ACTUEEL NIEUWS Nieuwe Zeeuwsche Courant NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT ZATERDAG 1 JULI 1922 Kunst en Letteren Gemengd Nieuws. Land- en Tuinbouw. Aecademia Polyglotta. (Veeltalige Academie) De Romeinscke correspondent van „De Tijd" schrijft, d.d. 10 Juni: Donderdag in den namiddag, toen de groote dagwarmte geweken was voor het frissehe briesje, dat tegen den avond de Eeuwige Stad opfrischt en doet ontwaken uit de groote sloomerigheid, door de warmte ver oorzaakt, had in het Vaticaan een zeer belangrijke musicale en letter kundige zitting plaats, gegeven dooi de leerlingen der Propaganda. Op het groote binnenplein van Sint Damasus was een tribune opgericht voor den H. Vader, Zijne hofhouding en de Kardinalen, terwijl een andere tribune plaatsen bood aan een aantal zangers, die muziek van Palestrina zouden uitvoeren. Dicht bij den troon waren plaatsen voorbehouden voor de talrijke diplomaten,, de Aartsbis schoppen en Prelaten, die talrijk de plechtigheid opluisterden, Voor de leerlingen der Propaganda waren plaatsen voorbehouden. Geheel het plein was met kostbare tapijten en gobelins rijk versierd. Onder de Kar dinalen Kardinaal Vannutelli, hersteld van het ongeval, hem overkomen tijdens de Cappella Papale van Pink ster-Zondag, en Kardinaal van Rossum, Protect der Propaganda. Tegen kwart over vijf daalde de H. Vader, in gezel schap van Kardinaal Vannutelli en Zijne hofhouding af van Zijne ver trekken naar het binnenplein, begroet door de muziek der Pauselijke gen darmen en de geestdriftige toejuichin gen der aanwezigen. De H. Vader begroette eerst de Kardinalen en nam daarop plaats op den troon. De Rector van het College der Propaganda over handigde den H. Vader een exemplaar van de uitgave, waarin de opstellen der leerlingen der Propaganda in ver schillende talen vervat zijn. Een koor van jongensstemmen zingt heerlijk het „Tu es Petrus" en ander compo sities van klassieke muziek. Eindelijk beginnen de leerlingen der Propa ganda de voorlezing hunner opstellen. Deze beginnen met een Latijnsch en eindigen met een Italiaansche, nadat we de klanken van negen en twintig andere talen gehoord hebben. Ook onze schoone Nederlandsche taal, ons gemeenschappelijk kleinood, is niet afwezig en met forsche stem brengt de Eerw. heer Jacobus Bruning in 't Nederlandsch hulde aan den Paus en aan de Propaganda. Het opzeggen van verschillende opstellen wordt onderbroken door het uitvoeren van muziek van Palestrina en Perosi Verschillende Oostersche studenten der Propaganda voeren nog de gewijde zangen in hun taal uit. De H. Vader en de aanwezigen volgen in de Itali aansche overzetting de sprekende leerlingen der Propaganda, en kunnen eens te meer de kunde bewonderen van de Vaticaansche drukkerij, die al deze opstellen in eigen letters heeft gedrukt. De verzameling opstellen, door de Vaticaansche drukkerij gezet, is een meesterwerk, alleen door haar mogelijk. In de reeks talen ontbreken het Spaansch en het Portugeesch, daar geen leerlingen van die landen op de Propaganda aanwezig zijn. De Spanjaarden waren zeer ontevreden over deze leemte. Het opstel in het Fransch was gemaakt en werd voor gelezen door een student uit Mesopo- tamië en het Italiaansche door een inwoner van Annam. Na de voorlezingen, dikwijls onder broken door muziek en zang, sprak de H. Vader eenige woorden van lof tot de leerlingen der Propaganda, naar aanleiding van de woorden „En iedere tong belijde, dat de Heer Jezus Christus is in de glorie van God den Vader." De H. Vader sprak over de glorie van Christus, die geheel de wereld door dient