Tweede Blad
ZATERDAG 5 AUGUSTUS
Buitenland
Binnenland
Kerknieuws
Voor onze vrouwen.
ZEEUWSCHE COURANT!
Kunst en Letteren
Het hoekje van humor.
Voor de Keuken.
RUSLAND
Hoe het ex- in Rusland toegaat.
Aan betrouwbare inlichtingen uit
het Fransche tijdschrift „Etudes" ont
leent de weleerw. heer P. Geurs het
volgende voor zijn artikel in „De Tijd"
over het arme Rusland:
Laten wij eens zonder eigenlijke
volgorde en samenhang nog een en
ander mededeelen, wat door betrouw
bare vluchtelingen van de verschil
lende naties omtrent de Russische
toestanden zooal verteld werd.
Reeds als de reiziger Rusland bin
nen treedt, wordt het hem bang en
akelig te moede. Slechts op enkele
lijnen rijden nog treinen; treinen
zonder vensters; zij komen en gaan
op heel ongeregelde uren; tien tot
vier en twintig uren te laat is heel
gewoonde dood deed hier zelfs den
tijd stilstaan. Aan verwarming en
verlichting wordt niet eens gedacht
en nog minder natuurlijk aan restau
ratiewagens of andere voedselvoor
ziening. Alleen op de lijnen tusschen
Petrograd en Moskou is de toestand
eenigszins beter. De locomotieven
worden gestookt met hout en komen
slechts met een sukkelgangetje voor
uit, te meer omdat ook aan degelijk
brandhout groot gebrek is. Gebrek
zelfs in de houtmagazijnen, die langs
de spoorlijn zijn opgericht, maar geen
nood, want van de veelvuldige ge
vallen, dat de trein toch moet stop
pen wegens te kort aan stoomkracht,
kan men heel geschikt en gemoedelijk
gebruik maken om langs den weg,
in een land overrijk aan bosschen,
even het noodige brandhout te hakken.
Het is in Maart, zoo vertelt een
vluchteling, en zie, tusschen de dwar
relende sneeuwvlokken bewegen zich
onafgebroken karavanen, die koers
zetten naar het Westen. Het zijn
heele groepen van families, heele
dorpen, die, radeloozer dun de Fran
sche en Belgische vluchtelingen ge
durende den laatstcn oorlog, in hun
woonplaats alles in den steek hebben
gelaten, zelfs hun meubelen, en alleen
wat voedsel en kleedingstukken haastig
meevoeren, want het grijzend spook
van den honger en den hongerdood
zit hun op de hielen. Het zijn be
woners van Noord-Rusland, die ten
minste nog, nadat zij in hun land
alles verteerd hadden, genoeg energie
en weerstandsvermogen bezaten, om
den verren tocht te ondernemen naai
de grenzen van Rusland. welke
zij straks misschien niet eens mogen
overschrijden, om in Polen of Lithauen
redding te vinden. Deze uitgeputte
volksverhuizers bezaaiden natuurlijk
den weg met lijken, maar hoe zou
men omkijken naar lijken, als de
levenden zelf geen kracht en moed
meer hebben, 0111 het veege lijf te
redden Als de sneeuw nog geen tijd
heeft gehad om over het tooneel een
nieuwe lijkwade te spreiden, ziet men
alom bloederige brokstukken van
mensclielijke lichamen, waaraan blijk
baar de wolven en de honden en de
raven zich te goed hebben gedaan.
Ziehier een van de tafereelen, zoo
als die zich niet in de onherbergzame,
eindelooze Russische steppen, maar
in de straten van de voornaamste
Russische steden niet zelden afspelen.
Op een der mooiste boulevards, ver
haalt een vluchteling, ligt een paard
met opengebersten buik. Het ligt er
al vierdagen. Blijkbaar heeft de stank
van het kreng de honden opmerkzaam
gemaakt, dat er een prooi te be
machtigen is en nu zijn ze met negen
tegelijk komen afzakken, om dien
lekkeren beet te verdoelen. Tusschen
deze negen zitten neergehurkt vijf
kinderen van zes tot zeven jaar, die
de beenderen van het paai-d zitten
af te likken, terwijl een van hen
eerst in het x-echter- en dan in het
linkeroog van het cadaver bijt. Maar
daar komt een groote magere hond
aanzetten, zijn haren staan recht en
zijn oegen gloeien; hij besnuffelt het
smakelijk brokje, dat den kleinen
Ivan zoo bekoorde, één gulzige hap
en het oog van het paard en het
onderste deel van Ivan's kin zijn ver
dwenen in zijn grooten muil. Ivan
laat zich hierdoor niet op do vlucht
drijven, hij hitst een nog grooteren
hond op tegen den bullebak, die hem
zijn maal afhandig maakte en 1111
vindt de kleine weer gelegenheid om
de holle kas, waarin het hem ont
roofde oog zat, af te likken.
