ZATERDAG 24 DECEMBER 1921 NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Voor onze vrouwen. Gemengd Nieuws. teekenen onder het volk. Maar eeni- gen van de Synagoge, welke genoemd wordt die der Vrijgelatenen, van die van Cyrene en Alexandrië, van die van Cilicië en Azië, stonden op en redetwistten met Stephanusmaar zij konden de wijsheid en den geest, die in hen sprak, niet wederstaan, Als zij dit hoorden, werden hunne harten als vaneen geretenzij knarsten tegen hem op hunne tanden. Maar hij, vol van den heiligen Geest, hief zijne blikken ten hemel, en zag Gods glorie en Jesus staan aan de rechterhand Gods. Toen zeide hijZiet, ik zie de hemelen open, en den Zoon des men- schen staan aan de rechterhand Gods. Maar zij schreeuwden met luide stem, spotten hunne ooren, en vielen een parig op hem aan. Hem nu buiten de stad drijvende, steenigden zij hem en de getuigen legden hunne klee deren neder aan de voeten van een jongeling, genoemd Saulus. Zij stee- nigdon dan Stephanus, die bad en zeide- Heer. Jesus, ontvang mijnen geest! En nederknielende, riep hij met luide stem: Heer! reken hun deze zonden niet. Als hij dit gezegd had, is hij in den Heer ontslapen. Evangelie, Mattheus XXXIII, 3439. In dien tijde zeide Jezus aan do schriftgeleerden en phariseërs: Ziet, ik zend profeten en wijzen en leeraars tot uen sommigen van hen zult gij dooden en kruisigen, en sommigen zult gij in uwe synagoge geeselen, en vervolgen van de eene stad tot de andere; zoodat op u kome al het onrechtvaardig bloed, dat op aarde vergoten is, van het bloed van Abel, den rechtvaardigen af, tot het bloed van Zacharias, den zoon van Bara- chias. dien gij tusschen den tempel en het altaar gedood hebt. Voorwaar, ik zeg u, dit alles zal dit geslacht overkomen. Jeruzalem, Jeruzalem, die de profeten doodt, en steenigt dege nen die tot u gezonden zijn: hoe dikwijls heb ik uwe kinderen willen vergaderen, gelijk eene hen hare kuikens onder hare vleugelen ver gadert, en gij hobt niet gewildZiet, uw huis zal u onbewoond gelaten worden. Want ik zeg u, gij zult mij voortaan niet meer zien, tot dat gij zegt: Gezegend Hij, die komt inden naam des Heeren. Een les van den H. Vader. Onze Romeinsche corr. schrijft, d.d. 12 Dec.: Hedenmorgen is in de consistorie zaal in tegenwoordigheid van Z. H. Benedictus op plechtige wijze het dekreet voorgelezen betreffende de heldendeugden van den Eerbiedw. Johannes Neumann, van de Orde der P. P. Redemptoristen. Circa 11 uur begaf zich de H. Vader, vergezeld van de Edelwacht en zijn hofhouding, naar genoemde consistoriezaal. Bij deze plechtigheid was ook tegen woordig Z. Emin. Kardinaal van Ros- sum, behoorende tot dezelfde Congre gatie, alsook kardinaal Vico, prefect van de congregatie der Riten. Hoog- waardigheidsbekleeders uit alle streken der wereld waren bij deze plechtigheid tegenwoordig. Nadat de secretaris van de Congre gatie der Riten het decreet had voor gelezen, naderde de generaal der Paters Redemptoristen den Pause lijken troon en las een adres voor van hulde en dankbetuiging, waarin hij vooral wees op de groote eer, dooi de bevestiging van de heldendeugden, het vaderland van den eerbiedwaar dige, de congregatie der Redempto risten en de katholieken van de Vereenigde Staten ten deel gevallen. De H. Vader nu, zich aansluitende bij de woorden, tot Hem door den generaal der Redemptoristen gericht, meende deze volkomen te moeten bevestigen. Maar voegde hieraan toe, dat de Vader van geheel de Christen wereld een onpartijdige welwillend heid koestert jegens al zijn zonen; daarom, evenals hij beoogt het alge meen