verspreid te wor den, over de missie, over de nood zakelijkheid overal goede en ge schikte missionarissen uit te zenden tot glorie en kennis van God en den Verlosser der menschheid. Langzaam en met verheffing van stem sprak de i PI. Vader over de vreugde, aan Zijn j hart bereid, deze feesten bij te wonen ifen verhoopt van deze eeuwfeesten iveel heil voor de missiën, talrijke nieuwe werkers voor den oogst des JSeeren, vooruitgang van de Congre gatie der Propaganda. Eindelijk in een ontroerend slot, gaf de H. Vader den Apostolischen Zegen aan alle aanwezigen, aan allen, die zich verdienstelijk maken voor de verspreiding des Geloofs, voor de missionarissen en hunne werken, en terwijl de muziek de Pauselijke hymne speelt en het plein davert van de toejuichingen, keert de II. Vader naar Zijn particuliere vertrekken terug. Goedkoop rooken. Men schrijft aan het „Vad".: 't Zal 'n dag of acht geleden zijn, dat ik onderweg werd aangesproken door een parmantig oud heertje, zoo op 't gezicht een renteniertje of 'n gepensioneerde, die me allervriende lijkst om een weinig vuur verzocht. Gaarne, zeg ik, en de oude heer krijgt uit z'n binnenzak den sigaren koker, die, o schrik blijkt ledig te zijn! 's Mans consternatie doet me vragen, of ik de vrijheid mag hebben „Nu, met genoegen", is 't antwoord, „als ik u niet derangeer," en blijk baar met smaak wordt een mijner rookertjes opgestoken. Daar steventgisteren dezelfdeoolijke oude baas weer op me af. „Meneer, astublief een beetje vuur?" En weer graait hij naar den sigarenkoker en weer is deze even troosteloos ledig, en weer staat de goedige vrager even beteuterd te kijken! Ik heb me nu een paar klapsigaren aangeschaft voor 't geval het me ver gund wordt ten derde male een blik te slaan in zijn ledigen koker Dienstmeisjes. Vroeger heette Kitty: Aaltje, Nu heet Betje: Eugenie; Vroeger had ze soms een vrijer, Nu heeft ze er doorgaans drie. Vroeger schrobde ze op klompen (En ze schrobde flink en goed) Nu kijkt ze op hooge hakjes Hoe een werkster zoo iets doet. Vroeger diende Kaatje, Betje, In een huis wel twintig jaar, Nu verveelt het, na drie maanden, Of Mevrouw, Meneer, of haar. Vroeger: Goeie morgen'; melkboer, 'tGing gewoon met jij en jou. Nu zegt zijMeneer de slager. En de melkboer zegt: juffrouw. Vroeger kwam ze zich verhuren Met getuigen, heel beleefd, Nu vraagt ze, wat uit de hoogte, Of Mevrouw getuigen heeft. Vroeger wisten ze wat plicht was, En ze waren nauwgezet; Nu wordt slechts gepraat van rechten, Van contract en Arbeidswet. 'kWeet nog goed die groote sloffen En d'aardappelbak op schoot En de blauwgeruite schorten Waar ze clandestien in snoot Nucoquette huispantoffels, Zijden kousjes, erg a jour; Met een crêpe de Chine laagblousje Veegt ze, gefriseerd, de vloer. In de gang: haar nieuwe rijwiel, Bovenhaar trap-naaimachien. Mantelpak en zomerhoedèn, 0, je moet haar Zondags zien Als ze keurig in de puntjes Soms geheel in smetloos wit, Bij haar vrijer ('k meen verloofde) Op het duo-zitje zit. 'k Wil niet gcneraliseeren, 'k Spreek de goeden niet te na, Maar meer dan van Kitty's, Mary's, Hou 'k van Mina, Bet en Ka. „Tel." Cunge Doorenbos Teleurgestelde liefde. De timmermansknecht II. M. te Heen vliet had eenigen tijd verkeering gehad met een zekere mej. S. te Nieuw- Helvoet. Deze was afgemaakt door hem, zeer ten ongenoege van haar. Van Woensdag- op Donderdagnacht is deze laatste te voet van Nieuw- Helvoet naar Heenvliet geloopen, is daar door het raampje van de W.