ZATERDAG 28 JANUARI 1922 Gemengd Nieuws. UIT DE PERS. Aanbrengkantoor Opril 3 (J. F. G. VAN RIET, R.-K. Boekhandel) NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT kundige Vereeniging in ^ar J.ei" zameling werd geplaatst. Na dien tiid was bet geen uitzondering meer al was er van een bedrijf ook nog geen sprake, maar nu reeds is het een aantal jaren een speciaal bedrijf «mworden, dat werkelijk naast andere takken van bestaan in de Zeeuwscke Stroomen geen kwaad figuur slaat. De uitkomsten van dat bedrijf wor den elk jaar officieel in de verslagen aan de Regeering vermeld en daaruit vallen belangrijke gegevens te putten. In hoofdzaak is het, dat een oor deelkundige uitoefening dezer vis- scherij deze nog' steeds in aai de zal dóen stijgen; die oordeelkundige uitoefening bestaat in de eerste plaats in het opvolgen der bepalingen welke, op advies van het Visscherij Bestuur in overleg met de bedrijfsleiders, door de Regeering bij reglement zijn voor geschreven. In de eerste plaats is dit den schoontijd, die den kreeften stand moet op peil houden. Over dien schoontijd wordt trouwens nog al eens een woordje gewisseld en ook dezer dagen werd door deskundigen een bespreking gehouden met de visschers over dien schoontijd. Volgens boven vermeld reglement is het visschen alleen geoorloofd van 1 Mei tot 15 Juli, terwijl deskundigen nu meenden te moeten aanraden eene opening van het visscherij bedrijf van 1 April tot 25 Mei, om dan weer te vissclien van 1 Juli tot 1 Augustusde belang hebbenden zouden graag zien, dat de opening werd bepaald van L April tot 1 Juni en van 1 Juli tot 15 Augustus. Men meent dat dezen tijd voor het bedrijf gunstiger is en dat wel voornamelijk, omdat in dien rust tijd veelal de kreeften verschalen, al weegt ook, dat sommige werkgevers in dien tusschentijd moeilijk hun werklieden gedaan kunnen geven. In elk geval valt te verwachten reeds met het nieuwe^ seizoen, dat eenige wijziging zal komen in den vischtijd. Bekend is, dat ook proeven worden genomen met het kunstmatig kwee ken van deze gewilde schaaldieren, maar dat er voorloopig nog heel wat water uit en in de Schelde zal vloeien voor men op dezelfde wijze als bij de oesterteelt kreeften zal kweeken langs kunstmatigen wog. Wel is het denkbeeld geopperd, om ook in de Westersehelde te beproeven het dier een heimat te geven door er opge vangen zandkreeften die volgens de desbetreffende bepalingen nimmer aan boord van de visschersvaartuigen mogen gehouden worden, maar onmid dellijk weer te water moeten gelaten worden in de Honte over te bren gen; ook dit zal voorloopig wel een vrome wensch blijven, natuurlijk niet dat uitplaatsen, maar het inheemsch worden, want ook deze dieren laten zich in dit opzicht weinig dwingen. De menschen mogen nu beweren, dat de levensvoorwaarden in de Westersehelde even gunstig zijn als in de Oosterschelde, maar de kreeften zelf beslissen in deze. Trouwens nog steeds is niet opgelost, hoe die kreef ten in de Oosterschelde met aangren zende takken zijn gekomen. Wel is eenmaal uit Bruinisse en ook uit lerseke melding gemaakt van het houden van kreeftendepóts in over- vloeienden oesterput, waar die schaal dieren bij wijze van tusschenstations voor nadere verzending aan consu menten voorloopig werden bewaard. Op een onstuimigen nacht zijn de bakken, waarin die te Bruinisse wer den bewaard, losgeslagen en wegge dreven, waarbij de dieren met of zonder permissie, hun gevangenis verlieten en het Scheldewater prefe reerden boven zoo'n afgesloten oester put oï bennen. Nu zou, volgens de meening van