Tweede Blad ZATERDAG 5 AUGUSTUS Buitenland Binnenland Kerknieuws Voor onze vrouwen. ZEEUWSCHE COURANT! Kunst en Letteren Het hoekje van humor. Voor de Keuken. RUSLAND Hoe het ex- in Rusland toegaat. Aan betrouwbare inlichtingen uit het Fransche tijdschrift „Etudes" ont leent de weleerw. heer P. Geurs het volgende voor zijn artikel in „De Tijd" over het arme Rusland: Laten wij eens zonder eigenlijke volgorde en samenhang nog een en ander mededeelen, wat door betrouw bare vluchtelingen van de verschil lende naties omtrent de Russische toestanden zooal verteld werd. Reeds als de reiziger Rusland bin nen treedt, wordt het hem bang en akelig te moede. Slechts op enkele lijnen rijden nog treinen; treinen zonder vensters; zij komen en gaan op heel ongeregelde uren; tien tot vier en twintig uren te laat is heel gewoonde dood deed hier zelfs den tijd stilstaan. Aan verwarming en verlichting wordt niet eens gedacht en nog minder natuurlijk aan restau ratiewagens of andere voedselvoor ziening. Alleen op de lijnen tusschen Petrograd en Moskou is de toestand eenigszins beter. De locomotieven worden gestookt met hout en komen slechts met een sukkelgangetje voor uit, te meer omdat ook aan degelijk brandhout groot gebrek is. Gebrek zelfs in de houtmagazijnen, die langs de spoorlijn zijn opgericht, maar geen nood, want van de veelvuldige ge vallen, dat de trein toch moet stop pen wegens te kort aan stoomkracht, kan men heel geschikt en gemoedelijk gebruik maken om langs den weg, in een land overrijk aan bosschen, even het noodige brandhout te hakken. Het is in Maart, zoo vertelt een vluchteling, en zie, tusschen de dwar relende sneeuwvlokken bewegen zich onafgebroken karavanen, die koers zetten naar het Westen. Het zijn heele groepen van families, heele dorpen, die, radeloozer dun de Fran sche en Belgische vluchtelingen ge durende den laatstcn oorlog, in hun woonplaats alles in den steek hebben gelaten, zelfs hun meubelen, en alleen wat voedsel en kleedingstukken haastig meevoeren, want het grijzend spook van den honger en den hongerdood zit hun op de hielen. Het zijn be woners van Noord-Rusland, die ten minste nog, nadat zij in hun land alles verteerd hadden, genoeg energie en weerstandsvermogen bezaten, om den verren tocht te ondernemen naai de grenzen van Rusland. welke zij straks misschien niet eens mogen overschrijden, om in Polen of Lithauen redding te vinden. Deze uitgeputte volksverhuizers bezaaiden natuurlijk den weg met lijken, maar hoe zou men omkijken naar lijken, als de levenden zelf geen kracht en moed meer hebben, 0111 het veege lijf te redden Als de sneeuw nog geen tijd heeft gehad om over het tooneel een nieuwe lijkwade te spreiden, ziet men alom bloederige brokstukken van mensclielijke lichamen, waaraan blijk baar de wolven en de honden en de raven zich te goed hebben gedaan. Ziehier een van de tafereelen, zoo als die zich niet in de onherbergzame, eindelooze Russische steppen, maar in de straten van de voornaamste Russische steden niet zelden afspelen. Op een der mooiste boulevards, ver haalt een vluchteling, ligt een paard met opengebersten buik. Het ligt er al vierdagen. Blijkbaar heeft de stank van het kreng de honden opmerkzaam gemaakt, dat er een prooi te be machtigen is en nu zijn ze met negen tegelijk komen afzakken, om dien lekkeren beet te verdoelen. Tusschen deze negen zitten neergehurkt vijf kinderen van zes tot zeven jaar, die de beenderen van het paai-d zitten af te likken, terwijl een van hen eerst in het x-echter- en dan in het linkeroog van het cadaver bijt. Maar daar komt een groote magere hond aanzetten, zijn