ZATERDAG 28 JANUARI 1922
Gemengd Nieuws.
UIT DE PERS.
Aanbrengkantoor
Opril 3
(J. F. G. VAN RIET, R.-K. Boekhandel)
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
kundige Vereeniging in ^ar J.ei"
zameling werd geplaatst. Na dien
tiid was bet geen uitzondering meer
al was er van een bedrijf ook nog
geen sprake, maar nu reeds is het
een aantal jaren een speciaal bedrijf
«mworden, dat werkelijk naast andere
takken van bestaan in de Zeeuwscke
Stroomen geen kwaad figuur slaat.
De uitkomsten van dat bedrijf wor
den elk jaar officieel in de verslagen
aan de Regeering vermeld en daaruit
vallen belangrijke gegevens te putten.
In hoofdzaak is het, dat een oor
deelkundige uitoefening dezer vis-
scherij deze nog' steeds in aai de
zal dóen stijgen; die oordeelkundige
uitoefening bestaat in de eerste plaats
in het opvolgen der bepalingen welke,
op advies van het Visscherij Bestuur
in overleg met de bedrijfsleiders, door
de Regeering bij reglement zijn voor
geschreven. In de eerste plaats is
dit den schoontijd, die den kreeften
stand moet op peil houden. Over dien
schoontijd wordt trouwens nog al eens
een woordje gewisseld en ook dezer
dagen werd door deskundigen een
bespreking gehouden met de visschers
over dien schoontijd. Volgens boven
vermeld reglement is het visschen
alleen geoorloofd van 1 Mei tot 15
Juli, terwijl deskundigen nu meenden
te moeten aanraden eene opening
van het visscherij bedrijf van 1 April
tot 25 Mei, om dan weer te vissclien
van 1 Juli tot 1 Augustusde belang
hebbenden zouden graag zien, dat de
opening werd bepaald van L April
tot 1 Juni en van 1 Juli tot 15
Augustus. Men meent dat dezen tijd
voor het bedrijf gunstiger is en dat
wel voornamelijk, omdat in dien rust
tijd veelal de kreeften verschalen, al
weegt ook, dat sommige werkgevers
in dien tusschentijd moeilijk hun
werklieden gedaan kunnen geven.
In elk geval valt te verwachten reeds
met het nieuwe^ seizoen, dat eenige
wijziging zal komen in den vischtijd.
Bekend is, dat ook proeven worden
genomen met het kunstmatig kwee
ken van deze gewilde schaaldieren,
maar dat er voorloopig nog heel wat
water uit en in de Schelde zal vloeien
voor men op dezelfde wijze als bij
de oesterteelt kreeften zal kweeken
langs kunstmatigen wog. Wel is het
denkbeeld geopperd, om ook in de
Westersehelde te beproeven het dier
een heimat te geven door er opge
vangen zandkreeften die volgens
de desbetreffende bepalingen nimmer
aan boord van de visschersvaartuigen
mogen gehouden worden, maar onmid
dellijk weer te water moeten gelaten
worden in de Honte over te bren
gen; ook dit zal voorloopig wel een
vrome wensch blijven, natuurlijk niet
dat uitplaatsen, maar het inheemsch
worden, want ook deze dieren laten
zich in dit opzicht weinig dwingen.
De menschen mogen nu beweren,
dat de levensvoorwaarden in de
Westersehelde even gunstig zijn als
in de Oosterschelde, maar de kreeften
zelf beslissen in deze. Trouwens nog
steeds is niet opgelost, hoe die kreef
ten in de Oosterschelde met aangren
zende takken zijn gekomen. Wel is
eenmaal uit Bruinisse en ook uit
lerseke melding gemaakt van het
houden van kreeftendepóts in over-
vloeienden oesterput, waar die schaal
dieren bij wijze van tusschenstations
voor nadere verzending aan consu
menten voorloopig werden bewaard.
Op een onstuimigen nacht zijn de
bakken, waarin die te Bruinisse wer
den bewaard, losgeslagen en wegge
dreven, waarbij de dieren met of
zonder permissie, hun gevangenis
verlieten en het Scheldewater prefe
reerden boven zoo'n afgesloten oester
put oï bennen. Nu zou, volgens de
meening van sommigen dit de stam
ouders zijn van de groote menigte,
die thans aan de zeeweringen in
steenbestortingen enz. een verblijf
plaats vinden.
