mr
ak
Pijp"
iAÜWEPUP"
KEN.
Landbouw nummer van de „NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT", Dagblad voor Vlissingon
it Beste.
:n.
:t. p. half Pond
ct. per ons
ct. pot nns
STUURMAN
laatschappij
Landbouw an Boerenstand.
TJE8
JK-BOSS
-I. I. Ambacht
GOES, Westsingel 61
Markt 1 en 2, MIDDELBURG
<E COURANT
tSONEEL
1
Nummer 208
Maandag 12 September 1921
Zeventiende Jaargang
>erK:
'ERBLAD
LEM.
litsluitend
ïht 120 Z.
De Zeeuwsche Landbouwtentoonstelling
te Vlissingen-liddelburg
Zaaizaadverbetering.
Rondwandeling op de
Landbouw-Tentoonsfelling.
30 cents oontant
3ost9ingeI Goes, vraagt
af later
fd of Dienstbode.
ij het koopen onzer
en Bloemenplaatje
itjes, getiteld: „De
lier v. Klaverblad's
ir a 60 ets. per stuk
t U van de
liteit.
3486-108
aat gelegenheid om hier
opgeleid voor hare vloot
ie de derde klasse eener
ie gelijkstaanden cursus
evolg hebben afgeloopen,
9. bezittenwat Diploma
de Wiskundige vakken
toegezonden door de
Maatschappij in „Het
3900-50
inte Drinkbakken, voorzien
ig 55 cM. bodem 48 cM.;
cM.. 1 M. 16 doorsnede;
cM., 72 cM. doorsnede,
n ook voor directe levering
uk en bij partijen te koop
Ambacht te bezichtigen.
3917-50
ZEEUWSCHE LANnsnUW-TENTOUNSTELLING
Waar een dreef de dijken kroont, steeds de koekoek zingt,
Over 't maische korenveld 't lied des leeuwriks klinkt,
Waar de zeemeeuw flitst en fluit langs der stroomen boord,
Déar is mijn vaderland, Zeeland's dierbaar oord!
Waar uit golven fier de Leeuw beurt zijn kop en klauw,
Aan het oud Oranjehuis 'tvolk blijft hou en trouw:
Trouw aan plicht en trouw aan God, heerscht van Zuid tot I
Daar is mijn vaderland, Zeeland's dierbaar oord!
„Mij spreekt de blomme een tale,
Mij is het kruid beleefd,
Mij groeit het altemale
Dat God geschapen heeft".
(Guido Gezelle).
Er wordt veel kwaads van den boer
verteld. Hij heet inhalig, egoïstisch,
hij is juist als de varkens, want hij
wordt al knorrende vet enz. Met dat
al is op hem het vaderlandsche
spreekwoord van toepassing: „het zijn
de slechtste vruchten niet waaraan
de wespen knagen".
Per slot van rekening is er geen
stand, waaraan het geluk en de vrede,
voor zoover daarvan sprake kan zijn
in hét ondermaansche, zoozeer zijn
verpand als aan den boerenstand in
de vlijtige en gestadige beoefening
van den akkerbouw en de veeteelt.
Reeds de Ouden wisten het. Hoor
Virgilius uitroepen:
„O fortunatos nimium, sua si bona
(norint
Agricolas! Quibus ipsa proeul
(discordibus armis
Eundit humo facilem victum
(justissima tellus".
„O, bij uitstek gelukkige landlieden
voor wie ver van het tweedrachtig
oorlogsgedruisch de immer recht
vaardige moederaarde een niet al te
moeizaam te verwerven leeftocht uit
den bodem te voorschijn brengt".
Horatius, die zijn tijd sleet aan het
hof van Augustus te midden der
genietingen van het verwijfde Rome,
zich koesterend in de zon van Cesar's
gunst, vangt na een vacantieverblijf
op het land een zijner Oden aldus aan:
„Beatus ille qui proeul negotiis
Paterna rura bobus excercet suis
Solutus omni foenore".
„Zalig hij, die ver van zaken-
beslommering, zijn voorvaderlijke
akkers met zijn ploegossen bebouwt,
vrij van zorg en nijd".