Zóó verrichten mensclien en hon
den den reinigingsdienst, vertelde de
vluchteling, die er nog deze teekenen-
de bijzonderheid aan toevoegdeden
eersten dag, dat'het uitgehongerde
paard dood op straat neer viel, was
het vleesch reeds van zijn beenderen
afgescheurd door soldaten van de
roode garde. Den tweeden en den
erden dag hadden volwassen burgers'
n de ingewanden van de ontvleesde
knol zitten te wroeten en het kreng
beschermd tegen de hongerige beesten.
Den vierden dag kwam eerst de beurt
aan de kinderen.
En dat zijn nu de kinderen, waar
voor door dé K. S. A. en door anderen
een aalmoes gevraagd wordt van den
braven katholieken Nederlander, die
geen kir.dertranen kan zien, zonder
ze at te drogen I
Schrijven van Kardinaaal Czcraoch
aan Mgr. den Aartsbisschop.
Van Z Em. Kardinaal Czernoch,
Vorst-Primaat van Hongarije, ontving
Z. D. H. Mgr. II. van do Wetering-
het volgende schrijven:
Zeer Doorluchtige en Hoogwaardige
Heer Aartsbisschop
De zwaarste van alle wonden, welke
de oorlog en in niet geringere mate
de vrede ons toebracht, is de dioovige
en zorgelijke toestand van het Ilon
gaarsche kind, dat, nauwelijks ter
wereld gekomen, op prillen leeftijd
een strijd moet voeren, welke zelfs
voor den volwassene zeer moeilijk is,
den strijd n.l. met dien allerwreedsten
en allergevaarlijksten vijand, het
meedoogenloos gebrek.
In dezen zoo rampzaligen toestand,
ook van onze jeugd, verleende Uwe
Doorluchtige Hoogwaardigheid ons
overgroote troost en hulp, toen Uwe
Doorluchtige Hoogwaardigheid, ge
dreven door den drang dor goddelijke
liefde, de geloovigen begeesterde en
aanvuurde, om de wegkwijnende
bleeke schare onzer kinderen met
moederlijk hart op te nemen en te
verzorgen, hun levenskracht en levens
bloei te versterken, en Uwe Door
luchtige Hoogwaardigheid stond aan
mijn priester Nicolaus Knebel toe, dat
hij de geloovigen in de kerken zou
opwekken tot het ondernemen van
dit werk van liefdadigheid.
Door deze zoo groote weldaden en
buitengewone liefdebewijzen van Uwe
Doorluchtige Hoogwaardigheid ge
roerd, kan ik onmogelijk zwijgen.
Daarom zeg ik Uwe Doorluchtige
Hoogwaardigheid uit den diepsten
grond van mijn hart dank en dit niet
alleen uit mijn naam, maar uit dien
van alle Hongaren, vooral van de
ouders, in wier hart steeds de herin
nering aan de Hollanders leeft en zal
blijven leven; de ouders, die hun
kinderen niet kunnen aanzien, zonder
zich .de zoo groote weldaden te herin
neren.
Deze gevoelens van erkentelijkheid
openbaar ik met een allerdankbaarst
gemoed en ik verzoek Uwe Door
luchtige Hoogwaardigheid dringend,
zich te willen verwaardigen diezelfde
gevoelens bekend te laten maken aan
alle weldoeners, zoowel geestelijken
als leeken. Ik houd mij in Uw zeer
gewaardeerde gevoelens van toege
negenheid aanbevolen en verblijf met
de meeste hoogachting van Uwe Door
luchtige Hoogwaardigheid
de zeer toegenegen broeder in Christus,
JOANNES CARD. CZERNOCH,
Vorst Primaat van Hongarije,
Aartsbisschop van Strigonia.
Strigonia (Hongarije), 17 Juli 1922.
Op den negenden Zondag na
Pinkstex-en.
