ZATERDAG 25 FEBRUARI 1522
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
Gemengd Nieuws.
Aanforengkantoor
Opril 3
(J. F. G. VAN RIET, R.-K. Boekhandel)
ting Utr. .12.07. Ara. 12.Am. 12.17,
Hg. 1.22, Kt. 1.53, Rs. 3.10.
Ito trein (S. Zondags nipt) aankomen-
th' Vla. 5.41, Gs. 5.54, Ml. 6.15, en: Vis.
6.23, geeft aansluiting Utr. 12.37, Ara.
12.Atn'. 1.44, Hg. 2.53, Rt. 3.25en
Rs. 4.51.
De trein aankomende Vla, 8.36, Gs.
8.54, Ml. 9.31, en Vis. 9.44 geeft aanslui
ting ütï. 2.14, Ara. 1.16, Am. 3.48,
Hg. 4.54, Rt. 5.36, en Rs. 7.42.
De trein (S) aankomende Vla. 10.21,
Gs. 10.34, Mb 10.55, en Vis. 11.03 geeft
aansluiting Am. 6.3.9, Hg. 7.44. Rt. S 16
Rs. 9.34."
De trein (S) aankomende te Gs 11.45,
Mb. 12.06, Vis. 12.14 geeft aansluiting
Utr. 8.12 en Arn>. 7.53.
Opgemerkt zij nog, dat' do aansluitingen
verder da.n Roosendaal in loeide rich
tingen zijn aangegeven volgens de dienst
regelingen op weekdagen, zoodat bij som
mige voor de Zondagen, nog op ©enige
afwijking moet worden gerekend
's Heerenhock.
Op 's Hecrenoek è'k altiet gérn
èkomme,
Van a'k nog mer'n eel klein jonksje
was.
Ik oore vader d'r nog over bromme,
Eu zégge, dat 't vee te varre was.
En 't mag ier zeker wel ardop ezeid
't Was van Kwiddamme blange gin
kleinigheid.
Op 's Heerenoek is 't Romsche leven
eest begonne;
Do Romsche schole was den eesten
dir in 't land.
Ze zeië wé dat Romsche meesters nie
vee konne,
Mé 's Heerenoek dat ieuvv z'n schoole
in stand.
Nog 'n zusterschole kwam 'r mie t'r
tied,
En ok 'n kerke, zooa .je 'r mer weinig
ziet.
Al is de grond in 's Heerenoek mé
mèeger,
Vcrzuup ze som temets in 't eete zand,
Gin boer al is z'n nog zoo'n kleèger,
Die t'r gin reéd weet op z'n land.
Van aoles wordt er in dat zand ver
bouwt;
Ze dwiengo 't land deur kunstmis en
mie zout.
Op 's Heerenoek was vroeger drukte
en leven.
'n Vremden die voe de eeste keer
d'r kwam,
Die zou 't je op 'n briefje durve geve,
Dat 'r iedereen op tied z'n „spatje"
nam.
Mé misbruuk meèke dee'r nog gin
driëe,
Ké nooit 'n zatte vcint op 's Heeren
oek eziëe.
Ik 'oorden vroeger dikkels schelle
Op's Ileerenoeksehe keéle kak en wind
Mer overlesten ek is oore vertelle,
Da je die kweèle in 's Heerenoek nie
vindt.
De menschen komme 'r netjes voe
den dag;
En dat is iets dat zeker toch wé mag.
De Romsche bin op 's Heerenoek
begonne,
Ok mie comedie en 'n oorenmeziek;
En jongens die op z'n besten leze
konne,
Die speelden kort niddien a voe
komiek,
En bleèsden de trompet en bombardon,
Dat 't zelfs geen stafmuzekant 't ver-
betere kon.
'k Bin 't vorig jér nog is deur
's Heerenoek 'ckomme,
En 'ké steè kieke boven op don diek.
De menschen goeiige d'r mie 'eele
drommen
Nir Sienlcels wienkel en nir Wullem
Riek.
Ik goeng is mee, en toen 'k in de
wienkel kwam,
Mos 'kbekenne: 'tis goedkooper as
in Rotterdam.
