Tweede Blad
nappel
i, enz,
Middelburg-
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
VOSSlNGEN
Goes,
LIJK. «s*-*
HALT
ïappelijk Nieuws
en en Beroepen.
merikaan"
MIDDELBURG
EDEREN
ank te Goes,
cht, kost thans
Kunst en Letteren
Buitenland
AFRIKA
Voor de Keuken.
Voor onze vrouwen.
CHE COURAAf?
kturan zitting In bnt
voorkomend»
"op alle RIJ-
pet. KORTING
ijzondere ge-
n uw Rijwiel.
nbevelend, 6408-46
167, GOES
ÏRDAM
erlar
Pwijs.
jcenten.
ke voorwaarden.
ïn gratis.
6253-40
KOOPT UW
rk. 6445-30
nj van 182,4»
onderling als
verstrekt door
-Beveland. 2296-30
6456-28
Johan Hendrik van Dale.
(f 19 Mei 1872).
De heer Meertens te Utrecht schrijn
aan de „N. R. Ct.":
Het is vandaag een halve eeuw
geloden, dat de verdienstelijke man,
wiens naam aan het hoofd dezer
regelen staat, stierf en een groote
leegte achterliet, niet alleen in zijn
gezin en bij zijn talrijke vrienden,
maar bij allen die de studie der
Nederlandsche taal liefhadden.
Johan Hendrik van Dale werd den
lóen Februari 1828 te Sluis geboren
uit een geslacht dat sinds eeuwen in
Zeeuwsch-Vlaanderen gevestigd is.
Zijn ziekelijke jeugd was oorzaak, dat
hij dikwijls weken achtereen het huis
niet kon verlaten, waardoor hij troost
en verstrooiing zocht in de boeken.
Daar van Dale's vader bij het onder
wijs werkzaam was, was het niet te
verwonderen dat ook do zoon zich
in dit vak ging bekwamen, temeer
daar zija gezondheidstoestand hem al
niet veel andere keuze toestond.
Nauwelijks zestien jaar oud, behaalde
hij in 1844 te Middelburg den vier
den onderwijsrang, waarop hij ter
stond als ondermeester in zijn ge
boorteplaats werd aangesteld. In 1849
werd hij waarnemend hoofdonder
wijzer te Hoofdplaat, het jaar daarop
t ondermeester te Oostburg, totdat hij
zich in het begin van 1851 weer in
Sluis vestigde, ditmaal als huisonder
wijzer. Drie jaar later werd hij daar
tot hoofd aan de openbare school be
noemd; deze betrekking heeft hij tot
aan zijn dood toe veivuld. In 1855
werd hij bovendien tot archivaris van
zijn geboorteplaats aangesteld.
Een simpeler levensloop voor een
man van de verdiensten van Van
Dale is wellicht onmogelijk. Deze een
voud is een getrouwe weerspiegeling
van Van Dale's karakter. Het groote
aantal onderscheidingen, hem in den
loop der jaren uit Noord- en Zuid-
Nederland verleend, lieten zijn be
scheidenheid en nederigheid 'onaan
getast.
De schitterendste en voordeeligste
aanbiedingen, hem door de redactie
van het Woordenboek der Nederland
sche taal gedaan, konden hem niet
bewegen zich ergens anders te ves
tigen dan in het kleine stadje in
den zuidwestelijken uithoek van
Nederland, waar hij geboren was.
De warme belangstelling die Van
Dale in bet Sluische archief stelde,
deed den gemeenteraad in October
1855 besluiten hem, gelijk gezegd, tot
archivaris te benoemen, In deze be
trekking heeft hij een aantal stukken
aan het licht gebracht, die van het
hoogste belang zijn voor de geschiede
nis van Zeeuwsch-Vlaanderen. Zijn
critisch oordeel, zijn bewonderens
waardige kennis van geschiedenis en
taalkunde, maar bovenal zijn groote
liefde voor zijn geboorteplaats, maak
ten hem tot den aangewezen bekleeder
van dit ambt. De zes deelen van
de „Bijdragen tot de oudheidkunde
en geschiedenis, inzonderheid van
Zeèusch-Vlaanderen", die van 1856
tot 1863 verschenen, bevatten "de
talrijke bewijzen van zijn niet ge
ringe kennis en werkkracht. Het uit
voerige artikel over het „Reglement
voor de scheepvaart en de heffing
der tollen op het Zwin van den jare
1252", dat een belangrijk gedeelte
van het vijfde deel der Zeeuwsch-
Vlaamsche Bijdragen inneemt, stemt
nog steeds tot bewondering voor de
buitengewone gaven van dezen ge
leerden autodidact.