haren staan recht en zijn oegen gloeien; hij besnuffelt het smakelijk brokje, dat den kleinen Ivan zoo bekoorde, één gulzige hap en het oog van het paard en het onderste deel van Ivan's kin zijn ver dwenen in zijn grooten muil. Ivan laat zich hierdoor niet op do vlucht drijven, hij hitst een nog grooteren hond op tegen den bullebak, die hem zijn maal afhandig maakte en 1111 vindt de kleine weer gelegenheid om de holle kas, waarin het hem ont roofde oog zat, af te likken. Zóó verrichten mensclien en hon den den reinigingsdienst, vertelde de vluchteling, die er nog deze teekenen- de bijzonderheid aan toevoegdeden eersten dag, dat'het uitgehongerde paard dood op straat neer viel, was het vleesch reeds van zijn beenderen afgescheurd door soldaten van de roode garde. Den tweeden en den erden dag hadden volwassen burgers' n de ingewanden van de ontvleesde knol zitten te wroeten en het kreng beschermd tegen de hongerige beesten. Den vierden dag kwam eerst de beurt aan de kinderen. En dat zijn nu de kinderen, waar voor door dé K. S. A. en door anderen een aalmoes gevraagd wordt van den braven katholieken Nederlander, die geen kir.dertranen kan zien, zonder ze at te drogen I Schrijven van Kardinaaal Czcraoch aan Mgr. den Aartsbisschop. Van Z Em. Kardinaal Czernoch, Vorst-Primaat van Hongarije, ontving Z. D. H. Mgr. II. van do Wetering- het volgende schrijven: Zeer Doorluchtige en Hoogwaardige Heer Aartsbisschop De zwaarste van alle wonden, welke de oorlog en in niet geringere mate de vrede ons toebracht, is de dioovige en zorgelijke toestand van het Ilon gaarsche kind, dat, nauwelijks ter wereld gekomen, op prillen leeftijd een strijd moet voeren, welke zelfs voor den volwassene zeer moeilijk is, den strijd n.l. met dien allerwreedsten en allergevaarlijksten vijand, het meedoogenloos gebrek. In dezen zoo rampzaligen toestand, ook van onze jeugd, verleende Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid ons overgroote troost en hulp, toen Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid, ge dreven door den drang dor goddelijke liefde, de geloovigen begeesterde en aanvuurde, om de wegkwijnende bleeke schare onzer kinderen met moederlijk hart op te nemen en te verzorgen, hun levenskracht en levens bloei te versterken, en Uwe Door luchtige Hoogwaardigheid stond aan mijn priester Nicolaus Knebel toe, dat hij de geloovigen in de kerken zou opwekken tot het ondernemen van dit werk van liefdadigheid. Door deze zoo groote weldaden en buitengewone liefdebewijzen van Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid ge roerd, kan ik onmogelijk zwijgen. Daarom zeg ik Uwe Doorluchtige Hoogwaardigheid uit den diepsten grond van mijn hart dank en dit niet alleen uit mijn naam, maar uit dien van alle Hongaren, vooral van de ouders, in wier hart steeds de herin nering aan de Hollanders leeft en zal blijven leven; de ouders, die hun kinderen niet kunnen aanzien, zonder zich .de zoo groote weldaden te herin neren. Deze gevoelens van erkentelijkheid openbaar ik met een allerdankbaarst gemoed en ik verzoek Uwe Door luchtige Hoogwaardigheid dringend, zich te willen verwaardigen diezelfde gevoelens bekend te laten maken aan alle weldoeners, zoowel geestelijken als leeken. Ik houd mij in Uw zeer gewaardeerde gevoelens van toege negenheid aanbevolen en verblijf met de meeste hoogachting van Uwe Door luchtige Hoogwaardigheid de zeer toegenegen broeder in Christus, JOANNES CARD. CZERNOCH, Vorst Primaat van Hongarije, Aartsbisschop van Strigonia. Strigonia (Hongarije), 17 Juli 1922. Op den negenden Zondag na Pinkstex-en. Epistel van den