Op 's Heerenoek kan iedereen je zette;
Zelfs a je'n „poep" of 'n „poepinne"
was.
A droeg je 'n „gearribaldi" of 'n platte
pette,
Je stoeng er kort niddien al in den
pas,
A droeg je wuuf 'n jak, 'n beuk en
boerendoek
En dirrom bof 'k bier is graag op
's Heerenoek.
PIERRE VAN ROTTERDAM.
Zedeprcnt.
Wij leven in 'n verlichte eeuw
Met lieel veel praats en veel geschreeuw
Velen zijn wijs zonder verstand
En noemen zicli erg bij de hand
Zij woekren, houden alles duur
En maken velen 't leven zuur
'tZijn allen dames en mijnheer en
Die 't liefst een schat van geld verteeren
Aan meubels, uitgaan, drank en klêeren
Met weinig kennes en groot tractement
Houdt men zich voor een flinke vent
's Zaterdags staakt men 't werk heel
[vroeg
Want men moet toch naar de kroeg
Voor twintig cents een glaasje klare
En daarbij een paar dure sigaren
Men verdient immers geld volop
Daarom de zeilen in den top
Voor 't minst gebeuzel moet men staken
De bond zal 't wel in orde maken
Men schreeuwt om steun en onderstand
Bij gemis aan werkelijk goed verstand
Men lacht met den ouden pruikentijd
Doch de meesten spaarden toen
[met vlijt
Nu is het bioscoop cn sport
Uitgaan en naar 't bal gesnord
Een ieder is met al zijn bluf
Gewoonlijk nog maar dom en suf
Als men zocht zijn geluk bij God
Dan wachtte een ieder een beter lot
De maatschappij werd dan weer goed
En 't leven werd weer licht en zoet
Maar Gnze Heer heeft uitgediend
Ziedaar de heele kwestie, vriend.
K. E. V.
Dat eeuwig gebedel toeli!
't Is en blijft 'n moeilijk iets over
Missie te spreken of te schrijven. En
waarom Och't komt altijd op bet
zelfde neer: „Krachtens zijn Doopsel
is ieder Katholiek verplicht het Missie
werk te steunen door gebed en geld
Odat noodzakelijke bedelen om
stoffelijken en geestelijken steunhet
moge sommigen. Missievrienden wel
eens den bromtoon ontlokken: „dat
eeuwig gebedel toch!" maar niet
minder hart valt den Missionaris dat
gebedel, vooral wanneer deze zelf
van huis uit volstrekt niet gewoon
is de baud op te houden voor 'n aal
moes!
Geldo zeker, dat komt op de
twééde plaats, want de genade, door
bet gebed verkregen, moet de hoofd
zaak doen in 't bekeeringswerk. Maar
bet geld is toch óók een onmisbare
factor in do missioneering; zonder
geld (ach ja! dat woord klinkt wel
wat rauw waar bet gaat over geeste
lijke dingen, maar 't is nu eenmaal
zóó en niet anders!) zonder geld
ligt elke actie, dus ook elke Missie
actie lamgeslagen. En waar de Protes
tanten dagelijks goudzeeën in hun
zendingskas zien binnenstroomen
waar in 't land van den almachtigen
dollar duizenden en duizenden millio-
nair-vrijgevig worden afgestaan ter
verspreiding van het niet-ware geloof,
daar moeten onze Roomscbe geloofs
boden zich vaak bekrimpen tot in de
allernoodigste uitgaven.Onze Missio
narissen missen belaas! nog de zóó
gewensebte groote-massasteun, en zijn
nog altijd te veel aangewezen op de
liefdadigheid van eigen familie en
betrekkelijk weinig warmvoelende
MissievriendenWaar Protestante
zendelingen milliocnen voor 't grijpen
en versmijten hebben, daar moet de
Roomscbe zendeling hard en bard
ploeteren om iets tot stand te brengen
met. zijn vlammend Pinkstervuur,
zijn groot Godsvertrouwen en zijn
klein draagbaar altaartje en.een
naar evenredigheid veel te geringe
„gift voor de Missie" uit 't Roomsche
Moederland
Wie zoo de zaak in 't volle licht
der waarheid beziet, wacht er zich
wel voor. bovenstaand opschrift te
vermopperen: „dat eeuwig gebedel
tochJ. C.