-C. de woning van de ouders van II. binnengedrongen enin'tkamertje,waar haar gewezen verloofde sliep, geslopen. Door het rumoer echter, dat zij daarbij maakte, was genoemde H. wakker geworden en tot zijn niet geringe verbazing zag hij daar een vrouwengestalte, welke zich over hem heen boog en den inhoud van een flesehje in zijn mond trachtte te gieten. De politie heeft haar inge rekend. Vrouwelijke woede. Vrouw B. te Hengelo, heeft, toen ze van het werk thuis kwam en haar man dronken te bed vond, in een vlaag van razernij man en bed met petroleum overgoten en in brand ge stoken. Daarna, tot zich zelve komend, riep ze om hulp. Politie en buren bluschten de vlammen. De man kwam er met gezengde haren goed af, bed en een mantel der vrouw verbrandden. Het was niet de eerste maal, dat ze haar man onder invloed van sterken drank vond en veel is er in het gezin afgespeeld. De politie maakte proces verbaal op en stelde haar daarna op vrije voeten. Pseudo-dokter aangehouden. De Maastrichtsche recherche heeft aangehouden zekeren P. J. K. uit Heerlen, een 56-jarigen man, die den laatsten tijd zwervende was en zich bij eenvoudige menschen uitgaf voor dokter, specialiteit in vrouwenziekten. In het Moorenstraatje, een achterbuurt, werd de man op lieeterdaad betrapt en gearresteerd. Tegen den pseudo- dokter is proces-verbaal opgemaakt wegens oplichting, onbevoegd uit oefenen der geneeskunde en zeden misdrijf. Hij zit thans in verzekerde bewaring. De aanstaande zomer in Oostenryk. De Oostenrijksche correspondent van „De Tijd" schrijft: Zwerven, wandelen! Waar is het mooi en goedkoop te gelijk? Met kloppeed hart, met potlood en papier maken de Oostenrijsche hotel houders hun berekeningen, voor zoo ver dat in het land aller onmogelijk heden nog gedaan kan worden. Kamer, licht, voeding, spoortarieven, met alles moeten zij rekening honden, en de uitkomst van hun optellingen en vermenigvuldigingen is een getal met een rij nullen om duizelig van te worden. De Oostenrijker zelf trektnaar Beieren, of nog dieper Duitschland in, hij leeft er billijker, hoe ongeloofe- lijk het ook klinken moge, dan in zijn eigen land. De buitenlander is alleszins den Oostenrijksche hotels en pensions welkom. De miliardairs trekken naar Sem- mering. Een grootsche, heerlijke na tuur, gezonde, zuivere lucht; hotels met duizend kamers, damaste tafel lakens, zilveren lepels en vorken. Daar komen geen gasten, die eerst voorzichtig naar de prijzen informee- ren. In groote auto's komen de toilet benoodigheden der dames. Zij hebben hier niets anders te doen dan zich te schminken, van kleed te verwisse len, te dansen en te schransen. Voor een kamer wordt hier dertig tot vijftigduizend mark per dag be taalt. Maar er leven hier meer miliardairs dan menigeen wel denken zou. De „Sommerfrisch" voor compo nisten, operaschrijvers en auteurs is Salzkammergut. Driehonderdduizend kronen per maand, zonder eten. Een villa huren voor hot seizoen, kost ee'n millioen kronen. In deze streek komen de Weensche schouwburgdirecteuren „zaken doen". Zij leeren hier verschil lende krachten kennen en sluiten contracten af- Op de schoonste plekjes van dit bergland, worden de artisten door hun respectievelijke Muzen geïnspireerd; hier worden geboren de verheven operettemelodieën, de spontane geestigheden van* karakter komieken worden hier zonder moeite uitgedacht en de novellisten smullen in de boerenherbergen de heerlijkste boschbessenvla, welke bezigheid zij binnenkort in de een of andere span nende geschiedenis zullen verhalen. Weer anderen reizen verder naar de afgelegen dalen der Alpen en nemen hun intrek in kleine boeren huizen, waar de haan 's morgens om vier uur midden in de kamer staat te kraaien. Maar