Het kars toch wel.
ZATERDAG 14 JANUARI 1922
Kerknieuws
Voor onze vrouwen.
Het hoekje van humor.
Voor de Keuken.
NIEUWE ZEEIIWSCHE COURANT.
In de Matin" vond de „Maasbode"
liet volgende interessante artikel van
den geestigen causeur Stepbane Lau
sanne, dat vooral in de huidige om
standigheden, nu allerwegen naar
bezuiniging gestreefd wordt vaak
is het helaas slechts een would-be-
streven, zeer zeker de lezing wel
waard is.
Lausanne vertelt dan, dat hij, hij
zijn reis naar Amerika, op een Vrijdag,
den receptiedag der journalisten, op
't Witte Huis, president Harding
hoorde zeggen:
Heeren van de pers, ik heb het
genoegen U mede te deelen, dat ons
budget voor 1922 een besparing van
meer dan anderhalf milliard dollars
zal opleveren. Wij zullen het daarbij
echter niet laten en zullen nog een
half milliard dollars in 1922 bezuini
gen. De begrooting voor 1923 zal dus
een besparing van meer dan twee
milliard dollars tegenover die van
1921 aangeven.
Twee milliard dollars besparing!
Meer dan 10 milliard francs a pari
Meer dan 25 milliard francs bij den
tcgonwoordigen wisselkoers! Ik
kon mijn ooren niet gelooven toen
ik die cijfers hoorde en vroeg eer
biedig aan HardingWie is die geniale
man, mijnheer de president, die U in
staat stelde twee milliard dollars te
besparen
Ga even Dawes opzoeken,
antwoordde Harding eenvoudig weg.
Den volgenden morgen bracht ik
een bezoek aan generaal Charles
G. Dawes, directeur van het budget
der Vereenigde Staten.
Nauwelijks had ik hem gezien of
ik begreep, dat hij „een persoonlijk
heid" moest zijn. Hij was jong, vroolijk
en werkte in een bureau, dat goed
verlicht werd door vier vensters, die
uitzagen op het Washington Park.
Wantrouw in het algemeen de oude
brompotten, die in den kelder zitten
zij zijn niet in staat een groote taak
te volbrengen, vooral wanneer die
taak bestaat in het vinden van twee
milliarden besparing.
Ik vroeg hem:
Welke zijn uwe volmachten?
Zeker wel buitensporigV
Wel neen, antwoordde hij
lachend. Zij zijn uiterst beperkt. Ik
heb niet het recht een bevel te geven,
ik heb niet het recht een borderel
te onderteekenen, ik heb niet het
recht een velletje papier in het minis
terie aan te roeren. Ik heb alleen
het recht inlichtingen in te winnen.
Ik ben een eenvoudig verzamelaar
van informaties. Maar van dat recht
maak ik dan ook gebruik. Krachtens
de macht, die mij verleend werd
door den president kan ik alle staats
secretarissen en de hoogste ambte
naren bijeenroepen en hun vragen:
Ik verzoek U mij die of die inlich
ting over uw budget te verstrekken,
mij te zeggen, waarom U dit of dat
bedrag hebt uitgegeven, mij uit te
leggen, waarom U zooveel ambtenaren
hebt". Zij moeten mijn vragen beant
woorden.
En dat is alles. Ik ben niet bevoegd
om verder te gaan, om een reductie
te bevelen van het crediet, om een
ambt af te schaffen. De eenige, die
de macht daartoe heeft, is de presi
dent. Maar ik kan mij elk oogenblik
van den dag vrij tot hem wenden.
Wanneer men mij de gevraagde in
lichtingen verstrekt heeft, en die mag
men mij niet weigeren, dan onder
zoek ik onpartijdig, rechtvaardig en
gematigd, het administratief geval,
dat ik voor me heb. Dan zoek ik
den president op en zeg tot hem:
„Alles gewikt en gewogen, zou dit
beperkt, dat ingehouden kunnen wor
den". Hij geeft mij gelijk, of hij geeft
mij ongelijk. Gedurende de laatste
zes maanden heeft hij mij meer ge
lijk dan ongelijk gegeven. In de 30
dagen, dat ik mijn ambt had uitge
oefend, had ik 110 millioen dollars
besparing gerealiseerd. Na 3 maanden
500 millioen. Ten slotte zal ons
nationaal budget voor 1922 een saldo
aangeven, waar de uitgaven geredu
ceerd zijn met 1 milliard 570.118.323
dollars en 30 cents. vergeet als
het U belieft de 30 cents niet; zij
vertegenwoordigen een kleine inspan
ning, kleiner dan de 1.570.118.324
dollars, maar zij vertegenwoordigen
toch een inspanning.