Epistel van den II. Paulus tot die van
Corinthen. X. 613.
Broeders! laat ons geene begeerte
hebben tot het kwaad, gelijk zij be
geerlijk zijn geweest. Wordt ook geene
afgodendienaars, gelijk eenigen van
hen, zooals er geschreven staat: het
volk zat te eten en te drinken, en
zij stonden op om to spelen. Laat ons
geen ontucht bedrijven, gelijk eenigen
van hen ontucht bedreven hebben,
waarom er drie en twintig duizend
op eenen dag gedood zijn. Laat ons
Christus niet tergen, gelijk eenigen
van hen Hem getergd hebben, en
door de slangen zijn omgekomen. Wilt
ook niet morren, gelijk eenigen van
hen gemord hebben, en door den
verderfengel zijn verslagen. Dit alles
is hun tot eene afbeelding geschied,
en ter onzer onderrichting geschreven,
die de laatste tijden beleven. Hij der
halve die meent dat hij staat, zie toe
dat hij niet valle. Geene bekoring, dan
die mensehelijk is, grijpe u aan. Doch
God is getrouwHij zal niet toelaten
dat gij boven uw vermogen wordt
bekoord, maar met de bekoring ook
uitkomst geven, opdat gij die kunt
verdragen.
Evangelie, Lucas. XIX. 41 —47.
In dien tijde, als Jesus Jeruzalem
naderde en de stad zag, weende Hij
over haar en zeide: ach, dat gij nog
op dezen uwen dag erkendet, hetgene
u tot vrede sterkt; maar het is nu
voor uwe oogen verborgen; want de
dagen zullen over u komen, dat uwe
vijanden u met eenen wal zullen
omringen en u belegeren en van alle
kanten benauwen; en dat zij 11, en
uwe kinderen in u, ten gronde zullen
verdelgen, en in u den eenen steen
op den anderen niet laten, omdat gij
den tijd uwer bezoeking niet gekend
hebt. En in den tempel komende,
begon Hij degenen die daar verkochten
en kochten er uit te drijven, en zeide
hun: daar staat geschreven: mijn
huis is een huis des gebeds, maar
gij hebt er een roofnest van gemaakt.
En Hij leerde dagelijks in don tempel.
Niet slapen s.v.p.
De „Annalen der St. Josephcongre-
gatie" wijzen nog eens op de groote
activiteit'der protestantsche zending.
Waren het kinderen der duisternis..
wij zouden het kunnen verklaren
mét het woord van Christus: „Zij zijn
wijzer in hun geslacht"; doch liet
zijn kinderen van het schemerlicht!
Het Engelsche missiegenootsehap,
bekend als „The Church Missionary
Society", verspreidt"vier verschillende
tijdschriften en annalen. Het eerste
dezer (Church Missionary Review)
beslaat 100 bladzijden en verschijnt
om de 3 maanden. Het stelt zijn lezers
in kennis met den stand van het
missiewerk in eigen land en daar
buiten. Hun maandschrift „C. M.
Outlook" legt den lezers vooral de
brieven voor van zendelingen en mis
siedokters en wekt hen op de moest
pakkende wijze op om den Christen
lijken en menschlievenden arbeid
onder de lieidenon te steunen. B.v.
„Weest verstandig en zet uw geld bij
O. L. Heer op interest, want Hij al
leen geeft honderdvoudig terug" enz.
Het genootschap mag dan ook rijke
vruchten inzamelen, te oordeolen naar
zijn inkomsten, die soms maandelijbs
meer dan f 500.000 of een half mil-
lioen gulden bedragen. De legaten
alleen (een gewoonte bij 011s nog te
weinig bekend of gevolgd) beliepen
in de maand December 1921 ongeveer
45.000 gulden.
Behalve de twee reeds genoemde
tijdschriften verspreidt het genoot
schap nog eenzelfde aantal - andere
missieboekjes, onk maandelijks ver
schijnend. 't Eene is een goedkoop
piedisch tijdschrift, dat hoofdzakelijk
het werk van missiedokters en ver-
pleegsters bekend maakt: het stelt
in 't licht de verschillende benoodig-
heden voor missiehospitalen enz. Het
aantal missiedoctoren van het genoot
schap bedroeg in 1921 totaal 78; ter
wijl bovendien 86 verpleegsters zich
aan de ziekenverzorging wijdden. Het
andere tijdschrift is uitsluiten voor
de jeugd bestemd en is goed voorzien
van alles waar kinderen van houden,
zooals raadsels, patroontjes en hand
werkjes, en verschillend ander knut
selwerk; alles in den missiegeest.
