l Tweede Blad Bijgeloof. NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Kten en beslissende indruk werd n iZ1Jner muzikale loopbaan ,werd op den 13den der maand ont- Buitenland DUiTSCHLAND Voor de Keuken. Het hoekje van humor. ZATERDAG 9 SEPTEMBER 1922 Over bijgeloof, dat altijd geheersclit jieeft maar vooral bij de modernen onzer dagen, die zicli z.g. boven gods dienst verheven wanen, sterk in trek is daar waar het ongeloof het sterkst is, tiert het bijgeloof het meest geeft „De Courant", de navolgende curieuze bijzonderheden. 't Is nog niet lang geleden, dat men lezen kon hoe Mrs. Bancroft, een Engelsche actrice, een hoefijzer op de. deuren van haar salons spijkerde en op die van de kleedkamers van het Prins van Wales-Theatre; de schoone mistress Langtry gaat nooit op het tooneel zonder een turkooizen ring, 'die haar door een prins van Wales gegeven is. De steen van dezen ring is zoo groot, dat, wanneer zij handschoenen draagt, zij dien naar den palm der hand moet verschuiven en wanneer zij in stukken speelt, waar zulk een groote ring ongepast schijnt, verbergt zij hem tussehen haar kleederen. Sarah Bernhardt heeft een oude ceintuur van medaillons, waarop de teekens der dierenriem in prachtig' drijfwerk gegraveerd zijn; zij moet afkomstig zijn van Napoleon, die ze kreeg van Abdallah. Bey van Egypte. De groote actrice is nooit zonder dezen band, nu eens draagt zij hem over haar kleederen en dan weer om haar hals. Ellen Terry gebruikt een kleinen flacon als talisman. Mary Anderson stelt haar vertrouwen in paarlenPatti heeft een bijgeloovige liefde voor klimop, waarvan het blad oen lieve lingsfiguur voor haar is; en zoo zou den wij een menigte menschen kunnen noemen, die oude munten, zonderlinge knoopen, talismans van allerlei soort dragen, waarvan zij vast gelooven dat deze hun geluk zullen aanbrengen, roem en fortuin bezorgen. Nu echter wenschen wij hoofd zakelijk te spreken van de bijge- loovigheden en dwaze denkbeelden, verbonden aan sommige getallen, en aan de dagen der week. Een Pransch schrijver zegt hiervan het volgende: „Als de mogelijkheid moet bewezen worden, dat er een van de dertien personen, die aan tafel zitten, binnen het jaar zal sterven, zal men vinden hoe de kansen dat de dood zal plaats hebben, staan als omstreeks één tot één. Deze berekening heeft, door middel van een valsche uitlegging, aanleiding gegeven tot het niet minder belache lijke vooroordeel dat het gevaar ver- meden kan worden door een grooter getal gasten, hetgeen alleen het uit werksel zal hebben de mogelijkheid j; te vermeerderen der gevreesde ge- |i| beurtenis." Het is moeilijk de reden der anti pathie te vinden tegen'het getal 13 of te weten welke samenloop van omstandigheden daaraan zulk een onbenijdbare reputatie gegeven heeft. Eenige zeggen dat het de datum is van het Laatste Avondmaal, en, evenals het vooroordeel tegen den Vrijdag, voortkomt uit het feit dat de Kruisi ging dien dag plaats had. In elk geval hebben alle bijgeloovigen over de geheele wereld van dien dag en datum een afschuw. In Parijs moet een maatschappij bestaan, „le Quatorzième" (de Veer tiende) genaamd, die zich ten doel stelt gasten te leveren voor een maal tijd, in geval er dertien zijn. 