Valuta-grappen.
Men schrijft aan „N. R. Crt.":
In München boorde ik dezer dagen
in een variété een komiek met den
veelzeggenden naam Morgan, eenige
valuta-verbaaltjes ten beste geven,
die bij het publiek blijkbaar zeer
in den smaak vielen.
Hij begon met te vertellen, dat bij
in Weenen woonde en onlangs in
Holland was opgetreden. Van deze
tournee in Nederland was hij met
5 gulden naar Weenen teruggekeerd.
Bij de Wiener Bankverein (een der
grootste Weensche banken) ging hij
deze 5 gulden in kronen wisselen.
Van het loket werd hij direktbij de
direktie gebracht, met buitengewone
eerbetuigingen ontvangen en hem
plechtig verklaard, dat hem nu de
gcheele bank toebehoorde.
Een Nederlander komt te Weenen
en wil een paar honderd gulden
zegt do heer Morgan met een bijzon
dere plechtige uitdrukking. Op de
vraag hoeveel kronen bij daar nu
wei voor krijgt, wordt hem geant
woord: „Zooveel u kunt dragen"
Op een goeden dag moeten in
Weenen een paar dagen alle banken
gesloten blijven. Er waren n.l. 'geen
nullen meer voorradig!
Een zakenman, alles speelt in
Weenen, was aangeklaagd wegens
frauduleus bankroet. De instruktie
duurde 'n paar maanden, dc vakanties
der rechtbank onderbraken het proces
weer een tijd lang en toen de zaak
voor den rechter kwam, had de
bankroetier door de enorme stijging
van alle prijzen der goederen niet
alleen al zijn schulden kunnen
betalen, maar was buitendien een
rijk man geworden, zoodat bij ten
slotte door den rechter nog geprezen
werd voor zijn buitengewoon beleid.
En ten slotte nog een sprookje
uit de werkelijkheid, dat eveneens
een diepen kijk op de tegenwoordige
toestanden geeft.
Voor een jaar of twee kocht
iemand 100 vaten olie. Toen hij er
een goed stuk geld aan verdienen
kon, verkocht bij de 100 vaten. Na
een paar maanden kocht bij weer
olie. Voor het geld, dat bij bij den
verkoop der 100 vaten ontvangen
had, kreeg hij nu slechts f>0 vaten,
omdat de prijzen intusschen zeer
sterk gestegeji was. Na verloop van
maanden verkocht hij ook deze partij
met een zeer hooge winst.
Voor dit geld kocht iiij later weer
olie, kreeg echter daarvoor nog
slechts 25 vaten. En zoo kocht en
verkocht hij steeds weer met hooge
winst, tot hij ten slotte met zijn be-
gin-g'eld en alle winsten slechts één
vat olie, kon koopen. Dit wilde bij
voorloopig niet verkoopen, maar toen
hij dan ten slotte toch weer voor den
opnieuw gestegen prijs wilde be
zwijken, was het vat, dat lek was,
leeggeloopen.
Een ekonomiscli sprookje uit de
werkelijkheidVoor ekonomie-pro-
fessoren om een boek over te schrijven.
Maar het lachende publiek scheen
van den trcurigen ondertoon niets
te willen weten.
Prettige buren.
De heer B. v. D. in de Gijsbreeht
van Amstclstraat te Hilversum is een
liefhebber van orgelspel. In zijn
woning heeft hij dan ook een mooi
huisorgel staan en ieder vrij oogen-
blik wordt te baat genomen, om de
schoonste tonen aan het instrument
te ontlokken.
