Tweede Blad nappel i, enz, Middelburg- NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT VOSSlNGEN Goes, LIJK. «s*-* HALT ïappelijk Nieuws en en Beroepen. merikaan" MIDDELBURG EDEREN ank te Goes, cht, kost thans Kunst en Letteren Buitenland AFRIKA Voor de Keuken. Voor onze vrouwen. CHE COURAAf? kturan zitting In bnt voorkomend» "op alle RIJ- pet. KORTING ijzondere ge- n uw Rijwiel. nbevelend, 6408-46 167, GOES ÏRDAM erlar Pwijs. jcenten. ke voorwaarden. ïn gratis. 6253-40 KOOPT UW rk. 6445-30 nj van 182,4» onderling als verstrekt door -Beveland. 2296-30 6456-28 Johan Hendrik van Dale. (f 19 Mei 1872). De heer Meertens te Utrecht schrijn aan de „N. R. Ct.": Het is vandaag een halve eeuw geloden, dat de verdienstelijke man, wiens naam aan het hoofd dezer regelen staat, stierf en een groote leegte achterliet, niet alleen in zijn gezin en bij zijn talrijke vrienden, maar bij allen die de studie der Nederlandsche taal liefhadden. Johan Hendrik van Dale werd den lóen Februari 1828 te Sluis geboren uit een geslacht dat sinds eeuwen in Zeeuwsch-Vlaanderen gevestigd is. Zijn ziekelijke jeugd was oorzaak, dat hij dikwijls weken achtereen het huis niet kon verlaten, waardoor hij troost en verstrooiing zocht in de boeken. Daar van Dale's vader bij het onder wijs werkzaam was, was het niet te verwonderen dat ook do zoon zich in dit vak ging bekwamen, temeer daar zija gezondheidstoestand hem al niet veel andere keuze toestond. Nauwelijks zestien jaar oud, behaalde hij in 1844 te Middelburg den vier den onderwijsrang, waarop hij ter stond als ondermeester in zijn ge boorteplaats werd aangesteld. In 1849 werd hij waarnemend hoofdonder wijzer te Hoofdplaat, het jaar daarop t ondermeester te Oostburg, totdat hij zich in het begin van 1851 weer in Sluis vestigde, ditmaal als huisonder wijzer. Drie jaar later werd hij daar tot hoofd aan de openbare school be noemd; deze betrekking heeft hij tot aan zijn dood toe veivuld. In 1855 werd hij bovendien tot archivaris van zijn geboorteplaats aangesteld. Een simpeler levensloop voor een man van de verdiensten van Van Dale is wellicht onmogelijk. Deze een voud is een getrouwe weerspiegeling van Van Dale's karakter. Het groote aantal onderscheidingen, hem in den loop der jaren uit Noord- en Zuid- Nederland verleend, lieten zijn be scheidenheid en nederigheid 'onaan getast. De schitterendste en voordeeligste aanbiedingen, hem door de redactie van het Woordenboek der Nederland sche taal gedaan, konden hem niet bewegen zich ergens anders te ves tigen dan in het kleine stadje in den zuidwestelijken uithoek van Nederland, waar hij geboren was. De warme belangstelling die Van Dale in bet Sluische archief stelde, deed den gemeenteraad in October 1855 besluiten hem, gelijk gezegd, tot archivaris te benoemen, In deze be trekking heeft hij een aantal stukken aan het licht gebracht, die van het hoogste belang zijn voor de geschiede nis van Zeeuwsch-Vlaanderen. Zijn critisch oordeel, zijn bewonderens waardige kennis van geschiedenis en taalkunde, maar bovenal zijn groote liefde voor zijn geboorteplaats, maak ten hem tot den aangewezen bekleeder van dit ambt. De zes deelen van de „Bijdragen tot de oudheidkunde en geschiedenis, inzonderheid van Zeèusch-Vlaanderen", die van 1856 tot 1863 verschenen, bevatten "de talrijke bewijzen van zijn niet ge ringe kennis en werkkracht. Het uit voerige artikel over het „Reglement voor de scheepvaart en de heffing der tollen op het Zwin van den jare 1252", dat een belangrijk gedeelte van het vijfde deel der Zeeuwsch- Vlaamsche Bijdragen inneemt, stemt nog steeds tot bewondering voor de buitengewone gaven van dezen ge leerden