overal heet het „in valuta betalen", anders gezegd, de kroon heeft nergens minder waarde dan in Oostenrijk. De Oostenrijksche zomer behoort aan de valuta en den buitenlanders. Wat de prijzen aangaat, deze zijn door geheel Oostenrij k zoo wat hetzelfde. Voor een kamer betaalt men, te Salz burg, Innsbrück, Weenen, Graz, Sem- mering, Salzkammergut, tienduizend kronen per dag. Een bescheiden diner kost op het oogenblik twee duizend, een goed, vier duizend, en een best, vijf duizend kronen. De spoorwegta rieven zijn ongeer 25 kronen per kilometer. Van Weenen naar Salzburg, betaalt men, tweede klasse, achtdui zend, van Weenen naar Innsbrück twintig duizend kronen. Half Juli wordt alles eten, drinken, logies, spoor, twee maal zoo duur. Iedereen houdt in do komende zomermaanden pension. En alles zit stampvol, hoewel het in Duitschland, ook voor de buitenlanders, veel bil lijker is. Al zouden de kronen tien maal minder worden, de gasten komen toch. De heerlijke natuur en verster kende lucht is Oostenrijk's eenig acti vum. Het Observatorium van Saentis in het Zwitsersche Hooggebergte. De correspondent van „Do Tijd" in Zwitserland schrijft: In het Noord-Westen van Zwitser land, nabij de stad Appenzell, rijst de berg, Saentis genaamd, ten hemel, op, Hij is ongeveer 2500 meters hoog, en is een der hoogste toppen in dat district der Alpenstreek. Daar hij zoo goed gelegen is, en het omliggende op prachtige wijze domineert, kwam al vroeg de gedachte op, aldaar een observatorium in te richten, met een bestendigen meteorologischen post. Dat voornemen werd bewerkstelligd in 1882. Nabij den top van den berg was toen 'n herberg gelegen, een soort hut, die de toeristen, gedurende hunne zomersche wandelingen daarheen gedwaald, ontvingen hun verfrissching en rust aanbood. In den winter bleef de hut onbe woond, half bedolven in opeenge- stapelclen sneeuw. Het dak, onder de drukking van een dikke zware laag sneeuw, toonde meer dan eens teokens van gevaarvolle neiging tot inzakken en dikwijls wanneer de zomer de eigenaars der hut daarheen deed klimmen, waren herstellingen nood zakelijk, vooraleer het weer eene bewoonbare huisvesting kon worden. Nochtans in 1882 werd besloten, die herberg tot een observatorium te hervormen. En dat observatorium zou er natuurlijk zoowel winter als zomer blijven bestaan. Dat feit teekent al dadelijk de moeilijkheden aan, die dusdanige onderneming zou meebren gen in de toekomst. Nochtans, men* sloeg de handen met moed aan het werk. De hut werd nauwkeurig onderzocht; de houten muren werden hier en daar hersteld, het dak versterkt en beter gesteund met eiken balken. De meteorologische instrumenten werden daarheen ge bracht op muilezels. De weerkundige, die de waarnemigen zou opteekenen, werd benoemd en het observatorium was er. Degene, die het meest te be wonderen valt in heel deze onder neming, is de man, die willekeurig de taak op zich nam, om daar zoo hoog en zoo eenzaam te gaan wonen om wille der wetenschap. De zaken duurden alzoo vijfjaren lang, jaren van moeilijkheden zonder eind, van groot lijden wellicht voor den bewoner van liét observatorium, en ook soms van het grootste gevaar. In 1885 viel het eerste ongeluk voor. Het was een jaar van groote sneeuwstormen.De berg Saentis, alleen staand en hoog uitstekend boven de omlrggende streek, was aan die stor men het meest blootgesteld. Alwie gedurende den winter niet heeft gewoond in het Zwitsersch hooggebergte, kan zich moeilijk een gedachte vormen van 't ongehoord ge weld dier sneeuwstormen. Ze komen gewaaid uit 't Noorden,met snerpenden ijskouden