In Bergen op Zoom werden eenige
jaren geleden ook flinke hoeveelheden
kreeften aangevoerd van elders, de
póts dus, zooals er langs de Belgische
kust verrezen, o,m. te Oostende. De
oorlog wierp ook hier roet in het
eten.
Intusschen gaat de kreeft voort de
Oosterschelde als een uitmuntend
water voor de teelt te houden.
Hulzen.
Leo schrijft in de „Tel.":
De opperman, een achterlijk en
ouderwetsch burger, pruimde.
Hij zat op een omgekeerden krui
wagen, in de nabijheid van de tee-
kenloods, achter welker doezelige
ramen vage gedaanten zichtbaar
^aren, en blauwe vellen papier zich
uitrolden op groote tafels.
e opperman kauwde op zijn pruim
als een rund.
minjus kak<Ml dovend knarsend,
a wr«vend over elkaar, en tel-
u- I. mon<1 een beetje open,
weer dicht, weer open.
De pruim was groot en nieuw.
Achter en naast de opperman was
de rommelige veelheid van roodge
schilderde raamposten, steenstapels,
bruinrood en grauw, planken, blank-
geel, kalk troggen.
Voor hem was een heuveltje, waarin
een man met trage bewegingen kalk
aanmakte.
De opperman pluisde een paar
broodkruimels uit z\jn warrigen, grij
zen baard, en wrong de sterke, eel
tige handen stijf ineen op de knieön.
Hij keek naar het halfafgebouwde
huis,' dat voor hem oprees en waarin
de vloerbalken rechte lijnen trokken.
Een metselaar, zijn laatste hap
brood besmakkend, naderde.
Kijk-ie naar, Teunisse'? vroeg
hij, met'vollen mond. Bi-je bang dat.
de boel inzakt'?
Bin 'k neantwoordde de opper
man zeer bedaard. Ken geen stand
houwe.... peskalk, peshout en pes-
steenenafijn. Over tien jaar leit
't heele zaakie teuges de vlakte. Dat
zeit Teunisse en die weet wat
steene benne. Dit benne geen steene
benne peperneute....
Hij nam een steen, die onder zijn
bereik lag, wierp liem omhoog. 1
De steen viel op een andere, brak.
De opperman molensteende met
zijn breede kaken.
Enne die manier om te bouwen,
teugenswoordig.... is dat 'n huis'?
Drage die ballekies? Noem jij dat 'n
muur? Me hemd is dikker.,., muur
van niks.... enne die rame die
rame benne veuls te groot.... enne
die kezijntjes benne te smal...
Ga 't zegge an de annemer Teu
nisse grapte de metselaar. Of an de
arsitekt
- Ja Me hak. Beduvel je zuster.
Ze zelle na Teunisse luistere. Afijn.
Mar al dat moois houdt geen stand,
bestaat niet... fijn om teugen an te
kijke, mar niet om in te wone. Stikke-
donker op de purtaaltjes, enne kleine
hokkies van kamertjes....
Hij, liefkoosde zijn pruim, liet zijn
lichtblauwe oogen gaan over de
achterzij van een rij huizen, die
bjjna klaar waren.
Daar, op een derde verdieping,
flapperden baaien rokken, stond een
bezem, druilde een verveloos duiven-
kotje op 'n smalle waranda, waarvan
de leuning nog gemaakt moest
worden.
Nou vraag ik je nou vraag
ik je afijn of dat bar is. De boel is
niet eens af en ze stoppen d'r mense
in. Wie z'n poot op de veranda zet,
latafelt d'r meteen af. Geen leuning
en niks en d'r wonen minse.... afijn.
Welis van den woningnood
gehoord, Teunisse spotte de met
selaar.
Ja Me laars.
Er verscheen voorzichtig' eon man
op de waranda, die een eil touwtje
te spannen begon, tusschen de twee
houten zijschotten.
Dat was de leuning.
De opperman stond op.
Het leek of hij kraakte.
Hij kreeg een timmermansjong- in
't oog, dat lui te kauwen stond, leu
nend tegen een der nieuwe huizen,
fraai rood, en blank, en helder.
Ga mit je pens van dat huis
af, jongebeval hij stuursch. Zoo
meteen douw je 't afijn van se plaats....
Nee. Dan mijn tijd, dan mijn tijd.
'n Bel klonk.