't Is bedroevend te denken hoeveel prettige dinétjes bedorven werden, door den zoogenaamden kwaden invloed van I dit noodlottige getal. I Zelfs onder de slimme, practische I hedendaagsche Amerikanen vindt men K sporen van het vooroordeel, waarover I wij spraken. Eenige der groote hotels I in de Vereenigde Staten, zegt men, I hebben geen kamer, die met 13 ge- k nommerd is, daar sommige reizigers 1/ weigeren zouden daarin hun intrek te nemen. De moeilijkheid schijnt ver- j| meden te zijn door het gehate nummer geheel over te slaan of door de eerste dertien kamers met letters te teekenen en eerst bij de 14de met het num meren te beginnen, Uit een levensbeschrijving van Richard Wagner blijkt, dat het ge- fe vreesde getal voor hem met bijzondere y gelukkige gebeurtenissen verbonden H was. Het was den 13 April 1845 dat hij den Tannhiiuser voltooide en den 13 Maart 1891 dat deze opera in Parijs werd opgevoerd; maar de toevallig heden, die zeker opmerkenswaardig zijn, begonnen met zijn geboorte. Hij werd geboren in 1813, hij stierf den A3den der maand, er zijn 13 letters ;m zijn naam en de som der cijfers van 1813 is 13. J Jivangen, toen hij de Preischtitz hoorde ■san W h we,rd voltooid den la Mei 182° Weber, de componist daarvan stierf juist toen Wagner 13 jaar oud was. Het eerste optreden van Wagner als muzikaal persoon, dateert van den dag toen hij als student aan de Leip- ziger Academie optrad in 1831 en het tooneel te Riga, waarvan hij directeur was, werd geopend 13 September 1837. Het'eerste van zijn Bayrenther drama's werd begonnen 13 Augustus 1876 en de 13de September 1882 was de laatste dag dien hij op die plaats doorbracht vóórdat hij Venetië verliet. Hij zag zijn vriend Listzt voor het laatst in die Italiaansche stad den 13 Januari 1883 en hij stierf den 13 Februari 1883 in het dertiende jaar van het nieuwe Duitsche keizerrijk. Nog ver dient opmerking, dat bij de opvoering van „der Freischütz", die zooveel invloed uitoefende op Wagner's roeping de voornaamste actrice mevrouw SchroderDevriendt was, die voor 't eerst in het openbaar optrad den 13 October 1819. rT In de mythologie had Hecate drie voudige macht; het zinnebeeld om Jupiter was een drievoudige bliksem, van Pluto een driehoofdige hondde Schikgodinnen waren drie, de Gratiën drie, de Furiën drie, de Muzen drie maa'l drie negen in getal. De Romeinen beschouwden een even getal als ongelukkig, omdat, daar het gelijk kon verdeeld worden, het 't sym- booi wérd van dood en ontbinding. Het getal zeven is van onheuglijke tijden af als gewijd beschouwd. Vroeger werd nooit aan een kind vóór den 7den dag een naam gegeven; vóór dien dag werd het nog niet beschouwd het volle leven te bezitten. De tanden komen in de 7e maand voor den dag en worden in het 7de jaar hernieuwd, wanneer het eerste tijdperk der kinds heid voorbij heet te zijn, en in de meeste landen wordt de mensch op driemaal zevenjarigen leeftijd voor mondig verklaard. Op vier maal zeven jaar is de man in 'tbezit van zijn volle kracht; op 5 maal 7 is hij in de grootste drukte zijner zaken, op 6 maal 7 wordt hij ernstig en wijs of hij wordt het nooit; 7 maal 7 is hij op zijn hoogtepunt en van dien tijd daalt hij af; met 8 maal 7 is hij in zijn eerste klimaatjaar of jaar van gevaar, op 9 maal 7 in zijn grootste jaar van gevaar, en 10 maal 7 wordt door den koninklijken profeet het natuurlijke tijdsverloop van een menschelijk leven genoemd. Het getal zeven gaat ook niet alleen door alle fabelen en legendeu der natiën, maar ook door hun autenthieke geschiedenis en de nevelachtige over leveringen van hun godsdienst. Rome, dat 7 koningen bezat, rustte statig op 7 heuvels. Wij hebben allen van de zeven wonderen der wereld gehoord. De. Cella van het Panthéon wordt gesteund door zeven kolommen aan elke zijde en de Tempel van Jupiter Olympus is versierd door zeven kolom men in het Oosten en Westen en door 14 aan de kanten. De ouden schenen vast te gelooven dat elk gebouw, even als Salomons tempel, op zeven kolom men rusten moest. De Engelsche kathedralen en abdijkerken bewijzen, met vele andere, dat dit getal telkens zoowel in de oudere, als in de nieuwere Engelsche