Tweede Blad ZATERDAG 8 JULI 1922 Buitenland Kerknieuws Voor onze vrouwen. Wetenschap en Kunst Oudheidkunde NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Het hoekje van humor. Voor de Keuken. FINLAND. Aan een ons gezonden brochure over Finland, het toeristenland der toekomst, ontleenen we het volgende, dat een beeld van dit rhooi, te weinig gekende land geeft: Water en bosschen en een grond van graniet. Meren, groot en eenzaam, met donkere wouden omzoomd. Bos schen, duister en diep, met hooge, rechte pijpboomen, die droomerig zich spiegelen in de klare blankheid van een roerloos-effen binnenmeer. Een land met „duizend meren" en meren met „duizend eilandjes". En tusschen de meren, tusschen ds bosschen, ook in de meren en in de bosschen de brokken graniet, de klompen graniet, de rotsen graniet, genoeg om er al de hoofdsteden van Europa mee te bouwen, hard, sterk graniet, waarmede Peter de Groote de Finsche bevolking, vrouwen en grijsaards met bloedende geeselslagen dwong St. Petersburg te stichtenhard, onvergankelijk graniet, waarvan ook een zerk de tombe dekt van Napoleon in den Dóme des Invali des te Parijs. Finland is het land der contrasten. En het land der 'nog ongerepte natuurschoonheden. Het land van de Imatra en de Vuoksi- vallen, „les plue belles, du moins les plus grandes chutes de l'Europe". Natuur-teederheden en de wildheid van bruisende watervallen en levens gevaarlijke stroomversnellingen. Een mengeling van onstuimigheid en kalme rust: dezelfde trek, die men ook in het karakter van het Finsche volk, in hun historie en in hun volkslied telkens en telkens weer terugvindt. Land en volk zijn nauw te samen gegroeid en het valt den toerist aan stonds op, dat land en volk niet te scheiden zijn, dat het eene even ver rassende trekken vertoont als het andere. Beide: bodem en bevolking zijn nog in wording, nog in werking nog voortdurend rijst de bodem ten opzichte van de zee, zoodat telkens weer nieuwe eilanden en landtongen boven het watervlak komen bloot te liggen. Oude visschers weten zich te herinneren, dat hun zonen thans de kudden hoeden op dezelfde plek, waar zij eertijds hun boot voortroeiden. „Ce sourd travail des siècles" komt ook tot uiting in het karakter van het Finsche volk;, ook in het volk zelf rij zen telkens nieuwe krachtennieuwe strevingen omhoog, die soms lang hebben gesluimerd onder de opper vlakte en men vindt naast de meest moderne en vooruitstrevende opvat tingen en instellingen nog de over blijfselen van oude, middeleeuwsche tendenzen gelijk men de oude gletscherbeddingen tusschen de berg- glooiïngen aantreft, en op toppen van sommige heuvels nog vinden kan de overblijfselen van de oude Vikinger schepen. En de afwisseling, welke aan- het landschap zulk een groote bekoring geeft, die het soms doet evenaren aan de liefelijkste plekjes van zuidelijke landen en dan weer doet ondergaan de huiverende pracht der eenzame Noorsche fjorden die zelfde afwisseling komt tot uiting in het stadsleven, in de arbeiders der fabrieken: sterke* standvastige, ge duldige, niet zelden hoekige figuren, maar met een touchante teederheid voor bloemen: geen arbeiderswijk, waar niet de vensters versierd zijn met fuchsia's en geraniums, zorgzaam verpleegd en tegen de ruwe vlagen van wind en weer beschermd Wie van watersport houdt, vindt op de Firsche wateren meren, rivieren, kanalen en waterwegeltjes zijn volle bevredigingwie in dezen eilanden-tuin de grillige waterpaden wil volgen, die de duizend meren verbinden en die telkens nieuwe perspectieven openen, telkens nieuwe achtergronden en uitzichten, hij vindt, waar