Maar welk princiep past U toe
bij uw onderzoekingen?
Het princiep, dat er nooit ge
noeg bekwame menschen zijn, die
goed betaald worden, maar altijd
overbodige menschen die slecht be
taald worden. Ik ben zonder mede
lijden voor de nuttelooze ambtenaren,
zelfs voor de kleinste,want die kosten
het meestIk heb zelf het voor
beeld op mijn bureau gegeven, krach
tens het princiep, dat de geneesheer,
die zijn eigen geneesmiddelen niet
durft inslikken, een slecht geneesheer
isHet congres heeft een jaar-
ij ksch crediet van 225.000 dollars
toegestaan, voor mijn medewerkers,
mijn personeel en mij zelf. Het eerste,
dat ik aan het congres liet weten is,
dat ik dit crediet met 25 pet. ging
verminderen en dat ik mij n zaak zou
laten loopen met 108.750 dollars.
En weet U, wat het resultaat van
die reductie geweest is? Eerst en
vooral, dat miju,afdeelingsehefs meer
zorg hebben besteed aan de keuze
van hun ambtenaren. Daar zij er
minder moesten nemen, hebben zij
ze zoo goed mogelijk genomen, om
ten minste de kwantiteit door de
kwaliteit te compenseeren. Vervol
gens heeft iedereen, van hoog tot
laag, getracht besparingen te reali-
seeren, namelijk op de bureaube-
noodigdheden, het materieel ten einde
binnen de vastgestelde credieten te
biijven en geen reductie op zijn eigen
salaris te moeten ondergaan. Men
moet hen, die besparingen nastreven,
materieel en moreel interesseeren
materieel, door ze goed te betalen,
moreel door hun de eer er van te
laten. Een Spaansche Jezuiet heeft
eens gezegd, en dat zou tot op
schrift moeten dienen van alle open
bare administraties: Waar het op
aankomt dat zijn niet de toejuichin
gen, waarmee men U begroet, wan
neer ge binnentreedt, maar wel die,
waarmee men U begroet, wanneer
ge weg gaat". Welnu, ik, die over
zes maanden zal aftreden, mijn mede
werkers, die den een of anderen dag
opk zullen weggaan, wij zullen ge
lukkig zijn, indien men ons zal toe
juichen bij het weggaan, omdat we
goed onzen plicht vervuld hebben,
tegenover den president cu het vader
land.
Zoo sprak generaal Charles G.
Dawes, directeur van het budget en
verzamelaar van inlichtingen, die met
168.750 dollars in 6 maanden tijds
1.570.118.383 dollars 30 cent ver
geet de' centen niet voor zijn land
gewonnen heeft.
Op den twcceden Zondag na
Drie-koningen.
Epistel van den heiligen Paul us aan de
Romeinen.
XII. 6—16.
Broederswij hebben, volgens de gratie
welke ons is gegeven, vierschillendee ga
ven, of van protectie naar (1e regelmate
des gcloofs, of van bediening in het be
dienen, of van, geleerdheid in het leeren,
of van vermaning in het vermanen; die
uitdeelt, doe het met goede trouw; die
overheid is, met naarstigheid; die barm
hartigheid betoont, met vroolijkheid. Ilc
liefde zij omgeveinsd. Haat het kwade,
en hecht u aan het goede; bemint el
kander met oen broederlijke liefde; voor
komt elkander met eerbied; zijt niet.
traag in het betrachten uwer plichten;
zijt vurig v,an geestdient den Heer
verheugt u in de hoop; zijt lijdzaam
in de verdrukking; volhardt in het ge
bed; deelt den heiligen in behoeften
mede: beoefent de herbergzaamheid ze
gent, die u vervolgen; zegent, en ver
vloekt ze niet. Verblijdt u met' de blijden;
weent met de weenenden; zijt eensgezind
onder elkander; hebt geen hoog' gevoelen
van u zeiven, maar voegt u naar de
nederigen.
Evangelie, Johannes, II 111.