autodidact. II. Q. Janssen, Van Dale's biograaf en mederedacteur van de Bijdragen, meent dat vooral deze studie aan de richting van zijn studiën een bepaal den keer heeft gegeven; terwijl hij zich n.l. tevoren zoowel met taal kunde als met geschiedenis bezig hield, wijdde hij zich in het vervolg met een niet te miskennen voorkeur aan de beoefening van het Neder- landsch in-zijn volle uitgestrektheid. De daartoe vereischte kennis van Latijn en Gotisch had hij zich weldra eigen gemaakt. Menig verdienstelijk artikel van zijn hand verscheen in De Taalgids en De Taal- en Letter bode. Van zijn liefde voor het middel- nederlandsch getuigt een aantal bij dragen in dezelfde tijdschriften. Van Dale's hoofdwerk is ongetwij feld zijn Nieuw Woordenboek der Nederlandsche Taal, niet alleen nog altijd a. h. w. onmisbaar voor elk be schaafd Nederlander, maar ook nog steeds het volledigste woordenboek van onze taal, dat we bezitten. Ieder die dit boek in handen neemt moet ongetwijfeld met bewondering ver vuld worden voor de buitengewone belezenheid van den samensteller, die jaien lang a,an dit ondankbare werk heeft besteed, maar de voltooiing van zijn nuttigen arbeid niet heeft mogen beleven. Toen Van Dale stierf, was zijn woordenboek, hoewel gelukkD in handschrift geheel voltooid, slechts tot op de helft in druk verschenen; eerst twee jaar na zijn dood zag de laatste aflevering het licht. Herhaalde malen is Van Dale door Matthius de Vries aangezocht mede werker te worden van het Woorden- hoek der Nederlandsche Taal. Hoe aanlokkelijk deze eervolle betrekking ook voor hem moest zijn, hoe gunstig de voorwaarden ook al waren, waar onder hij dezen belangrijken post zou gaan bezetten, de liefde voor zijn ge boorteplaats woog hem zwaarder dan alle dingen. Met de eigenaardige aanhankelijkheid aan den geboorte grond, die zoo kenmerkend is voor vele Zeeuwen, weigerde hij zich in Holland te vestigen. Zijn eenvoudige betrekking in het kleine en afgelegen Sluis was hem liever dan een eervol ambt buiten de grenzen van zijn geboortestad. Het behoeft wel niet gezegd te worden dat Van Dale als Zeeuw menige bijdrage heeft geschreven tot de geschiedenis van Zeeland. Behalve de verdienstelijke „Tijd tafel van de geschiedenis der provin cie Zeeland" en het schoolboekje „Zeeland. Een leesboek voor de volks school" getuigt een groot aantal ver spreide artikelen van zijn liefde voor zijn geboorteland. Alleen in de reeds genoemde Zeeuwsch-Vlaamsche Bij dragen bedraagt het aantal bijdragen van zijn hand ver over de honderd. Ongeveer gelijktijdig gaf hij, alleen of met anderen, het jaarboekje „Cad- sandria" uit, waarvan eveneens zes jaargangen verschenen, een groot aantal der hierin vervatte artikelen zijn wederom van Van Dale. Een jaar voor zijn dood verscheen afzonderlijk „Een blik op de vorming der stad Sluis en op den aanleg barer vesting werken van 13821587", het resul taat van 'een twintigjarigen archief arbeid. Behalvegeschiedkundige waar de had deze studie dit praktisch be lang, dat zij het recht der stad Sluis op haar vestingwerken, dat haar door de regeering betwist werd, overtui gend aantoonde. De voordeelen, die Sluis hierdoor verkreeg, waren niet onaanzienlijk. Van Dale's werkkracht was onge- loofelijk. Behalve de reeds genoemde studies geeft een lange lijst van bij dragen over de meest uiteenloopende geschied-, oudheid-, taal- en letter kundige onderwerpen, meerendeels in de eerste 22 jaargangen van „De Navorscher" verschenen, hiervan blijk. Eennagenoeg volledige opgave van het vele, dat Van Dale tijdens zijn al- te kortc-le ven-gesohreven heeft, vindt men, van de hand van J. Man- have, opgenomen achter den eersten druk van