hij gaan wil, modern ingerichte, voor het bevaren van ondiepe wateren speciaal gebouwde stoombooten, om hem op gemakkelijke en comfortabele wijze in te leiden in het wondere rijk van rust en schoonheid, waar de vermoeide geest de zorgen van het clagelijksch bestaan vergeet en de mensch gelegenheid geeft zichzelf te wezen. Toch meene men niet, dat met het natuurschoon alleen alles van Finland gedaan en alles gezegd ware. De steden spreken weer gansch andere taal: zij herinneren den toerist aan het verleden van het Finsche volk: een geschiedenis van bloed en tranen, van martelaarschap en heldengeest, een lang verhaal van oorlogen, brand, hongersnood, pest en van „grooten haat" - het tijdperk van „Iso viha" maar boven alles en vóór alles, oor alle eeuwen heen een geschiede nis van .worsteling om de vrijheid, van voortdurenden strijd voor zelf standigheid en onafhankelijkheid' Tot op den huldigen dag leeft die strijd in de gemoederen der Finsche bevol king voort, in de laatste jaren zich uitend in een krachtig en met succes bekroond streven om zich economisch en geestelijk op te werken; onder wijs, wetenschap, industrie, veeteelt en landbouw hebben in de laatste jaren een ontwikkeling ondergaan, waarvan de beteekenis in Europa nog veel te weinig is doorgedrongen, maar waaronder het Finland gelukt is, te midden van de wereldcrisis en na de verwoestingen van den vrijheids oorlog in betrekkelijk korten tijd een hechte en stevige basis te leggen voor den grooten socialen en econo- mischen wederopbouw, basis die haar steunpunt vindt in den sterken wil van een vastberaden en door de eeuwen heen beproefd volk om tot het uiterste zijn krachten in te span nen voor de utiliseering van 's lands groote natuurlijke rijkdommen. Nu de Nederlanders de laatste jaren op hun uitstapjes en vacantie-reisjes naar de van ouds bekende toeristen centra zulke eigenaardige ondervin dingen hebben opgedaan, speciaal wat betreft het soortelijk gewicht van het tegenwoordig „reizend publiek", kan het misschien van belang zijn, de ware toeristen en de echte natuur liefhebbers te wijzen op een plekje gronds, gemakkelijk bereikbaar, niet kostbaar om te bereizen, van een bijna spreekwoordelijk geworden gast vrijheid en waar de natuur waarlijk natuur gebleven is(„C.") Op (len vyfden Zondag na Pinksteren. Epistel I. van den H. Petrus III 8—15. Allerliefstenzijt allen eendrachtig in het gebed, medelijdend, broeder- lievend, barmhartig, zedig, ootmoedig; vergeldt geen kwaad met kwaad, noch lastering met lastering, maar wenscht integendeel elkander.het goede toe; want hiertoe zijt gij geroepen, opdat gij den zegen zoudt beërven. Hij toch, die het leven beminnen en goede dagen zien wil, beteugele zijne tong van het kwaad, en zijne lippen van bedrog te spreken. Hij wende zich van het kwade af, en doe het goede Hij zoeke den vrede, en .jage dien na. Want de oogen des Heeren staren op de rechtvaardigen, en zijne ooren luisteren naar hunne gebeden; maar het aanschijn des Heeren is tegen de kwaaddoeners. En wie zal u hinderen indien gij het goede beijvert? Ja zelfs, indien gij om de rechtvaardigheid lijdt, zijt gij gelukzalig. Vreest dei- halve hunne bedreiging niet, en wordt er niet van ontsteld; maar heiligt den Heer Christus in uwe harten. Evangelie, Mattheus. V. '2024. In dien tijde zeide Jesus aan zijne Leerlingenindien uwe rechtvaardig heid niet overvloediger is, dan die der Schriftgeleerden en Farizeërs, zoo zult gij in het rijk der hemelen niet komen. Gij hebt gehoord, dat aan de ouden gezegd is: gij zult niet dood slaan, en al wie dood slaat, zal straf baar