ZATERDAG 24 DECEMBER 1921
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
Voor onze vrouwen.
Gemengd Nieuws.
teekenen onder het volk. Maar eeni-
gen van de Synagoge, welke genoemd
wordt die der Vrijgelatenen, van die
van Cyrene en Alexandrië, van die
van Cilicië en Azië, stonden op en
redetwistten met Stephanusmaar zij
konden de wijsheid en den geest, die
in hen sprak, niet wederstaan, Als
zij dit hoorden, werden hunne harten
als vaneen geretenzij knarsten tegen
hem op hunne tanden. Maar hij, vol
van den heiligen Geest, hief zijne
blikken ten hemel, en zag Gods glorie
en Jesus staan aan de rechterhand
Gods. Toen zeide hijZiet, ik zie de
hemelen open, en den Zoon des men-
schen staan aan de rechterhand Gods.
Maar zij schreeuwden met luide stem,
spotten hunne ooren, en vielen een
parig op hem aan. Hem nu buiten
de stad drijvende, steenigden zij hem
en de getuigen legden hunne klee
deren neder aan de voeten van een
jongeling, genoemd Saulus. Zij stee-
nigdon dan Stephanus, die bad en
zeide- Heer. Jesus, ontvang mijnen
geest! En nederknielende, riep hij met
luide stem: Heer! reken hun deze
zonden niet. Als hij dit gezegd had,
is hij in den Heer ontslapen.
Evangelie, Mattheus XXXIII, 3439.
In dien tijde zeide Jezus aan do
schriftgeleerden en phariseërs: Ziet,
ik zend profeten en wijzen en leeraars
tot uen sommigen van hen zult gij
dooden en kruisigen, en sommigen
zult gij in uwe synagoge geeselen, en
vervolgen van de eene stad tot de
andere; zoodat op u kome al het
onrechtvaardig bloed, dat op aarde
vergoten is, van het bloed van Abel,
den rechtvaardigen af, tot het bloed
van Zacharias, den zoon van Bara-
chias. dien gij tusschen den tempel
en het altaar gedood hebt. Voorwaar,
ik zeg u, dit alles zal dit geslacht
overkomen. Jeruzalem, Jeruzalem, die
de profeten doodt, en steenigt dege
nen die tot u gezonden zijn: hoe
dikwijls heb ik uwe kinderen willen
vergaderen, gelijk eene hen hare
kuikens onder hare vleugelen ver
gadert, en gij hobt niet gewildZiet,
uw huis zal u onbewoond gelaten
worden. Want ik zeg u, gij zult mij
voortaan niet meer zien, tot dat gij
zegt: Gezegend Hij, die komt inden
naam des Heeren.
Een les van den H. Vader.
Onze Romeinsche corr. schrijft, d.d.
12 Dec.:
Hedenmorgen is in de consistorie
zaal in tegenwoordigheid van Z. H.
Benedictus op plechtige wijze het
dekreet voorgelezen betreffende de
heldendeugden van den Eerbiedw.
Johannes Neumann, van de Orde der
P. P. Redemptoristen. Circa 11 uur
begaf zich de H. Vader, vergezeld
van de Edelwacht en zijn hofhouding,
naar genoemde consistoriezaal. Bij
deze plechtigheid was ook tegen
woordig Z. Emin. Kardinaal van Ros-
sum, behoorende tot dezelfde Congre
gatie, alsook kardinaal Vico, prefect
van de congregatie der Riten. Hoog-
waardigheidsbekleeders uit alle
streken der wereld waren bij deze
plechtigheid tegenwoordig.
Nadat de secretaris van de Congre
gatie der Riten het decreet had voor
gelezen, naderde de generaal der
Paters Redemptoristen den Pause
lijken troon en las een adres voor
van hulde en dankbetuiging, waarin
hij vooral wees op de groote eer, dooi
de bevestiging van de heldendeugden,
het vaderland van den eerbiedwaar
dige, de congregatie der Redempto
risten en de katholieken van de
Vereenigde Staten ten deel gevallen.
De H. Vader nu, zich aansluitende
bij de woorden, tot Hem door den
generaal der Redemptoristen gericht,
meende deze volkomen te moeten
bevestigen. Maar voegde hieraan toe,
dat de Vader van geheel de Christen
wereld een onpartijdige welwillend
heid koestert jegens al zijn zonen;
daarom, evenals hij beoogt het alge
meen welzijn, zoo verblijdt Hij zich
bij elke gebeurtenis, die voor alien
in een of ander opzicht voordeelig
kan zijn.
