l
Tweede Blad
Bijgeloof.
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
Kten en beslissende indruk
werd n iZ1Jner muzikale loopbaan
,werd op den 13den der maand ont-
Buitenland
DUiTSCHLAND
Voor de Keuken.
Het hoekje van humor.
ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1922
Over bijgeloof, dat altijd geheersclit
jieeft maar vooral bij de modernen
onzer dagen, die zicli z.g. boven gods
dienst verheven wanen, sterk in trek
is daar waar het ongeloof het
sterkst is, tiert het bijgeloof het
meest geeft „De Courant", de
navolgende curieuze bijzonderheden.
't Is nog niet lang geleden, dat men
lezen kon hoe Mrs. Bancroft, een
Engelsche actrice, een hoefijzer op
de. deuren van haar salons spijkerde
en op die van de kleedkamers van
het Prins van Wales-Theatre; de
schoone mistress Langtry gaat nooit
op het tooneel zonder een turkooizen
ring, 'die haar door een prins van
Wales gegeven is. De steen van dezen
ring is zoo groot, dat, wanneer zij
handschoenen draagt, zij dien naar
den palm der hand moet verschuiven
en wanneer zij in stukken speelt,
waar zulk een groote ring ongepast
schijnt, verbergt zij hem tussehen haar
kleederen.
Sarah Bernhardt heeft een oude
ceintuur van medaillons, waarop de
teekens der dierenriem in prachtig'
drijfwerk gegraveerd zijn; zij moet
afkomstig zijn van Napoleon, die ze
kreeg van Abdallah. Bey van Egypte.
De groote actrice is nooit zonder dezen
band, nu eens draagt zij hem over
haar kleederen en dan weer om haar
hals.
Ellen Terry gebruikt een kleinen
flacon als talisman. Mary Anderson
stelt haar vertrouwen in paarlenPatti
heeft een bijgeloovige liefde voor
klimop, waarvan het blad oen lieve
lingsfiguur voor haar is; en zoo zou
den wij een menigte menschen kunnen
noemen, die oude munten, zonderlinge
knoopen, talismans van allerlei soort
dragen, waarvan zij vast gelooven dat
deze hun geluk zullen aanbrengen,
roem en fortuin bezorgen.
Nu echter wenschen wij hoofd
zakelijk te spreken van de bijge-
loovigheden en dwaze denkbeelden,
verbonden aan sommige getallen, en
aan de dagen der week.
Een Pransch schrijver zegt hiervan
het volgende: „Als de mogelijkheid
moet bewezen worden, dat er een van
de dertien personen, die aan tafel
zitten, binnen het jaar zal sterven,
zal men vinden hoe de kansen dat
de dood zal plaats hebben, staan als
omstreeks één tot één.
Deze berekening heeft, door middel
van een valsche uitlegging, aanleiding
gegeven tot het niet minder belache
lijke vooroordeel dat het gevaar ver-
meden kan worden door een grooter
getal gasten, hetgeen alleen het uit
werksel zal hebben de mogelijkheid
j; te vermeerderen der gevreesde ge-
|i| beurtenis."
Het is moeilijk de reden der anti
pathie te vinden tegen'het getal 13
of te weten welke samenloop van
omstandigheden daaraan zulk een
onbenijdbare reputatie gegeven heeft.
Eenige zeggen dat het de datum is
van het Laatste Avondmaal, en, evenals
het vooroordeel tegen den Vrijdag,
voortkomt uit het feit dat de Kruisi
ging dien dag plaats had. In elk geval
hebben alle bijgeloovigen over de
geheele wereld van dien dag en datum
een afschuw.
In Parijs moet een maatschappij
bestaan, „le Quatorzième" (de Veer
tiende) genaamd, die zich ten doel
stelt gasten te leveren voor een maal
tijd, in geval er dertien zijn. 't Is
bedroevend te denken hoeveel prettige
dinétjes bedorven werden, door den
zoogenaamden kwaden invloed van
I dit noodlottige getal.