II. Q. Janssen, Van Dale's biograaf
en mederedacteur van de Bijdragen,
meent dat vooral deze studie aan de
richting van zijn studiën een bepaal
den keer heeft gegeven; terwijl hij
zich n.l. tevoren zoowel met taal
kunde als met geschiedenis bezig
hield, wijdde hij zich in het vervolg
met een niet te miskennen voorkeur
aan de beoefening van het Neder-
landsch in-zijn volle uitgestrektheid.
De daartoe vereischte kennis van
Latijn en Gotisch had hij zich weldra
eigen gemaakt. Menig verdienstelijk
artikel van zijn hand verscheen in
De Taalgids en De Taal- en Letter
bode. Van zijn liefde voor het middel-
nederlandsch getuigt een aantal bij
dragen in dezelfde tijdschriften.
Van Dale's hoofdwerk is ongetwij
feld zijn Nieuw Woordenboek der
Nederlandsche Taal, niet alleen nog
altijd a. h. w. onmisbaar voor elk be
schaafd Nederlander, maar ook nog
steeds het volledigste woordenboek
van onze taal, dat we bezitten. Ieder
die dit boek in handen neemt moet
ongetwijfeld met bewondering ver
vuld worden voor de buitengewone
belezenheid van den samensteller, die
jaien lang a,an dit ondankbare werk
heeft besteed, maar de voltooiing van
zijn nuttigen arbeid niet heeft mogen
beleven. Toen Van Dale stierf, was
zijn woordenboek, hoewel gelukkD
in handschrift geheel voltooid, slechts
tot op de helft in druk verschenen;
eerst twee jaar na zijn dood zag de
laatste aflevering het licht.
Herhaalde malen is Van Dale door
Matthius de Vries aangezocht mede
werker te worden van het Woorden-
hoek der Nederlandsche Taal. Hoe
aanlokkelijk deze eervolle betrekking
ook voor hem moest zijn, hoe gunstig
de voorwaarden ook al waren, waar
onder hij dezen belangrijken post zou
gaan bezetten, de liefde voor zijn ge
boorteplaats woog hem zwaarder dan
alle dingen. Met de eigenaardige
aanhankelijkheid aan den geboorte
grond, die zoo kenmerkend is voor
vele Zeeuwen, weigerde hij zich in
Holland te vestigen. Zijn eenvoudige
betrekking in het kleine en afgelegen
Sluis was hem liever dan een eervol
ambt buiten de grenzen van zijn
geboortestad.
Het behoeft wel niet gezegd te
worden dat Van Dale als Zeeuw
menige bijdrage heeft geschreven tot
de geschiedenis van Zeeland.
Behalve de verdienstelijke „Tijd
tafel van de geschiedenis der provin
cie Zeeland" en het schoolboekje
„Zeeland. Een leesboek voor de volks
school" getuigt een groot aantal ver
spreide artikelen van zijn liefde voor
zijn geboorteland. Alleen in de reeds
genoemde Zeeuwsch-Vlaamsche Bij
dragen bedraagt het aantal bijdragen
van zijn hand ver over de honderd.
Ongeveer gelijktijdig gaf hij, alleen
of met anderen, het jaarboekje „Cad-
sandria" uit, waarvan eveneens zes
jaargangen verschenen, een groot
aantal der hierin vervatte artikelen
zijn wederom van Van Dale. Een jaar
voor zijn dood verscheen afzonderlijk
„Een blik op de vorming der stad
Sluis en op den aanleg barer vesting
werken van 13821587", het resul
taat van 'een twintigjarigen archief
arbeid. Behalvegeschiedkundige waar
de had deze studie dit praktisch be
lang, dat zij het recht der stad Sluis
op haar vestingwerken, dat haar door
de regeering betwist werd, overtui
gend aantoonde. De voordeelen, die
Sluis hierdoor verkreeg, waren niet
onaanzienlijk.