De H. Vader meende derhalve alle
Christenen te moeten aansporen en
Eerbiedw. P. Neumann na te volgen
met deze woorden: Zijt mannen van
uw plicht." De plicht nu van ieder
Christen wordt aangegeven door God,
Die ofwel door middel van directe
inspiraties, ofwel door Zijn vertegen
woordigers aan ieder monsch den weg
aanwijst, dien hij moet afleggen om
zijn doel te bereiken. Met andere
woorden, om niet te falen is het vol
doende den weg af te leggen, die
daartoe leidt, ook al is het een weg,
te midden van klippen en afgronden,
moeilijkheden en tegenspoed. Z. H.
toonde nu uit het leven van den
Eerbiedw. aan, hoe hij steeds dien
levensregel gevolgd had. Zonder over
het hoofd te zien de groote werken,
die door den Eerbiedw. waren tot
stand gebracht, meende de II. Vader
bizonder te moeten wijzen op de meer
eenvoudige werken, door hem ver
richt want al is het waar, dat iemand
zich moeilijk een held kan indenken
zonder groote ondernemingen, meende
Z. H. er toch op te moeten wijzen,
dat de groote ondernemingen het
resultaat kunnen zijn van eenvoudige
werken, zoo deze het karakter hebben
van de hun eigene volmaaktheid en
tot stand gebracht worden met onder
broken standvastigheid. Ook dit werd
door den H. Vader uit het leven van
den Eerbiedw. aangetoond.
Z. H. eindigde met den wensch
uit te spreken, dat niemand vreemd
zou blijven aan dit decreet en allen
worden aangespoord dezen na te vol
gen. Allen, niet alleen de bisschoppen,
de religieuzen en priesters, maar
voornamelijk de propagandisten dei-
katholieke actie, wien Hjj toewenschte
te zijn en te blijven bezield met den
zelfden geest van studie, met den
zelfden ijver en dezelfde edelmoedig
heid, die in den Eerbiedw. uitschit
terden. Hierna gaf de H. Vader aan
allen den Apostolischen Zegen. Na
zich nog even met de aanwezige
Prelaten en ook met Z. Em. Kardinaal
van Rossum onderhouden te hebben,
trok Z. H. zich in zijn particuliere
vertrekken terug.
Een hotel voor Vrouwen.
In New-York bestaat een hotel, dat
alleen voor vrouwen bestemd is. Hot
heet: „The Grace Dodge hotel" en
kan vierhonderd gasten herbergen.
Het wordt voorbeeldig bestuurd en
gaat zeer goed, men wordt er uit
stekend bediend, ofschoon door het
gansche personeel geen fooien worden
aangenomen.
De verantwoordelijke posities wor-
deD door vrouwen vervuld, die een
academische opleiding achter zich
hebben en meisjes uit den besten
stand biedon zich voortdurend aan
voor allerlei baantjes. Wanneer de
gasten kinderen medebrengen en do
moeder gaat boodschappen doen,
visites maken of andere bezigheden
heeft, dan is er een vroolijke kinder
kamer waar de jeugdige logé's door
deskundig personeel prettig worden
beziggehouden.
Wie naar New-York gaat moet
maar eens gaan zien hoe het hotel
aan Ilollandsche vrouwen bevalt.
(„Centrum")
Vroawenarbcidssckool.
Te Deventer zal een nieuwe Vrou-
wenarbeidsschool worden gebouwd,
waarvoor de kosten geraamd zijn op
f530.000.
Intern. Federatie van R.-K.
Vrouwenbonden.
Tot de Internationale Federatie
van R.-K. Vrouwenbonden; welke na
den wereldoorlog wederom gereor
ganiseerd is en de meeste landen
van Europa, benevens nog enkele
Staten buiten Europa, omsluit, is thans
ook Nederland toegetreden.
De eerstvolgende aigemeene ver
gadering zal in het volgend jaar te
Rome plaats hebben.
Wat de vrouwen in Engeland kunnen
verdienen.
Het „Handelsblad" neemt uit de
„Daily Chronicle" eenige cijfers over
van de salarissen der vrouw in
Engeland.
