ilS i
ienken.
Iterij
ïzer
/ER,
Nederland
Tweede Blad
gereed.
Goes.
COURANT
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
ZATERDAG 26 NOVEMBER <921
ende
uche
en in
50
eken
n, als:
el.
5.
tr. 3 I
n,
GOES
REN.
Goes,
cadeau.
oes:
f
Kerknieuws
Onderwijs.
Het hoekje van humor.
Voor onze vrouwen.
4776-165
f 2,10.
J
4802-20
1824,
lerling al»
door
2296-90
4915-20
4920-150
A 57
9! 0
„Sinter-Claes
Eigenlijk is de voorpret altijd het
allermooiste.
't Begint zoo in de tweede of derde
week van November. Dan komen ze
op een 'goeien dag opgewonden de
klas binnenstormen:
„Juffrau, Sinniklaas is 't 'r al! In
de mellekslon is-tie".
..Ja juffrau, 'k heb 'm auk gesien".
„En Swarte Piet het-ie ank weer
bai 'm".
Dat is het geluid, waar je als
ervaren onderwijzeres op wacht, zoo
als de [natuurliefhebber in de lente
naar 't eerste gefluit van vink of
lijster spiedt. Want vanaf dat oogen-
blik zijn ze „in de stemming", slikken
se met graagte alles, waar je „Sinter
klaas" bij te pas kunt brengen, bedelen
ze om een „Sinterklaas-verhaal", en
of ze nou de Sinterklaasliedjes niet
mogen zingen",
En in de weken, die dan komen,
is er op schooi niets en alles met ze
tg vangen. Niets, waar het betrett
rustig opletten om iets nieuws te
leeren, want daar zijn ze te onge
durig voor. Alles wanneer het er om
gaat, rzich eens extra in te spannen
voor één enkele les.
Er staat b.v. voor 't laatste half
uur „schrijven" op 't lesrooster. Dan
zeg je geheimzinnig: „Jongens, weet
je, wat we eens moesten doen'? We
gaan eens héél erg ons best doen met
't schrijven en dan laten we om
vier uur de schriften open op tafel
liggen!"
Meer hoefje heusch met te zeggen,
de sufste uit de heele klas heeft je
ook al lang begrepen. En je hoeft
ook niet om te kijken, of ze wel
opletten, ais je met groote krijtletters
't voorbeeld op 't bord gaat schrijven.
Natuurlijk kies je, als 't even kan,
iets toepasselijks, b.v. „sint" of „piet".
Wil je ze heelemaal op kookpunt
brengen, dan slijp je ook nog de
potloodpunten wat bij, of je deelt
•nieuwe pennen uit. En laat ze dan
getroost hun gang maar gaan
Met kleuren als boeien en de'punt
van hun tong opgekruld als bij een
heraldieken leeuw zitten ze te werken.
Ieder K wil'?; het „'t mooiste" doen,
nieuwsgierig loeren ze of hun buur-
map 't soms „nog mooier" krijgt.
En wanneer ik de kinderen een
teeken^geef om heen te gaan, dan
kijken "ze bij de deur nog eens vol
belangstelling over de rijen banken,
waar; aldie schrijfboekjes zoo open
liggen uitgestald.
Den volgenden morgen is de betoo-
vering verbroken. Onverschillig gaan
ze op hun plaats zitten, kleppen hun
schrijfboekje dicht en bergen 't in
hun kastje. Maar zoodra de bel gegaan
is, draai je heel argeloos het bord
om en valt zelf haast achterover
van schrik!
Want daar staat in sierlijke krul
letters: „Sinterklaas vindt, dat jullie
heel netjes geschreven hebt", en
daaronder: „Jullie moet maar eens
in de schoorsteen kijken".
't Effect mist nooit. Hun -mondjes
gaan open, hun oogen glimlachen.
Vol ontzag staren ze op de getooverde
letters.
Dan zeg je zoo langs je neus weg:
„Ja, eigenlijk wou ik op dezen kant
sommen gaan opschrijven. Zullen we
"t maar uitvegen?"
„He nai, he nai, juffrau, niet uit-
faige! staan late!" smeekt het koor.
„Nu, dan moeten de sommen maar
zoo lang dp't andere bord. Kun jullie
ze dan allemaal wel zien?"
Natuurlijk kunnen ze dat, en geen
Ikind heeft nu te klagen, „dat 't zoo
glimt".