zijn voor het gerecht. Maar ik zeg u, dat, al wie op zijnen broeder vergramd wordt, reeds strafbaar voor het gerecht zal zijn. En die tot zijnen broeder zegtRaca, zal strafbaar zijn voor den Raad. En die zegtgij dwaas, zal schuldig zijn aan het helsche vuur. Als gij dan uw offer aan het altaar opdraagt, en daar indachtig wordt dat uw broeder iets tegen u heeft, laat dan uw offer daar voor het altaar, en ga u eerst met uwen broeder verzoenen, en dan zult gij uw offer komen opdragen. Gezinsopbouw. In de „Zutphensche Courant" spreekt Mevr. W. Francken-Dyserinck over de ontwrichting der Maatschappij en zegt zeer terecht, dat een opbouwing van het gezin alléén door de stoffe lijke voorwaarden te scheppen voor een groot gezin, een onbegonnen werk is. Van binnen uit moet de opbouw komen door den geest en het gemoed der kinderen in de goede richting te leiden. Dit is het program der vrouwen van den Vrijheidsbond, schrijft Mevr. F.-D.: maar wij vragen ons af hoe men de kinderen in de goede rich ting zal brengen en houden, zon der den machtigen steun van den godsdienst? De vrouwen van den Vrijheidsbond willen dit vooral trachten te doen door het lager onderwijs te wijzigen en de meisjes reeds in de jaren van 6—12 de kundigheden bij te brengen die haar tot goede huisvrouwen zul len maken: voedingswaarde, gezond- geidsleer, enz. enz. Dat, wat sommige vakken betreft het schoolprogramma meer aangepast kon wofden aan de practijk van het leven, wij zullen het zeker onder schrijven. Maar de echte opvoeding tot de gezinstaak krijgt het meisje toch pas na 12 jaar. Wij preeken dan niet meer, maar handelen door onze patro naten waar het volksmeisje alles leert wat haar tot goede echtgenoote en moeder kan maken. Het patronaats-onderwijs moet ons dat moral geven. Waar in die rich ting gewerkt wordt is men op het goede spoor. („Centrum") De vrouw in Japan. Men hefeft wel eens beweerd het was een man die het zeide dat de Japtmsche vrouw de beminnelijk ste en begeerenswaardigste echtge noote is. Of zij ook de gelukkigste mag heeten is een andere vraag. In een correspondentie van de „N. R. Ct." lezen we hoe de vrouw in Japan niets te zeggen heeft in de voor haar alles- beslissende vraag van het huwelijk. Voor den vorm moet haar toestem ming gevraagd maar feitelijk beslist de familie. Het meisje onderwerpt zich in gehoorzaamheid. Men heeft dat wel eens geroemd als iets schoons, en de voorwaarde er in meenen te vinden voor een gelukkig huwelijksleven. De verhou ding van man en vrouw, het peil der zedelijkheid in Japan leert ons wel anders. Ook de koelheid waarmede een huwelijk weder ontbonden wordt. „Op verzoek van den echtgenoot wordt de naam zijner vrouw weer overge schreven op haar eigen familieregis- ter. Als hij genoeg van haar heeft stuurt de man de vrouw weer kalm naar haar familie terug." In Japan wordt het vrouwen-vraag stuk steeds dringerder, naarmate de Japansche vrouw zich wil ontwor stelen aan haar juk. In de industrie wordt de vrouw sinds lang gebruikt en meer dan een millioen vrouwen en meisjes zijn werkzaam in fabrieken en andere industrieele inrichtingen. De fabriek verstrekt ook voedsel en inwoning en de meisjes worden door het arbeidscontract op langen termijn als 't ware verkocht. Thans kennen ook de arbeidsters in Japan de vak-vereenigingen, die echter wegens de malaise, niet bloeien. Zoo ergens dan wacht in Japan de vrouw op de echte emancipatie. Ook hier zal geen wet die méér rechten, geen wet die méér stoffelijke welvaart brengt hooger moreel leven geven wanneer de zielen niet gebracht wor den tot de moraal van Christus' leer. De