In dien tijde werd te Caala, in Galilea,
cene bruiloft gehouden, en de Moeder
van Jcsus was daar. Jcsus werd ook met
zijne leerlingen ter bruiloft genoodigd.
En toen de wijn ontbrak, zeide de Moe
der van Jesus tot hem: zij' hebben geen
wijn. En Jesus zeide tot haar: Vrouw,
wat hebt gij met mij te doen mijn uur
is nog niet gekomen. Zijne Moeder zeide
aan de. dienarendoet alles wa.t Hij u
zal zeggen. Nu daar waren, volgens de
zuivering der Joden, zes steenpn krui
ken gezet, houdende elk twee of drie
maten.Jesus zeide hun: vult de kruiken
met water. En zij vulden ze tot boven
toe. Jesus zeide hun: schept nu en brengt
het den hofmeesteren zij brachten, het.
Als nu de hofmeester het water proefde),
dut wijn geworden was, en niet wist van
waar het kwam, schoon de dienaren, dio
het water geput hadden, het wel wisten;
torn riep de hofmeester den bruidegom,
cu zeide hem: een ieder stelt eerst goe
den wijn voor en, als zij wel gedronken
hebben, dan die minjder is, maar gij
hebt. den goeden wijni tot nu toe bewaard
Dit eerste zijner teekenen, heeft Jesus
gedaan te Gana in, Galilea en heeft
zijne heerlijkheid geopenbaarden zijne,
leerlingen geloofden; in Hem.
Pastoor Verbraak.
In de laatste aflevering van „Mad-
joe", nlaandblad der vereeniging van
oud- en actiefdienende onderofficieren
van het leger in Oost- en West-Indië
genaamd „Madjoe", treffen wij aan
een portret, naar een teekening van
A. van Wilie, van Pastoor Henricus
Christianas Verbraak, geboren te Rot
terdam den 24en Maart 1835; over
leden te Magelang den len Juni
1918, in den ouderdom van 83 jaren.
En bierbij het volgende artikel
Wie onzer kent niet pastoor Ver
braak? Wie onzer zou niet weten
wat die naam te beduiden heeft?
Wij, die ons rekenen als te hebben
behoord tot de „Oude Garde", tot
het Indische Leger in tijden van
roem en eer, wij voelen en voelen
diep in ons gemoed de vereering
voor den grooten menschenvriend,
wiens beeltenis voor ons geestesoog
toovert tafereelcn uit een kort, doch
veelbewogen stuk leven, dat voor ons
tot het verleden behoort.
Laten we nog eenmaal dien tijd
van „storm en drang" doen herleven,
laat de herinnering aan wat achter
ons ligt voor een wijle tot ons spre
ken en lezen we wat V. H. R. Bea
ming, oud-onderofficier van het Ned.-
Indische Leger, van hem vertelt in
zijn „Schetsen uit den strijd op Groot-
Atjeh."
Pastoor Verbraak bezocht
alle vast bezettingen op Atjeh om
beurten, teneinde de R.-K. militairen
in de gelegenheid te stellen, hun
godsdienstplichten te onderhouden.
Wegens de groote afstanden der over-
zeeselie bezettingen en vele bentings
der geconcentcerde linie, had de vol
ijverige pastoor een zeer uitgebreid
gebied te doorreizen en verliep er
een geruime tijd tusschen elk bezoek.
Geen wonder dus dat men ver
heugd was den beminden pastoor
weder terug te zien. Het benting-
leven was toenmaals zoo ontzettend
eentonig', dat inch achter die ijzer
houten blindeeringen kinderlijk blij
kon zijn, als men weer eens iets van
de buitenwereld vernam.
Met vreugde werd dan ook verno
men, dat pastoor Verbraak op reis
naar Edi was.
Nauwelijks was de aankomst van
het Gouvernementsstoomschip, waar
mede de beminde priester van Oleh-
leh vertrokken was, op de reede ge
seind, of een patrouille van 30 ba
jonetten onder commando van een
Europeesch sergeant, marcheerde de
benting uit, om pastoor Verbraak af
te halen van de aanlegplaats en hem
veilig binnen de benting te brengen.
'tWas omstreeks één uur in den
middag, toen de. schildwacht op het
noorderbastion op de tong-tong- het
signaal gaf: „Patrouille in 't zicht".
Loodrecht zond do tropische mid
dagzon haar gloeiende stralen over
het schilderachtige landschap.