Dan ga je rustig met ze aan 't
werk. Maar ze zijn niet voldaan, die
onderste zin spookt hun door 't hoofd.
Eerst smoezen ze er met elkaar over,
dan kijken ze je eens aan. Waarom
zeg je nu niets'? Je hebt "het toch
ook gelezen!
Eindelijk trekt één de stoute schoe
nen aan, steekt den vinger op. „Juf
frau, d'r staat, datte me in de scliaur-
stain motte kaake".
Hevig geknik bij al de anderen.
„Ja, juffrau, sien u maar sellef".
Je houdt je nog ongeloovig. „Zou
Sinterklaas dan de schoorsteen hier
bedoelen
Ze knikken, dat hun hoofd er haast
af rolt. Vast en stellig gelooven ze
van ja.
„Nu, dan moeten we maar eens
kijken. Wie durft de schuif op te
trekken?" (Als „schoorsteen" fungeert
in zulke gevallen de koker van 't
ventilatie-toestel.),
Liefhebbers bij de vleet, „weet je
wat, dan mag Piet de schuif open
maken en Annie mag er onder kijken".
Ademlooze stilte. Piet trekt de
voorhang weg, Annie duikt in de
luchtkoker, komt vuurrood weer
boven en't Is niet van veel
beteekenis, wat suikergoed, wat
pepernoten, maar heusch de paar
kwartjes wel waard. En als even voor
twaalven de borstplaatjes worden
rondgedeeld, worden zo met aandacht
om en om gedraaid en bekeken en
dan door menig kind eerst in den
zak gestoken, om aan Moeder te laten
zien". En in elk geval proeven ze
allemaal wel, dat ze veel lekkerder
smaken dan „gewone" borstplaatjes
Als ik wat te zeggen had, zou ik de
kinderen nooit Sinterklaas laten zien.
t «Is waar, z\j zelf vinden het heer
lijk en op een groot Sinterklaasfeest
kan hij misschien moeilijk gemist
worden. Want hij is en blijft ,"het"
feestnummer en zoodra hij verschijnt
in 't rood en goud, met z'n gekrulde
staf en lange witte baard, vooral niet
te vergeten met z'n wonderlijken
zwarten Piet, stijgt immer de vreugde
ten top.
En toch! Zou 't voor ons ook wel
goed wezen, onze idealen verwezen
lijkt te zien! Blijft Sinterklaas niet
het meest verheven, het oppermach
tigst, zoolang hij zich niet heeft ver
toond en ze niet in de gelegenheid
zijn geweest, z'n gezicht en z'n stem,
z'n kleeding en manieren nauwkeurig,
ja soms critisch, gade te slaan
En nu praat ik nog niet eens yan
het „veredelende" voorbeeld, dat
sommige gehuurde Sinterklazen, ver-
kleede slampampers, in de groote
stad kunnen geven, 't Is mij wel
eens gebeurd, dat een kind 's morgens
opgewonden naar mij toe kwam:
„Juffrau, sa'k u nau es wat zegge,
Sinniklaas het gisterafend, wat erreg
gefochte! Huisch waar juffrau, in de
lunsbar op de Rausegracht, me broer
tje was 't er sellef bai, want die moch
mit me Aume mai. En toen was tr
soo'n fint en die maakte als maar
rusie tege Sinniklaas en toe heptie
'm baitgepakt en de deur uitgesmaite".
't Leukste was, dat dit feit den
heiligen bisschop in 't minst geen
afbreuk deed in de oogen van dit
kind. Integendeel, 't vergrootte zijn
aanzien, dat hij „zoo'n graute fint"
nog de deur uitzetten kon. Maar voor
subtieler, meer idealistisch aangelegde
kinderen zou niemand toch zoo'n
tafereel wenschen.
En hoe verwarrend werkt het groote
aantal Sinterklazen dat de kinderen
uit de groote stad in die weken voor
zich zien, op hun geloovend gemoed!
„Mot u 's kaake, juffrau, wat een
maui printeboek. Raai es fan wie ik
't gekraige heb? Fan Sinniklaas, die
is bai Fraum en Draisman, en 't is
dr de haile dag sau fol, je mot wét
dringe, om dr in te komme".
„Ja juffrau, ik heb 'm auk al gesien,
in de poffertjeswinkel".
„In de poffertjes-winkel? Hoe ken
dat nou? Da's fast niet de „echte".