II. Paulus tot die van Corinthen. X. 613. Broeders! laat ons geene begeerte hebben tot het kwaad, gelijk zij be geerlijk zijn geweest. Wordt ook geene afgodendienaars, gelijk eenigen van hen, zooals er geschreven staat: het volk zat te eten en te drinken, en zij stonden op om to spelen. Laat ons geen ontucht bedrijven, gelijk eenigen van hen ontucht bedreven hebben, waarom er drie en twintig duizend op eenen dag gedood zijn. Laat ons Christus niet tergen, gelijk eenigen van hen Hem getergd hebben, en door de slangen zijn omgekomen. Wilt ook niet morren, gelijk eenigen van hen gemord hebben, en door den verderfengel zijn verslagen. Dit alles is hun tot eene afbeelding geschied, en ter onzer onderrichting geschreven, die de laatste tijden beleven. Hij der halve die meent dat hij staat, zie toe dat hij niet valle. Geene bekoring, dan die mensehelijk is, grijpe u aan. Doch God is getrouwHij zal niet toelaten dat gij boven uw vermogen wordt bekoord, maar met de bekoring ook uitkomst geven, opdat gij die kunt verdragen. Evangelie, Lucas. XIX. 41 —47. In dien tijde, als Jesus Jeruzalem naderde en de stad zag, weende Hij over haar en zeide: ach, dat gij nog op dezen uwen dag erkendet, hetgene u tot vrede sterkt; maar het is nu voor uwe oogen verborgen; want de dagen zullen over u komen, dat uwe vijanden u met eenen wal zullen omringen en u belegeren en van alle kanten benauwen; en dat zij 11, en uwe kinderen in u, ten gronde zullen verdelgen, en in u den eenen steen op den anderen niet laten, omdat gij den tijd uwer bezoeking niet gekend hebt. En in den tempel komende, begon Hij degenen die daar verkochten en kochten er uit te drijven, en zeide hun: daar staat geschreven: mijn huis is een huis des gebeds, maar gij hebt er een roofnest van gemaakt. En Hij leerde dagelijks in don tempel. Niet slapen s.v.p. De „Annalen der St. Josephcongre- gatie" wijzen nog eens op de groote activiteit'der protestantsche zending. Waren het kinderen der duisternis.. wij zouden het kunnen verklaren mét het woord van Christus: „Zij zijn wijzer in hun geslacht"; doch liet zijn kinderen van het schemerlicht! Het Engelsche missiegenootsehap, bekend als „The Church Missionary Society", verspreidt"vier verschillende tijdschriften en annalen. Het eerste dezer (Church Missionary Review) beslaat 100 bladzijden en verschijnt om de 3 maanden. Het stelt zijn lezers in kennis met den stand van het missiewerk in eigen land en daar buiten. Hun maandschrift „C. M. Outlook" legt den lezers vooral de brieven voor van zendelingen en mis siedokters en wekt hen op de moest pakkende wijze op om den Christen lijken en menschlievenden arbeid onder de lieidenon te steunen. B.v. „Weest verstandig en zet uw geld bij O. L. Heer op interest, want Hij al leen geeft honderdvoudig terug" enz. Het genootschap mag dan ook rijke vruchten inzamelen, te oordeolen naar zijn inkomsten, die soms maandelijbs meer dan f 500.000 of een half mil- lioen gulden bedragen. De legaten alleen (een gewoonte bij 011s nog te weinig bekend of gevolgd) beliepen in de maand December 1921 ongeveer 45.000 gulden. Behalve de twee reeds genoemde tijdschriften verspreidt het genoot schap nog eenzelfde aantal - andere missieboekjes, onk maandelijks ver schijnend. 