Tweede Blad
ZATERDAG 8 JULI 1922
Buitenland
Kerknieuws
Voor onze vrouwen.
Wetenschap en Kunst
Oudheidkunde
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
Het hoekje van humor.
Voor de Keuken.
FINLAND.
Aan een ons gezonden brochure
over Finland, het toeristenland der
toekomst, ontleenen we het volgende,
dat een beeld van dit rhooi, te weinig
gekende land geeft:
Water en bosschen en een grond
van graniet. Meren, groot en eenzaam,
met donkere wouden omzoomd. Bos
schen, duister en diep, met hooge,
rechte pijpboomen, die droomerig zich
spiegelen in de klare blankheid van
een roerloos-effen binnenmeer. Een
land met „duizend meren" en meren
met „duizend eilandjes". En tusschen
de meren, tusschen ds bosschen, ook
in de meren en in de bosschen de
brokken graniet, de klompen graniet,
de rotsen graniet, genoeg om er al
de hoofdsteden van Europa mee te
bouwen, hard, sterk graniet, waarmede
Peter de Groote de Finsche bevolking,
vrouwen en grijsaards met bloedende
geeselslagen dwong St. Petersburg te
stichtenhard, onvergankelijk graniet,
waarvan ook een zerk de tombe dekt
van Napoleon in den Dóme des Invali
des te Parijs. Finland is het land der
contrasten. En het land der 'nog
ongerepte natuurschoonheden. Het
land van de Imatra en de Vuoksi-
vallen, „les plue belles, du moins les
plus grandes chutes de l'Europe".
Natuur-teederheden en de wildheid
van bruisende watervallen en levens
gevaarlijke stroomversnellingen. Een
mengeling van onstuimigheid en kalme
rust: dezelfde trek, die men ook in
het karakter van het Finsche volk,
in hun historie en in hun volkslied
telkens en telkens weer terugvindt.
Land en volk zijn nauw te samen
gegroeid en het valt den toerist aan
stonds op, dat land en volk niet te
scheiden zijn, dat het eene even ver
rassende trekken vertoont als het
andere. Beide: bodem en bevolking
zijn nog in wording, nog in werking
nog voortdurend rijst de bodem ten
opzichte van de zee, zoodat telkens
weer nieuwe eilanden en landtongen
boven het watervlak komen bloot te
liggen. Oude visschers weten zich te
herinneren, dat hun zonen thans de
kudden hoeden op dezelfde plek, waar
zij eertijds hun boot voortroeiden. „Ce
sourd travail des siècles" komt ook
tot uiting in het karakter van het
Finsche volk;, ook in het volk zelf
rij zen telkens nieuwe krachtennieuwe
strevingen omhoog, die soms lang
hebben gesluimerd onder de opper
vlakte en men vindt naast de meest
moderne en vooruitstrevende opvat
tingen en instellingen nog de over
blijfselen van oude, middeleeuwsche
tendenzen gelijk men de oude
gletscherbeddingen tusschen de berg-
glooiïngen aantreft, en op toppen van
sommige heuvels nog vinden kan de
overblijfselen van de oude Vikinger
schepen. En de afwisseling, welke
aan- het landschap zulk een groote
bekoring geeft, die het soms doet
evenaren aan de liefelijkste plekjes
van zuidelijke landen en dan weer
doet ondergaan de huiverende pracht
der eenzame Noorsche fjorden die
zelfde afwisseling komt tot uiting in
het stadsleven, in de arbeiders der
fabrieken: sterke* standvastige, ge
duldige, niet zelden hoekige figuren,
maar met een touchante teederheid
voor bloemen: geen arbeiderswijk,
waar niet de vensters versierd zijn
met fuchsia's en geraniums, zorgzaam
verpleegd en tegen de ruwe vlagen
van wind en weer beschermd
Wie van watersport houdt, vindt
op de Firsche wateren meren,
rivieren, kanalen en waterwegeltjes
zijn volle bevredigingwie in dezen
eilanden-tuin de grillige waterpaden
wil volgen, die de duizend meren
verbinden en die telkens nieuwe
perspectieven openen, telkens nieuwe
achtergronden en uitzichten, hij vindt,
waar hij gaan wil, modern ingerichte,
voor het bevaren van ondiepe wateren
speciaal gebouwde stoombooten, om
hem op gemakkelijke en comfortabele
wijze in te leiden in het wondere
rijk van rust en schoonheid, waar de
vermoeide geest de zorgen van het
clagelijksch bestaan vergeet en de
mensch gelegenheid geeft zichzelf te
wezen.