„Niet de echte? En 'k het aaiVn
bromtol fan 'm gehad!
Ja dan wordt de zaak ingewikkel
der. Want, saün bromtol die krijg je
toch maar niet zoo van de eerste de
beste. Daar moet Sinterklaas toch wel
op de een of andere manier de hand
in gehad hebben. En als ze er dan
heelemaal niet meer uit wijs kunnen,
komen.
„Juffrau, seg u nau's, ken dat nau?
Sinniklaas ken toch niet bai Fraum
en in de poffertjes-winkel allebai
tegelaik w^ise?"
Zoo lang het kan, houd ik mij altijd
wijselijk buiten alle discussie. Maal
ais ze me erg in 't nauw drijven,
moet ik wel wat zeggen. En dan red
ik mij er maar zoo goed mogelijk uit:
Ja, zie jullie, ik geloof dat Sinter
klaas in sommige winkels al wel van
te voren wat speelgoed neerzet voor
zoete kinderen. En misschien vraagt
hij dan wel aan een van de andere
bisschoppen, om dat voor hem uit te
deelen. Maar op Sinterklaasdag dan
komt hij altijd zelf. En ik heb een
brief van hem gehad: als jullie erg
goed oppast, dan komt hij misschien
ook hier op school".
Zoo promoveer ik dan de Sinter
klaas, die op school verschijnt, tot de
„echte". Nu is 't er tenminste een,
die z'n waardigheid weet op te houden,
die niet vecht en niet plat spreekt
en in zooverre is hy „echt", dat hij
niet uit baatzucht zijn rol speelt, maar
Uit liefde voor de kinderen belange
loos zijn tijd en moeite er voor geeft.
En toch vrees ik, dat in menig pienter
bolletje wel eens twijfelend de vraag
rijst: „Zou dit nu wel de „echte
Sinterklaas zyn?"
En toch, hij bestaat wel voor de
kinderen, de „heele echte". Wie dat
dan wel zou wezen?
Verbeeld je eens, dat Sinterklaas
in 't hartje van den zomer viel, als
de kinderen by daglicht naar bed
toe gaan en ze zoo vroeg niet wakker
kunnen worden, of 't is alweer licht!
Wat zou er dan van dit mooie,
mystieke feest terechtkomen?
Of. je kunt de zaak ook omdraaien.
Zou deze allerliefste sage ooit ontstaan
zyn, als 't niet dezen tijd van 't jaar
de grootste helft van den dag zoo
geheimzinnig donker was, als de wol
ken niet zoo langs den hemel joegen
en de stormwind niet zoo om 't huis
heen bulderde?
In de wisselende schaduwen, die 't
maanlieht dan werpt; in 't huilen van
den wind door den schoorsteen en 't
kletteren van de regenvlagen op het
dak, in 't rammelen aan deuren en
vensters, ziet en hoort het kind nog
heden den „echten" Sinterklaas, zoo
als de primitieve volken vroeger aan
het uitspansel en in de natuurver
schijnselen hun goden herkenden. En
als je daarvan de verhalen hoort, dan
zie je 't ontzag en den heiligen eer
bied diep in hun wijdgeopende oogen.
„O juffrau, 'k ben toch soogeschrok-
ke gisterafend! Me sussie wou niet
na be'd en toe dwong se om op te
blijfe (natuurlijk zijn ze 't nooit zelf
geweest, want dan zouden ze 't wel
uit hun hart laten om 't je over te
vertellen) en toe opeins riep Sinni
klaas door de schoorsteen: Wijewei
is gauw soet wese!" En we hadde
't allemaal gehoord, en me moeder
ook!"
O? „Nau he 'k Sinniklaas écht
gezien juffrau. Toe 'k bai ons op de
gracht liep, sag 'k 'm an de aufer-
kant bofe op de huise. En se paard
had sükke lange paute?" (Hun ver
beelding ziet 't altijd reusachtig groot,
ze zeggen nooit„Sinterklaas leek zoo
klein boven op 't dak", 't is altijd:
„Sinterklaas had sau 'n hauge muts
op", of „Swarte Piet droeg sau'n-
graute sak op se rug!")
Ook daarom is deze Sinterklaas zoo
„echt", omdat hij „alles van je weet".
Ben je stout geweest, heb je iets
leelijks uitgehaald, dan kraakt hij
's avonds op den trap en klopt tegen
de ramen. En er is geen sprake van
dat je hem om den tuin leiden of wat
voorjokken kan, hij weet 't, dat voel
je aan 't bonzen van je eigen hart.
