Het kars toch wel. ZATERDAG 14 JANUARI 1922 Kerknieuws Voor onze vrouwen. Het hoekje van humor. Voor de Keuken. NIEUWE ZEEIIWSCHE COURANT. In de Matin" vond de „Maasbode" liet volgende interessante artikel van den geestigen causeur Stepbane Lau sanne, dat vooral in de huidige om standigheden, nu allerwegen naar bezuiniging gestreefd wordt vaak is het helaas slechts een would-be- streven, zeer zeker de lezing wel waard is. Lausanne vertelt dan, dat hij, hij zijn reis naar Amerika, op een Vrijdag, den receptiedag der journalisten, op 't Witte Huis, president Harding hoorde zeggen: Heeren van de pers, ik heb het genoegen U mede te deelen, dat ons budget voor 1922 een besparing van meer dan anderhalf milliard dollars zal opleveren. Wij zullen het daarbij echter niet laten en zullen nog een half milliard dollars in 1922 bezuini gen. De begrooting voor 1923 zal dus een besparing van meer dan twee milliard dollars tegenover die van 1921 aangeven. Twee milliard dollars besparing! Meer dan 10 milliard francs a pari Meer dan 25 milliard francs bij den tcgonwoordigen wisselkoers! Ik kon mijn ooren niet gelooven toen ik die cijfers hoorde en vroeg eer biedig aan HardingWie is die geniale man, mijnheer de president, die U in staat stelde twee milliard dollars te besparen Ga even Dawes opzoeken, antwoordde Harding eenvoudig weg. Den volgenden morgen bracht ik een bezoek aan generaal Charles G. Dawes, directeur van het budget der Vereenigde Staten. Nauwelijks had ik hem gezien of ik begreep, dat hij „een persoonlijk heid" moest zijn. Hij was jong, vroolijk en werkte in een bureau, dat goed verlicht werd door vier vensters, die uitzagen op het Washington Park. Wantrouw in het algemeen de oude brompotten, die in den kelder zitten zij zijn niet in staat een groote taak te volbrengen, vooral wanneer die taak bestaat in het vinden van twee milliarden besparing. Ik vroeg hem: Welke zijn uwe volmachten? Zeker wel buitensporigV Wel neen, antwoordde hij lachend. Zij zijn uiterst beperkt. Ik heb niet het recht een bevel te geven, ik heb niet het recht een borderel te onderteekenen, ik heb niet het recht een velletje papier in het minis terie aan te roeren. Ik heb alleen het recht inlichtingen in te winnen. Ik ben een eenvoudig verzamelaar van informaties. Maar van dat recht maak ik dan ook gebruik. Krachtens de macht, die mij verleend werd door den president kan ik alle staats secretarissen en de hoogste ambte naren bijeenroepen en hun vragen: Ik verzoek U mij die of die inlich ting over uw budget te verstrekken, mij te zeggen, waarom U dit of dat bedrag hebt uitgegeven, mij uit te leggen, waarom U zooveel ambtenaren hebt". Zij moeten mijn vragen beant woorden. En dat is alles. Ik ben niet bevoegd om verder te gaan, om een reductie te bevelen van het crediet, om een ambt af te schaffen. De eenige, die de macht daartoe heeft, is de presi dent. Maar ik kan mij elk oogenblik van den dag vrij tot hem wenden. Wanneer men mij de gevraagde in lichtingen verstrekt heeft, en die mag men mij niet weigeren, dan onder zoek ik onpartijdig, rechtvaardig en gematigd, het administratief geval, dat ik voor me heb. Dan zoek ik den president op en zeg tot hem: „Alles gewikt en gewogen, zou dit beperkt, dat ingehouden kunnen wor den". Hij geeft mij gelijk, of hij geeft mij ongelijk. Gedurende de laatste zes maanden heeft hij mij meer ge lijk dan ongelijk gegeven. In de 30 dagen, dat ik mijn ambt had uitge oefend, had ik 110 millioen dollars besparing gerealiseerd. Na 3 maanden 500 millioen. Ten slotte zal ons nationaal budget voor 1922 een saldo