het Woordenboek, waar ze niet minder dan twintig bladzijden inneemt. Hoewel zwak van gezond heid werkte hij als het ware dag en nacht. Iedereen in Sluis zei dan ook Van Dale werkt zich dood. Geheel gezond is hij nooit geweesteen paar ernstige ziekten kwam hij echter ge lukkig te boven. Nauwelijks was hij in het voorjaar van 1872 van een ernstige ongesteldheid genezen, toen een te Sluis heerschende pokken epidemie ook hem aantastte en na veertien dagen van geduldig gedragen lijden tot haar slachtoffer maakte. Slechts vier en veertig jaar oud werd hij, in den avond van den 19den Mei 1872, ontnomen aan zijn gezin en zijn hoogbejaarde moeder en aan de talrijke vrienden, die hij zich door zijn edel karakter in geheel Noord en Zuid-Nederland verworven had. Van Dale's verdiensten als filoloog en historicus zijn door een aantal ge leerde genootschappen erkend. Reeds in 1854 werd hij tof lid van het His torisch Genootschap te Utrecht be noemd en in 1857 tot lid van de Maatschappij van Nederl. Letter kunde te Leiden, ook het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, het Friesch Genootschap van geschied-, oudheid- en taalkunde, benevens een aantal Zuid-Nederlandsche genoot schappen namen hem onder hun leden op. Dr. A. de Jager huldigde zijn nage dachtenis op het Xllde Taal- en Letterkundige Congres, dat in 1872 te Middelburg bijeenkwam. Van Dale's boezemvriend, II. Q. Janssen, destijds predikant te St. Anna ter Muiden, schreef, met een diep gevoel van weemoed, onder den verschen indruk van zijn plotseliugen dood, zijn levens bericht voor de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde aan deze schets is veel van het bovenstaande ontleend. Nog een jaar na zijn dood stichtten zijn stadgenooten een monument op zijn graf. Eerst zeer onlangs zijn plan nen opgekomen te zijner nagedachte nis in -Sluis een' borstbeeld op te richten, en ongetwijfeld zullen deze voorstellen bij menigeen instemming vinden. Maar ook indien zij onver hoopt tot niets zouden leiden, aan de nagedachtenis van Van Dale's naam zou dit niet schaden. Het woorden boek, door hem met zooveel zorg samengesteld, is de schoonste gedenk zuil, die hij zich wenschen kondaar door heeft hij zichzelf bij tijdgenoot en nakomeling een monumentum aere perennius gesticht. Alleen een studie oyer de namen van straten, enz. van Sluis ontbreekt; deze ver scheen n.l. eerst na de voltooiing van liet Woordenboek, in het Archief van het Zeeuwsch Genootschap:der Wetenschappen. Hongersnood in Noord-Afrtka. Aan een brief van Sr, Timothée (Louise Castelijns uit Tilburg, over leden 15 April II. in St. Charles, Algiers) en voor haar dood verbonden aan het St. Elisabeths-liospitaal te Attafs ontleent „De Tijd". Wellicht hoort u ook in Nederland wel spreken over den hongersnood, die liet Noorden van Afrika teistert en het zal u misschien genoegen doen, er een en ander over te hooren van een ooggetuige. De inlanders, wier voedsel bestaat uit koeskoes (meel in water gekookt), een stukje galette (een soort van zwart brood zonder gist) en wat vijgen, hebben zich reeds maandenlang te vreden moeten stellen met wilde salade en wortels, die langs den weg- groeien, en zoo is de geheele bevolking, dis anders nogal weerstand kan bieden, verzwakt en uitgeput, en vallen er dagelijks velen als slachtoffer van den hongersnood. Dezen winter hebben wij het hospitaal geregeld vol gehad. De rheeste der ziekten zijn een gevolg- van de doorgestane ellende, want twee jaren achtereen is de oogst mislukt, dus alle voorraad is uitgeput. Van sommige opgenomen kinderen hebben we de moeder ook hier. lederen morgen en avond is er aan de deur van ons gasthuis uitdeeling