En ook al heb je goed opgepast en
ben je den heelen dag tevreden over
je zelf geweest, als je dan 's avonds
over het donkere portaal moet, o'fje
ligt in je eentje op de slaapkamer,
dan herinner je je opeens het zwarte
plekje in je ziel en je weet zeker,
dat Sinterklaas 't ook gezien heeft
en met een rilling over je rug hol
je de veilige huiskamer binnen of
trek je de beschermende dekens over
't hoofd.
En als je dan den volgenden
morgen wakker wordten je vindt
wat in je schoen! Een appel! een
suikeren beestje! een stuk koek! Wat
een zalig gevoel, dat Sinterklaas niet
meer boos is, dat hij ook geweten
heeft, hoe 'n spijt je hadt, dat je zoo
stout was geweest, en het .nu heeft
vergeven.
Ja, deze Sinterklaas, die leeft in
de fantasie en het geweten van ieder
kind, dat is toch eigenlijk pas „de
echte".
Een Amsterdamsehe onderwijzeres
plaatste verleden jaar dit alleraardigst stukje
over den indruk der St. Nicolaasgedachte
op de jeugd in de N. R. Ct. Wij meenen
het onzen lezers niet te mogen onthouden.
Op den eerste Zondag van den Advent.
Epistel van den H. Paulus tot de
Romeinen XIII: 11—14.
Broeders wij weten dat de tijd en
de uur is gekomen om uit den slaap
te ontwakenwant nu is ons de zalig
heid nader, dan toen wij het geloof
eerst aannamen. De nacht is voorbij,
en de dag reeds aangekomen. Laat
ons dan de werken der duisternis
afleggen, en de wapenen des lichts
aantrekken. Laat ons, als by dag,
eerbaar wandelen, niet in brasseryen
en dronkenschappen, niet in slaap
kamers en onzuiverheden, niet in
twist en afgunst; maar trek aan den
Heer Jesus Christus.
Evangelie, Lucas XXI: 2533.
In dien tyde zeide Jesus aan zijne
leerlingenin zon, en maan, en ster
ren zullen toekenen zijn, en op de
aarde onder de volken angst, uit
verbaasdheid van het geruisch dei-
zee en baren; de menschen zullen
bezwijken van vrees en verwachting
van hetgene der heele wereld zal
overkomen: want de krachten der
hemelen zullen beroerd worden. En
dan zullen zy den Zoon des menschen
in eene wolk zien koinen, met groote
magt en heerlijkheid. Als dan deze
dingen beginnen te geschieden, zoo
ziet omhoog, en heft uwe hoofden op,
omdat uwe verlossing nabij is. En
hij zeide hundezegely kenisBeschouwt
den vijgenboom en alle hoornen: als
zy uitschieten, dan weet gy dat de
zomer naby is. Zoo ook, als gy deze
dingen ziet geschieden, weet dan, dat
het rijk Gods nabij is. Voorwaar ik
zeg het u, dat dit geslacht niet zal
voorbygaan, voor en aleer al deze
dingen geschieden. Hemel en aarde
zullen voorbygaan; maar mijne woor
den zullen niet voorbijgaan.
De Missie in het Noorden.
Finland-Denemarken.
In het midden van het jaar ver
trok Mgr. Dr. J. M. Buckx S.C.J. als
Apostolisch Administrator naar Fin
land. Reeds vroeger had de nieuwe
dignitaris daar zegenrijken arbeid
verricht, was echter onder het regime
van den Czaar-Paus met zijn con
fraters als staatsgevaarlijk over de
grenzen gezet. Pater W. öovaart
geeft een interessant artikel over de
Finsche Missie in het „Missiewerk"
van 1 Nov, j.l. Was het vroeger
geheel Katholiek, bekeerd van uit
Zweden, onder Gustaaf Wassa ging
het in zyn offlcieele personen over
tot de z.g. Hervorming. Gustaaf Adolf
voltooide den afval.
Op de 3 millioen inwoners zijn
ongeveer 1000 Katholieken.
Moge een machtig gebedenverbond
wasdom schenken aan zaad dat
door de geloofsverkondigers in het
hooge Noorden wordt uitgestrooid.
Dezelfde aflevering van het „Missie
werk" bevat vaD de hand van Pater
Nic. Perquin S.J. een beschouwing
over Denemarken.
