ilS i ienken. Iterij ïzer /ER, Nederland Tweede Blad gereed. Goes. COURANT NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT ZATERDAG 26 NOVEMBER <921 ende uche en in 50 eken n, als: el. 5. tr. 3 I n, GOES REN. Goes, cadeau. oes: f Kerknieuws Onderwijs. Het hoekje van humor. Voor onze vrouwen. 4776-165 f 2,10. J 4802-20 1824, lerling al» door 2296-90 4915-20 4920-150 A 57 9! 0 „Sinter-Claes Eigenlijk is de voorpret altijd het allermooiste. 't Begint zoo in de tweede of derde week van November. Dan komen ze op een 'goeien dag opgewonden de klas binnenstormen: „Juffrau, Sinniklaas is 't 'r al! In de mellekslon is-tie". ..Ja juffrau, 'k heb 'm auk gesien". „En Swarte Piet het-ie ank weer bai 'm". Dat is het geluid, waar je als ervaren onderwijzeres op wacht, zoo als de [natuurliefhebber in de lente naar 't eerste gefluit van vink of lijster spiedt. Want vanaf dat oogen- blik zijn ze „in de stemming", slikken se met graagte alles, waar je „Sinter klaas" bij te pas kunt brengen, bedelen ze om een „Sinterklaas-verhaal", en of ze nou de Sinterklaasliedjes niet mogen zingen", En in de weken, die dan komen, is er op schooi niets en alles met ze tg vangen. Niets, waar het betrett rustig opletten om iets nieuws te leeren, want daar zijn ze te onge durig voor. Alles wanneer het er om gaat, rzich eens extra in te spannen voor één enkele les. Er staat b.v. voor 't laatste half uur „schrijven" op 't lesrooster. Dan zeg je geheimzinnig: „Jongens, weet je, wat we eens moesten doen'? We gaan eens héél erg ons best doen met 't schrijven en dan laten we om vier uur de schriften open op tafel liggen!" Meer hoefje heusch met te zeggen, de sufste uit de heele klas heeft je ook al lang begrepen. En je hoeft ook niet om te kijken, of ze wel opletten, ais je met groote krijtletters 't voorbeeld op 't bord gaat schrijven. Natuurlijk kies je, als 't even kan, iets toepasselijks, b.v. „sint" of „piet". Wil je ze heelemaal op kookpunt brengen, dan slijp je ook nog de potloodpunten wat bij, of je deelt •nieuwe pennen uit. En laat ze dan getroost hun gang maar gaan Met kleuren als boeien en de'punt van hun tong opgekruld als bij een heraldieken leeuw zitten ze te werken. Ieder K wil'?; het „'t mooiste" doen, nieuwsgierig loeren ze of hun buur- map 't soms „nog mooier" krijgt. En wanneer ik de kinderen een teeken^geef om heen te gaan, dan kijken "ze bij de deur nog eens vol belangstelling over de rijen banken, waar; aldie schrijfboekjes zoo open liggen uitgestald. Den volgenden morgen is de betoo- vering verbroken. Onverschillig gaan ze op hun plaats zitten, kleppen hun schrijfboekje dicht en bergen 't in hun kastje. Maar zoodra de bel gegaan is, draai je heel argeloos het bord om en valt zelf haast achterover van schrik! Want daar staat in sierlijke krul letters: „Sinterklaas vindt, dat jullie heel netjes geschreven hebt", en daaronder: „Jullie moet maar eens in de schoorsteen kijken". 't Effect mist nooit. Hun -mondjes gaan open, hun oogen glimlachen. Vol ontzag staren ze op de getooverde letters. Dan zeg je zoo langs je neus weg: „Ja, eigenlijk wou ik op dezen kant sommen gaan opschrijven. Zullen we "t maar uitvegen?" „He nai, he nai, juffrau, niet uit- faige! staan late!" smeekt het koor. „Nu, dan moeten de sommen maar zoo lang dp't andere bord. Kun jullie ze dan allemaal wel zien?" Natuurlijk kunnen ze dat, en geen Ikind heeft nu te klagen, „dat 't zoo glimt". Dan ga je rustig met ze aan 't werk. Maar ze zijn niet voldaan, die onderste zin spookt hun door 't hoofd. Eerst smoezen ze er met elkaar over, dan