aangeven, waar de uitgaven geredu ceerd zijn met 1 milliard 570.118.323 dollars en 30 cents. vergeet als het U belieft de 30 cents niet; zij vertegenwoordigen een kleine inspan ning, kleiner dan de 1.570.118.324 dollars, maar zij vertegenwoordigen toch een inspanning. Maar welk princiep past U toe bij uw onderzoekingen? Het princiep, dat er nooit ge noeg bekwame menschen zijn, die goed betaald worden, maar altijd overbodige menschen die slecht be taald worden. Ik ben zonder mede lijden voor de nuttelooze ambtenaren, zelfs voor de kleinste,want die kosten het meestIk heb zelf het voor beeld op mijn bureau gegeven, krach tens het princiep, dat de geneesheer, die zijn eigen geneesmiddelen niet durft inslikken, een slecht geneesheer isHet congres heeft een jaar- ij ksch crediet van 225.000 dollars toegestaan, voor mijn medewerkers, mijn personeel en mij zelf. Het eerste, dat ik aan het congres liet weten is, dat ik dit crediet met 25 pet. ging verminderen en dat ik mij n zaak zou laten loopen met 108.750 dollars. En weet U, wat het resultaat van die reductie geweest is? Eerst en vooral, dat miju,afdeelingsehefs meer zorg hebben besteed aan de keuze van hun ambtenaren. Daar zij er minder moesten nemen, hebben zij ze zoo goed mogelijk genomen, om ten minste de kwantiteit door de kwaliteit te compenseeren. Vervol gens heeft iedereen, van hoog tot laag, getracht besparingen te reali- seeren, namelijk op de bureaube- noodigdheden, het materieel ten einde binnen de vastgestelde credieten te biijven en geen reductie op zijn eigen salaris te moeten ondergaan. Men moet hen, die besparingen nastreven, materieel en moreel interesseeren materieel, door ze goed te betalen, moreel door hun de eer er van te laten. Een Spaansche Jezuiet heeft eens gezegd, en dat zou tot op schrift moeten dienen van alle open bare administraties: Waar het op aankomt dat zijn niet de toejuichin gen, waarmee men U begroet, wan neer ge binnentreedt, maar wel die, waarmee men U begroet, wanneer ge weg gaat". Welnu, ik, die over zes maanden zal aftreden, mijn mede werkers, die den een of anderen dag opk zullen weggaan, wij zullen ge lukkig zijn, indien men ons zal toe juichen bij het weggaan, omdat we goed onzen plicht vervuld hebben, tegenover den president cu het vader land. Zoo sprak generaal Charles G. Dawes, directeur van het budget en verzamelaar van inlichtingen, die met 168.750 dollars in 6 maanden tijds 1.570.118.383 dollars 30 cent ver geet de' centen niet voor zijn land gewonnen heeft. Op den twcceden Zondag na Drie-koningen. Epistel van den heiligen Paul us aan de Romeinen. XII. 6—16. Broederswij hebben, volgens de gratie welke ons is gegeven, vierschillendee ga ven, of van protectie naar (1e regelmate des gcloofs, of van bediening in het be dienen, of van, geleerdheid in het leeren, of van vermaning in het vermanen; die uitdeelt, doe het met goede trouw; die overheid is, met naarstigheid; die barm hartigheid betoont, met vroolijkheid. Ilc liefde zij omgeveinsd. Haat het kwade, en hecht u aan het goede; bemint el kander met oen broederlijke liefde; voor komt elkander met eerbied; zijt niet. traag in het betrachten uwer plichten; zijt vurig v,an geestdient den Heer verheugt u in de hoop; zijt lijdzaam in de verdrukking; volhardt in het ge bed; deelt den heiligen in behoeften mede: beoefent de herbergzaamheid ze gent, die u vervolgen; zegent, en ver vloekt ze niet. Verblijdt u met' de blijden; weent met de weenenden; zijt eensgezind onder elkander; hebt geen hoog' gevoelen van u zeiven, maar voegt u naar de nederigen. Evangelie, Johannes, II 