Gaat de missie in Denemarken
vooruit? vraagt de schrijver.
Een twintig jaar voordat de gods
dienstvrijheid 'in Denemarken door
de wet gewaarborgd werd (6 Juni
1849), moest een Nuns Höffding nog
het land uit omdat hij katholiek werd,
en in 1917 benoemde koning Chris-
tiaan X, Bisschop van Euc-.h tot com-'
mandeur van den „Dannebrog" ja de
koninklijke familie telt zelf thans
onder haar leden katholieken.
In 1845 telde de Katholieke kerk
600 leden, in 1851 800 leden, 3 pries
ters, een kleine school met 30 kinde
ren en als eenigst boekwerk der
Katholieke Deensche litteratuur eén
kleine katechismus.
In 1911 telde het 9800 katholieken
en in 1917 18.240.
Het evangelie werd wel voorname
lijk aan de armen verkondigd, toch
ziet men katholieken van alle rangen
en standen der maatschappij, o.a. den
kamerheer Berling, den minister van
Buitenlandsche Zaken Scavenius e.a.
Naast twintig wereldgeestelijken
werken tien mannelijke en evenveel
vrouwelijke orden in Denemarken:
63 priesters, 58 broeders en 567
zusters.
UTRECHTS MISSIE-COMITÉ.
Een Katholieke Universiteit, een
groote weldaad.
Wij lezen in „Het Centruum":
Op den feestdag van St. Albertus
werd te Freiburg het nieuwe acade
misch jaar geopend. Mgr. Basson,
bisschop van Lausanne en Genève,
hield daarbij de volgende toespraak:
Dezeven of acht jaar, die wij beleefd
hebben, waren voor de Universiteit
Freiburg in verschillende opzichten
een tijd van beproeving. Het ?s mij
een groote vreugde te constateeren,
dat zij dien glansrijk doorstaan heeft
en op hare gewone manier voortgaat
met hare taak te vervullen, welke
haar stichters haar opgelegd hebben.
Gedurende meer dan honderd jaar
hebben de katholieke eedgenooten
naar een instituut voor hooger onder
wijs verlangd, dat hen gelijktijdig in
staat stelde om aan de wetenschap
van hun gemeenschappelijk Vader»
land het hunne hij te dragen en tevens
aan hun zonen een opvoeding te geven
overeenkomstig hunne godsdienstige
overtuiging.
Dit ideaal, waar allen vurig naar
verlangen, werd eindelijk door het
kanton Freiburg verwezenlijkt. De
Bisschop van het diocees, die eens
leerling en leeraar aan de Universi
teit van Freiburg was, en dat niet
vergeten zal, acht zich gelukkig, open
lijk de groote weldaad te erkennen,,
die zy aan katholiek Zwitserland
bewijst.
De leeraren onzer verschillende
faculteiten onderscheiden zich niet
alleen door hunne colleges, maar ook
door hun werken, die in alle takken
der menschelijke wetenschap uit
gegeven zijn. De groote vrijheid, die
zy bij hunne onderzoekingen betrach
ten, bewijst duidelijk, dat de weten
schap uitstekend samengaat met het
geloovig Christendom. Onze profes
soren staan in goede verstandhouding
met die van de andere Zwitsersche
Universiteiten, en werken vriend
schappelijk met hen samen. Deze
eendracht kan het hoogere belang
van ons vaderland slechts ten goede
komen.
De Universiteit van Freiburg neemt
echter een ruimer standpunt in. Zoo
wel door haar leerkrachten als door
haar studenten bezit zij een inter
nationaal karakter. Met voldoening
vermeld ik hier het wonder, dat by
ons is geschied en dat ergens anders
niet kon voorkomen. In de sombere
jaren van den oorlog, toen de geheele
wereld vijandig tegenover elkaar
stond, kon men onze professoren,
waaronder onderdanen waren van
alle oorlogvoerende landen, eendrach
tig zien samenwerken, zonder iets
van hun vaderlandsliefde te verliezen,
welke een ieder van hen voor zijn
land gevoelde, echter zonder aanstoot
te geven, hetwelk den gerégelden
loop van onze Universiteit in de war
zou brengen.
Logica.
Professor (doceerend): Zooals u ziet,
heeren, ziet ge thans niets. Waarom
ge niets ziet, zult ge aanstonds zien.
Zeg, heb je het ai gehoord? Alle
ordeteekenen en titels worden afge
schaft.