sommigen dit de stam ouders zijn van de groote menigte, die thans aan de zeeweringen in steenbestortingen enz. een verblijf plaats vinden. In Bergen op Zoom werden eenige jaren geleden ook flinke hoeveelheden kreeften aangevoerd van elders, de póts dus, zooals er langs de Belgische kust verrezen, o,m. te Oostende. De oorlog wierp ook hier roet in het eten. Intusschen gaat de kreeft voort de Oosterschelde als een uitmuntend water voor de teelt te houden. Hulzen. Leo schrijft in de „Tel.": De opperman, een achterlijk en ouderwetsch burger, pruimde. Hij zat op een omgekeerden krui wagen, in de nabijheid van de tee- kenloods, achter welker doezelige ramen vage gedaanten zichtbaar ^aren, en blauwe vellen papier zich uitrolden op groote tafels. e opperman kauwde op zijn pruim als een rund. minjus kak<Ml dovend knarsend, a wr«vend over elkaar, en tel- u- I. mon<1 een beetje open, weer dicht, weer open. De pruim was groot en nieuw. Achter en naast de opperman was de rommelige veelheid van roodge schilderde raamposten, steenstapels, bruinrood en grauw, planken, blank- geel, kalk troggen. Voor hem was een heuveltje, waarin een man met trage bewegingen kalk aanmakte. De opperman pluisde een paar broodkruimels uit z\jn warrigen, grij zen baard, en wrong de sterke, eel tige handen stijf ineen op de knieön. Hij keek naar het halfafgebouwde huis,' dat voor hem oprees en waarin de vloerbalken rechte lijnen trokken. Een metselaar, zijn laatste hap brood besmakkend, naderde. Kijk-ie naar, Teunisse'? vroeg hij, met'vollen mond. Bi-je bang dat. de boel inzakt'? Bin 'k neantwoordde de opper man zeer bedaard. Ken geen stand houwe.... peskalk, peshout en pes- steenenafijn. Over tien jaar leit 't heele zaakie teuges de vlakte. Dat zeit Teunisse en die weet wat steene benne. Dit benne geen steene benne peperneute.... Hij nam een steen, die onder zijn bereik lag, wierp liem omhoog. 1 De steen viel op een andere, brak. De opperman molensteende met zijn breede kaken. Enne die manier om te bouwen, teugenswoordig.... is dat 'n huis'? Drage die ballekies? Noem jij dat 'n muur? Me hemd is dikker.,., muur van niks.... enne die rame die rame benne veuls te groot.... enne die kezijntjes benne te smal... Ga 't zegge an de annemer Teu nisse grapte de metselaar. Of an de arsitekt - Ja Me hak. Beduvel je zuster. Ze zelle na Teunisse luistere. Afijn. Mar al dat moois houdt geen stand, bestaat niet... fijn om teugen an te kijke, mar niet om in te wone. Stikke- donker op de purtaaltjes, enne kleine hokkies van kamertjes.... Hij, liefkoosde zijn pruim, liet zijn lichtblauwe oogen gaan over de achterzij van een rij huizen, die bjjna klaar waren. Daar, op een derde verdieping, flapperden baaien rokken, stond een bezem, druilde een verveloos duiven- kotje op 'n smalle waranda, waarvan de leuning nog gemaakt moest worden. Nou vraag ik je nou vraag ik je afijn of dat bar is. De boel is niet eens af en ze stoppen d'r mense in. Wie z'n poot op de veranda zet, latafelt d'r meteen af. Geen leuning en niks en d'r wonen minse.... afijn. Welis van den woningnood gehoord, Teunisse spotte de met selaar. Ja Me laars. Er verscheen voorzichtig' eon man op de waranda, die een eil touwtje te spannen begon, tusschen de twee houten zijschotten. Dat was de leuning. De opperman stond op. Het leek of hij kraakte. Hij kreeg een timmermansjong- in 't oog, dat lui te kauwen stond, leu nend tegen een der nieuwe huizen, fraai rood, en blank, en helder. Ga mit je pens van dat huis af, jongebeval hij stuursch. Zoo meteen douw je 't afijn van se plaats.... Nee. Dan mijn tijd, dan mijn tijd. 