En wie kent niet het loflied op
„het akkerleven" van onzen vader-
landschen Poot, aldus aanvangend:
„Hoe genoeglijk rolt het leven
Des gerusten landmans heen,
Die zijn zalig lot, hoe kleen,
Om geen koningskroon zou geven
Lage lust braveert den lof
Van het hoogste koningshof".
Economisch gesproken, staan wij
allen aristocraten, burgers en arbeiders,
staat heel de wereld met de voeten
in de klompen van den boer. Gaat
het hem goed, dan zijn alle menschen
tevreden, want dan is er welvaart,
moet hij zich bekrimpen, dan gaat
het ook den anderen standen slecht.
Hoe komt het, dat thans millioenen
en nogmaals millioenen in Rusland
den hongerdood nabij zijn? Door mis
oogst. Zeker, maar vooral hierdoor,
dat de revolutionaire bewindvoerders
in hun blinden waan wel den bodem
vrij verklaarden, maar het zaaigraan
tevens lieten bederven en de landbouw
machines en werktuigen deden ver
nietigen en zoo de productiebronnen
verstopten, waaruit de boer voor zich
en zijne medeburgers de welvaart put.
De landbouw is een der eerbied
waardigste bedrijven,die de Geschiede
nis kentJZoo vaak wilde, onbeschaafde
volken den voet gingen zetten op
den weg der beschaving, werd het
eerst de landbouw ter hand genomen
en zoo voerde dan ook het Christen
dom bij baar voortschrijdend be
schavingswerk in Europa naast het
Kruis de Ploeg in haar banier. „Cruce
et aratro", „met Kruis en Ploeg",
onder die leuze hebben de Benedik-
tijner kloosterlingen en zoovele andere
pionniers der beschaving door het
dempen van moerassen, het slechten
van overwoekerende bosschen, het
ontginnen van woeste gronden, het
aanplanten van .land- en tuinbouw-
gewassen, het aanleggen van boom
gaarden, het veredelen van den
veestapel, millioenen bunders Woesten
grond in vruchtbare landouwen her
schapen en Europa, dat anders een
woesternij ware geworden, gemaakt
tot een bewoonbaar werelddeel niet
alleen, maar zelfs in vele streken tot
een lustwarand.
En nog steeds gaat het Christen
dom met dien zegenrijken arbeid voort.
Waar de zendeling, de missionaris
verschijnt, daar doet met den land
bouw de beschaving haar intrede. En
dat zij, die ploeg en spade hanteeren,
ook het gebedssnoer ter hand nemen,
schaadt hun nuttigen arbeid niet.
Terecht schreef dan ook de in deze
onverdachte „Neue Freie Presse",
die uitbundigen lof toezwaaide aan de
Trappisten van „Alle Tre Eontane
(bij Rome) aan wier noesten, volhar
denden en opofferenden arbeid het te
danken was, dat de moerassige, gif
tige en koortsverwekkende vlakten
der Romeinsche Campagna in vrucht
bare, gezonde en bloeiende landouwen
waren herschapen, in haar nummer
„Das Gebet
„het gebed
van 27 September 1885:
verhinderte nicht die Tat'
stond de daad niet
hinderlijk in den
weg".
Van dienzelfden
geest is feitelijk
gansch onze boeren
stand doortrokken.
Daar vindt men
vrijwel ongerept
terug de voorvader
lijke deugden der
arbeidzaamheid,hui
selijkheid,huwelijks
trouw, godvreezend-
heid, eerbied voor
't gezag. Trouwens
bij al wat hij doet,
bij ploegen, eggen,
zaaien en wieden
gevoelt de landman
meer dan iemand
anders de waarde
van het spreek
woord „aan Gods
zegen is alles ge
legen" en hoe hij
in alles afhankelijk
is van Hem, tot
Wien naar des Psal
misten zinrijkwoord
aller oogen opzien,
wijl Hij voedsel
schenkt ten bekwa
men tijde en, Zijne
hand opende, al wat
leeft met Zijné zege
ning vervult. Dat
mag nog wel eens
gezegd en'gehoord
worden in onzen
materialistischen
tijd, prat gaande
opzijn uitvindingen
en trotsch zich ver
heffende op zijn
„cultuur". Geluk
kig, dat onze boerenstand zich over het
algemeen van dien verwaten tijdgeest
verre houdt. De oude christlijke leeraar
Joannes Chrysostomus noemt in een
zijner homelieën (leerredenen) den
boerenstand „het sieraad onzer Kerk,
een volk, dat niet in de wereldsche
vermaken opgaand, een bescheiden
en- vroom leven leidt. Want bij de
landlieden vindt men niet de schouw
burgen der boosheid noch de wed
rennen, noch de veile deernen, noch
het overig rumoer der steden. Iedere
soort van bandeloosheid is onder hen
verbannen, overal bloeit onder hen
de volkomen tucht.