kijken ze je eens aan. Waarom zeg je nu niets'? Je hebt "het toch ook gelezen! Eindelijk trekt één de stoute schoe nen aan, steekt den vinger op. „Juf frau, d'r staat, datte me in de scliaur- stain motte kaake". Hevig geknik bij al de anderen. „Ja, juffrau, sien u maar sellef". Je houdt je nog ongeloovig. „Zou Sinterklaas dan de schoorsteen hier bedoelen Ze knikken, dat hun hoofd er haast af rolt. Vast en stellig gelooven ze van ja. „Nu, dan moeten we maar eens kijken. Wie durft de schuif op te trekken?" (Als „schoorsteen" fungeert in zulke gevallen de koker van 't ventilatie-toestel.), Liefhebbers bij de vleet, „weet je wat, dan mag Piet de schuif open maken en Annie mag er onder kijken". Ademlooze stilte. Piet trekt de voorhang weg, Annie duikt in de luchtkoker, komt vuurrood weer boven en't Is niet van veel beteekenis, wat suikergoed, wat pepernoten, maar heusch de paar kwartjes wel waard. En als even voor twaalven de borstplaatjes worden rondgedeeld, worden zo met aandacht om en om gedraaid en bekeken en dan door menig kind eerst in den zak gestoken, om aan Moeder te laten zien". En in elk geval proeven ze allemaal wel, dat ze veel lekkerder smaken dan „gewone" borstplaatjes Als ik wat te zeggen had, zou ik de kinderen nooit Sinterklaas laten zien. t «Is waar, z\j zelf vinden het heer lijk en op een groot Sinterklaasfeest kan hij misschien moeilijk gemist worden. Want hij is en blijft ,"het" feestnummer en zoodra hij verschijnt in 't rood en goud, met z'n gekrulde staf en lange witte baard, vooral niet te vergeten met z'n wonderlijken zwarten Piet, stijgt immer de vreugde ten top. En toch! Zou 't voor ons ook wel goed wezen, onze idealen verwezen lijkt te zien! Blijft Sinterklaas niet het meest verheven, het oppermach tigst, zoolang hij zich niet heeft ver toond en ze niet in de gelegenheid zijn geweest, z'n gezicht en z'n stem, z'n kleeding en manieren nauwkeurig, ja soms critisch, gade te slaan En nu praat ik nog niet eens yan het „veredelende" voorbeeld, dat sommige gehuurde Sinterklazen, ver- kleede slampampers, in de groote stad kunnen geven, 't Is mij wel eens gebeurd, dat een kind 's morgens opgewonden naar mij toe kwam: „Juffrau, sa'k u nau es wat zegge, Sinniklaas het gisterafend, wat erreg gefochte! Huisch waar juffrau, in de lunsbar op de Rausegracht, me broer tje was 't er sellef bai, want die moch mit me Aume mai. En toen was tr soo'n fint en die maakte als maar rusie tege Sinniklaas en toe heptie 'm baitgepakt en de deur uitgesmaite". 't Leukste was, dat dit feit den heiligen bisschop in 't minst geen afbreuk deed in de oogen van dit kind. Integendeel, 't vergrootte zijn aanzien, dat hij „zoo'n graute fint" nog de deur uitzetten kon. Maar voor subtieler, meer idealistisch aangelegde kinderen zou niemand toch zoo'n tafereel wenschen. En hoe verwarrend werkt het groote aantal Sinterklazen dat de kinderen uit de groote stad in die weken voor zich zien, op hun geloovend gemoed! „Mot u 's kaake, juffrau, wat een maui printeboek. Raai es fan wie ik 't gekraige heb? Fan Sinniklaas, die is bai Fraum en Draisman, en 't is dr de haile dag sau fol, je mot wét dringe, om dr in te komme". „Ja juffrau, ik heb 'm auk al gesien, in de poffertjeswinkel". „In de poffertjes-winkel? Hoe ken dat nou? Da's fast niet de „echte". „Niet de echte? En 'k het aaiVn bromtol fan 'm gehad! Ja dan wordt de zaak ingewikkel der. Want, saün bromtol die krijg je toch maar niet zoo van de eerste de beste. Daar moet Sinterklaas toch wel op de een of andere manier de hand in gehad hebben. En als ze er