ACTUEEL NIEUWS
Nieuwe Zeeuwsche Courant
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
ZATERDAG 1 JULI 1922
Kunst en Letteren
Gemengd Nieuws.
Land- en Tuinbouw.
Aecademia Polyglotta.
(Veeltalige Academie)
De Romeinscke correspondent van
„De Tijd" schrijft, d.d. 10 Juni:
Donderdag in den namiddag, toen
de groote dagwarmte geweken was
voor het frissehe briesje, dat tegen
den avond de Eeuwige Stad opfrischt
en doet ontwaken uit de groote
sloomerigheid, door de warmte ver
oorzaakt, had in het Vaticaan een
zeer belangrijke musicale en letter
kundige zitting plaats, gegeven dooi
de leerlingen der Propaganda. Op
het groote binnenplein van Sint
Damasus was een tribune opgericht
voor den H. Vader, Zijne hofhouding
en de Kardinalen, terwijl een andere
tribune plaatsen bood aan een aantal
zangers, die muziek van Palestrina
zouden uitvoeren. Dicht bij den troon
waren plaatsen voorbehouden voor
de talrijke diplomaten,, de Aartsbis
schoppen en Prelaten, die talrijk de
plechtigheid opluisterden, Voor de
leerlingen der Propaganda waren
plaatsen voorbehouden. Geheel het
plein was met kostbare tapijten en
gobelins rijk versierd. Onder de Kar
dinalen Kardinaal Vannutelli, hersteld
van het ongeval, hem overkomen
tijdens de Cappella Papale van Pink
ster-Zondag, en Kardinaal van Rossum,
Protect der Propaganda. Tegen kwart
over vijf daalde de H. Vader, in gezel
schap van Kardinaal Vannutelli en
Zijne hofhouding af van Zijne ver
trekken naar het binnenplein, begroet
door de muziek der Pauselijke gen
darmen en de geestdriftige toejuichin
gen der aanwezigen. De H. Vader
begroette eerst de Kardinalen en nam
daarop plaats op den troon. De Rector
van het College der Propaganda over
handigde den H. Vader een exemplaar
van de uitgave, waarin de opstellen
der leerlingen der Propaganda in ver
schillende talen vervat zijn. Een koor
van jongensstemmen zingt heerlijk
het „Tu es Petrus" en ander compo
sities van klassieke muziek. Eindelijk
beginnen de leerlingen der Propa
ganda de voorlezing hunner opstellen.
Deze beginnen met een Latijnsch en
eindigen met een Italiaansche, nadat
we de klanken van negen en twintig
andere talen gehoord hebben. Ook
onze schoone Nederlandsche taal, ons
gemeenschappelijk kleinood, is niet
afwezig en met forsche stem brengt
de Eerw. heer Jacobus Bruning in
't Nederlandsch hulde aan den Paus
en aan de Propaganda. Het opzeggen
van verschillende opstellen wordt
onderbroken door het uitvoeren van
muziek van Palestrina en Perosi
Verschillende Oostersche studenten
der Propaganda voeren nog de gewijde
zangen in hun taal uit. De H. Vader
en de aanwezigen volgen in de Itali
aansche overzetting de sprekende
leerlingen der Propaganda, en kunnen
eens te meer de kunde bewonderen
van de Vaticaansche drukkerij, die
al deze opstellen in eigen letters heeft
gedrukt. De verzameling opstellen,
door de Vaticaansche drukkerij gezet,
is een meesterwerk, alleen door haar
mogelijk. In de reeks talen ontbreken
het Spaansch en het Portugeesch,
daar geen leerlingen van die landen
op de Propaganda aanwezig zijn. De
Spanjaarden waren zeer ontevreden
over deze leemte. Het opstel in het
Fransch was gemaakt en werd voor
gelezen door een student uit Mesopo-
tamië en het Italiaansche door een
inwoner van Annam.