architectuur herhaaldelijk voorkomt. Waarschijnlijk door toeval speelt ook in de beroemde kathedraal van Keulen 't getal zeven een groote rol. Het getal schijnt als het grondbeginsel begonnen te zijn van alle schikkingen, waarin van een numeriek getal sprake is. Zoo zijn er zeven nissen voor de standbeelden aan de voornaamste deuren en aan de zij-ingangen. Zeven voetstukken voor beelden staan in de vestibule, zeven kapellen omringen het koor, dat versierd is door twee maal zeven kolommen. In de vleugels zijn zeven maal acht pilaren, en vier maal zeven pijlers rijzen langs de muren omhoog. Het westerportaal is zeven maal 33 voet wijd, de lengte van het groote gebouw is zeven maal 76 voet en de hoogte tot den top der voornaamste torens was 7 maal 76 voet gesteld. De drie middelbeuken zijn zeven maal vijftien voet wijd. Niet alleen komt het getal zeven zoo veelvuldig voor in algemeene bouw kundige ontwerpen, maar ook in de kleinste bijzonderheden als de onder- deelen van decoratief werk. Volgens een oud geloof, dat zeer algemeen in zwang was, hebben som mige buitengewone voorrechten altijd aan zevende zoons behoord. Men meende dat een zevende zoon als geneesheer geboren werd en een instinctmatige kennis had van de heel kunde en zelfs nu en dan wonderbare genezingen wist te volvoeren alleen door aanraking. Van daar dat, waar een zevende zoon geboren werd, de ouders zich verplicht achtten hem tot dokter op te leiden. De Schotsche waarzegsters beroemen er zich op de zevende dochter te zijn, en winnen daardoor de gunst van het mindere voik. Nu nog leest men in Engeland advertenties in de couranten van mannelijke en vrouwelijke kwak zalvers, die ziekten beweren te kunnen genezen, welke door alle geneesheeren opgegeven zijn, omdat zij de zevende zoon of dochter van den zevenden zoon of dochter van een zevende kind zijn! Chopin, de groote componist, had een bij zonderen afkeer van het getal zeven. Hij zou nooit logeeren in een huis dat'het getal 7 droeg, hij zou nooit op een 7de of 17de op reis zijn gegaan. Natuurlijk houdt de Vrijdag ook zijn slechten naam op met betrekking tot de huwelijken. Vier of vijf jaar geleden werd in Chicago uitgemaakt dat op de lijst der huwelijken ge durende acht maanden van het jaar er slechts 80 ongeveer op Vrijdag werden gesloten, terwijl het getal op andere dagen 400 a 500 beliep. Het denkbeeld dat de Vrijdag een onge luksdag is, schijnt algemeen, en in vele beschaafde landen staat hij be kend als de beulsdag, omdat op dien dag de meeste doodvonnissen ten uit voer werden gebracht, Valutadans-Doodendans Onder dit opschrift schreef vorige week een zekere E. B. een zeer lezens waardig artikel in „Het Centrum" waaraan wij het navogende ontleenen. Alles in Duitschland draait om de valuta. Het ochtendblad wordt begeerig ontvouwd, om den stand der koer sen te zien. De eerste gedachte, de eerste vraag 's morgens is: wie steht der Dollar, wie steht der Gulden? En dan ziet men weer, hoe beide munt eenheden met sprongen omhoog zijn gegaan. Eergisteren stond de dollar op 1492; gisteren stond hij op 1972. Een sprong, als nog nooit was mee gemaakt De gulden (tegenwoordig in Duitschland een ding van kolossaal veel belang!) was van 565 op 771 gestegen. Men ziet die cijfers; men kijkt elkaar aan men vraagt: wo soil das hing? Maar dan komt weer de fatalistische trek over het gelaat. Er is toch niets aan te doen; de Fran- zozen willen ons vernietigen. Weet u, wat die onheilvolle cijfers der koersen beteekenen? Dat alle prijzen zich onmiddellijk daaraan aanpassen. Het leven wordt in één dag 30 tot 40 pet. duurder. U moet op zulke dagen de winkels eens zien in de groote steden. Iedereen wil koopen, wat hij