I Zelfs onder de slimme, practische
I hedendaagsche Amerikanen vindt men
K sporen van het vooroordeel, waarover
I wij spraken. Eenige der groote hotels
I in de Vereenigde Staten, zegt men,
I hebben geen kamer, die met 13 ge-
k nommerd is, daar sommige reizigers
1/ weigeren zouden daarin hun intrek te
nemen. De moeilijkheid schijnt ver-
j| meden te zijn door het gehate nummer
geheel over te slaan of door de eerste
dertien kamers met letters te teekenen
en eerst bij de 14de met het num
meren te beginnen,
Uit een levensbeschrijving van
Richard Wagner blijkt, dat het ge-
fe vreesde getal voor hem met bijzondere
y gelukkige gebeurtenissen verbonden
H was. Het was den 13 April 1845 dat
hij den Tannhiiuser voltooide en den
13 Maart 1891 dat deze opera in Parijs
werd opgevoerd; maar de toevallig
heden, die zeker opmerkenswaardig
zijn, begonnen met zijn geboorte. Hij
werd geboren in 1813, hij stierf den
A3den der maand, er zijn 13 letters
;m zijn naam en de som der cijfers
van 1813 is 13. J
Jivangen, toen hij de Preischtitz hoorde
■san W h we,rd voltooid den la Mei
182° Weber, de componist daarvan
stierf juist toen Wagner 13 jaar oud
was. Het eerste optreden van Wagner
als muzikaal persoon, dateert van den
dag toen hij als student aan de Leip-
ziger Academie optrad in 1831 en het
tooneel te Riga, waarvan hij directeur
was, werd geopend 13 September 1837.
Het'eerste van zijn Bayrenther drama's
werd begonnen 13 Augustus 1876 en
de 13de September 1882 was de laatste
dag dien hij op die plaats doorbracht
vóórdat hij Venetië verliet. Hij zag
zijn vriend Listzt voor het laatst in
die Italiaansche stad den 13 Januari
1883 en hij stierf den 13 Februari
1883 in het dertiende jaar van het
nieuwe Duitsche keizerrijk. Nog ver
dient opmerking, dat bij de opvoering
van „der Freischütz", die zooveel
invloed uitoefende op Wagner's roeping
de voornaamste actrice mevrouw
SchroderDevriendt was, die voor
't eerst in het openbaar optrad den
13 October 1819. rT
In de mythologie had Hecate drie
voudige macht; het zinnebeeld om
Jupiter was een drievoudige bliksem,
van Pluto een driehoofdige hondde
Schikgodinnen waren drie, de Gratiën
drie, de Furiën drie, de Muzen drie
maa'l drie negen in getal. De
Romeinen beschouwden een even
getal als ongelukkig, omdat, daar het
gelijk kon verdeeld worden, het 't sym-
booi wérd van dood en ontbinding.
Het getal zeven is van onheuglijke
tijden af als gewijd beschouwd. Vroeger
werd nooit aan een kind vóór den
7den dag een naam gegeven; vóór
dien dag werd het nog niet beschouwd
het volle leven te bezitten. De tanden
komen in de 7e maand voor den dag
en worden in het 7de jaar hernieuwd,
wanneer het eerste tijdperk der kinds
heid voorbij heet te zijn, en in de
meeste landen wordt de mensch op
driemaal zevenjarigen leeftijd voor
mondig verklaard.
Op vier maal zeven jaar is de man
in 'tbezit van zijn volle kracht; op
5 maal 7 is hij in de grootste drukte
zijner zaken, op 6 maal 7 wordt hij
ernstig en wijs of hij wordt het nooit;
7 maal 7 is hij op zijn hoogtepunt en
van dien tijd daalt hij af; met 8 maal
7 is hij in zijn eerste klimaatjaar of
jaar van gevaar, op 9 maal 7 in zijn
grootste jaar van gevaar, en 10 maal
7 wordt door den koninklijken profeet
het natuurlijke tijdsverloop van een
menschelijk leven genoemd.
Het getal zeven gaat ook niet alleen
door alle fabelen en legendeu der
natiën, maar ook door hun autenthieke
geschiedenis en de nevelachtige over
leveringen van hun godsdienst. Rome,
dat 7 koningen bezat, rustte statig op
7 heuvels. Wij hebben allen van de
zeven wonderen der wereld gehoord.
De. Cella van het Panthéon wordt
gesteund door zeven kolommen aan
elke zijde en de Tempel van Jupiter
Olympus is versierd door zeven kolom
men in het Oosten en Westen en door
14 aan de kanten. De ouden schenen
vast te gelooven dat elk gebouw, even
als Salomons tempel, op zeven kolom
men rusten moest. De Engelsche
kathedralen en abdijkerken bewijzen,
met vele andere, dat dit getal telkens
zoowel in de oudere, als in de nieuwere
Engelsche architectuur herhaaldelijk
voorkomt.