De oorzaak daarvan is hun werk
zaam leven. Zij hebben in den land
bouw een leerschool der deugden en
der ingetogenheid, zij beoefenen een
kunst, die God vóór alle kunsten in
ons leven heeft ingeburgerd. Want
Hij heeft aan Adam reeds vóór zijn
val en toen hij nog een groote mate
van vrijheid genoot, bevolen, een
zeker soort van landbouw te beoefe
nen, die hen weliswaar geen moeite
en inspanning kostte, maar hem toch
veel wijsheid leerde. Want Hij stelde
hem, zoo zegt de H. Schrift, in het
Paradijs, opdat hü het bewaren "en
bebouwen zou.
Onze boeren schamen zich het
werken niet, zooals tegenwoordig de
bewoners van onze stad, maar houden
de luiheid voor iets schandelijks,
omdat zij weten, dat deze de leer-
van alle boosheid is."
Zoo was het in Chrysostomus' dagen,
zoo is het, gelukkig voor een groot
deel ook nu nog en de Zeeuwsche
boerenstand staat zeer zeker bij dien
van, de andere landbouwende streken
in ons vaderland in dit alles niet ten
achter. Hij gaat thans in de groote
landbouwtentoonstelling te Middelburg
toonen, wat zijn arbeidzame vlijt ver
mag. Hij gaat er door zijn pracht-
inzendingen van vee en paarden en
land- en tuinbouwproducten demon-
streeren, hoe hij, wars van een star
vasthouden aan het oude en verouderde,
zich de nieuwe vondsten en ontdek
kingen der moderne landbouwweten
schap ten nutte maakte voor een
meer rationeele veeteelt en een
intensieveren cultuur van den bodem,
De frissehe zeebries doet met blij geweld
De vlaggen klapp'ren op het Expositieveld.
Het lichte tentdoek doet hij zwellen,
Als wilde hij met luider stem vertellen,
Wat schoons daarbinnen men heeft opgetast,
Dat 't schouwend oog, den staagen blik verrast.
Het stoere volk der blonde Scheldestranden
Toont hier den schat, die 't aan zijn akkerlanden
Met vlijt ontdelfde, wat rijke vrucht
Het won. Al bleef zijn vrees geducht
Voor storm en vloed, die met Titanenkrachten
Verzwelgen kan wat blijde hoop verwachtte
Aan oogst en vrucht van zijnen vetten grond.
Doch bij die vrees gedacht het te iederen stond'
Zijn wapenleeuw, die, kop en klauw verheffend
Uit 't schuimend nat, de fiere spreuk zoo treffend
Gestand doet: „ik ontkom aan alle rampen
Van nood en doodsgevaar door 't moedig kampen".
O, nijver volk van stugge, Zeeuwsche kracht,
Hoe toont deez' Expositie uw macht!
Hoe toont zij sprekend uw vermogen
En 's welvaarts glansOp U dan boge
Nog lang wat zich een telg van Neêrland noem',
Oud-Zeeland's kracht blijf' steeds Oud-Neêrland's roem
GOES, 10 September 1921
waardoor de algemeene welvaart
wordt verhoogd bij zooveel rijker
productie. Die tentoonstelling zal
daarom een leerschool en een open
baring zijn voor velen.