Legio zijn verder de andere boek
werken door de C. M. Society uitge
geven. Missielectuur (voor ons iets
0111 te onthouden), zeggen ze, moet
zich overal een weg bannenin scholen,
in gymnasia, in sociëteiten enz.; om
roepingen te verzekeren 'moet vooral
de jeugd met lectuur worden bewerkt.
En zoo komt het dan ook, dat de
C. M. S. zelfs fraaie boekjes voor
kinderen van „4 jaar en ouder" te
koop aanbiedt.
Wij zouden u verder kunnen wijzen
op de medische studiebeurzen, gesticht
voor degenen die zicli gaarne zouden
bekwamen om als missiedokter de
missionarissen bij te staan, doch zelf
de kosten, aan een dergelijke opleiding
verbonden, niet kunnen dragen.
Ook zijn missietentoonstellingen en
feesten een voornaam middel hun
ner propaganda. Denkt slechts aan
de enorme tentoonstelling onlangs te
Londen georganiseerd; ze vertegen
woordigde geheele missiedorpen en
duurde een maand lang.
Veel word ook aangedrongen op
Gebed; verschillende annalen bevat
ten (op de laatste bladzijde, 0111 het
uitknippen te vergemakkelijken) een
lijstje met bepaalde intenties, die de
abonne's in hun Bijbel kunne leggen.
Ook het huiselijk Missiebusje vindt
onder hun propagandamiddelen een
eereplaats. Men vindt ze in verschil
lende soorten en vormen. B.v. de
zoogenaamde'„Neger" bus, voorstel
lende een biddenden negerjongen
geknield op een rots, ofwel het mis
siebusje dat den naam draagt van
„Brood" busje, omdat het den vorm
en aanzien heeft van een brooddit
busje behoort bij alle maaltijden op
tafel te staan, terwijl met duidelijke
letters dit gebed er op geschilderd
staat: „Wij danken U, o Heer." Ver
der is liet „Wekelijksche" missiebusje
in hoog aanzien: het is bestemd om
wekelijks of op andei'e vastgestelde
tijden zijn buit te veroveren.
Slechts in enkele woorden en zeei\
onvolledig vindt gij, geachte'abonné's,
hier eenige punten der Protestantsche
missiepropaganda-middelen aange
stipt. E11 deze werden ontleend aan
slechts één enkel hunner genootschap
pen. U zult zich dus wel een idee
kunnen vormen van den grooten
vloed hunner gezamenlijke actie.
De Japansche vrouw.
De Japansche vrouw en dan
zien wij haar, in onze verbeelding,
in de kleurige zijden kimono, met
het fijne poppengezichtje er bovenuit,
omlijst door ravenzwart haar waarin
groote chrysanten prijken en met een
heel klein parasolletje boven het
hoofd. Hoewel ze in ver-Europeeschte
kringen en ook bij verblijf in andere
landen Européescli gekleed gaat, staat
deze kleeding liaar toch niet. Daar
hoort ze niet in thuis en gelukkig
kleedt zich de eenvoudige Japansche
vrouw op de afgelegen plaatsen nog
op. de oude gebruikelijke wijze en
heerschen daar, waar de moderne
beschaving nog niet haar intrede heeft
gedaan, nog de oude zeden en ge
bruiken, gelukkig. Gelukkig, ja, want
het gezinsleven van den Japanner
staat heel hoog. De verhouding tus
schen man en vrouw, tusschen ouders
en kindei-en is mooi en goed.
Het Japansche huisje is maar heel
eenvoudig, van bamboehout gemaakt
en met deuren en vensters van papier.
Ook de indeeling in vertrekken is
niet zoo degelijk als bij ons: van
bamboe en papier zijn de scheids
muren. Veel meubelen komen er in
het Japansphe huis niet voorstoelen
en tafels hebben de Japanners niet
noodig, daar ze altijd op matjes op
den grond zitten. Hoogstens houden
ze er een paar kleine laktafeltjes op
na, waar ze 't een en ander van den
maaltijd op neerzetten. Deze zijn
natuurlijk zeer laag, daar de Japan
ners, op den grond zittende, alles bin-
11 Ai het bereik van hun hand moeten
hebben.