dan heelemaal niet meer uit wijs kunnen, komen. „Juffrau, seg u nau's, ken dat nau? Sinniklaas ken toch niet bai Fraum en in de poffertjes-winkel allebai tegelaik w^ise?" Zoo lang het kan, houd ik mij altijd wijselijk buiten alle discussie. Maal ais ze me erg in 't nauw drijven, moet ik wel wat zeggen. En dan red ik mij er maar zoo goed mogelijk uit: Ja, zie jullie, ik geloof dat Sinter klaas in sommige winkels al wel van te voren wat speelgoed neerzet voor zoete kinderen. En misschien vraagt hij dan wel aan een van de andere bisschoppen, om dat voor hem uit te deelen. Maar op Sinterklaasdag dan komt hij altijd zelf. En ik heb een brief van hem gehad: als jullie erg goed oppast, dan komt hij misschien ook hier op school". Zoo promoveer ik dan de Sinter klaas, die op school verschijnt, tot de „echte". Nu is 't er tenminste een, die z'n waardigheid weet op te houden, die niet vecht en niet plat spreekt en in zooverre is hy „echt", dat hij niet uit baatzucht zijn rol speelt, maar Uit liefde voor de kinderen belange loos zijn tijd en moeite er voor geeft. En toch vrees ik, dat in menig pienter bolletje wel eens twijfelend de vraag rijst: „Zou dit nu wel de „echte Sinterklaas zyn?" En toch, hij bestaat wel voor de kinderen, de „heele echte". Wie dat dan wel zou wezen? Verbeeld je eens, dat Sinterklaas in 't hartje van den zomer viel, als de kinderen by daglicht naar bed toe gaan en ze zoo vroeg niet wakker kunnen worden, of 't is alweer licht! Wat zou er dan van dit mooie, mystieke feest terechtkomen? Of. je kunt de zaak ook omdraaien. Zou deze allerliefste sage ooit ontstaan zyn, als 't niet dezen tijd van 't jaar de grootste helft van den dag zoo geheimzinnig donker was, als de wol ken niet zoo langs den hemel joegen en de stormwind niet zoo om 't huis heen bulderde? In de wisselende schaduwen, die 't maanlieht dan werpt; in 't huilen van den wind door den schoorsteen en 't kletteren van de regenvlagen op het dak, in 't rammelen aan deuren en vensters, ziet en hoort het kind nog heden den „echten" Sinterklaas, zoo als de primitieve volken vroeger aan het uitspansel en in de natuurver schijnselen hun goden herkenden. En als je daarvan de verhalen hoort, dan zie je 't ontzag en den heiligen eer bied diep in hun wijdgeopende oogen. „O juffrau, 'k ben toch soogeschrok- ke gisterafend! Me sussie wou niet na be'd en toe dwong se om op te blijfe (natuurlijk zijn ze 't nooit zelf geweest, want dan zouden ze 't wel uit hun hart laten om 't je over te vertellen) en toe opeins riep Sinni klaas door de schoorsteen: Wijewei is gauw soet wese!" En we hadde 't allemaal gehoord, en me moeder ook!" O? „Nau he 'k Sinniklaas écht gezien juffrau. Toe 'k bai ons op de gracht liep, sag 'k 'm an de aufer- kant bofe op de huise. En se paard had sükke lange paute?" (Hun ver beelding ziet 't altijd reusachtig groot, ze zeggen nooit„Sinterklaas leek zoo klein boven op 't dak", 't is altijd: „Sinterklaas had sau 'n hauge muts op", of „Swarte Piet droeg sau'n- graute sak op se rug!") Ook daarom is deze Sinterklaas zoo „echt", omdat hij „alles van je weet". Ben je stout geweest, heb je iets leelijks uitgehaald, dan kraakt hij 's avonds op den trap en klopt tegen de ramen. En er is geen sprake van dat je hem om den tuin leiden of wat voorjokken kan, hij weet 't, dat voel je aan 't bonzen van je eigen hart. En ook al heb je goed opgepast en ben je den heelen dag tevreden over je zelf geweest, als je dan 's avonds over het donkere portaal moet, o'fje ligt in je eentje op de slaapkamer, dan herinner je je opeens het zwarte