vrouw en de bezuiniging. Het anti-rev. „Friesche Dagblad" wijst er op, dat juist nu de mede werking der vrouwen bij het ver kiezingswerk van zooveel belang is, wijl de staatshuishouding dringend bezuiniging van noode heeft en het huishoudstersverstand van de vrouw dan van zelf zegt, dat de tering naai de nering moet worden gezet, Het blad schrijft: „Vele mannen, hebben de laatste jaren gesmeten met het geld laten de vrouwen, nu zij meestemmen haar stembiljet óók gebruiken, om daar eens 'n stokje voor te steken Dat kan en mag zoo niet doorgaan." Eene mislukte expeditie. Volgens mededeelingen van den voorzitter van de koninklijke geogra fische vereeniging is de laatste en definitieve poging om den Mount Everest-top te bereiken den Gen Juni mislukt. Dit is voor een groot deel het gevolg van het slechte weer, dat ingetreden is na de kenteringsmoesson op 3 Juni. En het zal nu wel niet meer mogelijk zijn om eenige ernstige poging te ondernemen. De expeditie heeft echter al veel bereikt, zeide de voorzitter. Zonder zuurstofapparaten werd een hoogte van 26800 voet bereikt, en 27300 voet met behulp van zuurstof. Het bestijgen van den berg zelf, is volgens de verklaringen der klimmers niet zoo moeilijk, want de hoogste punten kon men zander touwen bereiken. Grooter last heeft men gehad van het weer en de op die hoogte hevige koude. Tevens is dit jaar de ervaring opgedaan, dat geoefende klimmers in staat zijn ongeoefende klimmers met zich mede te nemen, jlaar Bruce nog nooit een berg met sneeuw en ijs had beklommen, doch onder Fichs ge oefend leiderschap is het hem gelukt een hoogte te bereiken van 27300 voet, en de Sherpa-dragers,' hoewel practisch niet getraind voor het sneeuw- en ijswerk, konden de bagage tot een hoogte van 25000 voet brengen. Men heeft nu ten slotte een hoogte bereikt, die nog slechts 1700 voet beneden den top ligt. Een groot bezwaar is de zwaarte der zuurstofcylinders gebleken, terwijl zonder deze de lucht veel te ijl was om eenige krachtsinspanning op die groote hoogte te kunnen doen. De meeste deelnemers zijn inmiddels ernstig invalide door bevriezing gewor den en men twijfelt nu of de bestij ging van den berg wel ooit zal ge lukken. - -h. klas Nieuwe ontdekkingen (n Palestina. In het J uninummer van het bekende Engelsche tijdschrift Pearson's Maga zine heeft Dr. Alfred Maylor Schofield, die reeds meermalen Palestina bezocht heeft, een artikel geschreven onder den titel: „Nieuw licht over Bijbel- sche geschiedenissAi", waarvan het hoofddoel is om aan te toonen, hoe de jongste onderzoekingen in het Heilige Land gedaan, dikwijls op treffende wijze de juistheid der Bijbel- sche verhalen bevestigd hebben, ook waar deze door de critiek warenaange- vochten. De Heraut ontleent daaraan merk waardige bijzonderheden. (Men denke er aan, dat namen en Bijbelboeken in de Protestantsche lezing staan.) De bouwvallen van het later her bouwde Jericho, dat ook in Christus' dagen nog bestond en een zeer uit gestrekte stad was, waren reeds lang bekend, maar het is nu aan Prof. Sellier gelukt in de nabijheid daarvan de overblijfselen van een veel oudere stad geheel bloot te leggen, die naar alle waarschijnlij kheid het oude Jericho zijn, dat door Jozua werd ingenomen, nadat de muren ervan ineengestort waren. De geheele omvang van deze oude Kananitische stad bedraagt, naar Dr. Schofield verhaalt, niet meer dan een halve mijl, zoodat het zeven maal omtrekken van deze stad door Israel op één dag een feit, waar aan de critiek aanstoot nam vol strekt niet onmogelijk is gebleken. Evenzeer was het eigenaardig, dat de muren dezer