koopen kan; want morgen is alles wéér duurder. Maar men kan niet alles krijgen. Want veel winke liers houden bepaalde artikelen vast, tot ze nóg duurder zijn. Misschien niet uit woekerzucht, maar omdat zij vree- zen, geen voldoende nieuwe aankoop meer te kunnen doen bij gebrek aan geld. Dat is voor tallooze winkeliers een nachtmerrie. Zij moeten soms den dubbelen prijs betalen als bij den vorigen inkoop en hoe verdubbelen ze zoo ineens hun bedrijfskapitaal?! Vandaar de kapitaal- en credietnood in Duitschland. Het publiek betaalt met bloedend hart de hooge prijzen, maar morgen zou men immers nog méér moeten betalen. Ik was op den dag der groote mark inzinking in Essen, dat zich sinds 10 of 12 jaren tot de machtigste stad van het industrie-district heeft opge werkt. Gij had de gesprekken der huisvrouwen moeten hooren; de win kels moeten zien. Laat ik u eens een paar prijzen noteeren. Roomboter 240 mark; margarine 175 mark. Braatvet 200 mark, plantenvet 160 mark. Rijst 35 mark. Suiker 65 mark (maar werd bijna overal door de verkoopers vast gehouden, was zoogenaamd uitver kocht!). Groene zeep 34 mark. Rund- vleesch 100 mark; alles per pond. Een liter bakolie 200 mark; een liter slaolie 260 mark. Een pond koffie kosste drie dagen vroeger nog 283 mark; nu reeds 350 mark. En toen was de sprong van den dollar geduren de de beurs van dien dag nog slechts ten deele bekend. Men kan dus na gaan, hoe de prijzen daags daarna geweest zijn! Inderdaad waren de kleine harde broodjes, die iedereen wel kent van een Duitsche ontbijt tafel, onmiddellijk van 2 mark op 3 mark gestegen; 50 pet.! Een witte brood kostte den volgenden dag 50 mark, een roggebrood 60 mark. Valuta- dans! Nu is dit alles nog niet zóó erg voor de georganiseerde vakwerklieden of voor Rijks- en gemeente tambtenaren. Zij eischen en ontvangen evenredige loonsverhoogingen, hoewel ook dat niet zonder schade afloopt, terwijl aan den anderen kant de industrie steeds zwaarder wordt belast, Rijk en gemeen ten bijna bezwijken onder de fantas tische schuldencijfers en de openbare tarieven steeds omhoog gaan. Zoo zouden de spoorwegtarieven met 50 pet. worden verhoogd, maar na de cata strofe der laatste dagen zal het eerder 100 of 125 pet. moeten worden. Daar bij reist nu reeds negen tiende der Duitschers vierde klas. De eerste klas is totaal verdwenen, behalve in groote internationale treinen; van de tweede klas vindt men gewoonlij k 6 of 8 coupé's in een trein van 10 rijtuigen. En wie daar in zit, reist meestal alléén of deelt de heele coupé met één mede reiziger. Als niet zoo veel Hollanders in Duitschland reisden, zou men op bepaalde lijnen ook niet de volle tweede klas coupé's zien, die men in deze maanden wel ziet. In den waren zin des woords nood lottig is de valutadans voor die breede kringen der bevolking, die van een vast inkomen moeten leven en géén noemenswaardige vermeerdering kun nen verkrijgen. Ik ken een oud echt paar, dat zeven kinderen in eer en deugd heeft grootgebracht en nu moet rond komen van een pensioen van 300 mark in de maand. Maar één brood kost 50 mark.... De nood in Duitschland is groot en wordt steeds grooter; alleen maar men ziet dien niet. Dat is eigenlijk een fataal ding voor Duitschland en ik heb dat tegen menigeen ook gezegd. In de groote steden ziet men geen spoor van nood men ziet haast geen herinnering aan den oorlog. Het verkeer is geweldig; de stations verzwelgen massa's rei zigers en spuwen andere massa's uit. Een groot deel van het publiek dames en heeren is keurig gekleed de nieuwste modes mankeeren ner gens (men draagt er echter zéér wei nig roode hoeden, misschien om tegen de Parijsche modetyrannie in te gaan). De café's zijn