Als gemiddeld salaris der vrouwen,
natuurlijk vah vrouwen die iets pres-
teeren, wordt 700 pond genoemd (een
pond is plm. f 12). Een vrouwelijke
arts verdient ongeveer 800 a 900
pond. Directrices van bedrijven ver
dienen méér, doch zulken zijn er niet
veel, ofschoon er directrices bij ver-
zekeringsarbeid en aan advertentie-
bureaux genoemd worden, wier
inkomen boven duizend pond gaat.
Ook vrouwelijke accountants, die knap
in hun vak zijn, kunnen een salaris
van 4 cijfers verdienen.
In de wetenschap worden de vrou
wen niet zoo hoog gesalarieerd. Enkele
hoofdonderwijzeressen verdienen 800
en 1000 pd., maar dat zijn uitzonde
ringen. Toch vermeldt het Engelsche
blad ook, dat onlangs aan een vrouw
een leerstoel te Londen werd aange
boden, die 2000 pond salaris gaf,
maar zij verdiende meer met privaat
lessen.
Fr zijn ook vrouwen die gewoon
als verkoopster in een zaak komen,
geleidelijk opklimmen en dan een
post krijgen waarbij zij het toezicht
moeten uitoefenen in haar afdeeling.
Zij krijgen salaris en extra's van al
wat wordt verkocht en kunnen van
800 tot 1000 pond verdienen.
Er wordt bijgevoegd dat om een
goed salaris te verdienen ieder
in 't eigen vak goed onderlegd moet
zijn, ontwikkeling en beschaving be
zitten en hard willen werken.
Een honderdjarige.
Honderd jaar oud' is te Ballygraigue
in het Iersche graafschap Tipperary,
Ellen Mc. Grath overleden, meldt de
„N. R. Ct."
Op haar sterfbed verklaarde zij:
Goddank, dat ik beleefd heb, dat
Ierland vrij is. Ik heb bij mijn leven
kwade dagen, zwarte dagen in het
land gezien.
De oude vrouw was in het bezit
van al hare vermogens, toen zij stierf.
Monniken-leven.
Zooals de bladen reeds meldden,
zal de bekeerling Frederik van Eeden
den Tweeden Kerstdag door den H.
Doop worden opgenomen in de
Roomsch-Katholieke Kerk. Die plech
tigheid zal geschieden in de Bene
dictijner-abdij te Oosterhout.
Over het leven dier monniken
schreef de bekende schrijver Vincent
Cleerdin indertijd het volgende:
Twee malen daags genieten de
monniken van Sint Benedictus eene
gemeenschappelijke ontspanning, des
middags namelijk na den maaltijd en
des avonds. Dan wordt het groote
kloosterlijke stilzwijgen verbroken,
dan ontspinnen zich drukke ge
sprekken en weerklinkt, zij het altoos
gedempt en zonder luidruchtigheid,
de gulle blijde lach.
Hunne ontspanning wordt geheel
en al geadeld door den geest van
wederzijdsche liefde.
Wel werkt daartoe de omgeving
mede, waarin zij die ontspanning
genieten! De liefde tot de schoone
natuur, die Sint Benedictus zóó eigen
was, dat zij spreekwoordelijk werd,
bezielt ook zijne zonen. En zij zorgen
dat de tuin, de meestal zeer groote
tuin, die hunne abdijen omringt, als
een juweel van natuurschoon praalt
en schittert rondom de stijlvolle ge
bouwen.
Broeder tuinman heeft wel een
schoone, maar geen gemakkelijke
taak. Een groote verscheidenheid van
kleurige bloemperken vordert voort
durend zijne zorgen, de talrijke ge
wassen, die de wandelpaden om
zoomen, evenzeer.
De boomen moeten geregeld worden
opgesnoeid, de vijvers gezuiverd, de
klimopslingers langs oude muren en
vriendelijke tuinhuisjes met bekwame
hand geleid.