Allo, manne, sprak de opper
man. Maak die mooie luzzeversdoosjes
mar es af.... afijn.
Het eiland Vlieland.
Voor 25 jaar bedekt met duinen,
is thans de N.-O. hoek van het als
badplaats meer en meer bezochte
eiland Vlieland 'n lange zandplaat
die bij hoog water onderloopt en
steeds in omvang verminderd is.
Waar aan de Noordzijde de plaat in
duin overgaat, werd in 1915 het fort
Oosterlid in hoog duin onzichtbaar
ingebouwd. Het geschut bestrijkt den
ingang van den Vliestroom, den toe
gang der havens, Harlingen en de
Zuiderzee. Reeds het vorige jaar
werd door den storm ongeveer 25
meter van het fort duin weggeslagen,
doch de ingebouwde verdedigings
werken bleven ongeschonden. Daarna
zijn twee pieren ter bescherming
aangelegd, Dezen winter veroorzaakten
herhaalde stormen telkens meer scha
de. Opgezweepte golven bereikten
het voetf'ort en ondermijnden het
duin, waarna groote massa's zand
neerstortten en door de golven werden
meegevoerd. Zoo werd het gewapend
beton der werken geleidelik bloot
gelegd. Gangen, gesehuttorens, bom
vrije kazematten hangen van steun
beroofd afgeknot in de lucht of lig
gen tegen de steile duinhelling of
op het strand door golvengeweld ver
nield, ïn twee watervliegtuigen kwa
men de Marine-autoritéiten w.o. de
Stelling-commandant uit den Helder
de schade opnemen. Men oordeelt,
dat zonder buitengewone maatregelen
het fort op den duur onhoudbaar
zal blijken en tracht voorloopig
den duinvoet door rijsvlechtwerk
bezwaard met bazaltblokken te be
sehermen.
Keizer Karei en de rijstpa)).
(Een Vlaamsche vertelling.)
Eens besloot Keizer Karei 't is
lang geleden den Ooienaars een
bezoek te brengen. Hij liet het hun
op voorhand weten welken dag zij
hem mochten verwachten.
De boeren vol blijdschap over de
eer, die hun dorp ging te beurt vallen,
wisten niet hoe zij het aanleggen
zouden om den Keizer waardig te
ontvangen. De gemeenteraad, die
bijeengeroepen was om die kwestie
te bespreken, wist er geenen raad
mee en reeds was de burgemeester
op het punt de zitting te sluiten, toen
hij een goeden inval kreeg. „Gevon
den riep de man, „gevonden
Nievers kunnen ze zoo'n goei rijst-
pap koken als bij onsewel, we zul
len hem eenige schotels rijstpap aan
bieden."
Iedereen keurde dien raad goed
en de burgemeester liet afroepen, dat
al de huismoeders 'nen lekkeren pot
rijstpap moesten koken tegen den
dag, dat de Keizer komen zou.
Op den morgen van den grooten
dag stonden al de boeren al gereed
aan 't gemeentehuis, ieder met oene
schotel rijstpap in de hand.
Wat moeten we nu doen vroe
gen de boeren, als wij bij den Keizer
komen?
Luistert, antwoordde de bnrge-
meester, ik zal voorop gaan, gij hebt
me maar te volgen en te doen wat
ik zal voordoen.
Al de boeren, met den burgemeester
aan hét hoofd, gaan processiegewijs
naar de herberg, waar Keizer Karei
zijii intrek had genomen.
Dat was me goed, maar toen ze
binnen waren schoof de burgemeester
ongelukkig uit en viel met rijstpap
en al voor de voeten van den Keizer,
en de rijstpap, die wat plat gekookt
was, spalkte op den Keizer zijn bee-
nen en zijn voeten.
Als de boeren dat zagen, wierpen
ze allemaal hun schotels vóór den
den Keizer op den grond en vielen
daarbij plat op hunnen buik, juist
gelijk zij 't den burgemeester hadden
zien doen.
De burgemeester zag rood van
kolere en schreeuwde zoo hard hij
kon: „Scheedt er uit, domkoppen!"
„Scheedt er uit, domkoppen!"
riepen al de boevéh luidkeels als uit
éénen mond. „Lap!" zei de burge
meester, en hij gaf den boer, die
't dichtst bij hem was, zoo'n duchtige
peer om zijn ooren, dat deze met zijn
beenen omhoog in de rijstpap vloog.