Toch meene men niet, dat met het
natuurschoon alleen alles van Finland
gedaan en alles gezegd ware. De
steden spreken weer gansch andere
taal: zij herinneren den toerist aan
het verleden van het Finsche volk:
een geschiedenis van bloed en tranen,
van martelaarschap en heldengeest,
een lang verhaal van oorlogen, brand,
hongersnood, pest en van „grooten
haat" - het tijdperk van „Iso viha"
maar boven alles en vóór alles,
oor alle eeuwen heen een geschiede
nis van .worsteling om de vrijheid,
van voortdurenden strijd voor zelf
standigheid en onafhankelijkheid' Tot
op den huldigen dag leeft die strijd
in de gemoederen der Finsche bevol
king voort, in de laatste jaren zich
uitend in een krachtig en met succes
bekroond streven om zich economisch
en geestelijk op te werken; onder
wijs, wetenschap, industrie, veeteelt
en landbouw hebben in de laatste
jaren een ontwikkeling ondergaan,
waarvan de beteekenis in Europa nog
veel te weinig is doorgedrongen, maar
waaronder het Finland gelukt is, te
midden van de wereldcrisis en na de
verwoestingen van den vrijheids
oorlog in betrekkelijk korten tijd een
hechte en stevige basis te leggen
voor den grooten socialen en econo-
mischen wederopbouw, basis die haar
steunpunt vindt in den sterken wil
van een vastberaden en door de
eeuwen heen beproefd volk om tot
het uiterste zijn krachten in te span
nen voor de utiliseering van 's lands
groote natuurlijke rijkdommen.
Nu de Nederlanders de laatste jaren
op hun uitstapjes en vacantie-reisjes
naar de van ouds bekende toeristen
centra zulke eigenaardige ondervin
dingen hebben opgedaan, speciaal wat
betreft het soortelijk gewicht van het
tegenwoordig „reizend publiek", kan
het misschien van belang zijn, de
ware toeristen en de echte natuur
liefhebbers te wijzen op een plekje
gronds, gemakkelijk bereikbaar, niet
kostbaar om te bereizen, van een
bijna spreekwoordelijk geworden gast
vrijheid en waar de natuur waarlijk
natuur gebleven is(„C.")
Op (len vyfden Zondag na Pinksteren.
Epistel I. van den H. Petrus III
8—15.
Allerliefstenzijt allen eendrachtig
in het gebed, medelijdend, broeder-
lievend, barmhartig, zedig, ootmoedig;
vergeldt geen kwaad met kwaad, noch
lastering met lastering, maar wenscht
integendeel elkander.het goede toe;
want hiertoe zijt gij geroepen, opdat
gij den zegen zoudt beërven. Hij toch,
die het leven beminnen en goede
dagen zien wil, beteugele zijne tong
van het kwaad, en zijne lippen van
bedrog te spreken. Hij wende zich
van het kwade af, en doe het goede
Hij zoeke den vrede, en .jage dien
na. Want de oogen des Heeren staren
op de rechtvaardigen, en zijne ooren
luisteren naar hunne gebeden; maar
het aanschijn des Heeren is tegen de
kwaaddoeners. En wie zal u hinderen
indien gij het goede beijvert? Ja zelfs,
indien gij om de rechtvaardigheid
lijdt, zijt gij gelukzalig. Vreest dei-
halve hunne bedreiging niet, en wordt
er niet van ontsteld; maar heiligt
den Heer Christus in uwe harten.
Evangelie, Mattheus. V. '2024.
In dien tijde zeide Jesus aan zijne
Leerlingenindien uwe rechtvaardig
heid niet overvloediger is, dan die
der Schriftgeleerden en Farizeërs, zoo
zult gij in het rijk der hemelen niet
komen. Gij hebt gehoord, dat aan de
ouden gezegd is: gij zult niet dood
slaan, en al wie dood slaat, zal straf
baar zijn voor het gerecht. Maar ik
zeg u, dat, al wie op zijnen broeder
vergramd wordt, reeds strafbaar voor
het gerecht zal zijn. En die tot zijnen
broeder zegtRaca, zal strafbaar zijn
voor den Raad. En die zegtgij dwaas,
zal schuldig zijn aan het helsche
vuur. Als gij dan uw offer aan het
altaar opdraagt, en daar indachtig
wordt dat uw broeder iets tegen u
heeft, laat dan uw offer daar voor
het altaar, en ga u eerst met uwen
broeder verzoenen, en dan zult gij
uw offer komen opdragen.