Waarschijnlijk door toeval speelt
ook in de beroemde kathedraal van
Keulen 't getal zeven een groote rol.
Het getal schijnt als het grondbeginsel
begonnen te zijn van alle schikkingen,
waarin van een numeriek getal sprake
is. Zoo zijn er zeven nissen voor de
standbeelden aan de voornaamste
deuren en aan de zij-ingangen. Zeven
voetstukken voor beelden staan in de
vestibule, zeven kapellen omringen
het koor, dat versierd is door twee
maal zeven kolommen. In de vleugels
zijn zeven maal acht pilaren, en vier
maal zeven pijlers rijzen langs de
muren omhoog. Het westerportaal is
zeven maal 33 voet wijd, de lengte
van het groote gebouw is zeven maal
76 voet en de hoogte tot den top der
voornaamste torens was 7 maal 76
voet gesteld. De drie middelbeuken
zijn zeven maal vijftien voet wijd.
Niet alleen komt het getal zeven zoo
veelvuldig voor in algemeene bouw
kundige ontwerpen, maar ook in de
kleinste bijzonderheden als de onder-
deelen van decoratief werk.
Volgens een oud geloof, dat zeer
algemeen in zwang was, hebben som
mige buitengewone voorrechten altijd
aan zevende zoons behoord. Men
meende dat een zevende zoon als
geneesheer geboren werd en een
instinctmatige kennis had van de heel
kunde en zelfs nu en dan wonderbare
genezingen wist te volvoeren alleen
door aanraking. Van daar dat, waar
een zevende zoon geboren werd, de
ouders zich verplicht achtten hem tot
dokter op te leiden.
De Schotsche waarzegsters beroemen
er zich op de zevende dochter te zijn,
en winnen daardoor de gunst van het
mindere voik. Nu nog leest men in
Engeland advertenties in de couranten
van mannelijke en vrouwelijke kwak
zalvers, die ziekten beweren te kunnen
genezen, welke door alle geneesheeren
opgegeven zijn, omdat zij de zevende
zoon of dochter van den zevenden
zoon of dochter van een zevende kind
zijn!
Chopin, de groote componist, had
een bij zonderen afkeer van het getal
zeven. Hij zou nooit logeeren in een
huis dat'het getal 7 droeg, hij zou
nooit op een 7de of 17de op reis zijn
gegaan.
Natuurlijk houdt de Vrijdag ook
zijn slechten naam op met betrekking
tot de huwelijken. Vier of vijf jaar
geleden werd in Chicago uitgemaakt
dat op de lijst der huwelijken ge
durende acht maanden van het jaar
er slechts 80 ongeveer op Vrijdag
werden gesloten, terwijl het getal op
andere dagen 400 a 500 beliep. Het
denkbeeld dat de Vrijdag een onge
luksdag is, schijnt algemeen, en in
vele beschaafde landen staat hij be
kend als de beulsdag, omdat op dien
dag de meeste doodvonnissen ten uit
voer werden gebracht,
Valutadans-Doodendans
Onder dit opschrift schreef vorige
week een zekere E. B. een zeer lezens
waardig artikel in „Het Centrum"
waaraan wij het navogende ontleenen.
Alles in Duitschland draait om de
valuta. Het ochtendblad wordt begeerig
ontvouwd, om den stand der koer
sen te zien. De eerste gedachte, de
eerste vraag 's morgens is: wie steht
der Dollar, wie steht der Gulden? En
dan ziet men weer, hoe beide munt
eenheden met sprongen omhoog zijn
gegaan. Eergisteren stond de dollar
op 1492; gisteren stond hij op 1972.
Een sprong, als nog nooit was mee
gemaakt De gulden (tegenwoordig in
Duitschland een ding van kolossaal
veel belang!) was van 565 op 771
gestegen. Men ziet die cijfers; men
kijkt elkaar aan men vraagt: wo soil
das hing? Maar dan komt weer de
fatalistische trek over het gelaat. Er
is toch niets aan te doen; de Fran-
zozen willen ons vernietigen. Weet
u, wat die onheilvolle cijfers der
koersen beteekenen? Dat alle prijzen
zich onmiddellijk daaraan aanpassen.