plekje in je ziel en je weet zeker, dat Sinterklaas 't ook gezien heeft en met een rilling over je rug hol je de veilige huiskamer binnen of trek je de beschermende dekens over 't hoofd. En als je dan den volgenden morgen wakker wordten je vindt wat in je schoen! Een appel! een suikeren beestje! een stuk koek! Wat een zalig gevoel, dat Sinterklaas niet meer boos is, dat hij ook geweten heeft, hoe 'n spijt je hadt, dat je zoo stout was geweest, en het .nu heeft vergeven. Ja, deze Sinterklaas, die leeft in de fantasie en het geweten van ieder kind, dat is toch eigenlijk pas „de echte". Een Amsterdamsehe onderwijzeres plaatste verleden jaar dit alleraardigst stukje over den indruk der St. Nicolaasgedachte op de jeugd in de N. R. Ct. Wij meenen het onzen lezers niet te mogen onthouden. Op den eerste Zondag van den Advent. Epistel van den H. Paulus tot de Romeinen XIII: 11—14. Broeders wij weten dat de tijd en de uur is gekomen om uit den slaap te ontwakenwant nu is ons de zalig heid nader, dan toen wij het geloof eerst aannamen. De nacht is voorbij, en de dag reeds aangekomen. Laat ons dan de werken der duisternis afleggen, en de wapenen des lichts aantrekken. Laat ons, als by dag, eerbaar wandelen, niet in brasseryen en dronkenschappen, niet in slaap kamers en onzuiverheden, niet in twist en afgunst; maar trek aan den Heer Jesus Christus. Evangelie, Lucas XXI: 2533. In dien tyde zeide Jesus aan zijne leerlingenin zon, en maan, en ster ren zullen toekenen zijn, en op de aarde onder de volken angst, uit verbaasdheid van het geruisch dei- zee en baren; de menschen zullen bezwijken van vrees en verwachting van hetgene der heele wereld zal overkomen: want de krachten der hemelen zullen beroerd worden. En dan zullen zy den Zoon des menschen in eene wolk zien koinen, met groote magt en heerlijkheid. Als dan deze dingen beginnen te geschieden, zoo ziet omhoog, en heft uwe hoofden op, omdat uwe verlossing nabij is. En hij zeide hundezegely kenisBeschouwt den vijgenboom en alle hoornen: als zy uitschieten, dan weet gy dat de zomer naby is. Zoo ook, als gy deze dingen ziet geschieden, weet dan, dat het rijk Gods nabij is. Voorwaar ik zeg het u, dat dit geslacht niet zal voorbygaan, voor en aleer al deze dingen geschieden. Hemel en aarde zullen voorbygaan; maar mijne woor den zullen niet voorbijgaan. De Missie in het Noorden. Finland-Denemarken. In het midden van het jaar ver trok Mgr. Dr. J. M. Buckx S.C.J. als Apostolisch Administrator naar Fin land. Reeds vroeger had de nieuwe dignitaris daar zegenrijken arbeid verricht, was echter onder het regime van den Czaar-Paus met zijn con fraters als staatsgevaarlijk over de grenzen gezet. Pater W. öovaart geeft een interessant artikel over de Finsche Missie in het „Missiewerk" van 1 Nov, j.l. Was het vroeger geheel Katholiek, bekeerd van uit Zweden, onder Gustaaf Wassa ging het in zyn offlcieele personen over tot de z.g. Hervorming. Gustaaf Adolf voltooide den afval. Op de 3 millioen inwoners zijn ongeveer 1000 Katholieken. Moge een machtig gebedenverbond wasdom schenken aan zaad dat door de geloofsverkondigers in het hooge Noorden wordt uitgestrooid. Dezelfde aflevering van het „Missie werk" bevat vaD de hand van Pater Nic. Perquin S.J. een beschouwing over Denemarken. Gaat de missie in Denemarken vooruit? vraagt de schrijver. Een twintig jaar voordat de gods dienstvrijheid 'in Denemarken door de wet gewaarborgd werd (6 Juni 1849), moest een Nuns Höffding nog het land uit omdat hij katholiek werd, en in 1917 benoemde koning Chris- tiaan X, Bisschop