stampvol. De banket bakkerijen etaleeren en verkoopen de fijnste taarten en andere lekker nijen. In de populaire uitspanningen en restaurants buiten de stad is des Zondags nauwelijks plaats te krijgen. Kortom, alles schijnt zeer welvarend. Een Fanschman, die dit leven der groote steden van buiten beziet, zal spottend zeggen: En die beweren, dat zc niet betalen kunnen! En toch is het zoo. Ach die kooplust, die drukte, dat verkeer, dat uitgaan het is maar een heftig bewogen oppervlak. Het zijn voor een groot deel de jonge, ongehuwde mannen en meisjes, die hooge loonen verdienen en al het geld verbruiken aan kleeren, genoe gens en luxe. Sparen och neen, dat doet bijna niemand meer. Waarom zouden we sparen, zegt men, als overmorgen het geld de helft van waarde heeft verloren? Dat is nu wel waar, maar men zou het geld ook nuttig kunnen besteden. Inder daad koopt menigeen nu zijn meubels, zijn onder- en bovenkleeding en wat verder later te pas kan komen. Maar de groote massa dezer jongelieden geeft het geld uit voor genoegens en luxe. De oorlog heeft de oude deugden gedoodlichtvaardigheid en genotzucht gaan hand in hand en een zeker fa talisme doet de rest, om een stemming van „après nous le déluge" te schep pen. Maar de huisvaders, de weduwen, de intellectueelen, allen zij, die van een bepaald inkomen moeten leven en dagelijks met schrik den dol lar en den gulden zien rijzen, ver vloeken de spilzucht en den valschen welvaartschijn, die zich vooral in de groote steden zoo luidruchtig demon streert. Uit die sombere en moedelooze stemming komt ook de animositeit tegen de buitenlanders, die men over al in meerdere of mindere mate ont moet. Men heeft meer bestelling voor den Nederlandschen gulden, dan sym pathie voor den Nederlander zelf.'Als men dan eens klam met de menschen praat en hun vraagt, hoe een in Duitschland doorgebrachte vacantie aan Duitschland schade kan doen blijkt, dat het leegkeopen der winkels, zooals dat in het vorige jaar zoo tact loos bot en ongevoelig door tal van Ilollandsche winkeliers èn particulie ren langs de Duitscli grens is geschied, zeer veel kwaad bloed heett gezet. Waarbij dan ook wordt betoogd, dat de Hollandsche koopers de prijzen ook nu nog opdrijven, terwijl ten slotte een zekere afgunst ook mee spreekt. Wir miissen soviel entbehren und die Hollander leben so billig als nie in ihrem eignen Lande". Dat laatste is inderdaad zeer juist, maar daar kunnen wij niets aan doen? Wij maken de valuta niet. Een Hol lander, die nu in Duitschland rond reist, ondervindt de dolste dingen vanwege zijn goedkoope marken. Ik heb tijdens de Weseler Messe daar ter plaatse steeds eenvoudig, maar heel goed gegeten voor 80 mark 10 pet. fooi; in Hollandsch geld toen ongeveer een kwartje. Gij kunt een halven avond in een café zitten voor 6 of 7 cents!! Ik heb een prachtige treinreis gemaakt in het Belgische Land, ander-half uur, tweede klas, voor nog geen 7 cents. Ik heb in een klein^ stedeke een heel goede kamer gehad met eenvoudig ontbijt voor 26 cents; fooi inbegrepen. Gij drinkt een hartige flesch Rijnwijn voor 35 of 40 cents. Een geurige sigaar kost u 2'/2 ot 3 cents. Een kop Mokka koffie hoogstens 3 cents. Enz. het thema is eentonig! Het is niet meer dan menschelijk, dat Duitschers, die zich dat alles en nog veel meer moe ten ontzeggen, een gevoel van jaloezie bekruipt. Voor den Nederlandschen gulden echter bestaat te meer sympathie. Hij verheugt zich in iéders dagelijksche belangstelling. Het is voor ons een zeer zonderling gezicht, in de groote bankgebouwen de vele dames en heeren te zien, die één, zegge één Hollandschen zilverbon komen inwis selen. Bij ons gaat men daarmede naar den kruidenier; in