Dankbaar genieten de monniken
van dien gestagen arbeid, die ook de
moestuinen en boomgaarden der abdij
in goede orde houdt. Want op mooie
dagen nemen zij daar niet enkel
hunne ontspanning, doch zetten zij
er zich ook tot studie of overweging,
indien hun lichaam versehe lucht
behoeft. Van uit de vensters hunner
cellen zien zij naai- de schoonheid
van Gods natuur, gelijk die zich in
hun abdijtuin openbaart
Wanneer het uur der ontspanning
is aangebroken, vereenigt zich hier
het geheele convent, tenzij windvla
gen of regenbuien of avondduisternis
en koude de monniken tot binnen
blijven dwingen. Vader abt gaat zijne
zonen vóór in gesprek en vroolijkheid.
De oudere paters voegen zich aan
stonds bij hem en bespreken de ge
beurtenissen van den dag of de be
langen van de abdij. Zonder zich
geheel van deze groep af te scheiden,
komen de jongere monniken bij
elkander, om den vrijen loop te geven
aan hunne gedachten, om elkander
te onderhouden over de resultaten
van hun arbeid en studiën.
Vader abt deelt de ontvangen
brieven uit, laat de monniken kennis
nemen van pas-verschenen boeken
en tijdschriften, of leest voor, wat
medebroeders, die elders eene abdij
hebben gesticht, hem schrijven over
hunne moeilijkheden en ervaringen.
Aldus komen de gesprekken los.
Het gemeenschapsgevoel is mede
deelzaam vreugde en verdriet worden
onderling besproken en gezamenlijk
gedragen. Ontvangt een der monniken
slechte tijdingen van zijne verwanten,
zijne medebroeders zullen hem
troostenverheugt er zich een over
goede gebeurtenissen, de anderen
zullen deelen in zijne vreugde.
De ontspanning der monniken is
waarlijk niet enkel op het uiterlijk
gericht. Zoekt de menigte in de
wereld haar vreugde in lawaaipret,
in schatering en luidruchtigheid,
de monniken zoeken hun vreugde
veel echter, wijl zij ook de ziel be
reiken kan in ingetogenheid en
zelfbeheersching. Laat de lach stiller
zijn, naar het voorschriftrisummul-
tum aut excussum non amare,
hij is er niet minder verkwikkend
om. Moet menigeen in de wereld,
zelfs in den kring zijner zoogenaamde
vrienden, voorzichtig wezen met
uitlatingen over toekomstplannen en
dagelijkschen arbeid, de monnik
kan bij zijne medebroeders vrijuit
spreken over al wat in het hart ligt.
Zoo worden de uren van ontspanning
tot een bron van sterkte en kracht
voor den arbeidzame, van licht en
vreugde voor den beproefde, van ver
jeugdiging en verheugenis voor den
oude van dagen, van beschaving en
ontwikkeling van den jeugdigen
monnik
De meesten hunner kennen zulk
geluk een leven lang. Begrijpen zij
wel hoe velen het ontberen, hoe
velen in de groote menschenmaat-
schappij daarbuiten geen eigenlijke
ontspanning meer kennen?
Elke Benedictijnen-abdij telt in de
wereld vele vrienden die haar nu en
dan met een bezoek komen vereeren.
Ook deze deelen menigmaal met de
monniken de uren van ontspanning.
Zouden er wel ooit gasten ter abdij
vertrekken zonder een vleugje mede
te nemen van den kloosterlijken geest,
den Benedictijnschen zielevrede
Grootsch, evangelisch-zuiver is de
opvatting der gastvrijheid, welke in
de Benedictijnen-abdijen heerseht. Het
is alsof de monniken-vader voorzien
heeft, welk een grooten invloed zijne
zonen zouden kunnen uitoefenen op
de maatschappij, indien zij zich niet
geheel afsloten van het wereldver
keer.
„Omnes supervenientes hospites
tamquam Christus, suscipiantur, quia
ipse dicturus est: Hospis fui, et sus-
cepistis me. Et omnibus eongruus
honor exhibeatur maxime domesticis
fidei et peregrinis, zoo schreef Bene
dictus in zijn regel2;: Alle aanko
mende gasten behooren te worden
ontvangen als Christus, want deze zal
zeggenIk ben gast geweest, en gij
hebt mij ontvangen. En allen worde
passende eere bewezen, vooral den
huisgenooten des geloofs en den pel
grims.