Zijn buurman vindt de orgelklanken
echter allerminst harmonieusin tegen
deel, het „gejammer", zooals hij zich
uitdrukt, verveelt hem allang, zal
hem ten slotte gek maken. Beleefde
verzoeken om het orgelspel een
weinig te matigen, hebben geen resul
taat gehad en nu gaat de buurman
het eens op een andere wijze pro-
beeren. Pas laat de heer v. D. zijn
vingeren glijden over de ivoren toet
sen en zucht het orgel met melan
cholische geluiden, of de buurman
neemt een houten hamer ter hand
en beukt daarmede op den tusschen-
muur der beide woningen, dat hooren
en zien vergaat. Staakt de lieer v. D.
zijn orgelspel, dan houdt het gehamer
op, doch nauwelijks laat de heer v. D.
weder zijn muzikale klanken hooren,
of bet kloppen begint weer. De heer
v, D. heeft zich nu bij de politie over
het gedrag' van zijn buurman be
klaagd.
Een tweede geval van burenplaag
doet zich voor op den Eikebosscher-
weg. Zekere K. kan het niet goed
vinden met zijn buurman B. en de
eerste meent dat B. hem steeds maar
lastig wil vallen met allerlei kleinig
heden. Staan de paarden in den stal
te trappelen, dan denkt K. dat zulks
gebeurt om hem tc plagen, Hangt
juffrouw B. het waschgoed buiten,
dan zegt K. dat doet ze om mij het
uitzicht te ontnemen.
K. heeft nu een middel bedacht om
zich te wreken. Hij heeft een spuit
gemaakt en als er nu buiten wasch
goed wordt gehangen, dan bespuit hij
dat nog met een scherp vocht, zoo
dat het waschgoed wordt bedorven.
Gisteren 'heeft hij de vrouw v. B.
met bijtend vocht in liet gezicht ge
spoten en men vermoedt, dat K. ook
niet vreemd is aan het vernielen van
ruiten van de schuur van B.
Ja, wel prettige buren.
(„Gooi- en Eeml.")
De wintei'.
De strenge winters is een onder
werp aldus het „N. v. d. D."
dat altijd in ruime kringen belang
stelling wekt, terwijl het betrouw
bare materiaal nu juist niet voor de
hand ligt, al is niets gemakkelijker
dan de faits-divers uit dc „oude doos"
nog maar weer eens af tc drukken.-
Wij begrijpen best, dat de vurige lief
hebbers van de wintersport eigenlijk
maar één ding willen weten: „is de
winter nu afgeloopon of hebben we
nog flinke kou te wachten maar
juist op die vraag' kan niemand ant
woord geven. De mogelijkheid van
nog meer kou is niet weg te werpen,
zooals we met een voorbeeld reeds
aantoonden, en vooral in deze zeer
afwisselende winter schijnt de kans
vrij groot, dat de temperatuur nog
weer een schommeling omlaag maakt
naar mate het seisoen voortschrijdt
wordt intusschen. zooals iedereen be
grijpt, de kans op verder ijsvermaak
al spoedig zeer gering.
liet is intusschen reeds mogelijk,
een algemeen overzicht te nemen
van dezen winter.
En een zeer merkwaardige winter
is het geweest, Bij de groote menigte
zal hij wel in herinnering blijven als
een „strenge" winter; in November
begon men al met schaatsenrijden,
tegen het midden van Februari reed
men nog of wéér schaatsen....
Ten O. en N.-O. van ons land in
Duitschland cn in Denemarken en
zuidelijk Scandinavië, ten deele ook
in Zuid-Europa is deze winter inder
daad zóó geweest, dat de qualifieatie
I „streng" wel opgaat, want daar was
't ook in de Januari-maand zeer koud.
Meteorologisch gesproken echter zal
voor ons land de winter 1921-1922
waarschijnlijk niet tot de strenge
winters gerekend worden, indien geen
nieuwe kouperiode ons verrast. Wel
mag hij koud worden genoemd. Typisch
voor dezen winter is echter het zeer
sterk afwisselend karakter.
Laat ons eens nagaan. De hevige
storm van 0 November 1921, wardoor
zulk een verwoesting in het Vondelpark
en elders werd aangericht, schijnt
den stoot te hebben gegeven tot een
periode van hooge luchtdrukking en
steeds dalende temperatuur. Van 8
November af heeft het bijna voort
durend gevroren, tot in 't begin van
December, den 29en en 30en werd
op sommige plaatsen in ons land de
ergst bekende November-kou nog over
troffen te De Bilt daalde de thermo
meter tot 14 gr. 4 C. Vooral de
laatste week was zeer koud. Ge
middeld over de heele maand Novem
ber gerekend was de temperatuur
ong. 4 gr. Celsius beneden normaal.