Na de voorlezingen, dikwijls onder
broken door muziek en zang, sprak
de H. Vader eenige woorden van lof
tot de leerlingen der Propaganda,
naar aanleiding van de woorden „En
iedere tong belijde, dat de Heer Jezus
Christus is in de glorie van God den
Vader." De H. Vader sprak over de
glorie van Christus, die geheel de
wereld door dient verspreid te wor
den, over de missie, over de nood
zakelijkheid overal goede en ge
schikte missionarissen uit te zenden
tot glorie en kennis van God en den
Verlosser der menschheid. Langzaam
en met verheffing van stem sprak de
i PI. Vader over de vreugde, aan Zijn
j hart bereid, deze feesten bij te wonen
ifen verhoopt van deze eeuwfeesten
iveel heil voor de missiën, talrijke
nieuwe werkers voor den oogst des
JSeeren, vooruitgang van de Congre
gatie der Propaganda.
Eindelijk in een ontroerend slot,
gaf de H. Vader den Apostolischen
Zegen aan alle aanwezigen, aan allen,
die zich verdienstelijk maken voor
de verspreiding des Geloofs, voor de
missionarissen en hunne werken, en
terwijl de muziek de Pauselijke hymne
speelt en het plein davert van de
toejuichingen, keert de II. Vader naar
Zijn particuliere vertrekken terug.
Goedkoop rooken.
Men schrijft aan het „Vad".:
't Zal 'n dag of acht geleden zijn,
dat ik onderweg werd aangesproken
door een parmantig oud heertje, zoo
op 't gezicht een renteniertje of 'n
gepensioneerde, die me allervriende
lijkst om een weinig vuur verzocht.
Gaarne, zeg ik, en de oude heer
krijgt uit z'n binnenzak den sigaren
koker, die, o schrik blijkt ledig te
zijn! 's Mans consternatie doet me
vragen, of ik de vrijheid mag hebben
„Nu, met genoegen", is 't antwoord,
„als ik u niet derangeer," en blijk
baar met smaak wordt een mijner
rookertjes opgestoken.
Daar steventgisteren dezelfdeoolijke
oude baas weer op me af. „Meneer,
astublief een beetje vuur?" En weer
graait hij naar den sigarenkoker
en weer is deze even troosteloos ledig,
en weer staat de goedige vrager even
beteuterd te kijken!
Ik heb me nu een paar klapsigaren
aangeschaft voor 't geval het me ver
gund wordt ten derde male een blik
te slaan in zijn ledigen koker
Dienstmeisjes.
Vroeger heette Kitty: Aaltje,
Nu heet Betje: Eugenie;
Vroeger had ze soms een vrijer,
Nu heeft ze er doorgaans drie.
Vroeger schrobde ze op klompen
(En ze schrobde flink en goed)
Nu kijkt ze op hooge hakjes
Hoe een werkster zoo iets doet.
Vroeger diende Kaatje, Betje,
In een huis wel twintig jaar,
Nu verveelt het, na drie maanden,
Of Mevrouw, Meneer, of haar.
Vroeger: Goeie morgen'; melkboer,
'tGing gewoon met jij en jou.
Nu zegt zijMeneer de slager.
En de melkboer zegt: juffrouw.
Vroeger kwam ze zich verhuren
Met getuigen, heel beleefd,
Nu vraagt ze, wat uit de hoogte,
Of Mevrouw getuigen heeft.
Vroeger wisten ze wat plicht was,
En ze waren nauwgezet;
Nu wordt slechts gepraat van rechten,
Van contract en Arbeidswet.
'kWeet nog goed die groote sloffen
En d'aardappelbak op schoot
En de blauwgeruite schorten
Waar ze clandestien in snoot
Nucoquette huispantoffels,
Zijden kousjes, erg a jour;
Met een crêpe de Chine laagblousje
Veegt ze, gefriseerd, de vloer.
In de gang: haar nieuwe rijwiel,
Bovenhaar trap-naaimachien.
Mantelpak en zomerhoedèn,
0, je moet haar Zondags zien
Als ze keurig in de puntjes
Soms geheel in smetloos wit,
Bij haar vrijer ('k meen verloofde)
Op het duo-zitje zit.
'k Wil niet gcneraliseeren,
'k Spreek de goeden niet te na,
Maar meer dan van Kitty's, Mary's,
Hou 'k van Mina, Bet en Ka.
„Tel." Cunge Doorenbos
Teleurgestelde liefde.
De timmermansknecht II. M. te
Heen vliet had eenigen tijd verkeering
gehad met een zekere mej. S. te Nieuw-
Helvoet. Deze was afgemaakt door
hem, zeer ten ongenoege van haar.