't Moet een genot zijn te zien, hoe
mooi een Japansche vrouw gaat zitten,
heel wat anders dan bij ons op die
hooge stoelen, die dikwijls alle sierlijk
heid uitsluiten. Ze gaat eerst knielen,
laat de teenen van beide voeten aan
sluiten en de hielen uit elkaar wijken,
waardoor juist een, soort komnietje
gevormd wordt, waarin ze makkelijk
zitten kan. Beide handen legt ze dan
rustig voor zich uit op het boven
gedeelte der beenen. Men moet wel
van jongsafaan gewend zijn aan deze
houding, want wij kunnen 't geen tien
minuten volhouden, zoo'n pijn als
't ons doet.
Krijgt-de Japansche vrouw bezoek,
dan komen er heel wat ceremonies
te pas. 't Gaat daar niet zoo makkelijk
als bij ons, waar we even op de deur
kloppen en binnenstappen. Eerst staat
de bezoekster voor den drempel en
dan worden er allerlei vaste beleefd
heidsgezegden over en weer gewisseld
b.v. de bezoekster acht zich niet
waardig dat haar voet den drempel
overschrijdt, waarop de gastvrouw
betuigt: wanneer de voet van haar
gast haar drempel betreedt, is dat
meer waard, dan dat ze deze met
mooie verf zou bestrijken, enz. Dat
gaat zoo wel een kwartier door, voor
de gast eindelijk binnen is, waarna
nog tal van sierlijke buigingen volgen
en allerlei beleefdheidsvormen in acht
worden genomen. Nu nemen de beide
dames plaats op kussens op den grond,
waarna Sr thee wordt gepresenteerd
met koekjes, die de Japanners echter
zelden opeten, maar mede naar huis
nemen in wit-zij-papier, dat ze steeds
bij zich dragen.
De Japansche vrouw heeft een zeer
goeden smaak, zoowel in 't opmaken
en versieren van schalen en schotel
tjes voor het middagmaal als in het
naald- en borduurwerk, waarmee ze
haar kimono's en haar huis versiert.
Ze is zeer huiselijk en vindt be
vrediging in de volbrenging van haar
huiselijke plichten en de opvoeding
van haar kinderen. Ze is steeds opge
wekt. „Ze is vriendelijk voor ieder
een en verspreidt in haar huis een
weldoende rust en een heerlijken
vrede," wordt van haar gezegd en
dat is héél veel.
Hiermee stemt ook overeen, wat,
volgens de Japansche opvatting, vooral
door vrouwen moet worden vermeden
Het hart vol te hebben van jalouzie
en afgunst op anderen.
Op anderen kwaad te zijn als 't jezelf
tegenloopt en geen spijt te hebben
over en niet te werken aan ver
betering van eigen fouten.
Alles belachelijk te maken, zelfs
beuzelingen, die men hier daar eens
gehoord of gezien heeft; lasteren en
kwaadspreken.
Te vrij en onbescheiden spreken
over gewichtige aangelegenheden.
Verachting en beleediging van die
genen, die arm zijn geworden door
hun trouw en eerlijkheid.
Zich overgeven aan allerlei pleizier-
tjes, muziek, tooneel en uitgangetjes.
Slecht humeur en jaloezie in die
mate, dat de vrouw er onverschillig-
wordt voor 't geen de wereld er van
zegt.
Anderen onderschatten door een te
hoogen dunk van de vrouwelijke
knapheid.
Zichzelf mooi op te knappen en te
versieren met allerlei opschik en haar
dienstbode armelijk gekleed en ver
waarloosd te laten rondloopen.
Verkwistingen ontevredenheid met
haar positie, voortkomende uit een
fout in zich te ï'ealiseeren wat haar
maatschappelijke positie is.
Niet te houden van menschen van
goed gedrag, maar wel op vleiers
gesteld te zijn. („Opgang")
Faust op school.
Onder dezen titel schrijft de „N.