Dat hadden de boeren nog maar
gezien, of ze begosten malkander
oorvegen uit te deelen, dat het klonk.
Dat was me daar een leven gelijk
een oordeel. Klets! Klets! ging het,
de een lap over de andere, en al
de boeren, met den burgemeester er
in begrepen, vielen voor goed aan
't vechten en lagen daar holder en
bolder over den grond te rollen en
in de rijstpap te spartelen, 'k Laat U
denken hoe 't er gesteld washeel
de vloer vol rijstpap en scherven,
en de boeren van onder tot boven
met rijstpap besmeerd!
Ondertusschen zat de Keizer daar
te lachen, te lachen, dat hij zijnen
buik moest vasthbuden, 'twas waar
lijk om er iets van te krijgen.
Eindelijk stond de burgemeester
recht en trok er beschaamd van door,
gevolgd door al de boeren.
De geschiedenis voegt er bij, dat
de Keizer de Ooienaars dien dag
goed getrakteerd heeft, om hen te
beloonen voor het vermaak, dat ze
hem aangedaan hadden.
Huwelijksinzegening begeerd
De „Balksche Ct." geeft liet vol
gende bericht:
Daar komen de rijtuigen aan
op zij menschen. Wat is er te doen?
Wel een huwelijksinzegening in de
Kerk
Op gummibanden rijden zij. Na
tuurlijk, wie doet dat niet in onzen
tijd? Met vier rijtuigen voor den
stoet. Wat 'n fijn bouquet, witte
rozen met witte linten. De bruid met
een wit zijden blouse. De bruidegom
met verlakte punten aan zijn schoe
nen. Om door een ringetje te halen.
Deftig hoor.
Dat uur der plechtigheid zijn aller
lei menschen in het touw. De predi
kant, een paar leden van den Kerke-
raad, de koster, de organist, de
orgeltrapper, allen uit hun werk
geroepen.
Er wordt gecollecteerd op dezen
feestdag voor Armen en Kerk.
Zeer voldaan stappen ze straks
weer in de rijtuigen en de broeders
keeren terug naar de Kerkekamer.
Daar is de collecte. Voor de Armen
zes-en-twintig eenten alles koper?
Watblief
Voor de Kerkaeht-en-twintig
centen, alles koper! Watblief?
De zeven mensehen, die in het
touw waren voor de plechtigheid,
gaan naar huis.
De bruiloftsgasten gaaunog wat
„rijden". In drie rijtuigen! 't Is maar
eens bruiloft, niet waar, wat hindert
dat nu, of de rekening van den
stalhouder 'n 30 gulden hooger of
lager is'?
Ziju er zoo??
Ja, zóó zijn er!!
Japansehe Dienstboden.
Eenvoudig en bescheiden zijn de
Japansehe dienstboden, schrijft mej.
Sophie Büttner, een Duitsche, die
geruimen tijd in Japan gewoond heeft.
Zij zijn steeds gewillig om, van 's mor
gens vroeg tot 's avonds laat voor
het gezin te werken en te zorgen,
zonder ook maar een oogenblik aan
zich zelf, aan ontspanning of afwis
seling te denken. Zij zijn geen bedien
den in den waren zin des woords.
Vaak wijden zij geheel haar leven
aan het gezin, waaraan zij, met
roerende liefde verknocht zijn. In
elk geval blijven zij steeds bij één
enkele familie, tot zij gaan trouwen.
De verhouding tot de mevrouw is
een geheel andere dan bij ons: de
dienstboden beschouwen zich vol
komen als leden van het gezin, en
worden steeds met groote hoffelijk
heid en goedheid behandeld. Ver
wijten hoort men de huisvrouw nooit
tot haar richten, tegenspraak kent
het Japansehe dienstmeisje niet. Een
vriendelijk- „hai" (ja) is het antwoord
op elk bevel. Zelfs 's nachts heb ik
vaak mijn meisje gewekt, als ik den
hond in den tuin hoorde blaffen, een
teeken, dat dieven over de heg waren
geklommen en zich de sinaasappelen
en mandarijnen goed lieten smaken.
Of als de ratten in de kamer naast
mijn slaapvertrek zulk een ondrage
lijk leven maakten, dat er aan slapen
niet te denken viel, dan stond het
meisje bereidwillig op, stak haar
papieren lantaren aan, nam de kat,
en zocht naar de rustverstoorders,
die ondertusschen meestal hun biezen
reeds hadden gepakt.