van warme soepeen 50-tal ongeveer worden er zoo in het leven gehouden. De meesten krijgen niets anders te eten, dus kunt u denken, met hoeveel graagte het'schaaltje geledigd wordt. Sommige dagen komen er veel meer en dan is het treurig voor de Zuster, de laatst aangekomenen met 'n halve portie of een stukje brood te moeten wegzenden. Als u de uitdruk king' zag in die oogen, waaruit zooveel ellende spreekt, zoudt u er diep door getroffen zijn. Een paar weken geleden bevonden zich onder die armen een arme vrouw met haar kind, een ventje van 8 jaar ongeveer. Zij was zóó zwak, dat de Zuster, die de soep uitdeelde, bij zich- zelve zeide: „die heeft méér noodig, dan een bord soep om den honger te stillen^ want de vrouw scheen op het punt van te bezwijken. De Moeder Overste werd gewaarschuwd en stelde de vrouw voor, om als zieke bij ons te blijven te zamen met haar kind. „Als de dokter hen niet als zieken wil inschrijven" voegde zij er bij, zullen wij ze toch maar houden en op rekening van O. L. Heer plaatsen. Die zal er dan wel voor zorgen". Natuurlijk werd het aanbod gretig aangenomen, en beiden kregen een plaats in de zaal. Het was niet over bodig. want de arme vrouwe voeld^ haar laatste uur naderen. De zieken zuster vroeg haar, of zij zich erg ziek gevoelde. „Ja", was het antwoord, „ik geloof, dat ik ga sterven." „Zijt ge bang voor den dood?" hernam de Zuster. „Ja, ik ben bang, want hoe zal ik naar den Hemel gaan, daar ik den weg niet weet, en naar de hel wil ik niet. Gij Maraboeten (Zusters) gaat naar den Hemel, want gij doet altijd, wat goed is." Toen sprak de Zuster haar moed in en vertelde haar, dat ook zij gemakkelijk den weg naar den Hemel zou vinden, dat God zoo goed is én, wanneer zij hem beminde en met vertrouwen bad, dat zij ook voor eeuwig gelukkig zon worden." De zieke luisterde met belangstelling en de genade Gods verlichtte haar. Zij geloofde alle waarheden van on zen H. Godsdienst en vroeg om een kind Gods te mogen worden. Den volgenden dag stierf zij, na eerst door het H. Doopsel getooid te zijn gewor den met het witte kleed der onschuld. Ik zou u nog zooveel kunnen ver tellen; alle dagen zien we nieuwe ellende, en ook ondervinden we dage lijks, dat deze hongersnood voor velen een genade is, en dat God in Zijn eindeloozc goedheid zich hiervan be dient om menige ziel te redden. Laten wij bidden, opdat veler harten zich mogen ontsluiten voor de waarheid. Wij gaan intusschen maar steeds door met de arme verlaten kinderen naar het weeshuis te sturen, daar we over tuigd zijn, dat er in Europa nog vele harten voor de Missie edelmoedig kloppen. De Weldoeners, die ons zouden willen helpen om den nood te lenigen, kunnen bijdrage zenden aan de Eerw. Moeder Overste van het Postulaat Sancta Monica, te Esch bij Boxtel, waar giften en ook stoffen om de kinderen te kleeden in dank worden aangenomen. Op den zesden Zondag na Pasclien. Epistel I. van den H. Petrus. IV. 7.—11. Allerliefstenweest voorzichtig en waakzaam tot het gebed, maar hebt vooral aanhoudend eene onderlinge liefde tot elkander; want de liefde be dekt menige zonden. Zijt gastvrij jegens elkander, zonder ontevreden heid. De een bediene den anderen volgens de gave, welke hij heelt ont vangen, als goede uitdeelers van Gods velerhande genade. Indien iemand spreekt, hij spreke, als Gods woorden indien iemand dient, hij doe dit, als uit de kracht, welke God verleent; opdat God in alles verheerlijkt worde, door Jesus Christus onzen Heer. Evangelie, Joannes. XV26—27. XVI. 1—4. In dien tijde zeide Jesus aan zijne LeerlingenAls gekomen zal zijn de Vertrooster, dien ik u van den Vader zal zenden, die do Geest der waar heid is, en van