'n Bel klonk. Allo, manne, sprak de opper man. Maak die mooie luzzeversdoosjes mar es af.... afijn. Het eiland Vlieland. Voor 25 jaar bedekt met duinen, is thans de N.-O. hoek van het als badplaats meer en meer bezochte eiland Vlieland 'n lange zandplaat die bij hoog water onderloopt en steeds in omvang verminderd is. Waar aan de Noordzijde de plaat in duin overgaat, werd in 1915 het fort Oosterlid in hoog duin onzichtbaar ingebouwd. Het geschut bestrijkt den ingang van den Vliestroom, den toe gang der havens, Harlingen en de Zuiderzee. Reeds het vorige jaar werd door den storm ongeveer 25 meter van het fort duin weggeslagen, doch de ingebouwde verdedigings werken bleven ongeschonden. Daarna zijn twee pieren ter bescherming aangelegd, Dezen winter veroorzaakten herhaalde stormen telkens meer scha de. Opgezweepte golven bereikten het voetf'ort en ondermijnden het duin, waarna groote massa's zand neerstortten en door de golven werden meegevoerd. Zoo werd het gewapend beton der werken geleidelik bloot gelegd. Gangen, gesehuttorens, bom vrije kazematten hangen van steun beroofd afgeknot in de lucht of lig gen tegen de steile duinhelling of op het strand door golvengeweld ver nield, ïn twee watervliegtuigen kwa men de Marine-autoritéiten w.o. de Stelling-commandant uit den Helder de schade opnemen. Men oordeelt, dat zonder buitengewone maatregelen het fort op den duur onhoudbaar zal blijken en tracht voorloopig den duinvoet door rijsvlechtwerk bezwaard met bazaltblokken te be sehermen. Keizer Karei en de rijstpa)). (Een Vlaamsche vertelling.) Eens besloot Keizer Karei 't is lang geleden den Ooienaars een bezoek te brengen. Hij liet het hun op voorhand weten welken dag zij hem mochten verwachten. De boeren vol blijdschap over de eer, die hun dorp ging te beurt vallen, wisten niet hoe zij het aanleggen zouden om den Keizer waardig te ontvangen. De gemeenteraad, die bijeengeroepen was om die kwestie te bespreken, wist er geenen raad mee en reeds was de burgemeester op het punt de zitting te sluiten, toen hij een goeden inval kreeg. „Gevon den riep de man, „gevonden Nievers kunnen ze zoo'n goei rijst- pap koken als bij onsewel, we zul len hem eenige schotels rijstpap aan bieden." Iedereen keurde dien raad goed en de burgemeester liet afroepen, dat al de huismoeders 'nen lekkeren pot rijstpap moesten koken tegen den dag, dat de Keizer komen zou. Op den morgen van den grooten dag stonden al de boeren al gereed aan 't gemeentehuis, ieder met oene schotel rijstpap in de hand. Wat moeten we nu doen vroe gen de boeren, als wij bij den Keizer komen? Luistert, antwoordde de bnrge- meester, ik zal voorop gaan, gij hebt me maar te volgen en te doen wat ik zal voordoen. Al de boeren, met den burgemeester aan hét hoofd, gaan processiegewijs naar de herberg, waar Keizer Karei zijii intrek had genomen. Dat was me goed, maar toen ze binnen waren schoof de burgemeester ongelukkig uit en viel met rijstpap en al voor de voeten van den Keizer, en de rijstpap, die wat plat gekookt was, spalkte op den Keizer zijn bee- nen en zijn voeten. Als de boeren dat zagen, wierpen ze allemaal hun schotels vóór den den Keizer op den grond en vielen daarbij plat op hunnen buik, juist gelijk zij 't den burgemeester hadden zien doen. De burgemeester zag rood van kolere en schreeuwde zoo hard hij kon: „Scheedt er uit, domkoppen!" „Scheedt er uit, domkoppen!" riepen al de boevéh luidkeels als uit éénen mond. „Lap!" zei de burge meester, en hij gaf den boer, die 't dichtst bij hem was, zoo'n duchtige