stad niet bestonden uit gehouwen steenen, zooals bijv. bij Jeruzalem het geval is, maar uit steenen, die gevormd waren uit ge droogde klei of leem, die veel lichter ineenstorten kunnen. Voorts bleek, dat om de stad heen een diepe gracht liep, die door het puin van deze in eengestorte muren gevuld was, zoodat daardoor de toegang tot de stad open stond en Jozua met zijn leger er in trekken kon. Het merkwaardigste was echter, dat toen Dr. Schofield aan Prol. Sellier vroeg, of deze ook bij of op den stadsmuur een huis had gevonden, Prof. Sellier hem ten ant woord gaf, dat dit metterdaad het geval was; aan de Noordzijde van de stad, maar daar ook alleen, was een huis geweest, dat een deel van de stads muur vormde en het venster van dit huis, dat over den stadsmuur uitzicht gaf, was nog aanwezig. Indien deze bouwvallen metterdaad van het oude Jericho zijn dan is dat huis op den vestingmuur ongetwijfeld van Rachab geweest en bestaat ook het venster nog, waardoor zij bij nacht de bespie ders heeft laten ontsnappen. Dr. Scho field heeft van deze ineengestorte vestingmuren en van dat alleen over gebleven huis met zijn venster photo- graphieën gemaakt, die in zijn artikel geproduceerd zijn. Een niet onbelangrijke bijdrage tot de verklaring van den uiterst moei lijken tekst, die II Sam. 5 8 te lezen staat en waarmede de verschil lende uitleggers geen raad weten, zou een nieuwe ontdekking wezen te Jeruzalem gedaan. Het gaat hier over de inneming van de burcht Sion, die door de Jebusieten in bezit was ge houden, ook toen heel Palestina reeds lang door Israel veroverd was. Toen David ten slotte besloot deze burcht in te nemen, zoo staat in II Sam 5 8 te lezen," beloofde hij een hooge onderscheiding aan dengene, die de Jesubieten sloeg en „geraakte aan de watergoot." waarmede men geen weg wist, en verschillende nieuwe uitleg gers, wanhopende om hiervoor een juiste verklaring te vinden, meenden, dat de tekst corrupt was en lieten deze woorden daarom onvertaald. Thans heeft men in den berg Sion waarop de Jebusieten hun rotsbrucht hadden gebouwd, een in den rots wand uitgehouwen trap ontdekt, die door heel den berg heen naar omlaag- voert, waar zich een waterbron bevindt, waardoor de bezetting zich steeds van versch drinkwater kon voorzien. Het bezit van deze water bron maakte de vesting zoo goed als onineembaar. Daaraan was het wel te danken, dat de Jebusieten elke belegering met succes hadden door staan. Zoo nu zou ook de bedoeling van David's woorden duidelijk zijn geworden. David, die op de hoogte was van het bestaan van deze „water- goot" en wist, dat daaraan het behoud van de vesting hing, beloofde "een bijzondere belooning aan degene, die van deze watergoot zich wist meester te maken en daarmede den water toevoer van de Jebusieten afsloot. Het zou deze oude watergoot der Jebusieten geweest zijn, die thans in den berg Sion weer was terugge vonden. Een derde ontdekking raakt het bekende verhaal in I Kon. 18 van het altaar dat Elia bij zijn strijd met de Baal's priesters bouwde op den Karmel. Volgens hetgeen in vers 34 gemeld wordt, zou Elia, na dit altaar gebouwd en het hout met de offerande SNUGGER. Huisknecht staat voor de gesloten deur van zijn heer, die nog te bed ligt. Mijnheer, wil u de deur als 't u blieft eens open maken, ik heb een telegram voor u. Schuif het maar onder de deur door, dan behoef ik niet uit bed te komen. Dat gaat niet, mijnheer, want het telegram ligt op een presenteer blad. IK BEN BAAS. Een zeer bóoze vrouw had juist haar armen man geducht afgerost en hem ten slotte onder de tafel geduwd. Plotseling trad