111. In dien tijde werd te Caala, in Galilea, cene bruiloft gehouden, en de Moeder van Jcsus was daar. Jcsus werd ook met zijne leerlingen ter bruiloft genoodigd. En toen de wijn ontbrak, zeide de Moe der van Jesus tot hem: zij' hebben geen wijn. En Jesus zeide tot haar: Vrouw, wat hebt gij met mij te doen mijn uur is nog niet gekomen. Zijne Moeder zeide aan de. dienarendoet alles wa.t Hij u zal zeggen. Nu daar waren, volgens de zuivering der Joden, zes steenpn krui ken gezet, houdende elk twee of drie maten.Jesus zeide hun: vult de kruiken met water. En zij vulden ze tot boven toe. Jesus zeide hun: schept nu en brengt het den hofmeesteren zij brachten, het. Als nu de hofmeester het water proefde), dut wijn geworden was, en niet wist van waar het kwam, schoon de dienaren, dio het water geput hadden, het wel wisten; torn riep de hofmeester den bruidegom, cu zeide hem: een ieder stelt eerst goe den wijn voor en, als zij wel gedronken hebben, dan die minjder is, maar gij hebt. den goeden wijni tot nu toe bewaard Dit eerste zijner teekenen, heeft Jesus gedaan te Gana in, Galilea en heeft zijne heerlijkheid geopenbaarden zijne, leerlingen geloofden; in Hem. Pastoor Verbraak. In de laatste aflevering van „Mad- joe", nlaandblad der vereeniging van oud- en actiefdienende onderofficieren van het leger in Oost- en West-Indië genaamd „Madjoe", treffen wij aan een portret, naar een teekening van A. van Wilie, van Pastoor Henricus Christianas Verbraak, geboren te Rot terdam den 24en Maart 1835; over leden te Magelang den len Juni 1918, in den ouderdom van 83 jaren. En bierbij het volgende artikel Wie onzer kent niet pastoor Ver braak? Wie onzer zou niet weten wat die naam te beduiden heeft? Wij, die ons rekenen als te hebben behoord tot de „Oude Garde", tot het Indische Leger in tijden van roem en eer, wij voelen en voelen diep in ons gemoed de vereering voor den grooten menschenvriend, wiens beeltenis voor ons geestesoog toovert tafereelcn uit een kort, doch veelbewogen stuk leven, dat voor ons tot het verleden behoort. Laten we nog eenmaal dien tijd van „storm en drang" doen herleven, laat de herinnering aan wat achter ons ligt voor een wijle tot ons spre ken en lezen we wat V. H. R. Bea ming, oud-onderofficier van het Ned.- Indische Leger, van hem vertelt in zijn „Schetsen uit den strijd op Groot- Atjeh." Pastoor Verbraak bezocht alle vast bezettingen op Atjeh om beurten, teneinde de R.-K. militairen in de gelegenheid te stellen, hun godsdienstplichten te onderhouden. Wegens de groote afstanden der over- zeeselie bezettingen en vele bentings der geconcentcerde linie, had de vol ijverige pastoor een zeer uitgebreid gebied te doorreizen en verliep er een geruime tijd tusschen elk bezoek. Geen wonder dus dat men ver heugd was den beminden pastoor weder terug te zien. Het benting- leven was toenmaals zoo ontzettend eentonig', dat inch achter die ijzer houten blindeeringen kinderlijk blij kon zijn, als men weer eens iets van de buitenwereld vernam. Met vreugde werd dan ook verno men, dat pastoor Verbraak op reis naar Edi was. Nauwelijks was de aankomst van het Gouvernementsstoomschip, waar mede de beminde priester van Oleh- leh vertrokken was, op de reede ge seind, of een patrouille van 30 ba jonetten onder commando van een Europeesch sergeant, marcheerde de benting uit, om pastoor Verbraak af te halen van de aanlegplaats en hem veilig binnen de benting te brengen. 