Van Woensdag- op Donderdagnacht
is deze laatste te voet van Nieuw-
Helvoet naar Heenvliet geloopen, is
daar door het raampje van de W.-C.
de woning van de ouders van II.
binnengedrongen enin'tkamertje,waar
haar gewezen verloofde sliep, geslopen.
Door het rumoer echter, dat zij
daarbij maakte, was genoemde H.
wakker geworden en tot zijn niet
geringe verbazing zag hij daar een
vrouwengestalte, welke zich over hem
heen boog en den inhoud van een
flesehje in zijn mond trachtte te
gieten. De politie heeft haar inge
rekend.
Vrouwelijke woede.
Vrouw B. te Hengelo, heeft, toen
ze van het werk thuis kwam en haar
man dronken te bed vond, in een
vlaag van razernij man en bed met
petroleum overgoten en in brand ge
stoken. Daarna, tot zich zelve komend,
riep ze om hulp. Politie en buren
bluschten de vlammen. De man kwam
er met gezengde haren goed af, bed
en een mantel der vrouw verbrandden.
Het was niet de eerste maal, dat ze
haar man onder invloed van sterken
drank vond en veel is er in het gezin
afgespeeld. De politie maakte proces
verbaal op en stelde haar daarna op
vrije voeten.
Pseudo-dokter aangehouden.
De Maastrichtsche recherche heeft
aangehouden zekeren P. J. K. uit
Heerlen, een 56-jarigen man, die den
laatsten tijd zwervende was en zich
bij eenvoudige menschen uitgaf voor
dokter, specialiteit in vrouwenziekten.
In het Moorenstraatje, een achterbuurt,
werd de man op lieeterdaad betrapt
en gearresteerd. Tegen den pseudo-
dokter is proces-verbaal opgemaakt
wegens oplichting, onbevoegd uit
oefenen der geneeskunde en zeden
misdrijf. Hij zit thans in verzekerde
bewaring.
De aanstaande zomer in Oostenryk.
De Oostenrijksche correspondent
van „De Tijd" schrijft:
Zwerven, wandelen!
Waar is het mooi en goedkoop te
gelijk?
Met kloppeed hart, met potlood en
papier maken de Oostenrijsche hotel
houders hun berekeningen, voor zoo
ver dat in het land aller onmogelijk
heden nog gedaan kan worden. Kamer,
licht, voeding, spoortarieven, met alles
moeten zij rekening honden, en de
uitkomst van hun optellingen en
vermenigvuldigingen is een getal met
een rij nullen om duizelig van te
worden.
De Oostenrijker zelf trektnaar
Beieren, of nog dieper Duitschland
in, hij leeft er billijker, hoe ongeloofe-
lijk het ook klinken moge, dan in
zijn eigen land. De buitenlander is
alleszins den Oostenrijksche hotels en
pensions welkom.
De miliardairs trekken naar Sem-
mering. Een grootsche, heerlijke na
tuur, gezonde, zuivere lucht; hotels
met duizend kamers, damaste tafel
lakens, zilveren lepels en vorken.
Daar komen geen gasten, die eerst
voorzichtig naar de prijzen informee-
ren. In groote auto's komen de toilet
benoodigheden der dames. Zij hebben
hier niets anders te doen dan zich
te schminken, van kleed te verwisse
len, te dansen en te schransen.
Voor een kamer wordt hier dertig
tot vijftigduizend mark per dag be
taalt. Maar er leven hier meer
miliardairs dan menigeen wel denken
zou. De „Sommerfrisch" voor compo
nisten, operaschrijvers en auteurs is
Salzkammergut. Driehonderdduizend
kronen per maand, zonder eten. Een
villa huren voor hot seizoen, kost ee'n
millioen kronen. In deze streek komen
de Weensche schouwburgdirecteuren
„zaken doen". Zij leeren hier verschil
lende krachten kennen en sluiten
contracten af- Op de schoonste plekjes
van dit bergland, worden de artisten
door hun respectievelijke Muzen
geïnspireerd; hier worden geboren
de verheven operettemelodieën, de
spontane geestigheden van* karakter
komieken worden hier zonder moeite
uitgedacht en de novellisten smullen
in de boerenherbergen de heerlijkste
boschbessenvla, welke bezigheid zij
binnenkort in de een of andere span
nende geschiedenis zullen verhalen.
