi tein, krachtig geholpen door zijn stuur man en de passagiers stond pal. Drie muiters doodde hij met eigen hand, doch hij kon niet beletten, dat de priester en zijne echtgenoote de eerste slachtoffers waren der bende. Weldra vielen ook zijne beminde kinderen gekwetst neer op het lijk hunner moeder. Het salon, bestemd om ge heiligd te worden door de komst van Gods Zoon, was omgeschapen in een schouwplaats van bloed. Kreten van woede en godslasteringen mengden zich met het steunen der stervenden, met de klachten der gewonden. De strijd was ongelijk. De misdaad zegevierde over recht en gezag. De stuurman, wakkere verdediger zijns meesters, viel aan diens zijde en na eenige oogenblikken stortte ook de kloeke commandant neer, uitgeput door bloedverlies en vermoeienis. Komt mannen, sprak nu de hof meester, 'tis wel geweest met dat lawaai. We hebben het maal, door den kapitein beloofd, wel verdiend. Ziet hij leeft nog. We zullen eens drinken op zijn gezondheid. Komt allen aan tafel. Maar die lijken daar liggen ons leelijk in den weg. Werp ze overboord, was 't ant woord van den troep. Maar de kapitein ademt nog. Een frisch bad zal er wel een einde aan maken. En de lichamen van Mevr. Van der Minne, hare kinderen en den stuur man verdwenen in,, de golven. De andere volgden spoedig. Nu was de beurt aan den kapitein. Door krachtige armen opgevat, hing hij weldra boven den rand van 't vaartuig. Laffe spot zou dit uur nog verbitteren, want de hofmeester voegde hem toe: Doe ze daar ginds vele groeten van de bemanning der Zeemeeuw. OngelukkigenGod vergevc u die misdaad, gelijk ik u vergeef, was 't edele antwoord. En nu volgde een drinkpartij, die ik niet wagen zal te beschrijven. Ver zadigd van bloed gaven de schurken zich geheel over aan den wijn, die met volle manden werd binnenge dragen. Na korten tijd waren de mees ten zoo ver, dat zij nauwelijks zich op de been konden houden. Ten laatste kwam het goud ter sprake. Maar die verhitte hoofden konden het niet eens worden. Scheldwoorden en vloeken vlogen door de zaal. Men ging elkaar te lijf. Vader, 't is tijd, we wachten u, zei Agnes en schudde den comman dant wakker, die in zijn armstoel lag te slapen. De kapitein opende de oogen en staarde zijne dochter verwonderd aan. Agnes, dierbaar kind, fluisterde hij snikkend. Maar vader, wat scheelt u toch Waar is uwe moeder? uw broertje? Allen zijn in de kapel. En het volk? Geheel de manschap wil den dienst bijwonen, Mijn God, ik heb dus maar ge droomd De kapitein stond op en begaf zich met zijne dochter naar de kapel. De H. Dienst begon. Dat vreeselijk schouw spel van straks, die muiterij was dus slechts een droom geweest, een wilde werking van 't vermoeide hoofdMaar, als was hij niet zeker van zijn zaak, monsterde de kapitein nog eerst zijn omgeving. Waarlijk, daar knielde toch zijne vrouw, daar baden toch zijne lieve kinderen, daar zag hij toch zijn wakkere manschappen, die de Sterre der Zee bedankten voor hare bescher ming gedurende de reis. Na de H. Mis kwam de verheugde commandant aan iederen matroos de hand drukken en noodigde allen ten feestdisch. Vermaakt u goed jongens, sprak hij, ge hebt het wel verdiend. Bedeesd trad De Jong op hem toe. Hartelijk dank, kapitein, stamelde hij, dat ge mijn straf hebt kwijtge scholden. Voortaan zult ge u niet meer over mij te beklagen hebben." Ik hoop het, was 't antwoord. Nu werden de tafels gedekt en weldra vergat Janmaat onder korts wijl en smullen de doorstane ver moeienissen. „Land!" riep eensklaps de uitkijk in den grooten mast. Een daverend „Hoera" beantwoord de dit blijde nieuws. Geen woord klinkt den schepeling zoo zoet in de ooren, als dat eene„LandLand 't is de geboortegrond, door allen be mind, en