Gezinsopbouw.
In de „Zutphensche Courant" spreekt
Mevr. W. Francken-Dyserinck over
de ontwrichting der Maatschappij en
zegt zeer terecht, dat een opbouwing
van het gezin alléén door de stoffe
lijke voorwaarden te scheppen voor
een groot gezin, een onbegonnen
werk is. Van binnen uit moet de
opbouw komen door den geest en het
gemoed der kinderen in de goede
richting te leiden.
Dit is het program der vrouwen
van den Vrijheidsbond, schrijft Mevr.
F.-D.: maar wij vragen ons af hoe
men de kinderen in de goede rich
ting zal brengen en houden, zon
der den machtigen steun van den
godsdienst?
De vrouwen van den Vrijheidsbond
willen dit vooral trachten te doen
door het lager onderwijs te wijzigen
en de meisjes reeds in de jaren van
6—12 de kundigheden bij te brengen
die haar tot goede huisvrouwen zul
len maken: voedingswaarde, gezond-
geidsleer, enz. enz.
Dat, wat sommige vakken betreft
het schoolprogramma meer aangepast
kon wofden aan de practijk van het
leven, wij zullen het zeker onder
schrijven.
Maar de echte opvoeding tot de
gezinstaak krijgt het meisje toch pas
na 12 jaar. Wij preeken dan niet
meer, maar handelen door onze patro
naten waar het volksmeisje alles leert
wat haar tot goede echtgenoote en
moeder kan maken.
Het patronaats-onderwijs moet ons
dat moral geven. Waar in die rich
ting gewerkt wordt is men op het
goede spoor. („Centrum")
De vrouw in Japan.
Men hefeft wel eens beweerd het
was een man die het zeide dat
de Japtmsche vrouw de beminnelijk
ste en begeerenswaardigste echtge
noote is. Of zij ook de gelukkigste
mag heeten is een andere vraag. In
een correspondentie van de „N. R. Ct."
lezen we hoe de vrouw in Japan niets
te zeggen heeft in de voor haar alles-
beslissende vraag van het huwelijk.
Voor den vorm moet haar toestem
ming gevraagd maar feitelijk beslist
de familie. Het meisje onderwerpt
zich in gehoorzaamheid.
Men heeft dat wel eens geroemd
als iets schoons, en de voorwaarde
er in meenen te vinden voor een
gelukkig huwelijksleven. De verhou
ding van man en vrouw, het peil
der zedelijkheid in Japan leert ons
wel anders.
Ook de koelheid waarmede een
huwelijk weder ontbonden wordt. „Op
verzoek van den echtgenoot wordt
de naam zijner vrouw weer overge
schreven op haar eigen familieregis-
ter. Als hij genoeg van haar heeft
stuurt de man de vrouw weer kalm
naar haar familie terug."
In Japan wordt het vrouwen-vraag
stuk steeds dringerder, naarmate de
Japansche vrouw zich wil ontwor
stelen aan haar juk. In de industrie
wordt de vrouw sinds lang gebruikt
en meer dan een millioen vrouwen
en meisjes zijn werkzaam in fabrieken
en andere industrieele inrichtingen.
De fabriek verstrekt ook voedsel en
inwoning en de meisjes worden door
het arbeidscontract op langen termijn
als 't ware verkocht.
Thans kennen ook de arbeidsters
in Japan de vak-vereenigingen, die
echter wegens de malaise, niet bloeien.
Zoo ergens dan wacht in Japan de
vrouw op de echte emancipatie. Ook
hier zal geen wet die méér rechten,
geen wet die méér stoffelijke welvaart
brengt hooger moreel leven geven
wanneer de zielen niet gebracht wor
den tot de moraal van Christus' leer.
De vrouw en de bezuiniging.