Van het banquette af kon men in
de verte de kleine schaar zien nade
ren. De Europeanen waren duidelijk
te onderscheiden van de inlanders
wegens hun witte slobkousen, die
zich scherp afteekenden tegen de
donkore uniformen. In het midden
der patrouille had het speurend
weldra den edelen soldatenvriem
zijn priesterkleeding herkend,
duurde niet lang meer, of de patrouille
trad de" bentingpoort binnen.
Allerhartelijkst word pastoor Ver
braak begroet door den kapitein-
commandant en de overige officieren
van de bezettingonderwijl hij zich
naar het officierskampement begaf',
brachten de overige bentingbewoners
hem eerbiedig het militair saluut,
hetwelk hij beantwoordde met een:
„Goedendag jongens, alles wel?"
Onvergetelijk was de eerste indruk,
dien pastoor Verbraak op mij maakte.
Ofschoon tenger vau lichaamsbouw,
beschikte hij over een geweldige
„Ausdauer". Zijn vrij hooge ouderdom
belette hem niet in 't minst, om in
de brandende middagzon nog een
stevigen marsch te maken. In al zijn
bewegingen lag nog een veerkracht,
die bewondering afdwong', en in den
kalmen blik zijner oogen lag een
onbeschrijfelijk zachte gloed, die ver
trouwen wekte. Wie pastoor Verbraak
eenmaal ontmoette, hield van hem.
Nadat hij zich in de woning van
den commandant wat verfrischt en
eenige rust genomen had, begaf hij
zich liet eerst naar de ziekenzaal.
(Op de meeste overzeesche posten
en op de hoofdbentings waren toen
maals ziekenzalen en officieren van
gezondheid.)
Voor iederen zieke had hij een
troostvol of opbeurend woord. Aan
dezen schonk hij eenige sigaren, aan
genen versnaperingen. Ook de zieke
inlandsehe soldaten werden niet ver
geten aan hen schonk hij tabak en
strootjes, om er seroetoes (.Javaansche
sigaretten) van te maken, 't Was hen
aan te zien, hoe dankbaar ze waren
voor de kleine geschenken.
Na het middagmaal, omstreeks 5
uur, wandelde pastoor Verbraak, in
gezelschap van den commandant,
langs het soldatenlogies en bezocht
hij ook de cantine. Thans bevond hij
zich bij zijne jongens; velen waren
voor hem oude bekenden. Wat deed
het dien oogenscliijnlijk ruwen sol
daten goed, dat zij weer eens hartelijk
werden toegesproken. Pastoor Ver
braak had er slag van, om zich met
hen te onderhouden. Men heeft hem
„den Vader van Atjeh" genoemd, en
werkelijk dien naam verdiende hij
ten volle, want hij droeg zijn jongens
een echt vaderlijke genegenheid toe.
Onder aangenamen kout vervloog de
tijd. Des avonds stelde hij zich geheel
ter beschikking van de Roomscli-
Katholieke militairen. Den volgenden
morgen werd in de soldatencantine,
op aanwijzing' van den pastoor, een
hulpaltaar opgericht. Als blijk van
achting voor den soldatenvriend,
woonden nagenoeg alle Europeesche
militairen de gehouden godsdienst
oefening' bij.
Den volgenden dag, omstreeks
negen uur, vertrok de pastoor weder
naar den overzeescheu post Segli,
12 uren van Edi. Hartelijk was het
afscheid en niet zonder weemoed
zagen wij den beminden priester
vertrekken. We hadden onzen Vader
nog zoo gaarne eenige n tijd in ons
midden gehad, maar zijn arbeid riep
hem weer elders.
Toen ik later op Groot-Atjeh terug
keerde, had ik meermalen het ge
noegen pastoor Verbraak te ontmoe
ten. Als een bewijs, hoezeer hij zijn
jongens liefhad, nog een enkel
staaltje.
Het was onder militairen op Kota-
Radja bekend, dat zij hun brieven
voor de betrekkingen in Nederland
konden afgeven aan pastoor Verbraak,
die dan verder wrel zorgde voor de
frankeering. Pastoor Verbraak kende
zijn Pappenheimershij wist, dat het
schrijven naar dierbare betrekkingen
in het Vaderland er dikwijls bij
inschoot vanwege de porto. Het be
hoeft zeker niet vermeld, lioe zeer
hij daardoor aller harten won. (Steeds
vond men hem bereid dit liefdewerk
te verrichten.