die nog dierbaarder wordt aan 't hart na lange scheiding. „Land!" weldra ziet ge uwe dierbaren weer, uwe vrouw, uwe lieve kinderen! „Land!" Uwe ontberingen zijn ten einde. Weldra zal zoete rust u ver kwikken." De zee is het element dier brave mannen, maar toch zijn ze blij, als ze na maanden zwerven de grijze vaderlandsche kust zien opdoemen in 't blauw verschiet. De stuurman ging naar boven om hoogte te nemen. Na eenige oogenblikken was hij weer terug en rapporteerde: Kijkduin is in 't zicht. Weldra zal de Zeemeeuw het Marsdiep bin nenvallen. God zij geloofd, sprak de echt genoote van den kapitein, onze tocht loopt ten einde. Nu gelaste Van der Minne de man schappen bijeen te roepen, want hij had hun een gewichtige mededeeling te doen. Spoedig stonden allen op het dek geschaard. Iederen man werd een glaasje wijn ingeschonken en nu begon de gezagvoerder: Goéde vrienden, nog een paar uren en onze reis is ten einde. Doch alvorens voet aan wal te zetten, drink ik voor het laatst op uwe gezondheid en die uwer gezinnen. Voor het laatst? vroegen de zee lieden verwonderd. Ja mannen, ik ga u verlaten; vóór het middaguur zult ge een ande ren kapitein hebben. Ontsteld zagen de matrozen elkaar aan. Hebt dank, vervolgde hij, voor de toewijding, den y ver, waarmee ge mij jaren lang op de Zeemeeuw hebt gediend. Morgen krijgt ge uw loon en daarbij nog een flinke fooi tot af scheid. Dient uw nieuwen bevelhebber met dezelfde trouw als mij. Niemand acht ik beter om mij op te volgen, dan mijn stuurman. Hij heeft een goed hart en rijke ondervinding. De stuurman geloofde zijne ooren niet. Wat, riep hij ontroerd uit, ik zal 't bevel voeren over uwe Zeemeeuw Ja, goede vriend, ge hebt het wel verdiend. Van der Minne klonk met zijne matrozen en ledigde zijn glas op hunne gezondheid. Leve onze kapitein! daverde het over de wateren. Nu begaf ieder zich naar zijn werk het feest was ten einde; weldra zou men binnenvallen. Kapitein, zei de priester, nooit zal ik dezen nacht vergeten. Straks, Eerwaarde, zal ik u ver tellen, wat er aan voorafging. In den voormiddag ankerde de Zee meeuw na een afwezigheid van om streeks een jaar op vaderlandschen bodem. O Jesus in de Kribbe, O Wicht zoo klein en teer, Ik kniel aanbiddend neder Voor U, mijn God en Heer; Gij zijt de Vorst des hemels, De Koning onzer aard, Gij schiept de hemelbollen En richt hun snelle vaart. Waarom, o kleine Jesus, o Koning van 't heelal, Waarom toch daalt Gij neder In dezen armen stal? Wat zoekt Gij hier beneden Bij 's menschen sombre woon Is dan het hof der heem'len Niet duizendmaal zoo schoon? Het was uw liefde, o Jesus, Uw liefde zonder peil, Die U deed nederdalen Tot aller eeuwig heil. Het waren onze zielen, Die Gij op aarde zocht! o Jesus in de Kribbe, Wat hebt Ge ons duur gekocht! Dus minnen wij U teeder En knielen om U heen, En zingen bij de Kribbe Voor U, o Kindje kleen; Ach, leer ons nu, o Jesus, Wat U het meest behaagt, En help ons blij volbrengen Al wat uw hart ons vraagt. J. M. v. Rijnstede. De vervulling en overtreding van het vierde gebod wordt niet zelden door God zichtbaar beloond of gestraft, getuigd de II. Schriftuur en de ge schiedenis. Ook onze Vaderlandsche historie is niet zonder voorbeelden. Een daarvan willen wij in het geheugen terug roepen, tót blijvende waarschuwing voor de straffen, welke God reeds in dit leven over plichtvergeten kinde ren uitstort, het verhaal n.l. van den goddeloozen Adolf van Gelder, een tweeden Absalon, die door den opstand tegen zijn vader het goddelijk gebod „eert uwen vader" verachtte en er op zijn beurt ook de gevolgen van moest ondervinden. Deze Adolf leefde reeds geruimen tijd op aanstoken van zijn ontaarde moeder in vijandschap met zijn