Moge zij tevens een hoopvol teeken
zijn voor de toekomst in zooverre zij
aanduidt, dat de Zeeuwsche boeren
stand ten alle tijde, in voorspoed
zoowel als in druk, zich zijn taak en
roeping bewust is nl. te zijn de rugge-
graat der natie en daarin niet" zal
vei-tsagen, gedachtig de oude, beproef
de leuze, die onder zijn provinciaal
wapenschild blinkt: Luctor et Emer-
go", „ik worstel maar houd het hoofd
boven!"
Het sounelicht der schoofgeleertheit
Verdrijft den "nevel der verkeertheit
Poot.
Aan een artikel van R. W. Janssen
in het Boerenbondsnummer van „De
Grondwet" van 27 Augustus j.l. on't-
leenen wij over dit onderwerp het
volgende
Als ik een voorbeeld mag kiezen
van de zaaizaadverbetering, zooals
die de laatste jaren wordt nagestreefd,
dan zal dat toch moeten zijn de zaad
winning van de suikerbiet. En waarom?
Nog zeer veel boeren zien er vol
strekt geen kwaad in, jaren achtereen
eigen gewonnen zaairogge, haver en
tarwe, af eigen gewonnen pootaar-
dappels, uit te zaaien of te poten.
Maar geen enkel bietenbouwer zal
er één oogenblik aan denken, ook
eigen gewonnen bietenzaad uit te
zaaien. Toch zou dat voor de hand
liggen, want. het bietenzaad is zeer
gemakkelijk te winnen, en in den
handel vaak lang[niet goedkoop. Waar
om ze er echter niet aan beginnen?
Omdat ze het eigen gewonnen zaad
niet vertrouwen, omdat ze weten, dat
het gemakkelijk verbasterd, en daar
bij zelden beter en doorgaans slechter
wordt, omdat ze er van overtuigd zijn,
dat het zaad in zich opgesloten houdt
eigenschappen, erfelijke hoedanig
heden die aan den korrel zelve door
niemand te beoordeelen zijn, maar
die van enormen invloed kunnen zijn
op den oogst.
Geldt dit dan niet
voor graan en aard
appels
Ongetwij feld ,maar
de biet wordt uitbe
taald naar gehalte
en opbrengst, net als
de melk, en zoo goed
als de veeverbete
ring een dochter is
van fabrieksorgani-
satie, zuivelfabri-
cage en melkonder-
zoek, zoo is de
suikerbietenzaad-
cultuur ontstaan uit
het onderzoek der
bieten op gehalte
aan de fabriek. Maar
wie weegt nu zijn
rogge-of tarweoogst?
En wat maakt het
uit, of de samenstel
ling der rogge- of
haverkorrels wat
beter is, als dekoeien
en varkens ze toch
opvreten
Men voelt het
onzuivere in deze
redeneering. Elke
zaad korrelvan welk
gewas ook, draagt
erfelijke eigen
schappen, door geen
geleerden onderzoe
ker na te speuren,
doch die aan den
dag zullen treden,
als de korrel uit
groeit tot een plant.
En de beoordeeling
van het zaaizaad op
deze eigenschappen
kan niet meer plaats
hebben, als het zaad in den zak in
de schuur staat, maar moet geschieden
als de ouderplanten nog te velde staan.
Den grondslag onzer zaaizaadverbe
tering vormen de keuringen te velde.
Is dan aan het zaaizaad zelve niets
te controleeren? Wel zeker, zeer veel
zelfs. De grootte en kleur der korrels,
het gewicht per hektoliter, de vorm
en kleur der poters zeggen reeds
veel. Ook de zuiverheid is vrij goed
op monster te beoordeelen. En de
vereenigingen, die de verbetering
van het zaaizaad nastreven, letten
ook wel degelijk op een en ander
en beoordeelen elke partij ook op
monster. En eindelijk wordt in den
regel het zaaizaad nog op kiemkracht
en zuiverheid onderzocht aan het
Rijksproefstation voor Zaadcontróle te
Wageningen.
Nummer één blijft echter steeds
de keuring te velde.
Tot voor eenige jaren leeraarde
men elkaar na: zaaizadenhandel is
zaak van vertrouwen; niemand kan
aan 't zaad zien of er Pethüser rogge
uit zal groeien, of Buhlendorffer,
Wilhelminatarwe of Witte Dikkop, of
't origineel zaad is of nabouw. Daarin
moeten we den verkooper kunnen
Vertrouwen.