Duitschland gaat men er mee naar de bank! Ik zag een Duitsche dame, die f 40 inwisselde en er 22.000 mark voor kreeg, aangestaard door dozijnen ver langende blikken. Er wordt blijkbaar veel in zilverbons gespeculeerd. Wie een paar honderd mark niet dadelijk noodig heeft, koopt er fluks een zil verbon van één gulden voor. Als hij drie dagen later het geld noodig heeft, verkoopt hij den zilver bon en krijgt er natuurlijk méér voor terug, omdat de mark alweer gezakt is. Maar daar ook de prijzen dagelijks meegaan, komt het ten slotte toch op hetzelfde neer. Het is een cirkel zonder eind en niemand weet, waar het zal ein digen. Doch het wordt met den dag slechter. In het Roergebied verwacht men tenovervloede ook nog een Fransche bezetting met al de onheilen, die daar uit kunnen voortvloeien. Als de mijn werkers weigeren voor de Fransehen te werken? En als de Franschen, die in het bezette gebied geen haar beter zijn dan de Pruisen van het oude millitaire régime, dan geweld zullen gebruiken? De haat tegen de Fran schen is ontstellend men maakt hen, terecht of niet, aansprakelijk voor de ellende van den laatsten tijd en de laatste redevoeringen van Poincarè stijven de Duitschers in die opvatting. Van den haat tegen de Engelschen is weinig overgebleven. Lloyd George wordt populair in Duitschland! Maar in Parijs beseft men niet, wat al kruit en dynamiet men op het oogenblik door zijn poli tiek in Duitschland opzamelt.... Ondanks al de fouten, die Duitsch land heeft gemaakt en ondanks de herinnering aan de daden van het oude regime, moet men in deze dagen toch een oprecht medelijden hebben met het Duitsche volk. Den oorlog van ruim vier jaren ten koste van ontzettende offers aan bloed, leven en gezondheid verloren; daarna ver scheurd door bloedige, inwendige twisten en ten slotte bezocht door een economischen nood, waaruit geen uit weg te zien schijnt het is geen kleinigheid, En wat zal de toekomst brengen? Zal de valutadans een doodendans worden MAGERE GROENTESOEP. Men heeft hiervoor noodig1 liter water, '/2 ons rijst, 2 ons boter, een theekopje vol gesneden soepgroente, een weinig peper en zout. Nadat de groente schoongemaakt, gewasschen en fijn gehakt is, wordt deze half gaar gesmoord in de helft van de boter, waaraan een weinig- peper is toegevoegd. Daarna worden de rijst, het water en het zout er aan toegevoegd en moet alles drie kwar tier koken. Voor de soep in de ter rine te doen, wordt de rest van de boter er aan toegevoegd. BLOEMKOOLSOEP. Men neemt hiervoor een bloemkool en een paar flinke aardappels, welke stukgesneden samen worden gekookt. Daarna even onder de kraan verfris- schen. Vervolgens wordt alles in een pan gedaan met bijvoeging' van ruim 1 liter melk, wat peper en zout en nootmuskaat. Nadat alles aan de kook is gebracht, wordt de massa door een haardoek gezeefd. Aan de puree wordt vervolgens 2 liter kokende melk toe gevoegd, waarna alles onder voort durend roeren opnieuw aan de kook gebracht wordt. Nadat er een kan- toorkop vol room en wat gehakte kervel aan toegevoegd zijn, is de soep gereed. HET LANGST. Jonge dokter (door de deur van de wachtkamer roepend, waar een viertal personen wacht): Wie uwer wacht het langst? Schoenmaker (de rekening in de hoogte houdend): Ik dokter, al acht maanden. PROBAAT MIDDEL. Jonge dame: „Maar dokter is er nu heusch niets aan te doen, dat die akelige zomersproeten telkens weer opkomen Dokter: „Juffrouw, u weet, dat ik van alles geprobeerd heb, maar niets hielp op den duur." Jonge dame wanhopig: „Maar dok ter, dat is om uit je vel te springen." Dokter kalm„Dat zou misschien nog het beste middel zijn."

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1922 | | pagina 5