vader' Hertog Arn. v. Gelder, Dièhaat en vij andschap ging zoover, dat besloten werd den toch reeds beproefden Hertog uit den weg te ruimen. Om hiertoe te geraken waren den monsterachtigen zoon alle middelen heilig. Door huiche larij zou hij zijn snood plan volvoeren Met schijnbaar berouw verzocht hij zijn vader dag en plaats te bepalen, waar zij zich zouden verzoenen. Geen aangenamer tijding kon den teerhartigen vader bereiken. De feest dag van Driekoningen werd gekozen om de verzoening van vader en zoon feestelijk te vieren en wel in zijn geliefkoosd kasteel te Grave. Talrijke ridders en jonkvrouwen waren ten feeste genoodigd en de goede burgers van Grave deelden van harte in de feestelijke stemming, die op het kasteel van hun beminden Hertog heerschte. Overvloedige tranen ontwelden aan het oog des vaders, toen hij als een anderen Vader van den verloren Zoon uit het Evangelie, zijn plichtvergeten zoon aan zijn hart mocht drukken. De hofstoet en de samengekomen edellieden waren opgetogen over de blijde gebeurtenis. Geen wonder dus, dat de dag feestelijk verliep. Na den maaltijd vermaakten de jonge edel lieden zich op het ijs rondom het kasteel en des avonds bracht spel en zang afwisseling. Hadde de Hertog geweten, wat er omging in de ziel van zijn wreeden zoon Adolf! Des avonds te midden der feest vreugde komt een bediende tot Adolf, fluistert hem iets in het oor en als een andere Judas verlaat hij de feestzaal om met de vijanden zijns vaders booze plannen te smeden. Aan een kleine poort voor de gracht onmoet hij eenige vermomde krijgs lieden, wien hij bevel geeft midder nacht terug te keeren. Met hetzelfde veinzend gelaat alsof er niets gebeurd ware, keert hij weder om te deelen in de feestvreugde. Een weinig later verlangde de grijze Hertog naar rust en zich voor het gezelschap verontschuldigende sprak hij: „mijn lieve kinden laet mi nu met vrede, 'k en sal 't op een ander tijd verbeteren." Toen nu tegen middernacht alle feestvierenden in diepen rust gedom- pold waren, ging Adolf wederom naar buiten, gaf een teeken aan zijn tra wanten en sloopmet hen recht naar de slaapkamer zijns vaders. De veinzaard hield zich wel op den achtergrond, maar zijn hart klopte hoorbaar, toen men de gruweldaad begon. Met ruw geweld werd de verschrikte grijsaard van zijn leger stede gesleurd. In don waan, dat het kasteel overrompeld was. riep hjj de hulp nog in van zijn zoon: „Waar is mijn soen Adolf, waar is mijn lieve soen Adolf." Welk een ontgoocheling voor den grijzen Hertog! Zijn „soen, zijn lieve soen" bevond zich onder zijn vijanden. „Soen, mijn lieve soen, wat doet stu smeekte de arme varder weenen- de. Niets mocht baten. De ontaarde zoon bleef koud. Zijn trawanten sleur den den grijsaard ongekleed, bloots voet en blootshoofd over de grachten van het kasteel, over de dichtgevroren Maas, wierpen hem daar geboeid op een paard en voort ging het. Bevend van koude smeekte de vader zijn zoon om eenige beschutting tegen de nijpende koude! Geen ant woord. Na een lange reis bereikte men eindelijk het kasteel van Buren, waar de vader door zijn'zoon in een onderaardschen kerker werd opgeslo ten en gedwongen om afstand te teekenen van het hertogdom Gelder, ten gunste van zijn „lieve soen" Adolf. Aanvankelijk weigerde de Hertog; doch door gebrek gedwongen, zwichtte hij eindelijk. Vyf jaren zuchtte Hertog Arnoud in die vunzige gevangenis. Hoeveel tranen daar door een vader gestort zijn over het gedrag van zijn ontaar den zoon, is God alleen bekend. (1) De haren rijzen u ten berge, Lezer, en ge vraargt, hoe is het mogelijk? maar ook hoe is het met dien ont aarden zoon afgeloopen'? Aanvankelijk kon Adolt zich door wapengeweld staande houden tegen de verontwaardigde