wind, en woedende dwarre ling van dichte volken. Als ge van 't binnenhuis de sneeuw beschouwt, die razend neerkomt vraagt gij u af met onrust: hoelang zal het duren en hoeveel zal er vallen? Heel den dag door sneeuwt het, en tegen den avond ligt er bijna een meter. Wat zal het morgen zijn? De met sneeuw opgepropte lucht laat geen zonnestralen door en vroeg valt de duisternis. Het observatorium staat alleen te midden der orkaan. Het is nacht. De wind, die nog geweldiger schijnt te worden, dwarrelt rond het huis met een staag, aanhoudend, akelig gegil, als van kinderen die schreeuwen in den nacht. En dat duurt zoo tot dat de grijze sneeuwbewolkte morgen daagt. En weer duurt het den gan- schen dag, en weer evenzeer den volgenden nacht. Hoeveel sneeuw is er? Onmogelijk te peilen! Wanneer de storm gaat liggen, en de laatste vlokken neer- vïiegen. verdwijnt het huis bijna in den witten sluier. Het observatorium liep reeds groot gevaar. Doch het akeligste moest nog komen. Het was Nieuwjaar 1885 en de menschen in de vallei waren wel licht druk bezig met elkaar een ge lukkig jaar te wenschen. Zonder twijfel waren er ook te Appenzell, aan den voet van den berg Saentis, die dachten aan den eenzamen bewoner van het observatorium. Maar wat konden ze doen? Onmogelijk hulp te brengen. De ongelukkige man beleefde zijn laatsten dagen. Het observatorium was niet op den top van den berg gelegen. Het hoogste punt was nog een paar meters hooger. Daarin juist lag het gevaar, want de opgestapelde sneeuw moest fataal naar omlaag schuiven. Zoo gebeurde het, dat het observatorium gansch werd bedolven. Toen eenige mannen uit Appenzell er toe kwamen den berg te beklimmen om hulp te brengen, vonden ze het lichaam van den weer- waarnemer diep in de sneeuw gehuld als- in een lijkkleed, Dat ongeval verwekte veel opschud ding, en men bestatigde, te laat zoo als gewoonlijk, dat het observatorium, indien het moest blijven bestaan, op den top van den berg zou moeten gelegen zijn, en dat het zou moeten bestaan in een flink sterk huis. Aldus werd er toen besloten het huidig observatorium te bouwen, op den top van den berg Saentis. Het werd een flink gebouw, sterk gemet seld en goed ingericht voor meteo rologische waarnemingen. Doch nu ontstond een ander gevaar. De top van den berg is moeilijk te bereiken, en de dragers die de levens middelen naar het observatorium moeten brengen, vinden het geen gemakkelijke taak. Reeds in Februari 1888 viel weer een ongeluk voor. Twee dragers werden gedood door een sneeuwstorting. Bovendien zelfs in den zomer is het er niet puik. In September 1892 werd de waarnemer Bommer door den bliksem getroffen en zwaar ge wond. Eigenaardig is het te moeten bestatigen, dat deze man, zoodra hij hersteld was, den Saentis weeral maar beklom en zijnen post hervatte, en er bleef tot in 1919. In October van dat jaar nam hij zijn ontslag, en werd opgevolgd door Ilaas, wiens lot nog dramatischer zou blijken dan dat zijner voorgangers. Haas woonde niet alleen op den top van den Saentis. Hij was getrouwd en ziju vrouw had hem begeleid naar het observatorium. Deze hielp haren man, bijzonderlijk door het dagelijk- sche telephonisch overbengen van de weerwaarnemingen door haren man aangeteekend. Dinsdag 21 Februari laatstleden liet zij weten, dat zij op het obser vatorium eenen bezoeker hadden in den persoon van Kreuzpointner en dat ze hoopten er weldra van verlost te zijn, want dat ze niet wisten wat er mee aan te vangen; dat de man op skis naar onhoog was gekomen, en dat liij bij hen was zonder te willen zeg gen wat hij kwam doen. Dat was