Gedurende de eerste dagen van
December hield de kou-periode aan.
Overal had het ijs zich vastgezet,
we hadden 'n prachtigen „vóór-winter"
en het liet zich al aanzien, dat we
een „grooten" of „harden" winter
waren ingetreden, althans een als die
van 187980, toen we ook in Novem
ber al op schaatsen stonden, en in
December tochten maakten over de
stijf-bevroren rivieren.... Daar kwam
echter niets van.
December 1921 zette wel bijzonder
koud in, met 'n vieral echte ijsdagen
(die waren er in de koude Nov-periode
bijna niet geweest, wegens de sterke
dagelijksch schommelingen), maar met
Sinterklaas sloeg het weer plotseling
om, en de verdere maand was eer
warm dan koud. Bijzonder stormachtig;
de waarschuwingsseinen waren haast
niet van de lucht en op 30 Dec
stormde't alweer hevig; in de laatste
helft van de maand volgden de depres
sion over Noord-Europa eikaar op,
zoodat er in onze streken niets meer
kwam van winterkou. In De Bilt,
het hoofdstation van on ze meteorologie,
bleek December ten slotte ongeveer
een graad warmer te zijn dan gewoon
lijk, op haast alle andere plaatsen
van Nederland was de temperatuur
vrijwel precies normaal.
Januari 1922 vertoonde eerst weer
neiging naar den kouden kant, Zater
dag 7 Jan. was zelfs een echte ijsdag,
maar het bleef er bij één tot tegen
't midden de temperatuur weer om
het vriespunt ging liggen. De eerste
tien dagen waren gemiddeld bijna
-+- 2 gr. C,, het tweede tiental bleef
één graad, het derde tiental bijna 3
gr. onder nul, zoodat de geheele
Januari-maand gemiddeld een halve
gr. Celsius onder nul lag. Dat is bijna
2'/2 graad beneden normaal.
Daar het eerste decennium van
Februari zeer bepaald koud is geweest
moet deze winter reeds als „koud"
beschouwd worden, ook al krijgen
we nu geen vorst meer. Wordt het
voorjaar zeer warm, dan was de
winter slechts aan den kouden kant,
blijven Febr. en Maart beneden nor
maal, dan zal er over den geheelen
winter een tekort aan warmte ge
weest zijn. Met nóg een kou-periode
zou er dan zelfs van „streng" ge
sproken mogen woraen. Het oordeel
over onzen winter zal dus afhangen
van de aanstaande weken aan een
„ouderwetschen harden" winter is
echter geen denken meer.
Ten slotte nog de opmerking, dat
de combinatie van strenge November-
kou met hevige Februari-kou en
verder afwisselend dooi en vorst een
zeer zeldzaam winter-type is.
Onhebbelijk optreden van Duitsclic
beambten.
Men schrijft aan het „Centrum"
De Duitsche beambten aan de grens
bij Kerkrade hebben weer de stuipjes.
Hun optreden is niet alleen buiten
gewoon „frech" en streng, herinnerend
aan den bloeitijd van het keizerrijk,
doch ook willekeurig.
Een meisje dat een zijden blouse
in Aken gekocht had en daarmede
naar Kerkrade wilde, werd beboet
met 6000 mark boete. Het kind had
natuurlijk niet zooveel geld bij zich
en de ouders moesten het ontbrekende
bij dokkon, voor het meisje vrij kwam.
Nog tal van staaltjes worden verteld
van het brute optreden der beambten
tegen de Hollanders. Passen en visums
worden nauwkeurig onderzocht, in de
trams bij herhaling' visitaties. Stel nu
tegenover al deze koude en dure
drukte het bloot feit, dat het grens
verkeer voor de Duitsehers haast
geen moeilijkheden biedt anders
zouden er niet zooveel in de grens
gemeenten rondzwerven en dat
de Hollanders, als ze niet in het bezit
zijn van dure passen en visa, worden
behandeld op een wijze, die meer
malen spot met de meest elementaire
begrippen van fatsoen. Wij zeggen
nog niet eens dat de Duitsehers zich
wel eens moeten herinneren, de kolos
sale diensten, die Nederland en
honderdduizenden Nederlanders aan
Duitschland en Duitsche stakkerds
heeft bewezen.