een buurman binnen, lachend zeide hij„Wat drommel, waarom zit gij onder de tafel?" „Wat gaat u dat aan! Ik ben baas in mijn eigen huis en kan derhalve gaan zitten, waar ik wil." DIENSTREGELING. Gelezen op de dienstbiljetten van een provincie-trammetje: „Op alle punten der lijn worden reizigers opgenomen en op verzoek gestopt." DAT KOMT ER VAN. Mevrouw (van de kiesrechtmeeting thuiskomend). Heb je al gegeten man? Man. Ja, ik heb wat uien gebakken, die ik in de keuken vond. Mevrouw. Och, hemel, dat waren mijn bloembollen! GEHAKT MET SAUS. 250 gr. kalfsgehakt; 250 gr. var kensgehakt; oud .brood, peper, zout, noot; 1 fijn gesnipperd en in boter gaargemaakt uitje; leiwit, 50 gr. boter, 30 gr. bloem, '/2 d.L. bouillon, 1 citroen, 1 eierdooier. Het gehakt wordt met geweekt brood, ui, peper, zout, noot en het eiwit aangemaakt. Hiervan worden ballen gevormd, voor ieder persoon één, die even in bloem gewenteld worden. De bloem wordt in de boter licht bruin gebakken, hierbij wordt de bouillon gevoegd en de saus gaar gekookt; dan wordt er"'de geraspte schil van een halve citroen bijgevoegd en in deze saus de gehaktjes gaar gestoofd, ongeveer 3/4 uur. Zoodra z'e gaar zijn worden ze uit de saus ge nomen, de saus wordt gezeefd en afgemaakt met citroensap, en de geklopte eidooier; de saus moet zoo gebonden zijn dat de gehaktjes er door bedekt worden. VRUCHTENPUDDING MET ROOM. Deze pudding is zoo duur niet als ze lijkt en ze is heerlijk. Men neemt een half pond aardbeien die niet eens zoo mooi behoeven te zijn, daar ze tot moes worden gemaakt; de mooiste zoekt men er uit en bestrooit die met suiker. De anderen worden warm gemaakt, door een paardenharen zeef gewreven en in dit moes wordt 70 gr. suiker en 8 gr. geweekte gelatine opgelost. Een halve liter room wordt met 2 eiwitten stijf geklopt en het bekoelde vruchtenmoes en door ge roerd. De pudding even laten staan tot ze wat stijf gaat worden en dan de uitgezochte vruchten er door geroerd. Als de pudding gestort wordt kan ze met vruchten versierd wórden. daarop geschikt te hebben, gelast hebben om vier kruiken (of emmers) met water te vullen en deze tot drie maal toe over het altaar uit te gieten. Ook aan dit verhaal had de critiek aanstoot genomen. Waar Israel ge plaagd werd met zulk een droogte, jaren lang, dat er zelfs geen dauw meer op het veld was, schijnt het onbegrijpelijk, dat op den top van een kalen berg als de Karmel genoeg water was, om zooveel emmers met water op het altaar uit te gieten. Dr. Schofield nu verhaalt, dat toen hij zelf den Karmel bezocht en stond bij de plek, waar Elia's altaar ge bouwd werd, hij een half dozijn Arabieren met vaten den Karmel zag opklimmen, om daar water te halen. Toen hij aan zijn begeleider vroeg, waarom zij dezen verren tocht deden, gaf deze hem ten antwoord, dat juist op deze plek zich een bron bevond, die het zuiverste water bevatte en die de eigenschap bezat, zelfs in de meeste droge tijden, als alle andere bronnen ophielden voortdurend water te geven. De bron op den Karmel was, zoover mensehenheugenis strekte, nog nooit opgedroogd. Nu was het bestaan van deze bron op den Karmel niet onbekend. Reeds van der Velde had in zijn- reisbeschrijving van Pales tina er melding van gemaakt. Maar het getuigenis van Dr. Schofield, die deze bron zelf zag en vooral de tref fende mededeeling van zijn Arabischen begeleider, dat deze bron nooit uit droogde, kan toch dienst doen, om de waarheid van dit Schriftverhaal tegen over de aanvallen der critiek opnieuw te bevestigen. („C.")

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1922 | | pagina 5