Weer anderen reizen verder naar
de afgelegen dalen der Alpen en
nemen hun intrek in kleine boeren
huizen, waar de haan 's morgens om
vier uur midden in de kamer staat
te kraaien. Maar overal heet het „in
valuta betalen", anders gezegd, de
kroon heeft nergens minder waarde
dan in Oostenrijk. De Oostenrijksche
zomer behoort aan de valuta en den
buitenlanders.
Wat de prijzen aangaat, deze zijn
door geheel Oostenrij k zoo wat hetzelfde.
Voor een kamer betaalt men, te Salz
burg, Innsbrück, Weenen, Graz, Sem-
mering, Salzkammergut, tienduizend
kronen per dag. Een bescheiden diner
kost op het oogenblik twee duizend,
een goed, vier duizend, en een best,
vijf duizend kronen. De spoorwegta
rieven zijn ongeer 25 kronen per
kilometer. Van Weenen naar Salzburg,
betaalt men, tweede klasse, achtdui
zend, van Weenen naar Innsbrück
twintig duizend kronen. Half Juli
wordt alles eten, drinken, logies, spoor,
twee maal zoo duur.
Iedereen houdt in do komende
zomermaanden pension. En alles zit
stampvol, hoewel het in Duitschland,
ook voor de buitenlanders, veel bil
lijker is. Al zouden de kronen tien
maal minder worden, de gasten komen
toch. De heerlijke natuur en verster
kende lucht is Oostenrijk's eenig acti
vum.
Het Observatorium van Saentis in het
Zwitsersche Hooggebergte.
De correspondent van „Do Tijd"
in Zwitserland schrijft:
In het Noord-Westen van Zwitser
land, nabij de stad Appenzell, rijst
de berg, Saentis genaamd, ten hemel,
op, Hij is ongeveer 2500 meters hoog,
en is een der hoogste toppen in dat
district der Alpenstreek. Daar hij zoo
goed gelegen is, en het omliggende
op prachtige wijze domineert, kwam
al vroeg de gedachte op, aldaar een
observatorium in te richten, met een
bestendigen meteorologischen post.
Dat voornemen werd bewerkstelligd
in 1882.
Nabij den top van den berg was
toen 'n herberg gelegen, een soort
hut, die de toeristen, gedurende hunne
zomersche wandelingen daarheen
gedwaald, ontvingen hun verfrissching
en rust aanbood.
In den winter bleef de hut onbe
woond, half bedolven in opeenge-
stapelclen sneeuw. Het dak, onder de
drukking van een dikke zware laag
sneeuw, toonde meer dan eens teokens
van gevaarvolle neiging tot inzakken
en dikwijls wanneer de zomer de
eigenaars der hut daarheen deed
klimmen, waren herstellingen nood
zakelijk, vooraleer het weer eene
bewoonbare huisvesting kon worden.
Nochtans in 1882 werd besloten,
die herberg tot een observatorium te
hervormen. En dat observatorium zou
er natuurlijk zoowel winter als zomer
blijven bestaan. Dat feit teekent al
dadelijk de moeilijkheden aan, die
dusdanige onderneming zou meebren
gen in de toekomst.
Nochtans, men* sloeg de handen
met moed aan het werk. De hut werd
nauwkeurig onderzocht; de houten
muren werden hier en daar hersteld,
het dak versterkt en beter gesteund
met eiken balken. De meteorologische
instrumenten werden daarheen ge
bracht op muilezels. De weerkundige,
die de waarnemigen zou opteekenen,
werd benoemd en het observatorium
was er. Degene, die het meest te be
wonderen valt in heel deze onder
neming, is de man, die willekeurig
de taak op zich nam, om daar zoo
hoog en zoo eenzaam te gaan wonen
om wille der wetenschap.
De zaken duurden alzoo vijfjaren
lang, jaren van moeilijkheden zonder
eind, van groot lijden wellicht voor
den bewoner van liét observatorium,
en ook soms van het grootste gevaar.
In 1885 viel het eerste ongeluk
voor. Het was een jaar van groote
sneeuwstormen.De berg Saentis, alleen
staand en hoog uitstekend boven de
omlrggende streek, was aan die stor
men het meest blootgesteld.