Het anti-rev. „Friesche Dagblad"
wijst er op, dat juist nu de mede
werking der vrouwen bij het ver
kiezingswerk van zooveel belang is,
wijl de staatshuishouding dringend
bezuiniging van noode heeft en het
huishoudstersverstand van de vrouw
dan van zelf zegt, dat de tering naai
de nering moet worden gezet, Het
blad schrijft:
„Vele mannen, hebben de laatste
jaren gesmeten met het geld
laten de vrouwen, nu zij meestemmen
haar stembiljet óók gebruiken, om
daar eens 'n stokje voor te steken
Dat kan en mag zoo niet doorgaan."
Eene mislukte expeditie.
Volgens mededeelingen van den
voorzitter van de koninklijke geogra
fische vereeniging is de laatste en
definitieve poging om den Mount
Everest-top te bereiken den Gen Juni
mislukt. Dit is voor een groot deel
het gevolg van het slechte weer, dat
ingetreden is na de kenteringsmoesson
op 3 Juni. En het zal nu wel niet
meer mogelijk zijn om eenige ernstige
poging te ondernemen. De expeditie
heeft echter al veel bereikt, zeide de
voorzitter. Zonder zuurstofapparaten
werd een hoogte van 26800 voet
bereikt, en 27300 voet met behulp
van zuurstof. Het bestijgen van den
berg zelf, is volgens de verklaringen
der klimmers niet zoo moeilijk, want
de hoogste punten kon men zander
touwen bereiken. Grooter last heeft
men gehad van het weer en de op
die hoogte hevige koude.
Tevens is dit jaar de ervaring
opgedaan, dat geoefende klimmers in
staat zijn ongeoefende klimmers met
zich mede te nemen, jlaar Bruce nog
nooit een berg met sneeuw en ijs had
beklommen, doch onder Fichs ge
oefend leiderschap is het hem gelukt
een hoogte te bereiken van 27300
voet, en de Sherpa-dragers,' hoewel
practisch niet getraind voor het
sneeuw- en ijswerk, konden de bagage
tot een hoogte van 25000 voet brengen.
Men heeft nu ten slotte een hoogte
bereikt, die nog slechts 1700 voet
beneden den top ligt.
Een groot bezwaar is de zwaarte
der zuurstofcylinders gebleken, terwijl
zonder deze de lucht veel te ijl was
om eenige krachtsinspanning op die
groote hoogte te kunnen doen.
De meeste deelnemers zijn inmiddels
ernstig invalide door bevriezing gewor
den en men twijfelt nu of de bestij
ging van den berg wel ooit zal ge
lukken.
- -h. klas
Nieuwe ontdekkingen (n Palestina.
In het J uninummer van het bekende
Engelsche tijdschrift Pearson's Maga
zine heeft Dr. Alfred Maylor Schofield,
die reeds meermalen Palestina bezocht
heeft, een artikel geschreven onder
den titel: „Nieuw licht over Bijbel-
sche geschiedenissAi", waarvan het
hoofddoel is om aan te toonen, hoe
de jongste onderzoekingen in het
Heilige Land gedaan, dikwijls op
treffende wijze de juistheid der Bijbel-
sche verhalen bevestigd hebben, ook
waar deze door de critiek warenaange-
vochten.
De Heraut ontleent daaraan merk
waardige bijzonderheden. (Men denke
er aan, dat namen en Bijbelboeken
in de Protestantsche lezing staan.)
De bouwvallen van het later her
bouwde Jericho, dat ook in Christus'
dagen nog bestond en een zeer uit
gestrekte stad was, waren reeds lang
bekend, maar het is nu aan Prof.
Sellier gelukt in de nabijheid daarvan
de overblijfselen van een veel oudere
stad geheel bloot te leggen, die naar
alle waarschijnlij kheid het oude Jericho
zijn, dat door Jozua werd ingenomen,
nadat de muren ervan ineengestort
waren. De geheele omvang van deze
oude Kananitische stad bedraagt, naar
Dr. Schofield verhaalt, niet meer dan
een halve mijl, zoodat het zeven
maal omtrekken van deze stad door
Israel op één dag een feit, waar
aan de critiek aanstoot nam vol
strekt niet onmogelijk is gebleken.