welzijn, zoo verblijdt Hij zich bij elke gebeurtenis, die voor alien in een of ander opzicht voordeelig kan zijn. De H. Vader meende derhalve alle Christenen te moeten aansporen en Eerbiedw. P. Neumann na te volgen met deze woorden: Zijt mannen van uw plicht." De plicht nu van ieder Christen wordt aangegeven door God, Die ofwel door middel van directe inspiraties, ofwel door Zijn vertegen woordigers aan ieder monsch den weg aanwijst, dien hij moet afleggen om zijn doel te bereiken. Met andere woorden, om niet te falen is het vol doende den weg af te leggen, die daartoe leidt, ook al is het een weg, te midden van klippen en afgronden, moeilijkheden en tegenspoed. Z. H. toonde nu uit het leven van den Eerbiedw. aan, hoe hij steeds dien levensregel gevolgd had. Zonder over het hoofd te zien de groote werken, die door den Eerbiedw. waren tot stand gebracht, meende de II. Vader bizonder te moeten wijzen op de meer eenvoudige werken, door hem ver richt want al is het waar, dat iemand zich moeilijk een held kan indenken zonder groote ondernemingen, meende Z. H. er toch op te moeten wijzen, dat de groote ondernemingen het resultaat kunnen zijn van eenvoudige werken, zoo deze het karakter hebben van de hun eigene volmaaktheid en tot stand gebracht worden met onder broken standvastigheid. Ook dit werd door den H. Vader uit het leven van den Eerbiedw. aangetoond. Z. H. eindigde met den wensch uit te spreken, dat niemand vreemd zou blijven aan dit decreet en allen worden aangespoord dezen na te vol gen. Allen, niet alleen de bisschoppen, de religieuzen en priesters, maar voornamelijk de propagandisten dei- katholieke actie, wien Hjj toewenschte te zijn en te blijven bezield met den zelfden geest van studie, met den zelfden ijver en dezelfde edelmoedig heid, die in den Eerbiedw. uitschit terden. Hierna gaf de H. Vader aan allen den Apostolischen Zegen. Na zich nog even met de aanwezige Prelaten en ook met Z. Em. Kardinaal van Rossum onderhouden te hebben, trok Z. H. zich in zijn particuliere vertrekken terug. Een hotel voor Vrouwen. In New-York bestaat een hotel, dat alleen voor vrouwen bestemd is. Hot heet: „The Grace Dodge hotel" en kan vierhonderd gasten herbergen. Het wordt voorbeeldig bestuurd en gaat zeer goed, men wordt er uit stekend bediend, ofschoon door het gansche personeel geen fooien worden aangenomen. De verantwoordelijke posities wor- deD door vrouwen vervuld, die een academische opleiding achter zich hebben en meisjes uit den besten stand biedon zich voortdurend aan voor allerlei baantjes. Wanneer de gasten kinderen medebrengen en do moeder gaat boodschappen doen, visites maken of andere bezigheden heeft, dan is er een vroolijke kinder kamer waar de jeugdige logé's door deskundig personeel prettig worden beziggehouden. Wie naar New-York gaat moet maar eens gaan zien hoe het hotel aan Ilollandsche vrouwen bevalt. („Centrum") Vroawenarbcidssckool. Te Deventer zal een nieuwe Vrou- wenarbeidsschool worden gebouwd, waarvoor de kosten geraamd zijn op f530.000. Intern. Federatie van R.-K. Vrouwenbonden. Tot de Internationale Federatie van R.