het laatste bericht. Eenige dagen nadien, verontrust door de lange stilzwijgendheid van 't observatorium, werd een kolonne skiërs naar Saentis gezonden. Zij kwa men te Appenzell terug met het ake lige nieuws, dat ze Haas en zijn vrouw vermoord hadden gevonden. Haas werd buiten het huis gevonden met een kogel in den rug; het lijk van zijn vrouw lag binnen in de eetkamer, naast den den hond, die levend was, maar aan de tafel was vastgebonden. Diefstal was de drijfveer van dezen dubbelen moord. Kreuzpointner was de dief en moordenaar. Men was dadelijk op zijn spoor, maar aleer men hem be reikte, pleegde hij zelfmoord. Zooals men ziet, heeft het obser vatorium van Saentis reeds akelige oogenblikken beleefd. Zullen deze slachtoffers de laatste zijn? Wanneer men in den zomer op den top van den Saentis staat, is men getroffen door de kalme, schoone natuur rondom. Het landschap is prachtig. Ginder in het Oosten vloeit de Rijn noordwaarts en werpt zich in de Bodensee. En meer links liggen de steden en de dorpen Appenzell, St. Gallen, en andere, en daarbuiten de mooie vlakten en zachtglooiende heuvels Hoe komt het, dat te midden van die rustige natuur, de berg Saentis zoo akelig spokend opschiet? Wormstekigheid by appel en peer. De Plantenziektenkundige Dienst te Wageningen schrijft: Eenigen tijd geleden is er op ge wezen, dat door een bespuiting met arsenicumhoudende middelen direct na de bloei, de wormstekigheid van het fruit voorkomen kan worden. Voor het spuiten met die stoffen tegen de wormstekigheid is het seizoen thans te ver gevorderd. De rupsjes, die de wormstekigheid veroorzaken, zijn nu in de vruchten aanwezig en dus niet meer met uitwendige midde len te bestrijden. Een directe bestrijding voor dit seizoen is dus niet meer mogelijk. Wel kunnen er echter thans maat regelen genomen worden, die er toe zullen leiden, dat de oogst van het volgend jaar minder door wormstekig heid zal worden aangetast. 1. De vruchtjes, die hier meer, daar minder, maar toch bijna overal in vrij belangrijke hoeveelheden afvallen, moeten geregeld verzameld en ver nietigd worden. In die vruchtjes zit ten lartjes, welke het volgend jaar zich in vlindertjes of wespjes ver anderen, die dan weer op de pas gezette vruchten eitjes leggen, waar uit larfjes komen, die het fruit worm stekig maken. Als men de vruchten, dadelijk nadat zij afgevallen zijn, ver- voedert of vernietigt, vernietigt men dus tevens die larfjes en beperkt daarmee de aantasting voor het vol gend jaar. 2. Door het aanleggen van z.g. vangbanden geeft men de rupsjes, die in de komende maanden de vruchten verlaten om zich voor hun winter- rust in te spinnen, daartoe een gun stige gelegenheid. Deze vangbanden bestaan uit een dubbele laag, voor water ondoordringbaar papier, waar- tusschen geribd karton of een dun laagje houtwol. Zij worden met een touwtje alleen aan den bovenrand om den stam gebondenaan de onder zijde blijven zij open om toegang te verschaffen aan de rupsjes. In den nazomer worden de vangbanden weer afgenomen en verbrand. Dan ver nietigt men talrijke vijanden van ons fruit, want behalve de rupsen, die de wormstekigheid veroorzaken, zoeken ook de appelbloesemsnuitkevers, dons- vlinderrupsjes en enkele andere een beschut plaatsje in den band. Alle verder gewenschte inlichtingen worden gaarne door den Planten- ziektenkundigen Dienst en door de ambtenaren van dien Dienst verschaft. op elk gebied, ziedaar wat de U biedt. Neemt de proef met een abonnement op dit door ge heel Zeeland verspreid Dagblad

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1922 | | pagina 6