Het leven wordt in één dag 30 tot
40 pet. duurder. U moet op zulke
dagen de winkels eens zien in de
groote steden. Iedereen wil koopen,
wat hij koopen kan; want morgen is
alles wéér duurder. Maar men kan
niet alles krijgen. Want veel winke
liers houden bepaalde artikelen vast,
tot ze nóg duurder zijn. Misschien niet
uit woekerzucht, maar omdat zij vree-
zen, geen voldoende nieuwe aankoop
meer te kunnen doen bij gebrek aan
geld. Dat is voor tallooze winkeliers
een nachtmerrie. Zij moeten soms
den dubbelen prijs betalen als bij den
vorigen inkoop en hoe verdubbelen
ze zoo ineens hun bedrijfskapitaal?!
Vandaar de kapitaal- en credietnood
in Duitschland. Het publiek betaalt
met bloedend hart de hooge prijzen,
maar morgen zou men immers nog
méér moeten betalen.
Ik was op den dag der groote mark
inzinking in Essen, dat zich sinds
10 of 12 jaren tot de machtigste stad
van het industrie-district heeft opge
werkt. Gij had de gesprekken der
huisvrouwen moeten hooren; de win
kels moeten zien. Laat ik u eens een
paar prijzen noteeren. Roomboter 240
mark; margarine 175 mark. Braatvet
200 mark, plantenvet 160 mark. Rijst
35 mark. Suiker 65 mark (maar werd
bijna overal door de verkoopers vast
gehouden, was zoogenaamd uitver
kocht!). Groene zeep 34 mark. Rund-
vleesch 100 mark; alles per pond.
Een liter bakolie 200 mark; een liter
slaolie 260 mark. Een pond koffie
kosste drie dagen vroeger nog 283
mark; nu reeds 350 mark. En toen
was de sprong van den dollar geduren
de de beurs van dien dag nog slechts
ten deele bekend. Men kan dus na
gaan, hoe de prijzen daags daarna
geweest zijn! Inderdaad waren de
kleine harde broodjes, die iedereen
wel kent van een Duitsche ontbijt
tafel, onmiddellijk van 2 mark op 3
mark gestegen; 50 pet.! Een witte
brood kostte den volgenden dag 50
mark, een roggebrood 60 mark. Valuta-
dans!
Nu is dit alles nog niet zóó erg
voor de georganiseerde vakwerklieden
of voor Rijks- en gemeente tambtenaren.
Zij eischen en ontvangen evenredige
loonsverhoogingen, hoewel ook dat
niet zonder schade afloopt, terwijl aan
den anderen kant de industrie steeds
zwaarder wordt belast, Rijk en gemeen
ten bijna bezwijken onder de fantas
tische schuldencijfers en de openbare
tarieven steeds omhoog gaan. Zoo
zouden de spoorwegtarieven met 50 pet.
worden verhoogd, maar na de cata
strofe der laatste dagen zal het eerder
100 of 125 pet. moeten worden. Daar
bij reist nu reeds negen tiende der
Duitschers vierde klas. De eerste klas
is totaal verdwenen, behalve in groote
internationale treinen; van de tweede
klas vindt men gewoonlij k 6 of 8 coupé's
in een trein van 10 rijtuigen. En wie
daar in zit, reist meestal alléén of
deelt de heele coupé met één mede
reiziger. Als niet zoo veel Hollanders
in Duitschland reisden, zou men op
bepaalde lijnen ook niet de volle
tweede klas coupé's zien, die men
in deze maanden wel ziet.
In den waren zin des woords nood
lottig is de valutadans voor die breede
kringen der bevolking, die van een
vast inkomen moeten leven en géén
noemenswaardige vermeerdering kun
nen verkrijgen. Ik ken een oud echt
paar, dat zeven kinderen in eer en
deugd heeft grootgebracht en nu moet
rond komen van een pensioen van
300 mark in de maand. Maar één
brood kost 50 mark.... De nood in
Duitschland is groot en wordt steeds
grooter; alleen maar men ziet dien
niet.
Dat is eigenlijk een fataal ding voor
Duitschland en ik heb dat tegen
menigeen ook gezegd. In de groote
steden ziet men geen spoor van nood
men ziet haast geen herinnering aan
den oorlog. Het verkeer is geweldig;
de stations verzwelgen massa's rei
zigers en spuwen andere massa's uit.
Een groot deel van het publiek
dames en heeren is keurig gekleed
de nieuwste modes mankeeren ner
gens (men draagt er echter zéér wei
nig roode hoeden, misschien om tegen
de Parijsche modetyrannie in te gaan).