't Eene is een goedkoop piedisch tijdschrift, dat hoofdzakelijk het werk van missiedokters en ver- pleegsters bekend maakt: het stelt in 't licht de verschillende benoodig- heden voor missiehospitalen enz. Het aantal missiedoctoren van het genoot schap bedroeg in 1921 totaal 78; ter wijl bovendien 86 verpleegsters zich aan de ziekenverzorging wijdden. Het andere tijdschrift is uitsluiten voor de jeugd bestemd en is goed voorzien van alles waar kinderen van houden, zooals raadsels, patroontjes en hand werkjes, en verschillend ander knut selwerk; alles in den missiegeest. Legio zijn verder de andere boek werken door de C. M. Society uitge geven. Missielectuur (voor ons iets 0111 te onthouden), zeggen ze, moet zich overal een weg bannenin scholen, in gymnasia, in sociëteiten enz.; om roepingen te verzekeren 'moet vooral de jeugd met lectuur worden bewerkt. En zoo komt het dan ook, dat de C. M. S. zelfs fraaie boekjes voor kinderen van „4 jaar en ouder" te koop aanbiedt. Wij zouden u verder kunnen wijzen op de medische studiebeurzen, gesticht voor degenen die zicli gaarne zouden bekwamen om als missiedokter de missionarissen bij te staan, doch zelf de kosten, aan een dergelijke opleiding verbonden, niet kunnen dragen. Ook zijn missietentoonstellingen en feesten een voornaam middel hun ner propaganda. Denkt slechts aan de enorme tentoonstelling onlangs te Londen georganiseerd; ze vertegen woordigde geheele missiedorpen en duurde een maand lang. Veel word ook aangedrongen op Gebed; verschillende annalen bevat ten (op de laatste bladzijde, 0111 het uitknippen te vergemakkelijken) een lijstje met bepaalde intenties, die de abonne's in hun Bijbel kunne leggen. Ook het huiselijk Missiebusje vindt onder hun propagandamiddelen een eereplaats. Men vindt ze in verschil lende soorten en vormen. B.v. de zoogenaamde'„Neger" bus, voorstel lende een biddenden negerjongen geknield op een rots, ofwel het mis siebusje dat den naam draagt van „Brood" busje, omdat het den vorm en aanzien heeft van een brooddit busje behoort bij alle maaltijden op tafel te staan, terwijl met duidelijke letters dit gebed er op geschilderd staat: „Wij danken U, o Heer." Ver der is liet „Wekelijksche" missiebusje in hoog aanzien: het is bestemd om wekelijks of op andei'e vastgestelde tijden zijn buit te veroveren. Slechts in enkele woorden en zeei\ onvolledig vindt gij, geachte'abonné's, hier eenige punten der Protestantsche missiepropaganda-middelen aange stipt. E11 deze werden ontleend aan slechts één enkel hunner genootschap pen. U zult zich dus wel een idee kunnen vormen van den grooten vloed hunner gezamenlijke actie. De Japansche vrouw. De Japansche vrouw en dan zien wij haar, in onze verbeelding, in de kleurige zijden kimono, met het fijne poppengezichtje er bovenuit, omlijst door ravenzwart haar waarin groote chrysanten prijken en met een heel klein parasolletje boven het hoofd. Hoewel ze in ver-Europeeschte kringen en ook bij verblijf in andere landen Européescli gekleed gaat, staat deze kleeding liaar toch niet. Daar hoort ze niet in thuis en gelukkig kleedt zich de eenvoudige Japansche vrouw op de afgelegen plaatsen nog op. de oude gebruikelijke wijze en heerschen daar, waar de moderne beschaving nog niet haar intrede heeft gedaan, nog de oude zeden en ge bruiken, gelukkig. Gelukkig, ja, want het gezinsleven van den Japanner staat heel hoog. De verhouding tus schen man en vrouw, tusschen ouders en kindei-en is mooi en goed. Het Japansche huisje is maar heel eenvoudig, van bamboehout gemaakt en met deuren en vensters van papier. Ook de indeeling in vertrekken is niet zoo degelijk als bij ons: van bamboe en papier zijn de scheids muren. Veel meubelen komen er in het Japansphe huis niet voorstoelen en tafels hebben de Japanners niet noodig, daar ze altijd op matjes op den grond zitten. Hoogstens houden ze er een paar kleine laktafeltjes op na, waar ze 't een en ander van den maaltijd op neerzetten. Deze zijn natuurlijk zeer laag, daar de Japan ners, op den grond zittende, alles bin- 11 Ai het bereik van hun hand moeten hebben. 