Arn. Ct.":
Nog steeds houdt men zich in aller
hande publieatiën bezig met de Amers-
foor tsche quastiehet z.g. Failst-N athau-
verbod. Wij hebben inderdaad gewaagd
op te merken, dat kunstwerken van
de waarde en den aard van Faust
niet voor kinderen geschi'even zijn
en dat men toont gebrek aan eeibied
voor de schoonheid, wanneer men het
jeugdig onvei-stand op zulke hooge
uitingen loslaat; wij hebben ook ge
waagd zij liet met schroom
van paedagogische argumenten tegen
het behandelen van den Faust met
onrijpe menschen,
Wij vinden thans, toevalligerwijze,
in een spectifièk onderwijstijdsehrift,
't weekblad voor Gymnasiaal en middel
baar onderwijs, 'n artikel (door M. A. A.
van de Poel) waarin duidelijk en
positief het misbruik van den Faust
als onderwijsmatriaal wordt afgekeurd.
Met veel genoegen nemen wij dit
gezonde en rationeele stuk over:
„Literatuur wordt geschi'even door
groote menschen voor groote menschen
óf uit schoonheidsverlangen óf uit een
reden, die voortspruit uit 'n begeerte de
medemenschen tot een ideaal op te
voeden. De literatuur, die ontstaat
uit andere overwegingen, en die moei
lijk tot de schoone letteren gerekend
kan worden, kan hier buiten beschou
wing blijven. In de letterkundige
werken zullen dus alle zaken ter
sprake gebracht worden, die in het
volle menschenleven voorkomen. On
der deze zijn er, die absoluut onge-
VERRADEN.
Meisje: „Mag ik voor vijf cents or
dinaire leverworst; asjeblieft wat veel,
't is voor onzen hond."
Slager: „Ik kan er u niet aan hel
pen, beste meid, mijn voorraad is op."
Meisje: „Dat spijt me; we hadden
er zoo op gevlast."
EEN LIEVE GADE.
Hij: „Nu, Marie, hebt ge ook in
mijn afwezigheid dikwijls aan mij ge
dacht?"
Zij: „Zeker, beste man; dien prach-
tigen armband, welken ik 11 onlangs
bij den juwelier heb aangewezen, en
die gij zoo mooi vondt, heb ik in üw
afwezigheid gekocht."
GROOTE CORRESPONDENTIE.
A. „Waarom heb je toch een gevulde
badkuip op je kantoor staan."
B. „O, die moet ik eiken dag vul
len, voor het natmaken derpost
zegels!"
EEN PRACTISCHE ARTS.
Dokter Meijer krijgt zonder vooraf
gaande bestelling van een sigaren firma
een zending sigaren, blijkens bijge
voegde rekening ten bedrage van 3
gulden. Ze waren heel besi schreef
de firmant, en eengenomen proef
bevestigde dat, waarna de dokter vol
gend schrijven aan de bewuste firma
richtte: „Ik ontving van u 150 niet
bestelde sigaren voor een bedrag van
9 gulden. Ik ruil zend ik u volgende
zes recepten tegen 1 en een hal ven
gulden per stuk. Ze zijn weliswaar
evenmin besteld, maar ook zeer goed."
KOMKOMMER IN 'T ZUUR.
De komkommers worden geschild,
half doorgesneden, het zaad verwijderd
en in nette stukjes gesneden. De stuk
jes worden gewasschen en met zout
bestrooid een nacht weggezet. Den
volgenden dag worden- de komkom
mers in het daarvoor bestemde potje
gedaan en het potje met azijn gevuld.
Dan wordt de azijn in een pan gegoten,
een beetje voor het verkoken erbij
gedaan en 11a bekoeling over de kom-
komers gegoten. Bovenop worden
1 of 2 Spaansche pepers gelegd, wat
mosterdzaad en een stuk mierikswor
tel, dat in den azijn meegekookt is.
De pot wordt met een in kokend
water geweekt stuk perkamentpapier
en een touwtje afgesloten. Na veer
tien dagen zijn de komkommers goed
voor gebruik.
UITJES OF SJALOTTEN IN 'T ZUUR.
2 K.G. witte of St. Jansuitjes of
sjalotjes, 1 flesch inmaakazijn, 1 Spaan
sche peper, 5 cM. mieriks- of gomber-
wortel, 5 gram mosterdzaad en voor
witte uitjes 2 gram aluin.
De uitjes worden eenige pren, met
zout bestrooid, weggezet en dan met
een vruchtenmesje geschild. Daarna
worden ze gewassenmet zout bestrooid
en een nacht weggezet. Daarna met
den kouden azijn, die met de kruide
rijen gekookt is, in een potje gedaan,
dat met perkamentpapier afgesloten
wordt.