Een staaltje over het optreden van
de criminal-polizei.
In de electrische tram controle.
Herr Criminal treedt binnen. Onder
een bank ligt een pakje dat niemand
toebehoort. Het bevat contrabande.
Op den man af wordt gevraagd van
wie(n) dat „pakeetje" is. Niemand is
er de eigenaar van. Maar een Duit-
scher zegt den criminal, dat het pakje
van den tegenover hem zittenden
Hollander is, dat was inderdaad zoo.
Deze ontkent een, twee, drie keeren.
De Duitscher beweert het tegendeel
en de Hollander moet mee met den
criminal naar Herzogenrath. Hollander
vindt het goed, gaat dapper mee, doch
springt zoo gauw hij kans ziet, op
Hollandseh gebied, en vlucht er in
een huis. De criminal schiet den
vluchteling door de jas, en de kogel
dringt in het huis van een slager.
Van dit incident moet aan de Regce-
ring rapport zijn uitgebracht.
Eon cinema-editie.
De „Times" geeft bij zijn nummer
van Dinsdag ochtend een „special
cinema-number" uit, met een groot
aantal artikelen, waarin de verschil
lende aspecten van de geweldige
cinemaindustrie en alles-en-nog-wat
met 't bioscoopbedrijf samenhangende
besproken worden.
Wat Nederland betreft, wordt o.
m. verzekerd, dat dit land, tot con
servatisme en wantrouwen jegens
het nieuwe geneigd, en stevig door
traditie en gewoonte gekneveld en
met een buitengewone liefde voor
het huiselijk leven begiftigd, niet
zoo levendig belang stelde in de
cinematografische kunst als de meeste
andere Europeesche landen; de film
speelt ook hier, zoo heet het verder,
een geheel ondergeschikte rol m het
volkslevenHet aantal cinema
theaters staat absoluut niet in ver
houding tot de bevolking......
Zóó ons land bekeken door het
oog van een cinema-man, die men
liehtlijk als cinema-maniak beschou
wen zal.
Past op do stofjes kooplui!
Bij de commissaris van politie in
de 4de afdeeiing te den Haag zijn
klachten ingekomen over kooplieden,
die met een auto of een rijtuig rond
gaan en coupons stoffen hebben ver
kocht, welkestoffen later blijkenveeltc
duur betaald te zijn, daar zij van infe
rieure (z.g. Tilburgsche in plaats van
Engelsche stoffen) zijn, terwijl men
ook tracht met de maat te misleiden.
Een true.
De galvaniseui' J. B., uit Zwijn-
dreclit, heeft bij de politie aangifte
gedaan, dat hij op het station Deltsche
Poort te Rotterdam zijn sigarenkoker
met f 70 en eenige foto's verloren
heeft. Een rangeerder had de koker
bevonden. Onmiddellijk was echter
een heer naar deze toegekomen, be
werend, dat het ding zijn eigendom
was. Als belooning had de onbeken
de den rangeerder een gulden gegeven!
Een dag te vroeg.
Een paartje meldde zich te Boxtel
aan op het raadhuis om in onder
trouw te worden opgenomen. Hoe oud
de bruidegom was'? Achttien jaar. En
de bruidZestien.
Sinds wanneer?
Vandaag, luidde het antwoord.
De ambtenaar zou eens nazien.
En wat bleek toen? Dat ze in den
avond van denzelfden dag pas zestien
worden zou. Het bruidspaar moest
dus onverrichter zake naar huis Het
kon zich evenwel troosten met de
gedachte, dat één dag uitstel op hun
leeftijd nu niet zoo heel erg was.
Wij vestigen de aandacht van het
publiek op ons
alwaar advertentiën en alle soorten
drukwerken zonder prijsverhooging
worden aangenomen.