vrienden zijns vaders, maar toen Karei van Bourgon- dië aan het bestuur kwam, dwong deze Adolf zijn vader in vrijheid te stellen en daagde hem als ridder van het Gulden Vlies voor de rechtbank der ridderschap. Met eenparige stem men werd de wreedaard tot levens lange gevangenisstraf veroordeeld en aanstonds in den kerker te Kortrijk opgesloten. Toen vijf jaren later den oorlog uitbrak tusschen de zwakke Maria van Bourgondië en Lodewijk XI en niemand bekwaam bevonden werd om de troepen aan te voeren, terwijl Adolf bekend stond als een geoefend krijgsman, werd deze aan het hoofd des legers gesteld. Maria van Bour gondië schonk hem den krijgsstan- daard, hem bevelende, dat hi als een vroom en getrouwe crijgsheldt, haere landen en steden soude beschermen, den vijandt vroomelic aanvallen en allen onheil zoo haestig soude afweiren, als Godt hem de raagt soude geven." De maat van Gods gerechtigheid was echter vervuld; onder de wallen van Kortrijk sneuvelde de booswicht. Met drie zware wonden aan hoofd en hals, werd hij met een degenstoot afgemaakt, evenals weleer de weer spannige Absalon. Tachtig jaren later werd zijn praal graf opengebroken en zijne asch in den wind verstrooid onder den kreet van het volk, dat zulk een ellende ling, die zijn vader niet eerde, geen eervolle grafplaats verdiende. Zoo werd vervuld het woord van de H. Schriftuur: „Vervloekt hij, die zijn vader en moeder niet eert." (1) Zijn gebeente werd later in een prach tige graftombe in de kerk van de H. Elisa beth te Grave bijgezet. Toen deze in latere jaren werd verwoest, verving men haar door een zwart marmeren gedenksteen, welke nog heden ten dage, in het priesterkoor van Grave's grijze parochie kerk te zien is. Op den viferden Zondag van den Adveal. Epistel van dien H. Paulus fot.de. Ooriniliiers. IV15. Broedersalle mensch beschouwc ons als dienaars van Christus, eai uitdcelers van Gods geheimen. Doch, in uitdeelers wordt veroischt, 'dat men getrouw bevonden wor de. Doch voor mij, ik acht hlet zeer wei nig, dat van u geoordeeld worde, of van danig mensehelijk oordeel; ja ik oordeel mij zelvëai niet. Ik ben mij wel bewust, maar .daarom niet gerechtvaardigddoch het is de Heer die mijn rechter is. Oor- 'dieelt dus niet voor den. tijd, tot' dat de Heer komo, idjp de duistere verborgenheden aan hot licht brengen, en d!e begeerten der harten openharen zal; dan z;al ieder Van Go.d zijnen lof ontvangten. Evangelie, Lucas III116. In hel vijftiende jaar der regiering van den keizer Tiberius, toen Pontius Pila- tus s tedlehouder was van Judea, Hero- dfes viervorst van Galilea, zijn broeder Philippus viervorst van Itura en het land schap Trachonitis, en Lysanias viervorst van Abilene, ondier de hoogepriesters An nas en Caïphas, kwam het Woord) des Hoeren tot Joannes, Idten zoon van Zacha- rias, in die woestijn. En hij ging in al het land omtrent de Jordaaa, den doop eer boetvaardigheid predikend ter vergeving der zonden, gelijk geschreven is in het boeit dier woorden van Isaïas, den pro feet eene stem, van die in de woestein roeptbereidt den weg des Hoeren maakt zijne paidlen recht; alle djJ' sal gevuld, en alle berg en heuvel zal ge slecht wordieh: en de kromme wegen zul len recht, en die oneffene wegen effen worden; en alle vleeseh zal' de zaligheid Gods zien. Op 'hel K'ersliie.il, in de derde Mis (Hoogmis). Epistel van Idten H. Paulus tot de Hebreürs. I. 112 Menigmaal en op velerhande wijze heeft Go.d eertijds door de profeten tot die vaders gesproken; eindelijk, in deze dagen, hoeft Hij tot ons gesproken dioor Zijnen Zoon, welken Hij tot erfgenaam van (dies heelt gesteld, door wien Hij ook de wereld heeft gemaakt; .die, daar Hij da luister Zijner glorie, en het beeld