den Vader voortkomt, die zal getuigenis van mij geven. En gij zult getuigenis geven, omdat gij van het begin af van mij geweest zijt. Dit heb ik u gezegd, opdat gij u niet zoudet ergeren. Zij zullen u buiten de Synagogen stooten; ja, het uur komt, dat al die u om het leveu brengt, zal meenen dienst aan God te doen. En dit zullen zij u aandoen, omdat zij noch den Vader noch Mij kennen. Edoch, ik heb het u gezegd, opdat, als het uur zal gekomen zijn, gij gedenken zult, dat ik het u ge zegd heb. Het Eucharistisch Congres te Rome. De heerlijke Meimaand spoedt ten einde. Ze sluit met het 26ste Inter- natiönaal Eucharistisch Congres. In Rome, de stad van Christus' Stede houder, de stad "besproeid met het bloed van zoovele martelaren, zal deze maand een triumf voor den Christus worden gevierd. Eenigen tijd geleden schreef P. Schelstraete S.S.S. „Geen enkele geloovige in geheel Nederland mag er gevonden worden, die niet weet, wat er in Rome zal plaats hebben. Welnu, dat er een Eucharistisch Congres is, k'an en moet een ieder weten. Programma's, brochures, tijd schriften en dagbladen hebben alom verkondigd, dat de Roomsche wereld onzen yerbórgen God een enthousiaste Koningshulde gaat brengen. Tloog is de vlam der liefde opge laaid. Alle nationaliteiten wedijveren in geestdrift, om het Hoogheilige zoo veel mogelijk de, eer te geven, welke het toekomt en die is een Goddelijke eer! Met grooten luister zal een tal rijke hofstoet Koning Christus van 26 tot 29 dezer omgeven. De kreet „naar Rome", die zooals de Bisschop van Triest in een mani fest zegt, ons parool moet zijn, heeft gelukkig ook hier weerklank gevon den. Eenige honderden priesters en leeken, in gezelschap of afzonderlijk, gaan Holland vertegenwoordigen. De Mei-Koningin-geleide de pelgrims op hun reis, opdat zij uit de Eeuwige Stad terugkeeren, blakend van heilige geesdrift voor de Eucharistische actie, als Apostelen van het H. Sacrament in hun omgeving! En wij, die achter moeten blijven, wij vragen onzen pelgrims ook in onzen naam den Koning der Konin gen te huldigen op het Congres. Wij zullen zoo mogelijk van nu af tot de sluiting va,r^het Congres dagelijks of althans meer dan anders en met meer liefde communiceeren en vurig bidden voor de uitbreiding van liet Eucharis tisch Rijk op aarde. Wij zullen bid den, dat God het Congres met al zijn werken zegenewij zullen bidden voor de verspreiding en naleving der dagelijksche H. Communie, voor den vrede in de wereld, in de politiek, in de zielen door de H. Eucharistie. Op zijn minst nemen alle Katho lieken deel aan de algemeene H. Com munie, welke in Rome gehouden wordt. Zondag 28 Mei zijn we daartoe allen in de gelegenheid. Denkt er aan, brengt hulde aan den miskenden Koning van Liefde. Morgen Zondag 28 Mei moet geheel de wereld één groot Eucharistisch Congres zijn! Waarom deze actie vraagt W. de Voort' in „De Tijd." Vraagt ge het nog? Beschouwt dan de beeltenis van het Goddelijk Hart. Hoort de verzuch ting van liefde uit de H. Hostie ge richt tot Ste. Marg. Maria Alacoque: „Hevig dorst Ik er naar, door de men- schen geëerd en bemind te worden in het II. Sacrament." Vragen we ons eens af: is Jezus' dorst gelescht? Helaas, o zoo gering! De wereld geeft Hem haat voor liefde, de wereld is egoïstisch vooral in onzen tijd, nu partij- en geldzucht, weelde en zingenot haar meer en meer van God aftrekken. Wanneer de menschen het H. Sacrament zullen kennen en beminnen, dan zullen zij er spoedig de bijzondere genade v(^i óndervinden, welke bestaat uit een hulp om de liefde te vermeerderen en zich daar door inniger te vereenigen met God. UI. Tante Netje geeft kleinen Gerard, met behulp van een