Al werd deze regel geschreven in
tijden, toen de zwervers en reizigers
nog geen verkeersgemakken kenden,
en al hebben zich de omstandigheden
zoodanig gewijzigd, dat men bijna
overal in de beschaafde streken van
oude en nieuwe wereld zonder eenige
moeite huisvesting verkrijgen kan,
toch hebben de Benedictij nen er niet
aan gedacht, zich aan de toepassing
van dit voorschrift te onttrekken.
Om deze reden is dan ook voor de
gasten een afzonderlijk kwartier dei-
abdij ingericht. Zij hebben zich begrijpe
lijkerwijze tc schikken naar de dag
orde, doch voor het overige maken
de monniken het verblijf den vreem
delingen in de abdij zoo aangenaam
en gemakkelijk als mogelijk is. De
ondervinding doet mij zoo spreken in
dankbare herinnering aan den jour-
nalistieken arbeid, dien ik gedurende
een tweetal weken in eene Benedic
tijnenabdij verrichten mocht. Omring
den de monniken mij, een bijna on
bekende, niet aanstonds met al hunne
zorgen Verschaften zij mij niet alles
wat ik als reiziger noodig had, om
mijne taak te vervullen V Hadden zij
niet de vriendelijke heuschheid gehad,
om mij een frissche, lichte cel aan
te wijzen, die een uitzicht bood op
het schoonste deel van den abdijtuin
en op de kleine heuvelen van den
omtrek en op het heerlijk silhouet
der oude stad Leuven Brachten zij
mij niet als een schat het groote
kroniekboek der jeugdige abdij en
de geschiedenis van Leuven in pracht
uitgaaf.
Daar herdacht ik, hoe vele andere
zwervers reeds binnen de muren van
andere abdijen hebben vertoefd,
en hoe ook zij den zachten adem
voelden van de schoonste eeuwen dei-
monniksorden, hoe zij de onrust van
hun bezigen geest voelden bedaren
in deze atmosfeer van vrede en
vroomheid.
De tegenstelling met een anderen
levensvorm drong zich onweerstaan
baar aan mij op, wanneer ik des
avonds uit het open venster mijner
cel keek naar de stad. Daar brandden
als eene illuminatie de kermislichten,
daar vlamde tegen den horizon een
roode walm en gloed van veel ver-
maak-gelegenheden, daar weerklonk
gejoel en getier, waarvan de doffe
galm met het verre geratel der
carousels tot mij doordrong. En ik
wist, dat al de menschen, die daar
zwierden en vroolijk deden, al die
menschen tezamen niet zooveel geluk
in zich omdroegen als de weinige
monniken, onder wier dak ik ver
toefde. Ik wist het met zekerheid
en van hun stil geluk genoot ik toen
ook mijn deel
Anderen, die nog méér in de gej
weldige bedrijvigheid van het moderne
leven staan, gevoelen dat geluk wel
licht nog sterker. Daarom ging de
roerige Louis Veuillot steeds in de
abdij van Solesmes zijn geest ver
kwikken wanneer die was afgetobd
door voortdurenden strijd en kwel
lende zorgen. En dan juichte liij in
zijn brieven over zijn geluk; dan
schreef hij 3) zinnen als deze: „Rien
de plus joli, que le beau temps de
Solennes. Les prés sont verts, les
arbres verts, la rivière vertele ciel
arrive parfois au bleu italien. II y a
bien dans le lointain un sifflet de
chemin de fer, mais il ne siftle que
par certain vent, et deux oil trois
coups seulement par jour. Ce n'est
rien dans une civilisation si brillante"
Reeds S. Benedictus teekende het
aan -*), dat de gasten „nunquam
desunt monasterio", nooit in een
klooster ontbreken. Dit is nog zoo.
De regel waakt er tegen, dat zij iets
van den geest der wereld brengen
binnen de gewijde muren, hun dank
baar enthousiasme zorgt er voor, dat
zjj wel iets van den geest der abdij
medenemen naar de wereld, naai-
hunne dagelijksche omgeving, die bij
zulke aanraking slechts winnen kan.
De plaats, waar de monniken ge
meenschappelijk genieten van de
eenvoudige geneuchten des levens,
herinnert hen ook voortdurend aan
den dood. Zij blijven in geestelijke
gemeenschap met de broeders, die
hun voorgingen naar het eeuwig
leven.