Zijner zelf standigheid is, en alles draagt door het woordivan Zijne macht, nadat Hij de zui vering flier zonden heeft bewerkt, in den Alleriioogsfen is gezeten aan Idle rech terhand der heerlijkheidd.ie zoo verre bo ven Idle engelen is verheven, als Hij voor treffelijker naam boven hen heeft verwor ven. Want tot wien d|er engielen heeft God .'ooit1 (gezegd: gij zijt mijn zoon, hielden heb Ik u geteeld En eldersIk zal Zijn Vader, en Hij Mijn Zoon zijn?, Wedierom, als Hij den Eerstgeborene in de Wereld invoert, zegt hijdat alle engelen Goidls Hem aanbiddenEn van de engelen zegt hijdie de geesten tot Zijne gezanten maakt, en do vurige viammen tot Zijne bedienden. Maar tot den ZoonUw troon, a Go,d, blijft in eeuwigheid; Uw rijksstaf is een staf van gerechtigheid. Gij h,ebt de gerechtigheid bemind en de ongerechtig heid gehaatdaarom heeft God, uw God, u gezalfd. met vreugtleolie boven uwe niediegenooteu. En Gij, Heer, 'hebt' in den beginne de aarde gegrondvest, en de he melen zijn jdle werken Uwer handen. Zij zullen vergaan, maar Gij blijft altijd; zij zullen allen, als een keeiiï, verouderen en Gij zult ze, als -een dekkleed veranderen en zij zullen veranderd wordenmaar Gij zijt diezelfde, en uwe jaren zullen niet eindigen. Evangelie, Joannes. I: 114. In den beginne was het Woord, en het Woord, was hij God, en het Woord was Goldt Uit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door htetzelve gemaakt, en zonder hetzelve is er niets gemaakt, van hetgeen er gemaakt is. In hetzelve was het leven, en het leven was hlet licht dier uvenscheu. En het lichit schijnt in dB duisternissen, en de duisternissen nebben het niet begrepen. Daar was een mensch van God gezonden, wiens naam was Jo annes. 11 (j kwam als getuige, om getuige^ nis te geven van het licht. Het waa hef waarachtig licht, hetwelk alle menschen Verlicht, die in deze wereld komen. Hij was in .de Wereld, en de wereld is door Hem' gemaakt, en Ü|e wereld heeft Hem niet gekend'. Hij kwam in zijn eigen, en k zijnen hebben Hem niet aangenomen. Maai allen, die Hem hebben aangenomen, lieeft Hij die macht gegeven Gods kinderen is wordendengenen, die in Zijnen naam' loeven; d|i,e niet uit den bloede, noch ui' den wil des vleesches, noch uit aen w des mans, maar uit God geboren dIJJ* En „het W.oord is Vleeseh geworden en heef t onder ons gewoond, en wij nebta) Zijne heerlijkheid gezien, eene heerlijkheid als van den eeniggeborea Zoon des Va ders, vol van gienade en waarheid. Op ilea Fbestdag van den H. Steplia11®' Les uit d(e werken der Apostelen. VI; 810. ön V. II: 54—59. In Sic dagen Stephanus, vol genad» en kracht, dleed wonderen en groots teeke- uen onder het volk. Maar eenigen van du Synagoge, wlelke genoemd wordt die da Vrijgelatenen, van die van Cyrene ft Alexan'drië, van die van Cilicie en A^10, stondien op en redetwistten met' Steri0 nus; maar zij kondjan'.de wijsheid ffl geest, die in hem sprak, niet staanAls zij diit hoordeD, wei-den hu ue har-ten als vaneen gereten; zij knars legen hem op hunne tanden. Maar iyj. van dien Heiligen Geest, hief zijne blikKen «IIEUWE ZEEUWSCHE C I i_ - ten hemel' en zag Golds gloria en Je -«taan aan de rechterhand Gods. Toen z, hijZiet, ik zie de hemelen o.pen, en - goon des menschen staan aan de r. terhanji Gods. Maar zij schreeuwden fÉ luide stem, stopten hunne ooren, en vi. eenparig op hem aan. Hem nu buiten Klad drijvende, steenigden zij hemen jgtetuigen legdien hunne kloeiderdn neder die voeten van Benen jongeling,, geno Saulus. Zij steeniglden dan Stephanus, I badl en zei deHeer, J ezns, ontvang I nen geest! Eu nedkrkniielenderiep met iuidle stem: Heer! reken hun Bonldeu niet. Als hij dit gezegd liad, is in den Heer ontslapen. Evangel ft, Mattheus. XXXIII. 