peer om zijn ooren, dat deze met zijn beenen omhoog in de rijstpap vloog. Dat hadden de boeren nog maar gezien, of ze begosten malkander oorvegen uit te deelen, dat het klonk. Dat was me daar een leven gelijk een oordeel. Klets! Klets! ging het, de een lap over de andere, en al de boeren, met den burgemeester er in begrepen, vielen voor goed aan 't vechten en lagen daar holder en bolder over den grond te rollen en in de rijstpap te spartelen, 'k Laat U denken hoe 't er gesteld washeel de vloer vol rijstpap en scherven, en de boeren van onder tot boven met rijstpap besmeerd! Ondertusschen zat de Keizer daar te lachen, te lachen, dat hij zijnen buik moest vasthbuden, 'twas waar lijk om er iets van te krijgen. Eindelijk stond de burgemeester recht en trok er beschaamd van door, gevolgd door al de boeren. De geschiedenis voegt er bij, dat de Keizer de Ooienaars dien dag goed getrakteerd heeft, om hen te beloonen voor het vermaak, dat ze hem aangedaan hadden. Huwelijksinzegening begeerd De „Balksche Ct." geeft liet vol gende bericht: Daar komen de rijtuigen aan op zij menschen. Wat is er te doen? Wel een huwelijksinzegening in de Kerk Op gummibanden rijden zij. Na tuurlijk, wie doet dat niet in onzen tijd? Met vier rijtuigen voor den stoet. Wat 'n fijn bouquet, witte rozen met witte linten. De bruid met een wit zijden blouse. De bruidegom met verlakte punten aan zijn schoe nen. Om door een ringetje te halen. Deftig hoor. Dat uur der plechtigheid zijn aller lei menschen in het touw. De predi kant, een paar leden van den Kerke- raad, de koster, de organist, de orgeltrapper, allen uit hun werk geroepen. Er wordt gecollecteerd op dezen feestdag voor Armen en Kerk. Zeer voldaan stappen ze straks weer in de rijtuigen en de broeders keeren terug naar de Kerkekamer. Daar is de collecte. Voor de Armen zes-en-twintig eenten alles koper? Watblief Voor de Kerkaeht-en-twintig centen, alles koper! Watblief? De zeven mensehen, die in het touw waren voor de plechtigheid, gaan naar huis. De bruiloftsgasten gaaunog wat „rijden". In drie rijtuigen! 't Is maar eens bruiloft, niet waar, wat hindert dat nu, of de rekening van den stalhouder 'n 30 gulden hooger of lager is'? Ziju er zoo?? Ja, zóó zijn er!! Japansehe Dienstboden. Eenvoudig en bescheiden zijn de Japansehe dienstboden, schrijft mej. Sophie Büttner, een Duitsche, die geruimen tijd in Japan gewoond heeft. Zij zijn steeds gewillig om, van 's mor gens vroeg tot 's avonds laat voor het gezin te werken en te zorgen, zonder ook maar een oogenblik aan zich zelf, aan ontspanning of afwis seling te denken. Zij zijn geen bedien den in den waren zin des woords. Vaak wijden zij geheel haar leven aan het gezin, waaraan zij, met roerende liefde verknocht zijn. In elk geval blijven zij steeds bij één enkele familie, tot zij gaan trouwen. De verhouding tot de mevrouw is een geheel andere dan bij ons: de dienstboden beschouwen zich vol komen als leden van het gezin, en worden steeds met groote hoffelijk heid en goedheid behandeld. Ver wijten hoort men de huisvrouw nooit tot haar richten, tegenspraak kent het Japansehe dienstmeisje niet. Een vriendelijk- „hai" (ja) is het antwoord op elk bevel. Zelfs 's nachts heb ik vaak mijn meisje gewekt, als ik den hond in den tuin hoorde blaffen, een teeken, dat dieven over de heg waren geklommen en zich de sinaasappelen en mandarijnen goed lieten smaken. Of als de ratten in de kamer naast mijn slaapvertrek zulk een ondrage lijk leven maakten, dat er aan slapen niet te denken viel, dan stond het meisje bereidwillig op, stak haar papieren lantaren aan, nam de kat, en zocht naar de rustverstoorders, die ondertusschen meestal hun biezen reeds hadden gepakt. 