Van Dale's werkkracht was onge-
loofelijk. Behalve de reeds genoemde
studies geeft een lange lijst van bij
dragen over de meest uiteenloopende
geschied-, oudheid-, taal- en letter
kundige onderwerpen, meerendeels
in de eerste 22 jaargangen van „De
Navorscher" verschenen, hiervan
blijk. Eennagenoeg volledige opgave
van het vele, dat Van Dale tijdens
zijn al- te kortc-le ven-gesohreven heeft,
vindt men, van de hand van J. Man-
have, opgenomen achter den eersten
druk van het Woordenboek, waar ze
niet minder dan twintig bladzijden
inneemt. Hoewel zwak van gezond
heid werkte hij als het ware dag en
nacht. Iedereen in Sluis zei dan ook
Van Dale werkt zich dood. Geheel
gezond is hij nooit geweesteen paar
ernstige ziekten kwam hij echter ge
lukkig te boven. Nauwelijks was hij
in het voorjaar van 1872 van een
ernstige ongesteldheid genezen, toen
een te Sluis heerschende pokken
epidemie ook hem aantastte en na
veertien dagen van geduldig gedragen
lijden tot haar slachtoffer maakte.
Slechts vier en veertig jaar oud werd
hij, in den avond van den 19den Mei
1872, ontnomen aan zijn gezin en
zijn hoogbejaarde moeder en aan de
talrijke vrienden, die hij zich door
zijn edel karakter in geheel Noord
en Zuid-Nederland verworven had.
Van Dale's verdiensten als filoloog
en historicus zijn door een aantal ge
leerde genootschappen erkend. Reeds
in 1854 werd hij tof lid van het His
torisch Genootschap te Utrecht be
noemd en in 1857 tot lid van de
Maatschappij van Nederl. Letter
kunde te Leiden, ook het Zeeuwsch
Genootschap der Wetenschappen, het
Friesch Genootschap van geschied-,
oudheid- en taalkunde, benevens een
aantal Zuid-Nederlandsche genoot
schappen namen hem onder hun
leden op.
Dr. A. de Jager huldigde zijn nage
dachtenis op het Xllde Taal- en
Letterkundige Congres, dat in 1872
te Middelburg bijeenkwam. Van Dale's
boezemvriend, II. Q. Janssen, destijds
predikant te St. Anna ter Muiden,
schreef, met een diep gevoel van
weemoed, onder den verschen indruk
van zijn plotseliugen dood, zijn levens
bericht voor de Maatschappij van
Nederlandsche Letterkunde aan deze
schets is veel van het bovenstaande
ontleend.
Nog een jaar na zijn dood stichtten
zijn stadgenooten een monument op
zijn graf. Eerst zeer onlangs zijn plan
nen opgekomen te zijner nagedachte
nis in -Sluis een' borstbeeld op te
richten, en ongetwijfeld zullen deze
voorstellen bij menigeen instemming
vinden. Maar ook indien zij onver
hoopt tot niets zouden leiden, aan de
nagedachtenis van Van Dale's naam
zou dit niet schaden. Het woorden
boek, door hem met zooveel zorg
samengesteld, is de schoonste gedenk
zuil, die hij zich wenschen kondaar
door heeft hij zichzelf bij tijdgenoot
en nakomeling een monumentum
aere perennius gesticht.
Alleen een studie oyer de namen van
straten, enz. van Sluis ontbreekt; deze ver
scheen n.l. eerst na de voltooiing van
liet Woordenboek, in het Archief van het
Zeeuwsch Genootschap:der Wetenschappen.
Hongersnood in Noord-Afrtka.
Aan een brief van Sr, Timothée
(Louise Castelijns uit Tilburg, over
leden 15 April II. in St. Charles,
Algiers) en voor haar dood verbonden
aan het St. Elisabeths-liospitaal te
Attafs ontleent „De Tijd".
Wellicht hoort u ook in Nederland
wel spreken over den hongersnood,
die liet Noorden van Afrika teistert
en het zal u misschien genoegen doen,
er een en ander over te hooren van
een ooggetuige.
De inlanders, wier voedsel bestaat
uit koeskoes (meel in water gekookt),
een stukje galette (een soort van zwart
brood zonder gist) en wat vijgen,
hebben zich reeds maandenlang te
vreden moeten stellen met wilde salade
en wortels, die langs den weg- groeien,
en zoo is de geheele bevolking, dis
anders nogal weerstand kan bieden,
verzwakt en uitgeput, en vallen er
dagelijks velen als slachtoffer van den
hongersnood. Dezen winter hebben
wij het hospitaal geregeld vol gehad.
De rheeste der ziekten zijn een gevolg-
van de doorgestane ellende, want twee
jaren achtereen is de oogst mislukt,
dus alle voorraad is uitgeput.
Van sommige opgenomen kinderen
hebben we de moeder ook hier.
lederen morgen en avond is er aan
de deur van ons gasthuis uitdeeling
van warme soepeen 50-tal ongeveer
worden er zoo in het leven gehouden.