34 - In-dien tijd zei de Jezus aan de schi teleenden en pliariseërsZiet, ik zend eten en wijzen en leeraars tot uen si migei: van hen zult gij dooden en kru gen, en sommigen zult gij in uwe sy £oge geeseleu, en vervolgen van ae e -e.fca.di lot d e anderezoodat op u kome het onrechtvaardig bloed, dat op de Vergoten is, van het bloed van Abel, recht vaardigen af, tót het bloed v,an ieharias, den zoon van Bar.achias, dien tusschen dien tempel en het altaar ged hebt. Voorwaar-, Ik zeg u, dit alles -dit geslacht overkomen. Jeruzalem, J.l aaiem, dd,e de profeten, doodt, an s ïiigt degenen die tot u gezonden, z: hoc dikwijls keb Ik uwe kinderen wil Vergaderen, gelijk eene hen hare kuik «nlder hare vleugelen vergadert, en Si'ebl niet gewild; Ziet, uw huis zal u on woond gelaten worden. Want Ik zeg gij zult mij voortaan niet meer zien, tl g-ij zegt: Gezegend Hij, die komt Üei; naam des Heeren. De Arnerikaansche secte, die v gene verklaring van een karer vo -aanstaande leden onder leiding st; der vrijmetselarij, schijnt ook ree naar Canada overgestoken te zijnf Gelijk volgens de „Tel." aan „Da Mail" Wordt gemeld, zijn de kerk Oka, tusschen Ottawa en Montre l alsmede het seminarie en het kloos ■der paters afgebrand. De kathol ie bevolking van de provincie Queb begint verontrust te worden over i l veelvuldig voorkomen van kerkbr: den in die streek, en beticht er Ku-Klux-Klan van, het geheime Ame kaansche genootschap, dat strijd vo j tegen de katholieken. Nog dezer dagen heeft de burj meester van Montreal een brief o R vangen, geteekend „K.K.K.", waai jj gedreigd wordt met de vernietigi van katholiek eigendom. Een Reuter-bericht voegt hiera. nog toe, dat de brand te Oka, de vijl is, die binnen eenige weken in Cana een katholieke instelling in de as heeft gelegd. De Javapost" bevat nog een aan bijzonderheden over de geheime vl eeniging met den zonderlingen naai. Schrijver herinnert er aan, hoe vJ schillende sectarische vereeniging als Methodisten, Presbyterianen, Bi tisten, meerdere magonnieke loges het Zuiden, een anti-katholieken ve, tocht zijn begonnen in de Vereenig t (Staten. Erg ongerust behoeven wij ons das over niet te maken. De Puriteinse J geest, die van het begin af het re gieuze leven in Amerika vergiftige heeft telkens op periodieke tijden zi felle anti-katholieke onverdraagzaa heid getoond. Wat onze geloofsg nooten daar vóór den onafhankelij heidsoorlog van John. Knox' na vu gers te verduren hadden, kan mi vinden in Longfellow's heerlijk dicht„Evangeline", wel het schoon, juweel der Arnerikaansche poëzie. Dank aan de Pransche soldaten, d voor de vrijheid van Amerika hielpi vechten, kwam Washington togemo (aan vele ernstige grievon der kath lieken. Zoo verbood hij.al aanston. V bij 't aanvaarden van het opperbev' in 1775 te Cambridge, de beleedigem viering van den Guy Faukes' Da en herhaaldelijk gaf hij grooten aan de katholieken voor hun trouv hulp gedurende den oorlog. Hi patriottisme kon echter niet belette dat een fanatieke menigte te Ne' York in 1808 de St. Petruskerk ve "woesttein 1834 vond Massachusse geen woord van afkeuring, toen h grauw te Charlestown het Ursuline Klooster in brand stak. Kort daarop verscheen „the Amei 1 «an Anti-Papist" om dat onheilig vu brandend te houden, weldra geholp L door een geheime vereeniging „Na Ijl vist Movement", een soort voorloop van de huidige Ku-Klux-Klan; kreeg nieuw bloed in 1854 van 2ë lWar °,n R°manism, „eeuwi I T „„n, hadfterT c?' Newark en on ?,ediSe gevechti ■Orangistische benden het tafd Een Jezuiet, Pater Bapst we?d geteerd, in een tor. r3 bcho(l ff6duwd at* met veer van K. K. K, u lez'

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1922 | | pagina 6