van Euc-.h tot com-' mandeur van den „Dannebrog" ja de koninklijke familie telt zelf thans onder haar leden katholieken. In 1845 telde de Katholieke kerk 600 leden, in 1851 800 leden, 3 pries ters, een kleine school met 30 kinde ren en als eenigst boekwerk der Katholieke Deensche litteratuur eén kleine katechismus. In 1911 telde het 9800 katholieken en in 1917 18.240. Het evangelie werd wel voorname lijk aan de armen verkondigd, toch ziet men katholieken van alle rangen en standen der maatschappij, o.a. den kamerheer Berling, den minister van Buitenlandsche Zaken Scavenius e.a. Naast twintig wereldgeestelijken werken tien mannelijke en evenveel vrouwelijke orden in Denemarken: 63 priesters, 58 broeders en 567 zusters. UTRECHTS MISSIE-COMITÉ. Een Katholieke Universiteit, een groote weldaad. Wij lezen in „Het Centruum": Op den feestdag van St. Albertus werd te Freiburg het nieuwe acade misch jaar geopend. Mgr. Basson, bisschop van Lausanne en Genève, hield daarbij de volgende toespraak: Dezeven of acht jaar, die wij beleefd hebben, waren voor de Universiteit Freiburg in verschillende opzichten een tijd van beproeving. Het ?s mij een groote vreugde te constateeren, dat zij dien glansrijk doorstaan heeft en op hare gewone manier voortgaat met hare taak te vervullen, welke haar stichters haar opgelegd hebben. Gedurende meer dan honderd jaar hebben de katholieke eedgenooten naar een instituut voor hooger onder wijs verlangd, dat hen gelijktijdig in staat stelde om aan de wetenschap van hun gemeenschappelijk Vader» land het hunne hij te dragen en tevens aan hun zonen een opvoeding te geven overeenkomstig hunne godsdienstige overtuiging. Dit ideaal, waar allen vurig naar verlangen, werd eindelijk door het kanton Freiburg verwezenlijkt. De Bisschop van het diocees, die eens leerling en leeraar aan de Universi teit van Freiburg was, en dat niet vergeten zal, acht zich gelukkig, open lijk de groote weldaad te erkennen,, die zy aan katholiek Zwitserland bewijst. De leeraren onzer verschillende faculteiten onderscheiden zich niet alleen door hunne colleges, maar ook door hun werken, die in alle takken der menschelijke wetenschap uit gegeven zijn. De groote vrijheid, die zy bij hunne onderzoekingen betrach ten, bewijst duidelijk, dat de weten schap uitstekend samengaat met het geloovig Christendom. Onze profes soren staan in goede verstandhouding met die van de andere Zwitsersche Universiteiten, en werken vriend schappelijk met hen samen. Deze eendracht kan het hoogere belang van ons vaderland slechts ten goede komen. De Universiteit van Freiburg neemt echter een ruimer standpunt in. Zoo wel door haar leerkrachten als door haar studenten bezit zij een inter nationaal karakter. Met voldoening vermeld ik hier het wonder, dat by ons is geschied en dat ergens anders niet kon voorkomen. In de sombere jaren van den oorlog, toen de geheele wereld vijandig tegenover elkaar stond, kon men onze professoren, waaronder onderdanen waren van alle oorlogvoerende landen, eendrach tig zien samenwerken, zonder iets van hun vaderlandsliefde te verliezen, welke een ieder van hen voor zijn land gevoelde, echter zonder aanstoot te geven, hetwelk den gerégelden loop van onze Universiteit in de war zou brengen. Logica. Professor (doceerend): Zooals u ziet, heeren, ziet ge thans niets. Waarom ge niets ziet, zult ge aanstonds zien. Zeg, heb je het ai gehoord? Alle ordeteekenen en titels worden afge schaft. Maak je maar niet bezorg. Jij blijft toch een elle ridder. Rechter: Na den grooten inbraak heb je nog denzelfden nacht