De meesten krijgen niets anders te
eten, dus kunt u denken, met hoeveel
graagte het'schaaltje geledigd wordt.
Sommige dagen komen er veel meer
en dan is het treurig voor de Zuster,
de laatst aangekomenen met 'n halve
portie of een stukje brood te
moeten wegzenden. Als u de uitdruk
king' zag in die oogen, waaruit zooveel
ellende spreekt, zoudt u er diep door
getroffen zijn.
Een paar weken geleden bevonden
zich onder die armen een arme vrouw
met haar kind, een ventje van 8 jaar
ongeveer. Zij was zóó zwak, dat de
Zuster, die de soep uitdeelde, bij zich-
zelve zeide: „die heeft méér noodig,
dan een bord soep om den honger te
stillen^ want de vrouw scheen op het
punt van te bezwijken. De Moeder
Overste werd gewaarschuwd en stelde
de vrouw voor, om als zieke bij ons
te blijven te zamen met haar kind.
„Als de dokter hen niet als zieken
wil inschrijven" voegde zij er bij,
zullen wij ze toch maar houden en
op rekening van O. L. Heer plaatsen.
Die zal er dan wel voor zorgen".
Natuurlijk werd het aanbod gretig
aangenomen, en beiden kregen een
plaats in de zaal. Het was niet over
bodig. want de arme vrouwe voeld^
haar laatste uur naderen. De zieken
zuster vroeg haar, of zij zich erg ziek
gevoelde. „Ja", was het antwoord,
„ik geloof, dat ik ga sterven." „Zijt
ge bang voor den dood?" hernam de
Zuster. „Ja, ik ben bang, want hoe
zal ik naar den Hemel gaan, daar ik
den weg niet weet, en naar de hel
wil ik niet. Gij Maraboeten (Zusters)
gaat naar den Hemel, want gij doet
altijd, wat goed is." Toen sprak de
Zuster haar moed in en vertelde haar,
dat ook zij gemakkelijk den weg naar
den Hemel zou vinden, dat God zoo
goed is én, wanneer zij hem beminde
en met vertrouwen bad, dat zij ook
voor eeuwig gelukkig zon worden."
De zieke luisterde met belangstelling
en de genade Gods verlichtte haar.
Zij geloofde alle waarheden van on
zen H. Godsdienst en vroeg om een
kind Gods te mogen worden. Den
volgenden dag stierf zij, na eerst door
het H. Doopsel getooid te zijn gewor
den met het witte kleed der onschuld.
Ik zou u nog zooveel kunnen ver
tellen; alle dagen zien we nieuwe
ellende, en ook ondervinden we dage
lijks, dat deze hongersnood voor velen
een genade is, en dat God in Zijn
eindeloozc goedheid zich hiervan be
dient om menige ziel te redden. Laten
wij bidden, opdat veler harten zich
mogen ontsluiten voor de waarheid.
Wij gaan intusschen maar steeds door
met de arme verlaten kinderen naar
het weeshuis te sturen, daar we over
tuigd zijn, dat er in Europa nog vele
harten voor de Missie edelmoedig
kloppen.
De Weldoeners, die ons zouden
willen helpen om den nood te lenigen,
kunnen bijdrage zenden aan de Eerw.
Moeder Overste van het Postulaat
Sancta Monica, te Esch bij Boxtel,
waar giften en ook stoffen om de
kinderen te kleeden in dank worden
aangenomen.
Op den zesden Zondag na Pasclien.
Epistel I. van den H. Petrus.
IV. 7.—11.
Allerliefstenweest voorzichtig en
waakzaam tot het gebed, maar hebt
vooral aanhoudend eene onderlinge
liefde tot elkander; want de liefde be
dekt menige zonden. Zijt gastvrij
jegens elkander, zonder ontevreden
heid. De een bediene den anderen
volgens de gave, welke hij heelt ont
vangen, als goede uitdeelers van Gods
velerhande genade. Indien iemand
spreekt, hij spreke, als Gods woorden
indien iemand dient, hij doe dit, als
uit de kracht, welke God verleent;
opdat God in alles verheerlijkt worde,
door Jesus Christus onzen Heer.
Evangelie, Joannes. XV26—27.