't Moet een genot zijn te zien, hoe mooi een Japansche vrouw gaat zitten, heel wat anders dan bij ons op die hooge stoelen, die dikwijls alle sierlijk heid uitsluiten. Ze gaat eerst knielen, laat de teenen van beide voeten aan sluiten en de hielen uit elkaar wijken, waardoor juist een, soort komnietje gevormd wordt, waarin ze makkelijk zitten kan. Beide handen legt ze dan rustig voor zich uit op het boven gedeelte der beenen. Men moet wel van jongsafaan gewend zijn aan deze houding, want wij kunnen 't geen tien minuten volhouden, zoo'n pijn als 't ons doet. Krijgt-de Japansche vrouw bezoek, dan komen er heel wat ceremonies te pas. 't Gaat daar niet zoo makkelijk als bij ons, waar we even op de deur kloppen en binnenstappen. Eerst staat de bezoekster voor den drempel en dan worden er allerlei vaste beleefd heidsgezegden over en weer gewisseld b.v. de bezoekster acht zich niet waardig dat haar voet den drempel overschrijdt, waarop de gastvrouw betuigt: wanneer de voet van haar gast haar drempel betreedt, is dat meer waard, dan dat ze deze met mooie verf zou bestrijken, enz. Dat gaat zoo wel een kwartier door, voor de gast eindelijk binnen is, waarna nog tal van sierlijke buigingen volgen en allerlei beleefdheidsvormen in acht worden genomen. Nu nemen de beide dames plaats op kussens op den grond, waarna Sr thee wordt gepresenteerd met koekjes, die de Japanners echter zelden opeten, maar mede naar huis nemen in wit-zij-papier, dat ze steeds bij zich dragen. De Japansche vrouw heeft een zeer goeden smaak, zoowel in 't opmaken en versieren van schalen en schotel tjes voor het middagmaal als in het naald- en borduurwerk, waarmee ze haar kimono's en haar huis versiert. Ze is zeer huiselijk en vindt be vrediging in de volbrenging van haar huiselijke plichten en de opvoeding van haar kinderen. Ze is steeds opge wekt. „Ze is vriendelijk voor ieder een en verspreidt in haar huis een weldoende rust en een heerlijken vrede," wordt van haar gezegd en dat is héél veel. Hiermee stemt ook overeen, wat, volgens de Japansche opvatting, vooral door vrouwen moet worden vermeden Het hart vol te hebben van jalouzie en afgunst op anderen. Op anderen kwaad te zijn als 't jezelf tegenloopt en geen spijt te hebben over en niet te werken aan ver betering van eigen fouten. Alles belachelijk te maken, zelfs beuzelingen, die men hier daar eens gehoord of gezien heeft; lasteren en kwaadspreken. Te vrij en onbescheiden spreken over gewichtige aangelegenheden. Verachting en beleediging van die genen, die arm zijn geworden door hun trouw en eerlijkheid. Zich overgeven aan allerlei pleizier- tjes, muziek, tooneel en uitgangetjes. Slecht humeur en jaloezie in die mate, dat de vrouw er onverschillig- wordt voor 't geen de wereld er van zegt. Anderen onderschatten door een te hoogen dunk van de vrouwelijke knapheid. Zichzelf mooi op te knappen en te versieren met allerlei opschik en haar dienstbode armelijk gekleed en ver waarloosd te laten rondloopen. Verkwistingen ontevredenheid met haar positie, voortkomende uit een fout in zich te ï'ealiseeren wat haar maatschappelijke positie is. Niet te houden van menschen van goed gedrag, maar wel op vleiers gesteld te zijn. („Opgang") Faust op school. Onder dezen titel schrijft de „N. Arn. Ct.": Nog steeds houdt men zich in aller hande publieatiën bezig met de Amers- foor tsche quastiehet z.g. Failst-N athau- verbod. Wij hebben inderdaad gewaagd op te merken, dat kunstwerken van de waarde en den aard van