In een stillen, mooien hoek van
den tuin, meestal dicht nabij de kerk,
ligt het kerkhof der abdij. Kleine
kruisen van zwart hout dragen de
namen dergenen, wier stoffelijk over
schot in de graven rust. Wat groen
en enkele bloemen sieren den tuin-
hoek
Zij zoeken de nabijheid des doods,
de monniken, wetend dat de gedachte
aan den uitersten den menscli weer
houdt van de zonde. Zij weten ook,
dat de dood hen niet scheidt van de
overledenen, wier geestelijke gemeen
schap met hen nog inniger wordt.
Zij zien heen door de nevelen dei-
wereld, tot in het heldere hemelen-
licht
Wanneer de ster vensure van een
zieken monnik zich aankondigt, gaan
zij gezamenlijk tot zijne sponde, om
door hunne gebeden zijn levenseinde
te verzoeten. Het stervensoogenblik
jaagt hun geen schrik aan; rotsvast
is hun geloof aan een gelukkige
eeuwigheid. Het heengaan der ziel
luidt het feest in harer vei-eeniging
met den Christus. De slagschaduwen
der droefenis om de aardsche schei
ding worden verdreven door den
weerglans van het hemelsche feest
Voor iederen Benedictijn is de dood
de bereiking van zijn levensideaal,
door den ordestichter aldus aanbe
volen: „Quaere pacem etpersequere
eam", zoek den vrede en streef dien
na
En zoo leeft in de achterblijvenden
eene groote vereering- voor hen, die
dat ideaal hebben bereikt. Daar de
Kerk echter leert, dat ook de kleinste
smetten nog moeten worden uitgeboet
door de ziel, helpen de monniken
deze door gebeden en goede werken,
om haar ideaal spoedig in al zijn
volheid te genieten.
Voortdurend leeft in hen de ge
dachte aan de dooden, welke levendig
gehouden wordt door liturgische ge
beden en door den dagelijkschen gang
naar of langs het kerkhof. De groote
jaarlijksche herdenking van alle
zielen der afgestorvenen heeft haar
ontstaan aan den Benedictijner-monnik
S. Odilo van Cluny te danken.
Zij leeren er wel veel, de monniken,
van hunne overleden broeders. Zij
worden er voortdurend aan her
innerd hoe vergankelijk het leven is,
hoe ijdel eigenlijk alle faam en glorie,
hoe broos geleerdheid en kunstvaar
digheid.
In het aanschijn des doods behouden
zij hun eenvoud, hunne nederig
heid, hunne offervaardigheid, hunne
naastenliefde en, altoos meer dan
de lijden en dood schuwende wereld-
ling, de stille blijdschap des harten.
Want, zooals de dichter 5) het simpel
en treffend zeide:
Want geen die vlekloos dragen kan
Voor aardsche vreugd en aardsche
[smart
De zachte lamp van blijdschap dan
De eenvoudigen van hart.
Cap. 4.
2) Cap. 53.
3) Lettres. II, p. '273.
Cap. 53.
5) Botitens, Beatrijs.
Yan een mensehenleven.
De Berlijnsche briefschrijver van
„De Tijd" verhaalde onlangs van den
eenmaal levenslustigen, vroolijken
rijkbegaafden jongen tooneelspeler
Harry Walden, die alles had wat de
wereld gelukkig noemt: eer, geld,
kunst en die als alcoholist en morfl-
nist rampzalig te gronde ging, omdat
hij het voornaamste mistelevensernst
en levensmoed, vrucht van geloof en
godsdienst.
Na geschetst te hebben hoe de
karakter- en willooze jonge artist bij
tijd en wijle zich overgaf aan verre
gaande dronkenschap, gaat de brief
schrijver aldus door:
Walden trachtte zich op te heffen.
Een tijd lang scheen alles goed te
gaan. Hij werkte in Weenen, was de
aangebeden lieveling van publiek en
eritiek. Hij had een vrouw gevonden
de tooneelspeelster Frieda Waagen
die hem scheen te beschutten voor
don eenzamen angst voor zijn ziel
en voor het gif, dat hij als tegengif
nam, de alkohol. Walden leefde zeer
teruggetrokken met zijn vrouw en een
zoon uit het eerste huwelijk van die
vrouw. Tot groote verwondering van
iedereen hield zij hem vast. Zij hield
hem zelfs van den alkohol af. Tot
welk een prijsDeze vrouw dreel
den duivel met Beëlsebub uit. Zij