XVI. 1—4.
In dien tijde zeide Jesus aan zijne
LeerlingenAls gekomen zal zijn de
Vertrooster, dien ik u van den Vader
zal zenden, die do Geest der waar
heid is, en van den Vader voortkomt,
die zal getuigenis van mij geven. En
gij zult getuigenis geven, omdat gij
van het begin af van mij geweest
zijt. Dit heb ik u gezegd, opdat gij
u niet zoudet ergeren. Zij zullen u
buiten de Synagogen stooten; ja, het
uur komt, dat al die u om het leveu
brengt, zal meenen dienst aan God
te doen. En dit zullen zij u aandoen,
omdat zij noch den Vader noch Mij
kennen. Edoch, ik heb het u gezegd,
opdat, als het uur zal gekomen zijn,
gij gedenken zult, dat ik het u ge
zegd heb.
Het Eucharistisch Congres te Rome.
De heerlijke Meimaand spoedt ten
einde. Ze sluit met het 26ste Inter-
natiönaal Eucharistisch Congres. In
Rome, de stad van Christus' Stede
houder, de stad "besproeid met het
bloed van zoovele martelaren, zal
deze maand een triumf voor den
Christus worden gevierd. Eenigen tijd
geleden schreef P. Schelstraete S.S.S.
„Geen enkele geloovige in geheel
Nederland mag er gevonden worden,
die niet weet, wat er in Rome zal
plaats hebben.
Welnu, dat er een Eucharistisch
Congres is, k'an en moet een ieder
weten. Programma's, brochures, tijd
schriften en dagbladen hebben alom
verkondigd, dat de Roomsche wereld
onzen yerbórgen God een enthousiaste
Koningshulde gaat brengen.
Tloog is de vlam der liefde opge
laaid. Alle nationaliteiten wedijveren
in geestdrift, om het Hoogheilige zoo
veel mogelijk de, eer te geven, welke
het toekomt en die is een Goddelijke
eer! Met grooten luister zal een tal
rijke hofstoet Koning Christus van 26
tot 29 dezer omgeven.
De kreet „naar Rome", die zooals
de Bisschop van Triest in een mani
fest zegt, ons parool moet zijn, heeft
gelukkig ook hier weerklank gevon
den. Eenige honderden priesters en
leeken, in gezelschap of afzonderlijk,
gaan Holland vertegenwoordigen. De
Mei-Koningin-geleide de pelgrims op
hun reis, opdat zij uit de Eeuwige
Stad terugkeeren, blakend van heilige
geesdrift voor de Eucharistische actie,
als Apostelen van het H. Sacrament
in hun omgeving!
En wij, die achter moeten blijven,
wij vragen onzen pelgrims ook in
onzen naam den Koning der Konin
gen te huldigen op het Congres. Wij
zullen zoo mogelijk van nu af tot de
sluiting va,r^het Congres dagelijks of
althans meer dan anders en met meer
liefde communiceeren en vurig bidden
voor de uitbreiding van liet Eucharis
tisch Rijk op aarde. Wij zullen bid
den, dat God het Congres met al zijn
werken zegenewij zullen bidden
voor de verspreiding en naleving der
dagelijksche H. Communie, voor den
vrede in de wereld, in de politiek,
in de zielen door de H. Eucharistie.
Op zijn minst nemen alle Katho
lieken deel aan de algemeene H. Com
munie, welke in Rome gehouden wordt.
Zondag 28 Mei zijn we daartoe allen
in de gelegenheid. Denkt er aan,
brengt hulde aan den miskenden
Koning van Liefde. Morgen Zondag
28 Mei moet geheel de wereld één
groot Eucharistisch Congres zijn!
Waarom deze actie vraagt W. de
Voort' in „De Tijd." Vraagt ge het
nog? Beschouwt dan de beeltenis van
het Goddelijk Hart. Hoort de verzuch
ting van liefde uit de H. Hostie ge
richt tot Ste. Marg. Maria Alacoque:
„Hevig dorst Ik er naar, door de men-
schen geëerd en bemind te worden
in het II. Sacrament."
Vragen we ons eens af: is Jezus'
dorst gelescht? Helaas, o zoo gering!
De wereld geeft Hem haat voor liefde,
de wereld is egoïstisch vooral in onzen
tijd, nu partij- en geldzucht, weelde
en zingenot haar meer en meer van
God aftrekken. Wanneer de menschen
het H. Sacrament zullen kennen en
beminnen, dan zullen zij er spoedig
de bijzondere genade v(^i óndervinden,
welke bestaat uit een hulp om de
liefde te vermeerderen en zich daar
door inniger te vereenigen met God.
UI.
Tante Netje geeft kleinen Gerard,
met behulp van een prentenboek, les
in het Nederlandscli.