-K. Vrouwenbonden; welke na den wereldoorlog wederom gereor ganiseerd is en de meeste landen van Europa, benevens nog enkele Staten buiten Europa, omsluit, is thans ook Nederland toegetreden. De eerstvolgende aigemeene ver gadering zal in het volgend jaar te Rome plaats hebben. Wat de vrouwen in Engeland kunnen verdienen. Het „Handelsblad" neemt uit de „Daily Chronicle" eenige cijfers over van de salarissen der vrouw in Engeland. Als gemiddeld salaris der vrouwen, natuurlijk vah vrouwen die iets pres- teeren, wordt 700 pond genoemd (een pond is plm. f 12). Een vrouwelijke arts verdient ongeveer 800 a 900 pond. Directrices van bedrijven ver dienen méér, doch zulken zijn er niet veel, ofschoon er directrices bij ver- zekeringsarbeid en aan advertentie- bureaux genoemd worden, wier inkomen boven duizend pond gaat. Ook vrouwelijke accountants, die knap in hun vak zijn, kunnen een salaris van 4 cijfers verdienen. In de wetenschap worden de vrou wen niet zoo hoog gesalarieerd. Enkele hoofdonderwijzeressen verdienen 800 en 1000 pd., maar dat zijn uitzonde ringen. Toch vermeldt het Engelsche blad ook, dat onlangs aan een vrouw een leerstoel te Londen werd aange boden, die 2000 pond salaris gaf, maar zij verdiende meer met privaat lessen. Fr zijn ook vrouwen die gewoon als verkoopster in een zaak komen, geleidelijk opklimmen en dan een post krijgen waarbij zij het toezicht moeten uitoefenen in haar afdeeling. Zij krijgen salaris en extra's van al wat wordt verkocht en kunnen van 800 tot 1000 pond verdienen. Er wordt bijgevoegd dat om een goed salaris te verdienen ieder in 't eigen vak goed onderlegd moet zijn, ontwikkeling en beschaving be zitten en hard willen werken. Een honderdjarige. Honderd jaar oud' is te Ballygraigue in het Iersche graafschap Tipperary, Ellen Mc. Grath overleden, meldt de „N. R. Ct." Op haar sterfbed verklaarde zij: Goddank, dat ik beleefd heb, dat Ierland vrij is. Ik heb bij mijn leven kwade dagen, zwarte dagen in het land gezien. De oude vrouw was in het bezit van al hare vermogens, toen zij stierf. Monniken-leven. Zooals de bladen reeds meldden, zal de bekeerling Frederik van Eeden den Tweeden Kerstdag door den H. Doop worden opgenomen in de Roomsch-Katholieke Kerk. Die plech tigheid zal geschieden in de Bene dictijner-abdij te Oosterhout. Over het leven dier monniken schreef de bekende schrijver Vincent Cleerdin indertijd het volgende: Twee malen daags genieten de monniken van Sint Benedictus eene gemeenschappelijke ontspanning, des middags namelijk na den maaltijd en des avonds. Dan wordt het groote kloosterlijke stilzwijgen verbroken, dan ontspinnen zich drukke ge sprekken en weerklinkt, zij het altoos gedempt en zonder luidruchtigheid, de gulle blijde lach. Hunne ontspanning wordt geheel en al geadeld door den geest van wederzijdsche liefde. Wel werkt daartoe de omgeving mede, waarin zij die ontspanning genieten! De liefde tot de schoone natuur, die Sint Benedictus zóó eigen was, dat zij spreekwoordelijk werd, bezielt ook zijne zonen. En zij zorgen dat de tuin, de meestal zeer groote tuin, die hunne abdijen omringt, als een juweel van natuurschoon praalt en schittert rondom de stijlvolle ge bouwen. Broeder tuinman heeft wel een schoone, maar geen gemakkelijke taak. Een groote verscheidenheid van kleurige bloemperken vordert voort durend zijne zorgen, de talrijke ge wassen, die de wandelpaden om zoomen, evenzeer. De boomen moeten geregeld worden opgesnoeid, de vijvers gezuiverd, de klimopslingers langs oude muren en vriendelijke tuinhuisjes met bekwame hand geleid. Dankbaar genieten de monniken van dien gestagen arbeid, die ook de moestuinen en boomgaarden der abdij in goede orde houdt. Want op mooie dagen nemen zij daar niet enkel hunne ontspanning, doch zetten zij er zich ook tot studie of overweging, indien hun lichaam versehe lucht behoeft. Van uit de vensters hunner cellen zien zij naai- de schoonheid van Gods natuur, gelijk die zich in hun abdijtuin openbaart Wanneer het uur der ontspanning is aangebroken, vereenigt zich hier het geheele convent, tenzij