Alwie gedurende den winter niet
heeft gewoond in het Zwitsersch
hooggebergte, kan zich moeilijk een
gedachte vormen van 't ongehoord ge
weld dier sneeuwstormen. Ze komen
gewaaid uit 't Noorden,met snerpenden
ijskouden wind, en woedende dwarre
ling van dichte volken.
Als ge van 't binnenhuis de sneeuw
beschouwt, die razend neerkomt vraagt
gij u af met onrust: hoelang zal het
duren en hoeveel zal er vallen?
Heel den dag door sneeuwt het, en
tegen den avond ligt er bijna een
meter. Wat zal het morgen zijn? De
met sneeuw opgepropte lucht laat
geen zonnestralen door en vroeg valt
de duisternis.
Het observatorium staat alleen te
midden der orkaan. Het is nacht. De
wind, die nog geweldiger schijnt te
worden, dwarrelt rond het huis met
een staag, aanhoudend, akelig gegil,
als van kinderen die schreeuwen in
den nacht. En dat duurt zoo tot dat
de grijze sneeuwbewolkte morgen
daagt. En weer duurt het den gan-
schen dag, en weer evenzeer den
volgenden nacht.
Hoeveel sneeuw is er? Onmogelijk
te peilen! Wanneer de storm gaat
liggen, en de laatste vlokken neer-
vïiegen. verdwijnt het huis bijna in
den witten sluier.
Het observatorium liep reeds groot
gevaar. Doch het akeligste moest nog
komen. Het was Nieuwjaar 1885 en
de menschen in de vallei waren wel
licht druk bezig met elkaar een ge
lukkig jaar te wenschen. Zonder
twijfel waren er ook te Appenzell, aan
den voet van den berg Saentis, die
dachten aan den eenzamen bewoner
van het observatorium. Maar wat
konden ze doen? Onmogelijk hulp te
brengen. De ongelukkige man beleefde
zijn laatsten dagen.
Het observatorium was niet op den
top van den berg gelegen. Het hoogste
punt was nog een paar meters hooger.
Daarin juist lag het gevaar, want de
opgestapelde sneeuw moest fataal naar
omlaag schuiven. Zoo gebeurde het,
dat het observatorium gansch werd
bedolven. Toen eenige mannen uit
Appenzell er toe kwamen den berg
te beklimmen om hulp te brengen,
vonden ze het lichaam van den weer-
waarnemer diep in de sneeuw gehuld
als- in een lijkkleed,
Dat ongeval verwekte veel opschud
ding, en men bestatigde, te laat zoo
als gewoonlijk, dat het observatorium,
indien het moest blijven bestaan,
op den top van den berg zou
moeten gelegen zijn, en dat het zou
moeten bestaan in een flink sterk huis.
Aldus werd er toen besloten het
huidig observatorium te bouwen, op
den top van den berg Saentis. Het
werd een flink gebouw, sterk gemet
seld en goed ingericht voor meteo
rologische waarnemingen.
Doch nu ontstond een ander gevaar.
De top van den berg is moeilijk te
bereiken, en de dragers die de levens
middelen naar het observatorium
moeten brengen, vinden het geen
gemakkelijke taak. Reeds in Februari
1888 viel weer een ongeluk voor.
Twee dragers werden gedood door een
sneeuwstorting.
Bovendien zelfs in den zomer is
het er niet puik. In September 1892
werd de waarnemer Bommer door
den bliksem getroffen en zwaar ge
wond. Eigenaardig is het te moeten
bestatigen, dat deze man, zoodra hij
hersteld was, den Saentis weeral
maar beklom en zijnen post hervatte,
en er bleef tot in 1919. In October
van dat jaar nam hij zijn ontslag,
en werd opgevolgd door Ilaas, wiens
lot nog dramatischer zou blijken dan
dat zijner voorgangers.
Haas woonde niet alleen op den
top van den Saentis. Hij was getrouwd
en ziju vrouw had hem begeleid naar
het observatorium. Deze hielp haren
man, bijzonderlijk door het dagelijk-
sche telephonisch overbengen van
de weerwaarnemingen door haren
man aangeteekend.
Dinsdag 21 Februari laatstleden
liet zij weten, dat zij op het obser
vatorium eenen bezoeker hadden in
den persoon van Kreuzpointner en dat
ze hoopten er weldra van verlost te
zijn, want dat ze niet wisten wat er
mee aan te vangen; dat de man op
skis naar onhoog was gekomen, en dat
liij bij hen was zonder te willen zeg
gen wat hij kwam doen.