prentenboek, les in het Nederlandscli. Tante Netje: „Gerard, zeg eens een paar woorden met „oe" en „ui". Gerard: „Hoed, koek, hoek." Tante Netje: „Best; nu eens met „ui." Gerard(na eenignadenken): „Ilachi, tante." OP EEN SOIREE. Jonge fat (tot de dochter des huizes,- die hem een kop thee aanbiedt) „Zon deze thee goed voor mij zijn Jonge dame: „Ongetwijfeld 't is immers groene." OOK EEN CORYPHÉE. Kleine Emma: „Mama, in de cou rant staat dat papa een coryphée der wetenschap is; wat is dat? Moeder: „Een coryphée is een groot man." Emita (na eenigen tijd). „Mama, er staat een coryphée voor de deur, die aan een orgel draait." VERSPROKEN. Student: „Inderdaad, amice, ik ken niets schooners dan het aanschouwen van het opgaan der zon." Vriend: Loop heen, kerel, als de zon opgaat, lig je nog te slapen." Student: „Maar, beste vriend, om hoe laat meen je dan, dat ik naar huis ga?" PARADOX. Vrouw: „En ik zeg je, dat ik weot, wat ik weet." Man: „Jij weten! Jij weet niets en wat je weet, dat heb je nog van mij." ENFANT TERRIBLE. „Wat doet u daar toch, Tante?" „Niets, Willem, ik knijp een citroen uit." „Of dan worden wij gauw rijkPa zegt altijd: als tante Mie maar eerst uitknijpt, krijgen wij een boel geld." CARAMEL MAKEN. Om caramel te maken handelt men als volgt: men smelt in een pan heel langzaam de suiker bruin en past vooral op voor branden, waarom het raadzaam is er steeds met een ijzeren vork of lepel in te blijven roeren. Dan neemt men de pan van het vuur en giet er heel vcorzicht een weinig water bij al roerende tot het afloopt. Men probeere door een druppel op een bord koud te laten worden. Wordt deze te hard, dan moet men meer water toevoegen. Nu giet men het uit op een nat gemaakt bord of marmoren plaat. Als het koud geworden is, snijdt "men het in blokjes. EENVOUDIGE PANVISCII. 250 gram geweekte stokviscli, 1 K.G. aardappelen, 200 gram rijst, 1 groote ui, mosterd, zout, peper, boter. De geweekte stokviscli wordt op gezet met water en zout en >/2 Ultl' gekookt; dan worden de gewasschen rijst, de geschilde en in stukken ge sneden aardappelen en de gesneden ui er bij gevoegd en met elkaar zachtjes gekookt tot liet" gaar is. Dan wordt boter, mosterd, peper en, zoo noodig, zout er ingedaan, doorgestampt en nog 10 minuten gestoofd. Panvisch mag niet te droog zijn. Witte Blouses. De witte blouse is altijd het meest gewilde artikel van de blousefabricatie. Het genre is uiterst veelzijdig; naar ieder model, naar ieder maaksel is navraag. Voor het eenvoudige genre geeft men de voorkeur aan het kimono- model. Gegarneerd met uit de hand aangebrachte garneersteken en met gekleurde belegsels, of metentredeux, machinaal en handborduursel vindon wel aftrek. Het geliefkoosde jumper- model is ook op de witte blouse toe gepast geworden. Oprijgjos of zoompjes zijn modern en worden op do meest verschillende^ wijzen in toepassing gebracht. Bijvoor beeld een eigenaardige jumperblousc van witte voile heeft in de ceintuur drie, ongeveer '/2 c.M. breede zoomp jes, terwijl tusschen de zoompjes opennaaisel voorkomt. De blouse mot lange mouwen geldt natuurlijk voor eleganter en is diensvolgens anders gemaakt. Breede revers met uit de hand vervaardigd wit borduursel in gaatjes en filetborduursel vormen hier bij een fijne versiering. De manchet ten bestaan overigens uit belegsel, waarop met de hand siersteken zijn gewerkt. De shawlkraag wordt be- grends door fijne Valencienneskant, de manchetten hebben smalle opsla gen in een ruche van Valenciennes. Vele modellen hebben een staandeu kraag, die als completeering van het jaquettecostuum zeer elegant staat.

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1922 | | pagina 5