windvla gen of regenbuien of avondduisternis en koude de monniken tot binnen blijven dwingen. Vader abt gaat zijne zonen vóór in gesprek en vroolijkheid. De oudere paters voegen zich aan stonds bij hem en bespreken de ge beurtenissen van den dag of de be langen van de abdij. Zonder zich geheel van deze groep af te scheiden, komen de jongere monniken bij elkander, om den vrijen loop te geven aan hunne gedachten, om elkander te onderhouden over de resultaten van hun arbeid en studiën. Vader abt deelt de ontvangen brieven uit, laat de monniken kennis nemen van pas-verschenen boeken en tijdschriften, of leest voor, wat medebroeders, die elders eene abdij hebben gesticht, hem schrijven over hunne moeilijkheden en ervaringen. Aldus komen de gesprekken los. Het gemeenschapsgevoel is mede deelzaam vreugde en verdriet worden onderling besproken en gezamenlijk gedragen. Ontvangt een der monniken slechte tijdingen van zijne verwanten, zijne medebroeders zullen hem troostenverheugt er zich een over goede gebeurtenissen, de anderen zullen deelen in zijne vreugde. De ontspanning der monniken is waarlijk niet enkel op het uiterlijk gericht. Zoekt de menigte in de wereld haar vreugde in lawaaipret, in schatering en luidruchtigheid, de monniken zoeken hun vreugde veel echter, wijl zij ook de ziel be reiken kan in ingetogenheid en zelfbeheersching. Laat de lach stiller zijn, naar het voorschriftrisummul- tum aut excussum non amare, hij is er niet minder verkwikkend om. Moet menigeen in de wereld, zelfs in den kring zijner zoogenaamde vrienden, voorzichtig wezen met uitlatingen over toekomstplannen en dagelijkschen arbeid, de monnik kan bij zijne medebroeders vrijuit spreken over al wat in het hart ligt. Zoo worden de uren van ontspanning tot een bron van sterkte en kracht voor den arbeidzame, van licht en vreugde voor den beproefde, van ver jeugdiging en verheugenis voor den oude van dagen, van beschaving en ontwikkeling van den jeugdigen monnik De meesten hunner kennen zulk geluk een leven lang. Begrijpen zij wel hoe velen het ontberen, hoe velen in de groote menschenmaat- schappij daarbuiten geen eigenlijke ontspanning meer kennen? Elke Benedictijnen-abdij telt in de wereld vele vrienden die haar nu en dan met een bezoek komen vereeren. Ook deze deelen menigmaal met de monniken de uren van ontspanning. Zouden er wel ooit gasten ter abdij vertrekken zonder een vleugje mede te nemen van den kloosterlijken geest, den Benedictijnschen zielevrede Grootsch, evangelisch-zuiver is de opvatting der gastvrijheid, welke in de Benedictijnen-abdijen heerseht. Het is alsof de monniken-vader voorzien heeft, welk een grooten invloed zijne zonen zouden kunnen uitoefenen op de maatschappij, indien zij zich niet geheel afsloten van het wereldver keer. „Omnes supervenientes hospites tamquam Christus, suscipiantur, quia ipse dicturus est: Hospis fui, et sus- cepistis me. Et omnibus eongruus honor exhibeatur maxime domesticis fidei et peregrinis, zoo schreef Bene dictus in zijn regel2;: Alle aanko mende gasten behooren te worden ontvangen als Christus, want deze zal zeggenIk ben gast geweest, en gij hebt mij ontvangen. En allen worde passende eere bewezen, vooral den huisgenooten des geloofs en den pel grims. Al werd deze regel geschreven in tijden, toen de zwervers en reizigers nog geen verkeersgemakken kenden, en al hebben zich de omstandigheden zoodanig gewijzigd, dat men bijna overal in de beschaafde streken van oude en nieuwe wereld zonder eenige moeite huisvesting verkrijgen kan, toch hebben de Benedictij nen er niet aan gedacht, zich