De café's zijn stampvol. De banket
bakkerijen etaleeren en verkoopen
de fijnste taarten en andere lekker
nijen. In de populaire uitspanningen
en restaurants buiten de stad is des
Zondags nauwelijks plaats te krijgen.
Kortom, alles schijnt zeer welvarend.
Een Fanschman, die dit leven der
groote steden van buiten beziet, zal
spottend zeggen: En die beweren, dat
zc niet betalen kunnen! En toch is
het zoo. Ach die kooplust, die drukte,
dat verkeer, dat uitgaan het is
maar een heftig bewogen oppervlak.
Het zijn voor een groot deel de jonge,
ongehuwde mannen en meisjes, die
hooge loonen verdienen en al het
geld verbruiken aan kleeren, genoe
gens en luxe. Sparen och neen,
dat doet bijna niemand meer. Waarom
zouden we sparen, zegt men, als
overmorgen het geld de helft van
waarde heeft verloren? Dat is nu
wel waar, maar men zou het geld
ook nuttig kunnen besteden. Inder
daad koopt menigeen nu zijn meubels,
zijn onder- en bovenkleeding en wat
verder later te pas kan komen. Maar
de groote massa dezer jongelieden
geeft het geld uit voor genoegens en
luxe. De oorlog heeft de oude deugden
gedoodlichtvaardigheid en genotzucht
gaan hand in hand en een zeker fa
talisme doet de rest, om een stemming
van „après nous le déluge" te schep
pen. Maar de huisvaders, de weduwen,
de intellectueelen, allen zij, die van
een bepaald inkomen moeten leven
en dagelijks met schrik den dol
lar en den gulden zien rijzen, ver
vloeken de spilzucht en den valschen
welvaartschijn, die zich vooral in de
groote steden zoo luidruchtig demon
streert.
Uit die sombere en moedelooze
stemming komt ook de animositeit
tegen de buitenlanders, die men over
al in meerdere of mindere mate ont
moet. Men heeft meer bestelling voor
den Nederlandschen gulden, dan sym
pathie voor den Nederlander zelf.'Als
men dan eens klam met de menschen
praat en hun vraagt, hoe een in
Duitschland doorgebrachte vacantie
aan Duitschland schade kan doen
blijkt, dat het leegkeopen der winkels,
zooals dat in het vorige jaar zoo tact
loos bot en ongevoelig door tal van
Ilollandsche winkeliers èn particulie
ren langs de Duitscli grens is geschied,
zeer veel kwaad bloed heett gezet.
Waarbij dan ook wordt betoogd, dat
de Hollandsche koopers de prijzen
ook nu nog opdrijven, terwijl ten
slotte een zekere afgunst ook mee
spreekt. Wir miissen soviel entbehren
und die Hollander leben so billig als
nie in ihrem eignen Lande".
Dat laatste is inderdaad zeer juist,
maar daar kunnen wij niets aan doen?
Wij maken de valuta niet. Een Hol
lander, die nu in Duitschland rond
reist, ondervindt de dolste dingen
vanwege zijn goedkoope marken. Ik
heb tijdens de Weseler Messe daar
ter plaatse steeds eenvoudig, maar
heel goed gegeten voor 80 mark
10 pet. fooi; in Hollandsch geld toen
ongeveer een kwartje. Gij kunt een
halven avond in een café zitten voor
6 of 7 cents!! Ik heb een prachtige
treinreis gemaakt in het Belgische
Land, ander-half uur, tweede klas,
voor nog geen 7 cents. Ik heb in een
klein^ stedeke een heel goede kamer
gehad met eenvoudig ontbijt voor
26 cents; fooi inbegrepen. Gij drinkt
een hartige flesch Rijnwijn voor 35
of 40 cents. Een geurige sigaar kost
u 2'/2 ot 3 cents. Een kop Mokka
koffie hoogstens 3 cents. Enz. het
thema is eentonig! Het is niet meer
dan menschelijk, dat Duitschers, die
zich dat alles en nog veel meer moe
ten ontzeggen, een gevoel van jaloezie
bekruipt.