's Morgens, nadat de meisjes zijn
opgestaan, koken zij eerst liet onbijt
voor de familie, dat reeds om zes of
zeven uur genuttigd wordt en uit
soep, groenten, eierspijzen en rijst
bestaat. Het meisje hurkt bij het be
dienen op den vloer, om voortdurend
de kleine rijstschotels te vullen. Als
zij na het onbijt de vaten heeft ge-
wasschen, harkt zij den tuin, schrobt
de straat, en geeft de kamer een
beur, d. w. z. zij veegt de tamati
(matten) en slaat krachtig het stof
uit de papieren vensters en deuren,
een arbeid, die niet langer dan 10
minuten in beslag neemt. Daarna
kookt zij, met assistentie van de huis
vrouw, het middagmaal, of zij gaat
uit om de noodige inkoopen te doen,
hetgeen zeer zelden door mevrouw
zelf geschiedt.
Zijn er kinderen, dan houdt het
dienstmeisje zich steeds gaarne en
vol liefde met hen bezig. Krijgen de
dienstboden bezoek, hetgeen zeer vaak
het geval is, dan eisclit de Japansehe
beleefdheid dat zelfs het belangrijkste
huiswerk onmiddellijk wordt stopge
zet, dat de bezem vlug wordt weg
geborgen, en dat de gast, ook al is
hij slechts een eenvoudige koelie,
hoffelijk verwelkomd wordt, en dat
hem in de keuken thee en koek
wordt aangeboden. „Msb."
Een droeve reis.
Naar het „N. v. d. D. v. Ned.-Indië"
meldt, heeft zich kort voor St.-Nicolaas
aan boord van het s.s. „Sitoebondo"
op de uitreis, in den Indischen Oceaan
een vreeselijke historie afgespeeld.
Een meisje van zes jaar had na
den maaltijd om een kopje geprepa
reerd ijs gevraagd en zou met de
andere kinderen daarna, onder leiding
van den len officier, op het dek St.
Nicolaasversjes gaan instudeeren.
Terwijl de kleine van het gekregen
ijs smulde is de le officier even voor
een kleinigheid naar zijn hut geweest.
Bij zijn terugkomst, hoogstens vijf
minuten daarna, was het meisje weg.
Onmiddellijk werd zij over het ge-
heele schip gezocht; de stoomfluit
loeide om indien de kleine ergens
in een verborgen hoekje zat haar
aandacht te trekken en het schip
keerde terug naar de plaats waar
het zich bevond op het oogenblik dat
het kind het laatst gezien was.
Alle zoeken was echter vruchteloos
en na eenigen tijd was het schip
verplicht de reis naar Indië voort
te zetten zonder het vermiste kind.
Dat zal verder een droeve reis
zijn geweest en niet het minst voor
de zwaar getroffen ouders.
Eigenaardig' geval.
Eeu eigenaardig geval heeft zich
voorgedaan in het Binnengasthuis.
Daar werd sinds eenigen tijd een
man verpleegd, die in onmin leefde
met de vrouw, met wie hij samen
woonde. Toen de patiënt werd opge
nomen, nam zij de kleederen mee.
Een paar dagen, voor liij ontslagen
zou worden, schreef hij haar met
het verzoek de kleedingstukken terug
te brengen. Al wie er kwam, de vrouw
niet. H\j had slechts een pantalon;
zelfs het ondergoed behoorde de
Gemeente toe. Ten einde raad trok
hij de kleeding van een zijner mede
patiënten aan en verliet hiermede
het gasthuis. Natuurlijk werd de
diefstal bemerkt en het duurde niet
lang of de dader zat „op hetjpolitie-
bureau aan de Singel.
Hier wist men ook niet goed wat
men met den mam moest doen. Men
kon hem^ niet de straat opsturen in
zijn eigen kleedingstuk, nl. de broek
alleen. Hij zit er nog.
Gebleken is, dat de liefhebbende
dame zijn kleeren naar den lommerd
had gebracht. „Tel."
De ramp van de Vesta.
De te Flensburg thuis behooreude
„Vesta" van 1836 bruto^tons, is de
Waterweg' binnengesleept door de
zeesleepbooten „Zwart Zee" „Blan
kenburg" en „Waterweg" Het schip
is even boven Maassluis aan den
grond gezet, omdat men het vanwege
het gevaar van den toestand niet
naar Rotterdam drufde sleepen. Voor-
en achtermast hangen overboord.