aan de toepassing van dit voorschrift te onttrekken. Om deze reden is dan ook voor de gasten een afzonderlijk kwartier dei- abdij ingericht. Zij hebben zich begrijpe lijkerwijze tc schikken naar de dag orde, doch voor het overige maken de monniken het verblijf den vreem delingen in de abdij zoo aangenaam en gemakkelijk als mogelijk is. De ondervinding doet mij zoo spreken in dankbare herinnering aan den jour- nalistieken arbeid, dien ik gedurende een tweetal weken in eene Benedic tijnenabdij verrichten mocht. Omring den de monniken mij, een bijna on bekende, niet aanstonds met al hunne zorgen Verschaften zij mij niet alles wat ik als reiziger noodig had, om mijne taak te vervullen V Hadden zij niet de vriendelijke heuschheid gehad, om mij een frissche, lichte cel aan te wijzen, die een uitzicht bood op het schoonste deel van den abdijtuin en op de kleine heuvelen van den omtrek en op het heerlijk silhouet der oude stad Leuven Brachten zij mij niet als een schat het groote kroniekboek der jeugdige abdij en de geschiedenis van Leuven in pracht uitgaaf. Daar herdacht ik, hoe vele andere zwervers reeds binnen de muren van andere abdijen hebben vertoefd, en hoe ook zij den zachten adem voelden van de schoonste eeuwen dei- monniksorden, hoe zij de onrust van hun bezigen geest voelden bedaren in deze atmosfeer van vrede en vroomheid. De tegenstelling met een anderen levensvorm drong zich onweerstaan baar aan mij op, wanneer ik des avonds uit het open venster mijner cel keek naar de stad. Daar brandden als eene illuminatie de kermislichten, daar vlamde tegen den horizon een roode walm en gloed van veel ver- maak-gelegenheden, daar weerklonk gejoel en getier, waarvan de doffe galm met het verre geratel der carousels tot mij doordrong. En ik wist, dat al de menschen, die daar zwierden en vroolijk deden, al die menschen tezamen niet zooveel geluk in zich omdroegen als de weinige monniken, onder wier dak ik ver toefde. Ik wist het met zekerheid en van hun stil geluk genoot ik toen ook mijn deel Anderen, die nog méér in de gej weldige bedrijvigheid van het moderne leven staan, gevoelen dat geluk wel licht nog sterker. Daarom ging de roerige Louis Veuillot steeds in de abdij van Solesmes zijn geest ver kwikken wanneer die was afgetobd door voortdurenden strijd en kwel lende zorgen. En dan juichte liij in zijn brieven over zijn geluk; dan schreef hij 3) zinnen als deze: „Rien de plus joli, que le beau temps de Solennes. Les prés sont verts, les arbres verts, la rivière vertele ciel arrive parfois au bleu italien. II y a bien dans le lointain un sifflet de chemin de fer, mais il ne siftle que par certain vent, et deux oil trois coups seulement par jour. Ce n'est rien dans une civilisation si brillante" Reeds S. Benedictus teekende het aan -*), dat de gasten „nunquam desunt monasterio", nooit in een klooster ontbreken. Dit is nog zoo. De regel waakt er tegen, dat zij iets van den geest der wereld brengen binnen de gewijde muren, hun dank baar enthousiasme zorgt er voor, dat zjj wel iets van den geest der abdij medenemen naar de wereld, naai- hunne dagelijksche omgeving, die bij zulke aanraking slechts winnen kan. De plaats, waar de monniken ge meenschappelijk genieten van de eenvoudige geneuchten des levens, herinnert hen ook voortdurend aan den dood. Zij blijven in geestelijke gemeenschap met de broeders, die hun voorgingen naar het eeuwig leven. In een stillen, mooien hoek van den tuin, meestal dicht nabij de kerk, ligt het kerkhof der abdij. Kleine kruisen van zwart hout dragen de namen dergenen, wier stoffelijk over schot