Faust niet voor kinderen geschi'even zijn en dat men toont gebrek aan eeibied voor de schoonheid, wanneer men het jeugdig onvei-stand op zulke hooge uitingen loslaat; wij hebben ook ge waagd zij liet met schroom van paedagogische argumenten tegen het behandelen van den Faust met onrijpe menschen, Wij vinden thans, toevalligerwijze, in een spectifièk onderwijstijdsehrift, 't weekblad voor Gymnasiaal en middel baar onderwijs, 'n artikel (door M. A. A. van de Poel) waarin duidelijk en positief het misbruik van den Faust als onderwijsmatriaal wordt afgekeurd. Met veel genoegen nemen wij dit gezonde en rationeele stuk over: „Literatuur wordt geschi'even door groote menschen voor groote menschen óf uit schoonheidsverlangen óf uit een reden, die voortspruit uit 'n begeerte de medemenschen tot een ideaal op te voeden. De literatuur, die ontstaat uit andere overwegingen, en die moei lijk tot de schoone letteren gerekend kan worden, kan hier buiten beschou wing blijven. In de letterkundige werken zullen dus alle zaken ter sprake gebracht worden, die in het volle menschenleven voorkomen. On der deze zijn er, die absoluut onge- VERRADEN. Meisje: „Mag ik voor vijf cents or dinaire leverworst; asjeblieft wat veel, 't is voor onzen hond." Slager: „Ik kan er u niet aan hel pen, beste meid, mijn voorraad is op." Meisje: „Dat spijt me; we hadden er zoo op gevlast." EEN LIEVE GADE. Hij: „Nu, Marie, hebt ge ook in mijn afwezigheid dikwijls aan mij ge dacht?" Zij: „Zeker, beste man; dien prach- tigen armband, welken ik 11 onlangs bij den juwelier heb aangewezen, en die gij zoo mooi vondt, heb ik in üw afwezigheid gekocht." GROOTE CORRESPONDENTIE. A. „Waarom heb je toch een gevulde badkuip op je kantoor staan." B. „O, die moet ik eiken dag vul len, voor het natmaken derpost zegels!" EEN PRACTISCHE ARTS. Dokter Meijer krijgt zonder vooraf gaande bestelling van een sigaren firma een zending sigaren, blijkens bijge voegde rekening ten bedrage van 3 gulden. Ze waren heel besi schreef de firmant, en eengenomen proef bevestigde dat, waarna de dokter vol gend schrijven aan de bewuste firma richtte: „Ik ontving van u 150 niet bestelde sigaren voor een bedrag van 9 gulden. Ik ruil zend ik u volgende zes recepten tegen 1 en een hal ven gulden per stuk. Ze zijn weliswaar evenmin besteld, maar ook zeer goed." KOMKOMMER IN 'T ZUUR. De komkommers worden geschild, half doorgesneden, het zaad verwijderd en in nette stukjes gesneden. De stuk jes worden gewasschen en met zout bestrooid een nacht weggezet. Den volgenden dag worden- de komkom mers in het daarvoor bestemde potje gedaan en het potje met azijn gevuld. Dan wordt de azijn in een pan gegoten, een beetje voor het verkoken erbij gedaan en 11a bekoeling over de kom- komers gegoten. Bovenop worden 1 of 2 Spaansche pepers gelegd, wat mosterdzaad en een stuk mierikswor tel, dat in den azijn meegekookt is. De pot wordt met een in kokend water geweekt stuk perkamentpapier en een touwtje afgesloten. Na veer tien dagen zijn de komkommers goed voor gebruik. UITJES OF SJALOTTEN IN 'T ZUUR. 2 K.G. witte of St. Jansuitjes of sjalotjes, 1 flesch inmaakazijn, 1 Spaan sche peper, 5 cM. mieriks- of gomber- wortel, 5 gram mosterdzaad en voor witte uitjes 2 gram aluin. De uitjes worden eenige pren, met zout bestrooid, weggezet en dan met een vruchtenmesje geschild. Daarna worden ze gewassenmet zout bestrooid en een nacht weggezet. Daarna met den kouden azijn, die met de kruide rijen gekookt is, in een potje gedaan, dat met perkamentpapier afgesloten wordt.

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1922 | | pagina 5