Van de geredde leden der beman
ning zijn nog in het ziekhuis te
Lowestot twee overleden, nl. de ka
pitein en een stoker. Twee matrozen
verkeeren nog in levensgevaar.
De „Daily Chronicle" deelt omtrent
de ramp mede:
De brand duurde reeds zes, uur,
toen een stoomtrawler uit Lowestoft,
langszij van de „Vesta" kwam. Het
schip geleek toen een brandend
fornuis. .Slechts de kapitein en zes
leden der bemanning werden gered
hun kleeren waren aan flarden en
hun huid verschroeid.
Even voor de redding sprong de
koksmaat, met zijn vrouw in de armen,
over boord. Zij waren slechts drie
weken gehuwd.
De brand is ontstaan doordat bij
het ruwe weer de deklading in be
weging kwam en kisten met spring
stof ontploften.
In korten tijd was het schip geheel
in vlammen gehuld. Bij de ontploffing
werd een reddingsboot vernield, ter
wijl de tweede reddingsboot bij het
neerlaten met drie man er in om
sloeg.
Voor de overlevenden scheen toen
geen redding meer mogelijk. Zij zijn
door de gassen van de ontploffende
naphtha bedwelmd en door het vuur
verschroeid.
Socialism® en Godsdienst.
Het (a.-r..) Ffjesch: Dagblad schrijft:
„Gij Rebt een harde zaak begeerd."
Dat kan m'en gerust zeggen van 't geen
'een schrijver, zekere Monas, vroeg on
langs in het Wiettenschappelijk Biivoeg-
sel van „Het Volk".
Hij is niet haat en zjel socialist.
iJeiig lid der Partij.
En rn'en. mag van hem aajuieimen, dat
'hij zich dit voorjaar zal weren voor
zijn partij met alle macht.
Hij is het geheel met haar eens.
Haar program wordt door hem beaamd.
Maairnu komt zijn bezwaar:
Hij krijgt van de S.Ü.A.P. alléén vol
doening voor zjjn stoffelijke, aardsohé
behoeften.
Iets „hoogers" krijgt hij: niet.
En dat voelt hij alls een .gemis.
Hij-zelt behoort tot het Jodendom. Maar
h'et orthodoxe jodendom heeft hij allang
den rug toegekeerd en voor bet christen
dom voelt hij nog minder.
Toch kan bij niet zonder „religie".
Gelijk bij dan dat woord opvat.
Hij beeft een vaag besef, dat er nog
andere behoeften van den mensch be
vredigd moeten worden dan die welke
betrekking hebben op dit aardsehe eri
stoffelijke bestaan.
En dié behoefte kwelt hem.
En -waai' nu alle anderel „religie hem
niet bevredigen kan, wijl ze alle naar
z jj n inzien behaoren tot de rubriek
„"klasse"- en „bourgeioiia"-reliigieën, daaj'
doet hij -de stoute vraag: of dan net
socialisme niet in staat js, den mensch
óók te brengen de vervulling van de be
hoeften zijns harten.
De vraag :is alleszins begrijpelijk.
Ja. zij moet wel opkomen.
Want het blijft waar, wat Augusfinné
zei, dat ons liart onrustig is, totdat l et
rust vindt in Go,d.
Ziehier 's mans eigen wooirden
„Ilc hoop van harte, dat -de mogelijk
heid zal' gevonden worden om ons socia-
liism'e te vletrhjeffen tot een tevtensieteir
die de religieuse behoeften zal bevredi
gen. en die, wat ook hot christendom
vroégér i— '1? tR!?d. Er. Dbl. den
menschen gaf, ons een steun en trooist
zal zijn in do moeilijkst? oogenblikken
van ons léven."
Wij kunnen die vraag verstaan.
Dién noodkreet -der ziel
Maar, als dat buiten God en dei door
Hém 'geopenbaarde waarheid om geschielt
dan mag het wo-ord worden herhaald
hebt een harde zaak begeerd."
Ééfi» flge njafc gelukken kan.
Wij vestigen de aandacht van het
publiek op ons
alwaar advertentiën en alle soorten
drukwerken zonder prijsverhooging
worden aangenomen.