in de graven rust. Wat groen en enkele bloemen sieren den tuin- hoek Zij zoeken de nabijheid des doods, de monniken, wetend dat de gedachte aan den uitersten den menscli weer houdt van de zonde. Zij weten ook, dat de dood hen niet scheidt van de overledenen, wier geestelijke gemeen schap met hen nog inniger wordt. Zij zien heen door de nevelen dei- wereld, tot in het heldere hemelen- licht Wanneer de ster vensure van een zieken monnik zich aankondigt, gaan zij gezamenlijk tot zijne sponde, om door hunne gebeden zijn levenseinde te verzoeten. Het stervensoogenblik jaagt hun geen schrik aan; rotsvast is hun geloof aan een gelukkige eeuwigheid. Het heengaan der ziel luidt het feest in harer vei-eeniging met den Christus. De slagschaduwen der droefenis om de aardsche schei ding worden verdreven door den weerglans van het hemelsche feest Voor iederen Benedictijn is de dood de bereiking van zijn levensideaal, door den ordestichter aldus aanbe volen: „Quaere pacem etpersequere eam", zoek den vrede en streef dien na En zoo leeft in de achterblijvenden eene groote vereering- voor hen, die dat ideaal hebben bereikt. Daar de Kerk echter leert, dat ook de kleinste smetten nog moeten worden uitgeboet door de ziel, helpen de monniken deze door gebeden en goede werken, om haar ideaal spoedig in al zijn volheid te genieten. Voortdurend leeft in hen de ge dachte aan de dooden, welke levendig gehouden wordt door liturgische ge beden en door den dagelijkschen gang naar of langs het kerkhof. De groote jaarlijksche herdenking van alle zielen der afgestorvenen heeft haar ontstaan aan den Benedictijner-monnik S. Odilo van Cluny te danken. Zij leeren er wel veel, de monniken, van hunne overleden broeders. Zij worden er voortdurend aan her innerd hoe vergankelijk het leven is, hoe ijdel eigenlijk alle faam en glorie, hoe broos geleerdheid en kunstvaar digheid. In het aanschijn des doods behouden zij hun eenvoud, hunne nederig heid, hunne offervaardigheid, hunne naastenliefde en, altoos meer dan de lijden en dood schuwende wereld- ling, de stille blijdschap des harten. Want, zooals de dichter 5) het simpel en treffend zeide: Want geen die vlekloos dragen kan Voor aardsche vreugd en aardsche [smart De zachte lamp van blijdschap dan De eenvoudigen van hart. Cap. 4. 2) Cap. 53. 3) Lettres. II, p. '273. Cap. 53. 5) Botitens, Beatrijs. Yan een mensehenleven. De Berlijnsche briefschrijver van „De Tijd" verhaalde onlangs van den eenmaal levenslustigen, vroolijken rijkbegaafden jongen tooneelspeler Harry Walden, die alles had wat de wereld gelukkig noemt: eer, geld, kunst en die als alcoholist en morfl- nist rampzalig te gronde ging, omdat hij het voornaamste mistelevensernst en levensmoed, vrucht van geloof en godsdienst. Na geschetst te hebben hoe de karakter- en willooze jonge artist bij tijd en wijle zich overgaf aan verre gaande dronkenschap, gaat de brief schrijver aldus door: Walden trachtte zich op te heffen. Een tijd lang scheen alles goed te gaan. Hij werkte in Weenen, was de aangebeden lieveling van publiek en eritiek. Hij had een vrouw gevonden de tooneelspeelster Frieda Waagen die hem scheen te beschutten voor don eenzamen angst voor zijn ziel en voor het gif, dat hij als tegengif nam, de alkohol. Walden leefde zeer teruggetrokken met zijn vrouw en een zoon uit het eerste huwelijk van die vrouw. Tot groote verwondering van iedereen hield zij hem vast. Zij hield hem zelfs van den alkohol af. Tot welk een prijsDeze vrouw dreel den duivel met Beëlsebub uit. Zij

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1921 | | pagina 6