AGRICOLA.
Neen, dat is te zien, als het gewas,
dat het zaaizaad zal leveren, nog te
velde staat. En dan is nog meer te
zien. Men kan nagaan, of er ziekten
in voorkomen, die met het zaad zul
len overgaan, als brand, topbont en
bladrol; of er onkruiden in staan,
welker zaden moeilijk van het zaai
zaad te scheiden zijn, als krok, kleef
kruid of korenbloem. En men kan
een en ander vastleggen in een rap
port, dat aan den kooper wordt over
gelegd.
Ik zal hier niet beweren dat men
er reeds in geslaagd is, de „vertrou
wenskwestie" geheel uit den zaai
zadenhandel uit te schakelen; maar
ze moet eruit, totaal. Zaken zijn zaken.
Na te hebben nagegaan wat op het
gebied van zaadverdeeling door de
boerencoöperaties is gedaan, gaat de
schrijver in deze voege door:
Of er dan niets meer te verbeteren
valt?
Natuurlijk, nog veel.
Daar is vooreerst het onderzoek te
Wageningen.
Van hoe groot belang dit alom in
den lande wordt geacht, blijkt wel
hieruit, dat het aantal onderzochte
zaadmonsters in de laatste tien jaren
verviervoudigd is, en over 191920
bijna 9000 bedroeg of gemiddeld onge
veer 170 per week. Maar voor Noord-
Brabant is het aantal die tien jaar
nauwelijks vooruitgegaan en bedraagt
slechts het twintigste deel van het
totaal, en het derde deel van de
provincie Zeeland. (Een pluim op
den hoed voor Zeeland.)
Dat deze verhouding gunstig is,
voor onze groote provincie, zal men
mij moeilijk duidelijk maken. En als
ik eenigen invloed mocht krijgen op
het werk van» „De Klaverbloem" en
de „Zaadtelersvereeniging" zal ik dien
aanwenden, om de keuring te velde
en op monster aangevuld te krijgen
met het onderzoek op zuiverheid en
kiemkracht te Wageningen. Eerst dan
echter acht ik den kring gesloten.
Maar dan zouden we nog een princi-
pieele verandering wenschen en we
keeren, daarvoor nog eens naar de
suikerbietenzaadcultuur terug- Dit
zaad wordt gewonnen doorgestudeerde
mannen, die er hun uitsluitende
levenstaak van maken, de kwaliteit
van het zaad zoo hoog mogelijk op
te voeren.
Nu stelt de biet in dit opzicht
hoogere eischen dan granen en aard
appels, en we verlangen niet, dat
al het uitgezaaide graan vijf jaar lang
in cultuur is, voor het in den handel
komt.
Maar wel zouden wij wenschen dat
de Zaadtelersvereeniging het werk
harer leden allengs ging specialiseeren,
dat enkele leden zich b.v. gingen
toeleggen op de teelt van pootaar-
dappelen, andere van zaaitarwe, of
zaaihaver, enz.
Deze leden zouden zich kunnen
inwerken in do kennis van de ziekten
dezer gewassen, en vooral ook van
de variëteitsverschillen binnen de
soort. Want hierin zoek ik veel eerder
de zwakke zijden der tegenwoordige
regeling dan in de onbetrouwbaarheid
der boeren.
Dat verder met opvoeren der met
hode van zaadwinning propaganda
onder de afnemers gepaard moet gaan,
spreekt wel vanzelf, 't Is niet onder
de boeren alleen, dat goede wijn nog
wel degelijk een krans behoeft.
Aan den vooravond van wat ge
noemd mag worden een groote ge
beurtenis voor Zeeland in het alge
meen, voor Walchen in het bijzonder,
nu morgen door den Minister van
Landbouw, Handel en Nijverheid, de
grootste Landbouwtentoonstelling, die
Zeeland ooit binnen zijn grenzen heeft
gekend, zal worden geopend, rust op
ons de aangename plicht onze lezers
nader in te lichten voor het vele dat