Dat was het laatste bericht.
Eenige dagen nadien, verontrust
door de lange stilzwijgendheid van
't observatorium, werd een kolonne
skiërs naar Saentis gezonden. Zij kwa
men te Appenzell terug met het ake
lige nieuws, dat ze Haas en zijn vrouw
vermoord hadden gevonden. Haas
werd buiten het huis gevonden met
een kogel in den rug; het lijk van
zijn vrouw lag binnen in de eetkamer,
naast den den hond, die levend was,
maar aan de tafel was vastgebonden.
Diefstal was de drijfveer van dezen
dubbelen moord.
Kreuzpointner was de dief en
moordenaar. Men was dadelijk op
zijn spoor, maar aleer men hem be
reikte, pleegde hij zelfmoord.
Zooals men ziet, heeft het obser
vatorium van Saentis reeds akelige
oogenblikken beleefd. Zullen deze
slachtoffers de laatste zijn?
Wanneer men in den zomer op den
top van den Saentis staat, is men
getroffen door de kalme, schoone
natuur rondom. Het landschap is
prachtig. Ginder in het Oosten vloeit
de Rijn noordwaarts en werpt zich
in de Bodensee. En meer links liggen
de steden en de dorpen Appenzell,
St. Gallen, en andere, en daarbuiten
de mooie vlakten en zachtglooiende
heuvels
Hoe komt het, dat te midden van
die rustige natuur, de berg Saentis
zoo akelig spokend opschiet?
Wormstekigheid by appel en peer.
De Plantenziektenkundige Dienst
te Wageningen schrijft:
Eenigen tijd geleden is er op ge
wezen, dat door een bespuiting met
arsenicumhoudende middelen direct
na de bloei, de wormstekigheid van
het fruit voorkomen kan worden.
Voor het spuiten met die stoffen
tegen de wormstekigheid is het seizoen
thans te ver gevorderd. De rupsjes,
die de wormstekigheid veroorzaken,
zijn nu in de vruchten aanwezig en
dus niet meer met uitwendige midde
len te bestrijden.
Een directe bestrijding voor dit
seizoen is dus niet meer mogelijk.
Wel kunnen er echter thans maat
regelen genomen worden, die er toe
zullen leiden, dat de oogst van het
volgend jaar minder door wormstekig
heid zal worden aangetast.
1. De vruchtjes, die hier meer, daar
minder, maar toch bijna overal in
vrij belangrijke hoeveelheden afvallen,
moeten geregeld verzameld en ver
nietigd worden. In die vruchtjes zit
ten lartjes, welke het volgend jaar
zich in vlindertjes of wespjes ver
anderen, die dan weer op de pas
gezette vruchten eitjes leggen, waar
uit larfjes komen, die het fruit worm
stekig maken. Als men de vruchten,
dadelijk nadat zij afgevallen zijn, ver-
voedert of vernietigt, vernietigt men
dus tevens die larfjes en beperkt
daarmee de aantasting voor het vol
gend jaar.
2. Door het aanleggen van z.g.
vangbanden geeft men de rupsjes, die
in de komende maanden de vruchten
verlaten om zich voor hun winter-
rust in te spinnen, daartoe een gun
stige gelegenheid. Deze vangbanden
bestaan uit een dubbele laag, voor
water ondoordringbaar papier, waar-
tusschen geribd karton of een dun
laagje houtwol. Zij worden met een
touwtje alleen aan den bovenrand
om den stam gebondenaan de onder
zijde blijven zij open om toegang te
verschaffen aan de rupsjes. In den
nazomer worden de vangbanden weer
afgenomen en verbrand. Dan ver
nietigt men talrijke vijanden van ons
fruit, want behalve de rupsen, die de
wormstekigheid veroorzaken, zoeken
ook de appelbloesemsnuitkevers, dons-
vlinderrupsjes en enkele andere een
beschut plaatsje in den band.
Alle verder gewenschte inlichtingen
worden gaarne door den Planten-
ziektenkundigen Dienst en door de
ambtenaren van dien Dienst verschaft.
op elk gebied, ziedaar wat de
U biedt. Neemt de proef met
een abonnement op dit door ge
heel Zeeland verspreid Dagblad