's Morgens, nadat de meisjes zijn opgestaan, koken zij eerst liet onbijt voor de familie, dat reeds om zes of zeven uur genuttigd wordt en uit soep, groenten, eierspijzen en rijst bestaat. Het meisje hurkt bij het be dienen op den vloer, om voortdurend de kleine rijstschotels te vullen. Als zij na het onbijt de vaten heeft ge- wasschen, harkt zij den tuin, schrobt de straat, en geeft de kamer een beur, d. w. z. zij veegt de tamati (matten) en slaat krachtig het stof uit de papieren vensters en deuren, een arbeid, die niet langer dan 10 minuten in beslag neemt. Daarna kookt zij, met assistentie van de huis vrouw, het middagmaal, of zij gaat uit om de noodige inkoopen te doen, hetgeen zeer zelden door mevrouw zelf geschiedt. Zijn er kinderen, dan houdt het dienstmeisje zich steeds gaarne en vol liefde met hen bezig. Krijgen de dienstboden bezoek, hetgeen zeer vaak het geval is, dan eisclit de Japansehe beleefdheid dat zelfs het belangrijkste huiswerk onmiddellijk wordt stopge zet, dat de bezem vlug wordt weg geborgen, en dat de gast, ook al is hij slechts een eenvoudige koelie, hoffelijk verwelkomd wordt, en dat hem in de keuken thee en koek wordt aangeboden. „Msb." Een droeve reis. Naar het „N. v. d. D. v. Ned.-Indië" meldt, heeft zich kort voor St.-Nicolaas aan boord van het s.s. „Sitoebondo" op de uitreis, in den Indischen Oceaan een vreeselijke historie afgespeeld. Een meisje van zes jaar had na den maaltijd om een kopje geprepa reerd ijs gevraagd en zou met de andere kinderen daarna, onder leiding van den len officier, op het dek St. Nicolaasversjes gaan instudeeren. Terwijl de kleine van het gekregen ijs smulde is de le officier even voor een kleinigheid naar zijn hut geweest. Bij zijn terugkomst, hoogstens vijf minuten daarna, was het meisje weg. Onmiddellijk werd zij over het ge- heele schip gezocht; de stoomfluit loeide om indien de kleine ergens in een verborgen hoekje zat haar aandacht te trekken en het schip keerde terug naar de plaats waar het zich bevond op het oogenblik dat het kind het laatst gezien was. Alle zoeken was echter vruchteloos en na eenigen tijd was het schip verplicht de reis naar Indië voort te zetten zonder het vermiste kind. Dat zal verder een droeve reis zijn geweest en niet het minst voor de zwaar getroffen ouders. Eigenaardig' geval. Eeu eigenaardig geval heeft zich voorgedaan in het Binnengasthuis. Daar werd sinds eenigen tijd een man verpleegd, die in onmin leefde met de vrouw, met wie hij samen woonde. Toen de patiënt werd opge nomen, nam zij de kleederen mee. Een paar dagen, voor liij ontslagen zou worden, schreef hij haar met het verzoek de kleedingstukken terug te brengen. Al wie er kwam, de vrouw niet. H\j had slechts een pantalon; zelfs het ondergoed behoorde de Gemeente toe. Ten einde raad trok hij de kleeding van een zijner mede patiënten aan en verliet hiermede het gasthuis. Natuurlijk werd de diefstal bemerkt en het duurde niet lang of de dader zat „op hetjpolitie- bureau aan de Singel. Hier wist men ook niet goed wat men met den mam moest doen. Men kon hem^ niet de straat opsturen in zijn eigen kleedingstuk, nl. de broek alleen. Hij zit er nog. Gebleken is, dat de liefhebbende dame zijn kleeren naar den lommerd had gebracht. „Tel." De ramp van de Vesta. De te Flensburg thuis behooreude „Vesta" van 1836 bruto^tons, is de Waterweg' binnengesleept door de zeesleepbooten „Zwart Zee" „Blan kenburg" en „Waterweg" Het