'tWas omstreeks één uur in den middag, toen de. schildwacht op het noorderbastion op de tong-tong- het signaal gaf: „Patrouille in 't zicht". Loodrecht zond do tropische mid dagzon haar gloeiende stralen over het schilderachtige landschap. Van het banquette af kon men in de verte de kleine schaar zien nade ren. De Europeanen waren duidelijk te onderscheiden van de inlanders wegens hun witte slobkousen, die zich scherp afteekenden tegen de donkore uniformen. In het midden der patrouille had het speurend weldra den edelen soldatenvriem zijn priesterkleeding herkend, duurde niet lang meer, of de patrouille trad de" bentingpoort binnen. Allerhartelijkst word pastoor Ver braak begroet door den kapitein- commandant en de overige officieren van de bezettingonderwijl hij zich naar het officierskampement begaf', brachten de overige bentingbewoners hem eerbiedig het militair saluut, hetwelk hij beantwoordde met een: „Goedendag jongens, alles wel?" Onvergetelijk was de eerste indruk, dien pastoor Verbraak op mij maakte. Ofschoon tenger vau lichaamsbouw, beschikte hij over een geweldige „Ausdauer". Zijn vrij hooge ouderdom belette hem niet in 't minst, om in de brandende middagzon nog een stevigen marsch te maken. In al zijn bewegingen lag nog een veerkracht, die bewondering afdwong', en in den kalmen blik zijner oogen lag een onbeschrijfelijk zachte gloed, die ver trouwen wekte. Wie pastoor Verbraak eenmaal ontmoette, hield van hem. Nadat hij zich in de woning van den commandant wat verfrischt en eenige rust genomen had, begaf hij zich liet eerst naar de ziekenzaal. (Op de meeste overzeesche posten en op de hoofdbentings waren toen maals ziekenzalen en officieren van gezondheid.) Voor iederen zieke had hij een troostvol of opbeurend woord. Aan dezen schonk hij eenige sigaren, aan genen versnaperingen. Ook de zieke inlandsehe soldaten werden niet ver geten aan hen schonk hij tabak en strootjes, om er seroetoes (.Javaansche sigaretten) van te maken, 't Was hen aan te zien, hoe dankbaar ze waren voor de kleine geschenken. Na het middagmaal, omstreeks 5 uur, wandelde pastoor Verbraak, in gezelschap van den commandant, langs het soldatenlogies en bezocht hij ook de cantine. Thans bevond hij zich bij zijne jongens; velen waren voor hem oude bekenden. Wat deed het dien oogenscliijnlijk ruwen sol daten goed, dat zij weer eens hartelijk werden toegesproken. Pastoor Ver braak had er slag van, om zich met hen te onderhouden. Men heeft hem „den Vader van Atjeh" genoemd, en werkelijk dien naam verdiende hij ten volle, want hij droeg zijn jongens een echt vaderlijke genegenheid toe. Onder aangenamen kout vervloog de tijd. Des avonds stelde hij zich geheel ter beschikking van de Roomscli- Katholieke militairen. Den volgenden morgen werd in de soldatencantine, op aanwijzing' van den pastoor, een hulpaltaar opgericht. Als blijk van achting voor den soldatenvriend, woonden nagenoeg alle Europeesche militairen de gehouden godsdienst oefening' bij. Den volgenden dag, omstreeks negen uur, vertrok de pastoor weder naar den overzeescheu post Segli, 12 uren van Edi. Hartelijk was het afscheid en niet zonder weemoed zagen wij den beminden priester vertrekken. We hadden onzen Vader nog zoo gaarne eenige n tijd in ons midden gehad, maar zijn arbeid riep hem weer elders. Toen ik later op Groot-Atjeh terug keerde, had ik meermalen het ge noegen pastoor Verbraak te ontmoe ten. Als een bewijs, hoezeer hij zijn jongens liefhad, nog een enkel staaltje. Het was onder militairen op Kota- Radja bekend, dat zij hun brieven voor de betrekkingen in Nederland konden afgeven aan pastoor Verbraak, die dan verder wrel zorgde voor de frankeering. Pastoor Verbraak kende zijn Pappenheimershij wist, dat het schrijven naar