Evenzeer was het eigenaardig, dat de
muren dezer stad niet bestonden uit
gehouwen steenen, zooals bijv. bij
Jeruzalem het geval is, maar uit
steenen, die gevormd waren uit ge
droogde klei of leem, die veel lichter
ineenstorten kunnen. Voorts bleek,
dat om de stad heen een diepe gracht
liep, die door het puin van deze in
eengestorte muren gevuld was, zoodat
daardoor de toegang tot de stad open
stond en Jozua met zijn leger er in
trekken kon. Het merkwaardigste was
echter, dat toen Dr. Schofield aan
Prol. Sellier vroeg, of deze ook bij
of op den stadsmuur een huis had
gevonden, Prof. Sellier hem ten ant
woord gaf, dat dit metterdaad het geval
was; aan de Noordzijde van de stad,
maar daar ook alleen, was een huis
geweest, dat een deel van de stads
muur vormde en het venster van dit
huis, dat over den stadsmuur uitzicht
gaf, was nog aanwezig. Indien deze
bouwvallen metterdaad van het oude
Jericho zijn dan is dat huis op den
vestingmuur ongetwijfeld van Rachab
geweest en bestaat ook het venster
nog, waardoor zij bij nacht de bespie
ders heeft laten ontsnappen. Dr. Scho
field heeft van deze ineengestorte
vestingmuren en van dat alleen over
gebleven huis met zijn venster photo-
graphieën gemaakt, die in zijn artikel
geproduceerd zijn.
Een niet onbelangrijke bijdrage tot
de verklaring van den uiterst moei
lijken tekst, die II Sam. 5 8 te
lezen staat en waarmede de verschil
lende uitleggers geen raad weten, zou
een nieuwe ontdekking wezen te
Jeruzalem gedaan. Het gaat hier over
de inneming van de burcht Sion, die
door de Jebusieten in bezit was ge
houden, ook toen heel Palestina reeds
lang door Israel veroverd was. Toen
David ten slotte besloot deze burcht
in te nemen, zoo staat in II Sam
5 8 te lezen," beloofde hij een hooge
onderscheiding aan dengene, die de
Jesubieten sloeg en „geraakte aan de
watergoot." waarmede men geen weg
wist, en verschillende nieuwe uitleg
gers, wanhopende om hiervoor een
juiste verklaring te vinden, meenden,
dat de tekst corrupt was en lieten
deze woorden daarom onvertaald.
Thans heeft men in den berg Sion
waarop de Jebusieten hun rotsbrucht
hadden gebouwd, een in den rots
wand uitgehouwen trap ontdekt, die
door heel den berg heen naar omlaag-
voert, waar zich een waterbron
bevindt, waardoor de bezetting zich
steeds van versch drinkwater kon
voorzien. Het bezit van deze water
bron maakte de vesting zoo goed als
onineembaar. Daaraan was het wel
te danken, dat de Jebusieten elke
belegering met succes hadden door
staan. Zoo nu zou ook de bedoeling
van David's woorden duidelijk zijn
geworden. David, die op de hoogte
was van het bestaan van deze „water-
goot" en wist, dat daaraan het behoud
van de vesting hing, beloofde "een
bijzondere belooning aan degene, die
van deze watergoot zich wist meester
te maken en daarmede den water
toevoer van de Jebusieten afsloot.
Het zou deze oude watergoot der
Jebusieten geweest zijn, die thans in
den berg Sion weer was terugge
vonden.
Een derde ontdekking raakt het
bekende verhaal in I Kon. 18 van
het altaar dat Elia bij zijn strijd met
de Baal's priesters bouwde op den
Karmel. Volgens hetgeen in vers 34
gemeld wordt, zou Elia, na dit altaar
gebouwd en het hout met de offerande
SNUGGER.
Huisknecht staat voor de gesloten
deur van zijn heer, die nog te bed
ligt.
Mijnheer, wil u de deur als 't u
blieft eens open maken, ik heb een
telegram voor u.
Schuif het maar onder de deur
door, dan behoef ik niet uit bed te
komen.
Dat gaat niet, mijnheer, want
het telegram ligt op een presenteer
blad.
IK BEN BAAS.
Een zeer bóoze vrouw had juist
haar armen man geducht afgerost en
hem ten slotte onder de tafel geduwd.
Plotseling trad een buurman binnen,
lachend zeide hij„Wat drommel,
waarom zit gij onder de tafel?"