schip is even boven Maassluis aan den grond gezet, omdat men het vanwege het gevaar van den toestand niet naar Rotterdam drufde sleepen. Voor- en achtermast hangen overboord. Van de geredde leden der beman ning zijn nog in het ziekhuis te Lowestot twee overleden, nl. de ka pitein en een stoker. Twee matrozen verkeeren nog in levensgevaar. De „Daily Chronicle" deelt omtrent de ramp mede: De brand duurde reeds zes, uur, toen een stoomtrawler uit Lowestoft, langszij van de „Vesta" kwam. Het schip geleek toen een brandend fornuis. .Slechts de kapitein en zes leden der bemanning werden gered hun kleeren waren aan flarden en hun huid verschroeid. Even voor de redding sprong de koksmaat, met zijn vrouw in de armen, over boord. Zij waren slechts drie weken gehuwd. De brand is ontstaan doordat bij het ruwe weer de deklading in be weging kwam en kisten met spring stof ontploften. In korten tijd was het schip geheel in vlammen gehuld. Bij de ontploffing werd een reddingsboot vernield, ter wijl de tweede reddingsboot bij het neerlaten met drie man er in om sloeg. Voor de overlevenden scheen toen geen redding meer mogelijk. Zij zijn door de gassen van de ontploffende naphtha bedwelmd en door het vuur verschroeid. Socialism® en Godsdienst. Het (a.-r..) Ffjesch: Dagblad schrijft: „Gij Rebt een harde zaak begeerd." Dat kan m'en gerust zeggen van 't geen 'een schrijver, zekere Monas, vroeg on langs in het Wiettenschappelijk Biivoeg- sel van „Het Volk". Hij is niet haat en zjel socialist. iJeiig lid der Partij. En rn'en. mag van hem aajuieimen, dat 'hij zich dit voorjaar zal weren voor zijn partij met alle macht. Hij is het geheel met haar eens. Haar program wordt door hem beaamd. Maairnu komt zijn bezwaar: Hij krijgt van de S.Ü.A.P. alléén vol doening voor zjjn stoffelijke, aardsohé behoeften. Iets „hoogers" krijgt hij: niet. En dat voelt hij alls een .gemis. Hij-zelt behoort tot het Jodendom. Maar h'et orthodoxe jodendom heeft hij allang den rug toegekeerd en voor bet christen dom voelt hij nog minder. Toch kan bij niet zonder „religie". Gelijk bij dan dat woord opvat. Hij beeft een vaag besef, dat er nog andere behoeften van den mensch be vredigd moeten worden dan die welke betrekking hebben op dit aardsehe eri stoffelijke bestaan. En dié behoefte kwelt hem. En -waai' nu alle anderel „religie hem niet bevredigen kan, wijl ze alle naar z jj n inzien behaoren tot de rubriek „"klasse"- en „bourgeioiia"-reliigieën, daaj' doet hij -de stoute vraag: of dan net socialisme niet in staat js, den mensch óók te brengen de vervulling van de be hoeften zijns harten. De vraag :is alleszins begrijpelijk. Ja. zij moet wel opkomen. Want het blijft waar, wat Augusfinné zei, dat ons liart onrustig is, totdat l et rust vindt in Go,d. Ziehier 's mans eigen wooirden „Ilc hoop van harte, dat -de mogelijk heid zal' gevonden worden om ons socia- liism'e te vletrhjeffen tot een tevtensieteir die de religieuse behoeften zal bevredi gen. en die, wat ook hot christendom vroégér i— '1? tR!?d. Er. Dbl. den menschen gaf, ons een steun en trooist zal zijn in do moeilijkst? oogenblikken van ons léven." Wij kunnen die vraag verstaan. Dién noodkreet -der ziel Maar, als dat buiten God en dei door Hém 'geopenbaarde waarheid om geschielt dan mag het wo-ord worden herhaald hebt een harde zaak begeerd." Ééfi» flge njafc gelukken kan. Wij vestigen de aandacht van het publiek op ons alwaar advertentiën en alle soorten drukwerken zonder prijsverhooging worden aangenomen.

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1922 | | pagina 5