In het Groot Militair-Hospitaal te
Panteh-Perak was Pastoor Verbraak
de dagelijksche gast; vooral bezocht
bij de zaai, waar de gewonden lagen.
Nauwelijks was een transport met
gewonden in het hospitaal gearri
veerd, of pastoor Verbraak spoedde
zich er heen.
Vele zonen van Nederland, die
thans rusten op het kerkhof Petjoet
onder de schaduw der kokospalmen,
heeft hij bijgestaan in den doodstrijd.
Als hij bij een sterfbed van een
doodelijk gewonde nederzat, kon men
hem met van aandoeniug trillende
stem hooren zeggen: „Mijn zoon, kan
ik wellicht nog iets voor u doen?"
Het was hem werkelijk een be
hoefte geworden, den laatsten wensch
van zijn geliefde jongens uit te voe
ren. Hij leefde zoo echt met ons
mede, zoowel in vreugde als in leed.
Waar hij ook verscheen, hetzij in
cantine of aan liet sterfbed, zijn aan
wezigheid oefende immer een wel-
dadigen invloed uit.
Werd de aankomst van een der
booten van de Indische Pakketvaart
te Oleh-leh geseind, dan was hij
oogenblikkelijk in 't hospitaal, om
aan de met spoed geëvacueerden
deze heuglijke tijding te brengen.
„Wees verblijd mannen, de boot
is aan", zoo luidde het dan bij iedere
gelegenheid.
De kleine voeten vordwijnen
Een missionaris van Kan-su schrijft
aan dc Annalen van Sparrendaal:
Men hoort zoo dikwijls vragen
„Pater, hebben de Chineesche dames
nu nog altijd die kleine voetjes"?
De menschen denken al heel gauw,
dat nu China een Republiek is ge
worden, alle dames daar, juist als
hier, aan Vrouwenbe weginggaan doen,
op de flets rijden en heel en al
„modern" zijn geworden en op al die
vragen, die den in 't vaderland reizen-
den missionaris worden gesteld, dan
door dezen dan door genen, is 't soms
moeilijk met een paar woorden ant
woord te geven.
Dat kleine-voeten-systeem is al heel
lang in de mode. Toen bestond de
Parijselie mode hier zeker nog niet,
dat weet ik wel. 't Was in 't jaar 479
van onze jaartelling ten tijde der
Ts'i-dynastie, dat een der vrouwen
van den keizer zulke heel kleine
voetjes had. Als deze, Panter, heette
zo, geloof ik, voor den keizer danste,
zeide zijne majesteit steeds: „Iedere
stap van haar doet een lelie, uit den
grond opschieten."
Vandaar kwam de uitdrukking
„gouden lelies", voor heel kleine
vrouwen voetjes gebezigd, in de mode.
Ieder die nu het vrouwelijk geslacht
maar oenigszins kent, begrijpt wat
er ging gebeuren. Alle vrouwen en
meisjes wenschten ook zulke „gouden
lelies" te bezitten. Van de hofkringen
ging die mode over de wereld der
mandarijnen-dames, en vandaar op
't volk en. duurt nog steeds voort.
Om die gouden lelies te bezitten moet
men heel wat jaren van kwelling' en
pijnen kunnen doorstaan. De binding
der voeten begint op den leeftijd van
5 tot 8 jaren. De vier kleine teenen
worden onder de voetzooi gebracht,
terwijl de hiel sterk naar beneden
wordt gebogen en dan omwikkeld
met een sterken, tamelijk breeden
wit katoenen band. Dit verband wordt
iederen dag opnieuw strak aange
haald. Met den loop der jaren is de
voet zoodanig misvormd, dat deze
bijna geen hoek meer maakt met het
been, maar een smalle verlenging
daarvan schijnt te zijn. Van de kleine
teenen is niets meer te bespeuren,
alleen de groote teen vertoont zich
nog eenigszins door een soort kleine
vleezige knobbel.
Deze barbaarsehe praktijk, welke
ZIJN DIE ER WEL?
ZijZeg liet nu maar eerlijk, jullie,
mannen, houdt evenveel van vrou
wen, die veel praten, als van andere.
Hij: Andere?
HET GETUIGSCHRIFT.