„Wat gaat u dat aan! Ik ben baas
in mijn eigen huis en kan derhalve
gaan zitten, waar ik wil."
DIENSTREGELING.
Gelezen op de dienstbiljetten van
een provincie-trammetje:
„Op alle punten der lijn worden
reizigers opgenomen en op verzoek
gestopt."
DAT KOMT ER VAN.
Mevrouw (van de kiesrechtmeeting
thuiskomend). Heb je al gegeten
man?
Man. Ja, ik heb wat uien gebakken,
die ik in de keuken vond.
Mevrouw. Och, hemel, dat waren
mijn bloembollen!
GEHAKT MET SAUS.
250 gr. kalfsgehakt; 250 gr. var
kensgehakt; oud .brood, peper, zout,
noot; 1 fijn gesnipperd en in boter
gaargemaakt uitje; leiwit, 50 gr. boter,
30 gr. bloem, '/2 d.L. bouillon, 1
citroen, 1 eierdooier.
Het gehakt wordt met geweekt
brood, ui, peper, zout, noot en het
eiwit aangemaakt. Hiervan worden
ballen gevormd, voor ieder persoon
één, die even in bloem gewenteld
worden. De bloem wordt in de boter
licht bruin gebakken, hierbij wordt
de bouillon gevoegd en de saus gaar
gekookt; dan wordt er"'de geraspte
schil van een halve citroen bijgevoegd
en in deze saus de gehaktjes gaar
gestoofd, ongeveer 3/4 uur. Zoodra z'e
gaar zijn worden ze uit de saus ge
nomen, de saus wordt gezeefd en
afgemaakt met citroensap, en de
geklopte eidooier; de saus moet zoo
gebonden zijn dat de gehaktjes er
door bedekt worden.
VRUCHTENPUDDING MET ROOM.
Deze pudding is zoo duur niet als
ze lijkt en ze is heerlijk. Men neemt
een half pond aardbeien die niet eens
zoo mooi behoeven te zijn, daar ze
tot moes worden gemaakt; de mooiste
zoekt men er uit en bestrooit die met
suiker. De anderen worden warm
gemaakt, door een paardenharen zeef
gewreven en in dit moes wordt 70
gr. suiker en 8 gr. geweekte gelatine
opgelost. Een halve liter room wordt
met 2 eiwitten stijf geklopt en het
bekoelde vruchtenmoes en door ge
roerd. De pudding even laten staan
tot ze wat stijf gaat worden en dan
de uitgezochte vruchten er door
geroerd.
Als de pudding gestort wordt kan
ze met vruchten versierd wórden.
daarop geschikt te hebben, gelast
hebben om vier kruiken (of emmers)
met water te vullen en deze tot drie
maal toe over het altaar uit te gieten.
Ook aan dit verhaal had de critiek
aanstoot genomen. Waar Israel ge
plaagd werd met zulk een droogte,
jaren lang, dat er zelfs geen dauw
meer op het veld was, schijnt het
onbegrijpelijk, dat op den top van
een kalen berg als de Karmel genoeg
water was, om zooveel emmers met
water op het altaar uit te gieten.
Dr. Schofield nu verhaalt, dat toen
hij zelf den Karmel bezocht en stond
bij de plek, waar Elia's altaar ge
bouwd werd, hij een half dozijn
Arabieren met vaten den Karmel zag
opklimmen, om daar water te halen.
Toen hij aan zijn begeleider vroeg,
waarom zij dezen verren tocht deden,
gaf deze hem ten antwoord, dat juist
op deze plek zich een bron bevond,
die het zuiverste water bevatte en
die de eigenschap bezat, zelfs in de
meeste droge tijden, als alle andere
bronnen ophielden voortdurend water
te geven. De bron op den Karmel
was, zoover mensehenheugenis strekte,
nog nooit opgedroogd. Nu was het
bestaan van deze bron op den Karmel
niet onbekend. Reeds van der Velde
had in zijn- reisbeschrijving van Pales
tina er melding van gemaakt. Maar
het getuigenis van Dr. Schofield, die
deze bron zelf zag en vooral de tref
fende mededeeling van zijn Arabischen
begeleider, dat deze bron nooit uit
droogde, kan toch dienst doen, om de
waarheid van dit Schriftverhaal tegen
over de aanvallen der critiek opnieuw
te bevestigen. („C.")