Tante Netje: „Gerard, zeg eens
een paar woorden met „oe" en „ui".
Gerard: „Hoed, koek, hoek."
Tante Netje: „Best; nu eens met
„ui."
Gerard(na eenignadenken): „Ilachi,
tante."
OP EEN SOIREE.
Jonge fat (tot de dochter des huizes,-
die hem een kop thee aanbiedt) „Zon
deze thee goed voor mij zijn
Jonge dame: „Ongetwijfeld 't is
immers groene."
OOK EEN CORYPHÉE.
Kleine Emma: „Mama, in de cou
rant staat dat papa een coryphée der
wetenschap is; wat is dat?
Moeder: „Een coryphée is een groot
man."
Emita (na eenigen tijd). „Mama, er
staat een coryphée voor de deur, die
aan een orgel draait."
VERSPROKEN.
Student: „Inderdaad, amice, ik ken
niets schooners dan het aanschouwen
van het opgaan der zon."
Vriend: Loop heen, kerel, als de
zon opgaat, lig je nog te slapen."
Student: „Maar, beste vriend, om
hoe laat meen je dan, dat ik naar
huis ga?"
PARADOX.
Vrouw: „En ik zeg je, dat ik weot,
wat ik weet."
Man: „Jij weten! Jij weet niets en
wat je weet, dat heb je nog van mij."
ENFANT TERRIBLE.
„Wat doet u daar toch, Tante?"
„Niets, Willem, ik knijp een citroen
uit."
„Of dan worden wij gauw rijkPa
zegt altijd: als tante Mie maar eerst
uitknijpt, krijgen wij een boel geld."
CARAMEL MAKEN.
Om caramel te maken handelt men
als volgt: men smelt in een pan heel
langzaam de suiker bruin en past
vooral op voor branden, waarom het
raadzaam is er steeds met een ijzeren
vork of lepel in te blijven roeren.
Dan neemt men de pan van het
vuur en giet er heel vcorzicht een
weinig water bij al roerende tot
het afloopt. Men probeere door een
druppel op een bord koud te laten
worden. Wordt deze te hard, dan
moet men meer water toevoegen.
Nu giet men het uit op een nat
gemaakt bord of marmoren plaat. Als
het koud geworden is, snijdt "men het
in blokjes.
EENVOUDIGE PANVISCII.
250 gram geweekte stokviscli,
1 K.G. aardappelen,
200 gram rijst,
1 groote ui, mosterd, zout, peper,
boter.
De geweekte stokviscli wordt op
gezet met water en zout en >/2 Ultl'
gekookt; dan worden de gewasschen
rijst, de geschilde en in stukken ge
sneden aardappelen en de gesneden
ui er bij gevoegd en met elkaar
zachtjes gekookt tot liet" gaar is. Dan
wordt boter, mosterd, peper en, zoo
noodig, zout er ingedaan, doorgestampt
en nog 10 minuten gestoofd.
Panvisch mag niet te droog zijn.
Witte Blouses.
De witte blouse is altijd het meest
gewilde artikel van de blousefabricatie.
Het genre is uiterst veelzijdig; naar
ieder model, naar ieder maaksel is
navraag. Voor het eenvoudige genre
geeft men de voorkeur aan het kimono-
model. Gegarneerd met uit de hand
aangebrachte garneersteken en met
gekleurde belegsels, of metentredeux,
machinaal en handborduursel vindon
wel aftrek. Het geliefkoosde jumper-
model is ook op de witte blouse toe
gepast geworden.
Oprijgjos of zoompjes zijn modern
en worden op do meest verschillende^
wijzen in toepassing gebracht. Bijvoor
beeld een eigenaardige jumperblousc
van witte voile heeft in de ceintuur
drie, ongeveer '/2 c.M. breede zoomp
jes, terwijl tusschen de zoompjes
opennaaisel voorkomt. De blouse mot
lange mouwen geldt natuurlijk voor
eleganter en is diensvolgens anders
gemaakt. Breede revers met uit de
hand vervaardigd wit borduursel in
gaatjes en filetborduursel vormen hier
bij een fijne versiering. De manchet
ten bestaan overigens uit belegsel,
waarop met de hand siersteken zijn
gewerkt. De shawlkraag wordt be-
grends door fijne Valencienneskant,
de manchetten hebben smalle opsla
gen in een ruche van Valenciennes.
Vele modellen hebben een staandeu
kraag, die als completeering van het
jaquettecostuum zeer elegant staat.