Willem wordt als huisknecht ont
slagen, maar om hem niet ongelukkig
te maken, geeft mevrouw zij moet
het weten te verantwoorden hem
een zeer goed getuigschrift.
Goedkeurend knikkend leest Willem
't door en zegt dan leukjes„Mevrouw
kon mij toch eigenlijk wel in dienst
houden."
VERGEETACHTIG.
Mevrouw: Wat is toch vervelend,
Marie, datje altijd wat vergeet als je
boodschappen doet.
MarieWat heb ik dan vergeten
Mevrouw: Ja, dat heb ik nu zelf
óók vergeten.
DUBBEL GELUKKIG.
Wel, hoe gaat het thuis
Opperbest. Mijn vrouw is met mijn
schoonmoeder op reis.
UIT GEWOONTE,
Juffrouw Jansen: Hoe komt het
toch, juffrouw van Dijk, dat U altijd
van uw man zaliger spreekt, ofschoon
uw man zoo gezond als een visch is.
Juffrouw van Dijk: Ja, dat is zoo'n
oude gewoonte van mijik was
weduwe, toen ik met van Dijk
trouwde.
Konijn in bruine sans.
2 wilde konijnen, 1 L. bouillon,
'/4 ffesch roode wijn, 150 a 200 gr.
boter, 100 gr. bloem, 2 uien, 0
kruidnagelen, 1 laurierblad, een
weinig cayennepeper, zout.
BereidingDe konijnen in stukken
snijden, door den kop en de pooten
er af te nomen en de romp verder
in vier of zes stukken te verdoelen.
Deze stukken flink wasschen en in
wrijven met zout en peper. De boter
in een ijzeren pan of braadslee
smelten en daarin de stukken konijn
■aan alle kanten mooi bruin laten
worden, ongeveer 20 a 30 minuten.
De stukken konijn daarna uit den
pan nemen, en bij de boter de fijn
gesnipperde uien en de bloem voegen.
Dit alles onder voortdurend roeren
bruin laten worden, maar zorgen
dat de bloem niet gaat branden,
dan langzaam de bouillon met de
kruidnagelen, een laurierblad en
een weinig cayennepeper er bij
voegen en de saus roerende, even
door laten koken.
Daarna de konijnen en de helft
van den wijn er bij voegen en alles
op zij van de kachel, nog ongeveer
1 a l'/2 uur zachtjes laten stoven.
Even voor het opdienen wordt de
overige wijn er bij gevoegd en de
saus, die dikwijls door liet langdurig
stoven wat dun is geworden, opnieuw
gebonden met wat aangemengde
bloem.
De stukken konijn worden netjes
op een schotel geschikt en de saus
door een zeef er overheen gegoten.
Inplaats van de konijnen te braden,
kan men ze ook eerst half gaar
koken en dit kooknat later voor
de saus gebruiken.
Slem]».
1 d.L. melk.
50 gram suiker,
1 lepel maizena of aardappelmeel,
1 stukje pijpkameel.
1 stukje foelie,
3 gram thee,
4 kruidnagelen,
'/2 gram saffraan,
De verschillende kruiderijen wor
den in een neteidoekscli lapje
gebonden en in de melk te trekken
gezet, dan de melk aan de kooK ge
bracht, het lapje met kruiderijen
goed uitgedrukt,verwijderd, de suiker
toegevoegd en de melk met de
aangemengde sago of maïzena gebon
den.
de meisjes in de gunstigste gevallen
veel lijden en pijn veroorzaakt, brengt
soms hevige ontstekingen en kanker
voort.
Aan de kusten nu, in de groote
steden en zelfs op 't land, kan men
zeggen dat deze kleine-voetjes-mode
sterk aan 't verminderen is. Bij het
jongere geslacht ziet men daar geen
kleine misvormde voeten meer. In
de binnenlanden is deze mode nog
diep ingeworteld, vooral op 't platte
land.
Op sommige plaatsen begint echter
de niet misvormde, maar toch nog
door windsels klein gehouden, vrou
wenvoet in de mode te komen, vooral
onder de hoogere en gegoede standen.
Bij de offlcieele klassen, d. w. z. by
de vrouwen van ambtenaren en man
darijnen, schijnt deze praktijk van
voeten te misvormen geheel en al
verlaten te zijn en vertoonen zich
de meisjes uit die standen met nor
male voeten.