dierbare betrekkingen in het Vaderland er dikwijls bij inschoot vanwege de porto. Het be hoeft zeker niet vermeld, lioe zeer hij daardoor aller harten won. (Steeds vond men hem bereid dit liefdewerk te verrichten. In het Groot Militair-Hospitaal te Panteh-Perak was Pastoor Verbraak de dagelijksche gast; vooral bezocht bij de zaai, waar de gewonden lagen. Nauwelijks was een transport met gewonden in het hospitaal gearri veerd, of pastoor Verbraak spoedde zich er heen. Vele zonen van Nederland, die thans rusten op het kerkhof Petjoet onder de schaduw der kokospalmen, heeft hij bijgestaan in den doodstrijd. Als hij bij een sterfbed van een doodelijk gewonde nederzat, kon men hem met van aandoeniug trillende stem hooren zeggen: „Mijn zoon, kan ik wellicht nog iets voor u doen?" Het was hem werkelijk een be hoefte geworden, den laatsten wensch van zijn geliefde jongens uit te voe ren. Hij leefde zoo echt met ons mede, zoowel in vreugde als in leed. Waar hij ook verscheen, hetzij in cantine of aan liet sterfbed, zijn aan wezigheid oefende immer een wel- dadigen invloed uit. Werd de aankomst van een der booten van de Indische Pakketvaart te Oleh-leh geseind, dan was hij oogenblikkelijk in 't hospitaal, om aan de met spoed geëvacueerden deze heuglijke tijding te brengen. „Wees verblijd mannen, de boot is aan", zoo luidde het dan bij iedere gelegenheid. De kleine voeten vordwijnen Een missionaris van Kan-su schrijft aan dc Annalen van Sparrendaal: Men hoort zoo dikwijls vragen „Pater, hebben de Chineesche dames nu nog altijd die kleine voetjes"? De menschen denken al heel gauw, dat nu China een Republiek is ge worden, alle dames daar, juist als hier, aan Vrouwenbe weginggaan doen, op de flets rijden en heel en al „modern" zijn geworden en op al die vragen, die den in 't vaderland reizen- den missionaris worden gesteld, dan door dezen dan door genen, is 't soms moeilijk met een paar woorden ant woord te geven. Dat kleine-voeten-systeem is al heel lang in de mode. Toen bestond de Parijselie mode hier zeker nog niet, dat weet ik wel. 't Was in 't jaar 479 van onze jaartelling ten tijde der Ts'i-dynastie, dat een der vrouwen van den keizer zulke heel kleine voetjes had. Als deze, Panter, heette zo, geloof ik, voor den keizer danste, zeide zijne majesteit steeds: „Iedere stap van haar doet een lelie, uit den grond opschieten." Vandaar kwam de uitdrukking „gouden lelies", voor heel kleine vrouwen voetjes gebezigd, in de mode. Ieder die nu het vrouwelijk geslacht maar oenigszins kent, begrijpt wat er ging gebeuren. Alle vrouwen en meisjes wenschten ook zulke „gouden lelies" te bezitten. Van de hofkringen ging die mode over de wereld der mandarijnen-dames, en vandaar op 't volk en. duurt nog steeds voort. Om die gouden lelies te bezitten moet men heel wat jaren van kwelling' en pijnen kunnen doorstaan. De binding der voeten begint op den leeftijd van 5 tot 8 jaren. De vier kleine teenen worden onder de voetzooi gebracht, terwijl de hiel sterk naar beneden wordt gebogen en dan omwikkeld met een sterken, tamelijk breeden wit katoenen band. Dit verband wordt iederen dag opnieuw strak aange haald. Met den loop der jaren is de voet zoodanig misvormd, dat deze bijna geen hoek meer maakt met het been, maar een smalle verlenging daarvan schijnt te zijn. Van de kleine teenen is niets meer te bespeuren, alleen de groote teen vertoont zich nog eenigszins door een soort kleine vleezige knobbel. Deze barbaarsehe praktijk, welke ZIJN DIE ER WEL? ZijZeg liet nu maar eerlijk, jullie, mannen, houdt evenveel van vrou wen, die veel praten, als