Maak je maar niet bezorg. Jij blijft
toch een elle ridder.
Rechter: Na den grooten inbraak
heb je nog denzelfden nacht een
kleinen inbraak gepleegd.
Beklaagde: Ja meneer de rechter.
Die kleine inbraak moest het alibi
vormen voor den groote.
Een 65-jarige misdadiger werd voor
een moordaanslag met verzwarende
omstandigheden tot 20 jaar gevange
nisstraf veroordeeld. Op de vraag van
den president der rechtbank, of hij
in hooger boibep wenschte te gaaz,
antwoordde hij: „Neen, mynheer de
rechter, ik hen best tevreden met
mijn straf. Ik had nooit gedacht,
dat ik nog zoo lang zou leven".
Kwaad voedsel,
Kwaad gebroedsel.
De Universiteit van Freiburg is
zoowel in haar geheel op de Kerk
gegrondvest, als nuttig voor haar
vaderland, zij is werkelijk internatio
naal, in den hesten zin van het woord.
Daarom wenschen wij, dat zy zich
steeds meer ontwikkele, niet alleem
voor de begrijpelijke belangstelling
van hèt Freiburgsche volk, maar vaa
alle katholieken van Zwitserland,
want allen hebben er belang bij haar
te zien groeien en bloeien.
Joodsche vrouwenraad.
Te Amsterdam ep te Den Haag
zijn afdeelingen gesticht van den
Joodschen Vrouwenraad, waarvan de
hoofdzetel te Amerika is gevestigd,
Mevr. Alex Kohut uit New-York is
als afgevaardigde van den Bond naar
Nederland gekomen om de toetreding
der Nederlandsche Joodsdhe vrouwen
te winnen.
De „Council of Jewish Women"
houdt zich bezig met goede werken
op alle gebied, vooral met hulpver
leening aan de emigreerende Joden,
enz.
Vrouwen aan de Beurs.
De Economische Rijksraad in
Duitschland heeft in zijn vergadering
van 10 November .besloten, dat ook
vrouwen aan de Beurs zullen worden
toegelaten.
De R. K. Universiteit en de vrouw.
Marie Trooster schrijft in „de Tyd",
dat ook de vrouwen krachtige propa
ganda moeten maken voor de R. K.
Universiteit, omdat die ook voor haar
zelf van zoo groot nut kan zijn. W«
hebben wetenschappelijk gevormd#
vrouwen noodig in onze organisaties
en offlcieele lichamen.
„Onder dezen zullen er zijn, die
misschien met "opoffering van het
eigen diepe verlangen naar het natuur
lijk moederschap, de roeping kiezen
geestelijk moeder te worden in den
zin van licht en leidster te willen
zijn voor haar medemenschen.
Maar daartoe kan een universitaire
opleiding gewenscht, ja zelfs nood
zakelijk zyn-
Wat groote, innerlijke bevrediging
nu van hoogere orde hebben deze
dapperen noodig, om moedig te blijven
doorzetten, waar bij dezen levensstaat
een betrekkelijke eenzaamheid haar
onvermijdelijk wacht. Reeds in den
tijd van directe voorbereiding daartoe
kan zij aan die eenzaamheid niet
ontkomen, omdat zy haar jonge-
meisjesjaren zal moeten doorbrengen
in het studiemilieu aan een Hooge-
school.
Tot nu toe werd haar daartoe geen
andere gelegenheid geboden dan in
de kille sfeer van een vaak onge-
loovige omgeving, van hoogstens
neutrale wetenschap.
Gezelligheid van clubs, de geeste
lijke leiding van het katholiek ver-
eenigingsleven kunnen veel vergoeden
maar niet geheel de leegte vullen,
die in een meisjesziel komt bjj dit
dubbel gemis: de innigheid van het
familieleven en de warmte van een
allesomvattende geloofs-sfeer.
En daarom zal zij, misschien dank
baarder nog dan de jonge man, zich
gaan koesteren in de weldadige zon
nigheid van een puur katholieke
omgeving.
Haar geest en hart zullen er met
graagte het goede brood der katho
lieke wetenschap in zich opnemen,
dat haar doet groeien tot de ver
blijdende evenwichtigheid, die alleen
de Roomsche synthese geven kan."
De vrouw bij de Telegrafie.
Onder overweging, dat het wensche
lijk is, dat voor den rang van inge
nieur der telegrafie mede vrouwe-