Voor den Nederlandschen gulden
echter bestaat te meer sympathie. Hij
verheugt zich in iéders dagelijksche
belangstelling. Het is voor ons een
zeer zonderling gezicht, in de groote
bankgebouwen de vele dames en
heeren te zien, die één, zegge één
Hollandschen zilverbon komen inwis
selen. Bij ons gaat men daarmede
naar den kruidenier; in Duitschland
gaat men er mee naar de bank! Ik
zag een Duitsche dame, die f 40
inwisselde en er 22.000 mark voor
kreeg, aangestaard door dozijnen ver
langende blikken. Er wordt blijkbaar
veel in zilverbons gespeculeerd. Wie
een paar honderd mark niet dadelijk
noodig heeft, koopt er fluks een zil
verbon van één gulden voor. Als hij
drie dagen later het geld noodig heeft,
verkoopt hij den zilver bon en krijgt
er natuurlijk méér voor terug, omdat
de mark alweer gezakt is. Maar daar
ook de prijzen dagelijks meegaan,
komt het ten slotte toch op hetzelfde
neer. Het is een cirkel zonder eind
en niemand weet, waar het zal ein
digen. Doch het wordt met den dag
slechter.
In het Roergebied verwacht men
tenovervloede ook nog een Fransche
bezetting met al de onheilen, die daar
uit kunnen voortvloeien. Als de mijn
werkers weigeren voor de Fransehen
te werken? En als de Franschen, die
in het bezette gebied geen haar beter
zijn dan de Pruisen van het oude
millitaire régime, dan geweld zullen
gebruiken? De haat tegen de Fran
schen is ontstellend men maakt
hen, terecht of niet, aansprakelijk
voor de ellende van den laatsten
tijd en de laatste redevoeringen van
Poincarè stijven de Duitschers in die
opvatting. Van den haat tegen de
Engelschen is weinig overgebleven.
Lloyd George wordt populair in
Duitschland! Maar in Parijs beseft
men niet, wat al kruit en dynamiet
men op het oogenblik door zijn poli
tiek in Duitschland opzamelt....
Ondanks al de fouten, die Duitsch
land heeft gemaakt en ondanks de
herinnering aan de daden van het
oude regime, moet men in deze dagen
toch een oprecht medelijden hebben
met het Duitsche volk. Den oorlog
van ruim vier jaren ten koste van
ontzettende offers aan bloed, leven
en gezondheid verloren; daarna ver
scheurd door bloedige, inwendige
twisten en ten slotte bezocht door een
economischen nood, waaruit geen uit
weg te zien schijnt het is geen
kleinigheid, En wat zal de toekomst
brengen?
Zal de valutadans een doodendans
worden
MAGERE GROENTESOEP.
Men heeft hiervoor noodig1 liter
water, '/2 ons rijst, 2 ons boter, een
theekopje vol gesneden soepgroente,
een weinig peper en zout.
Nadat de groente schoongemaakt,
gewasschen en fijn gehakt is, wordt
deze half gaar gesmoord in de helft
van de boter, waaraan een weinig-
peper is toegevoegd. Daarna worden
de rijst, het water en het zout er aan
toegevoegd en moet alles drie kwar
tier koken. Voor de soep in de ter
rine te doen, wordt de rest van de
boter er aan toegevoegd.
BLOEMKOOLSOEP.
Men neemt hiervoor een bloemkool
en een paar flinke aardappels, welke
stukgesneden samen worden gekookt.
Daarna even onder de kraan verfris-
schen. Vervolgens wordt alles in een
pan gedaan met bijvoeging' van ruim
1 liter melk, wat peper en zout en
nootmuskaat. Nadat alles aan de kook
is gebracht, wordt de massa door een
haardoek gezeefd. Aan de puree wordt
vervolgens 2 liter kokende melk toe
gevoegd, waarna alles onder voort
durend roeren opnieuw aan de kook
gebracht wordt. Nadat er een kan-
toorkop vol room en wat gehakte
kervel aan toegevoegd zijn, is de
soep gereed.
HET LANGST.
Jonge dokter (door de deur van
de wachtkamer roepend, waar een
viertal personen wacht): Wie uwer
wacht het langst?
Schoenmaker (de rekening in de
hoogte houdend): Ik dokter, al acht
maanden.
PROBAAT MIDDEL.
Jonge dame: „Maar dokter is er
nu heusch niets aan te doen, dat die
akelige zomersproeten telkens weer
opkomen
Dokter: „Juffrouw, u weet, dat ik
van alles geprobeerd heb, maar niets
hielp op den duur."
Jonge dame wanhopig: „Maar dok
ter, dat is om uit je vel te springen."
Dokter kalm„Dat zou misschien
nog het beste middel zijn."