van andere. Hij: Andere? HET GETUIGSCHRIFT. Willem wordt als huisknecht ont slagen, maar om hem niet ongelukkig te maken, geeft mevrouw zij moet het weten te verantwoorden hem een zeer goed getuigschrift. Goedkeurend knikkend leest Willem 't door en zegt dan leukjes„Mevrouw kon mij toch eigenlijk wel in dienst houden." VERGEETACHTIG. Mevrouw: Wat is toch vervelend, Marie, datje altijd wat vergeet als je boodschappen doet. MarieWat heb ik dan vergeten Mevrouw: Ja, dat heb ik nu zelf óók vergeten. DUBBEL GELUKKIG. Wel, hoe gaat het thuis Opperbest. Mijn vrouw is met mijn schoonmoeder op reis. UIT GEWOONTE, Juffrouw Jansen: Hoe komt het toch, juffrouw van Dijk, dat U altijd van uw man zaliger spreekt, ofschoon uw man zoo gezond als een visch is. Juffrouw van Dijk: Ja, dat is zoo'n oude gewoonte van mijik was weduwe, toen ik met van Dijk trouwde. Konijn in bruine sans. 2 wilde konijnen, 1 L. bouillon, '/4 ffesch roode wijn, 150 a 200 gr. boter, 100 gr. bloem, 2 uien, 0 kruidnagelen, 1 laurierblad, een weinig cayennepeper, zout. BereidingDe konijnen in stukken snijden, door den kop en de pooten er af te nomen en de romp verder in vier of zes stukken te verdoelen. Deze stukken flink wasschen en in wrijven met zout en peper. De boter in een ijzeren pan of braadslee smelten en daarin de stukken konijn ■aan alle kanten mooi bruin laten worden, ongeveer 20 a 30 minuten. De stukken konijn daarna uit den pan nemen, en bij de boter de fijn gesnipperde uien en de bloem voegen. Dit alles onder voortdurend roeren bruin laten worden, maar zorgen dat de bloem niet gaat branden, dan langzaam de bouillon met de kruidnagelen, een laurierblad en een weinig cayennepeper er bij voegen en de saus roerende, even door laten koken. Daarna de konijnen en de helft van den wijn er bij voegen en alles op zij van de kachel, nog ongeveer 1 a l'/2 uur zachtjes laten stoven. Even voor het opdienen wordt de overige wijn er bij gevoegd en de saus, die dikwijls door liet langdurig stoven wat dun is geworden, opnieuw gebonden met wat aangemengde bloem. De stukken konijn worden netjes op een schotel geschikt en de saus door een zeef er overheen gegoten. Inplaats van de konijnen te braden, kan men ze ook eerst half gaar koken en dit kooknat later voor de saus gebruiken. Slem]». 1 d.L. melk. 50 gram suiker, 1 lepel maizena of aardappelmeel, 1 stukje pijpkameel. 1 stukje foelie, 3 gram thee, 4 kruidnagelen, '/2 gram saffraan, De verschillende kruiderijen wor den in een neteidoekscli lapje gebonden en in de melk te trekken gezet, dan de melk aan de kooK ge bracht, het lapje met kruiderijen goed uitgedrukt,verwijderd, de suiker toegevoegd en de melk met de aangemengde sago of maïzena gebon den. de meisjes in de gunstigste gevallen veel lijden en pijn veroorzaakt, brengt soms hevige ontstekingen en kanker voort. Aan de kusten nu, in de groote steden en zelfs op 't land, kan men zeggen dat deze kleine-voetjes-mode sterk aan 't verminderen is. Bij het jongere geslacht ziet men daar geen kleine misvormde voeten meer. In de binnenlanden is deze mode nog diep ingeworteld, vooral op 't platte land. Op sommige plaatsen begint echter de niet misvormde, maar toch nog door windsels klein gehouden, vrou wenvoet in de mode te komen, vooral onder de hoogere en gegoede standen. Bij de offlcieele klassen, d. w. z. by de vrouwen van ambtenaren en man darijnen, schijnt deze praktijk van voeten te misvormen geheel en al verlaten te zijn en vertoonen zich de meisjes uit die standen met nor male voeten.

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1922 | | pagina 6