een kleinen inbraak gepleegd. Beklaagde: Ja meneer de rechter. Die kleine inbraak moest het alibi vormen voor den groote. Een 65-jarige misdadiger werd voor een moordaanslag met verzwarende omstandigheden tot 20 jaar gevange nisstraf veroordeeld. Op de vraag van den president der rechtbank, of hij in hooger boibep wenschte te gaaz, antwoordde hij: „Neen, mynheer de rechter, ik hen best tevreden met mijn straf. Ik had nooit gedacht, dat ik nog zoo lang zou leven". Kwaad voedsel, Kwaad gebroedsel. De Universiteit van Freiburg is zoowel in haar geheel op de Kerk gegrondvest, als nuttig voor haar vaderland, zij is werkelijk internatio naal, in den hesten zin van het woord. Daarom wenschen wij, dat zy zich steeds meer ontwikkele, niet alleem voor de begrijpelijke belangstelling van hèt Freiburgsche volk, maar vaa alle katholieken van Zwitserland, want allen hebben er belang bij haar te zien groeien en bloeien. Joodsche vrouwenraad. Te Amsterdam ep te Den Haag zijn afdeelingen gesticht van den Joodschen Vrouwenraad, waarvan de hoofdzetel te Amerika is gevestigd, Mevr. Alex Kohut uit New-York is als afgevaardigde van den Bond naar Nederland gekomen om de toetreding der Nederlandsche Joodsdhe vrouwen te winnen. De „Council of Jewish Women" houdt zich bezig met goede werken op alle gebied, vooral met hulpver leening aan de emigreerende Joden, enz. Vrouwen aan de Beurs. De Economische Rijksraad in Duitschland heeft in zijn vergadering van 10 November .besloten, dat ook vrouwen aan de Beurs zullen worden toegelaten. De R. K. Universiteit en de vrouw. Marie Trooster schrijft in „de Tyd", dat ook de vrouwen krachtige propa ganda moeten maken voor de R. K. Universiteit, omdat die ook voor haar zelf van zoo groot nut kan zijn. W« hebben wetenschappelijk gevormd# vrouwen noodig in onze organisaties en offlcieele lichamen. „Onder dezen zullen er zijn, die misschien met "opoffering van het eigen diepe verlangen naar het natuur lijk moederschap, de roeping kiezen geestelijk moeder te worden in den zin van licht en leidster te willen zijn voor haar medemenschen. Maar daartoe kan een universitaire opleiding gewenscht, ja zelfs nood zakelijk zyn- Wat groote, innerlijke bevrediging nu van hoogere orde hebben deze dapperen noodig, om moedig te blijven doorzetten, waar bij dezen levensstaat een betrekkelijke eenzaamheid haar onvermijdelijk wacht. Reeds in den tijd van directe voorbereiding daartoe kan zij aan die eenzaamheid niet ontkomen, omdat zy haar jonge- meisjesjaren zal moeten doorbrengen in het studiemilieu aan een Hooge- school. Tot nu toe werd haar daartoe geen andere gelegenheid geboden dan in de kille sfeer van een vaak onge- loovige omgeving, van hoogstens neutrale wetenschap. Gezelligheid van clubs, de geeste lijke leiding van het katholiek ver- eenigingsleven kunnen veel vergoeden maar niet geheel de leegte vullen, die in een meisjesziel komt bjj dit dubbel gemis: de innigheid van het familieleven en de warmte van een allesomvattende geloofs-sfeer. En daarom zal zij, misschien dank baarder nog dan de jonge man, zich gaan koesteren in de weldadige zon nigheid van een puur katholieke omgeving. Haar geest en hart zullen er met graagte het goede brood der katho lieke wetenschap in zich opnemen, dat haar doet groeien tot de ver blijdende evenwichtigheid, die alleen de Roomsche synthese geven kan." De vrouw bij de Telegrafie. Onder overweging, dat het wensche lijk is, dat voor den rang van inge nieur der telegrafie mede vrouwe-

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1921 | | pagina 5