LAD
Tweede Blad
Jean 'Baptists Marie Vianney,
feiGE,
IE COURANT
rei-sierde
]s Groote
IRECTIE.
(kens.
adeau.
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
TJE8
iVERSEN
ERSONEEL
Dienstmeisje
UTRECHT.
C. DE RUIJTER.
BANK - Goes
verkoopen.
ÏTOGENBOSCH
Indrukken van Sardinië.
FEU1LLETON
Kerknieuws
Wegwijzer in het Missale
Voor de Keuken.
Voor onze vrouwen.
GOES
ervonden
in, geven
Ikoop van
|ior f 4,- a
-75
lis: 30 cents a contain
en Rund*»» uevfaagd ter
SfTralf Novepëer.
en te bekoïncn bij J. S.
Pérneuzen.
law Bos, Ganzepoortstraat
raagt met NovjajaWer
jfr
i, onder hypothecair
in aan Landbouwers
Noord-Beveland
Amsterdam
tans 84
„Pulgura".
3.A. Draad en Kabel,
BESTE FABRIKAAT!
4041-60
Men schrijft ons uit Sardinië:
Onder de minst bezochte groote
eilanden van de Middellandsche Zee
hoort wel Sardinië, en als de, naar
onalledaagsch zoekende reiziger wist,
hoe eigenaardig dit volk er uitziet,
zou hij niet nalaten dit eiland als
doel voor een reis naar het zuiden
te maken.
De taalja> dat is wel een
beetje moeilijk: het dialect is zelfs
voor Italianen onverstaanbaar het
heeft veel van Arabisch; maar mij
werd eens hierop geantwoord, als men
de taal niet kent: „Met geld kan men
zich overal verstaanbaar maken." En
dat is waar; het is een onfeilbaar
passe-partout.
Van Civitavecchia (niet ver van
Rome) uit, is er dagelijks een nacht
boot, die over en weer reist naar de
Golfo degli Arranci in Sardinië, en
de reis duurt een uur of twaalf. Men
komt in alle vroegte aan, met groote
nieuwsgierigheid in de oogen, maar
ziet niets als een groote vlakte, geel
van heidekruid. Men is een weinig
teleurgesteld; meestal geven de gol
ven bij aankomst een mooi panorama
te zien. Hier heerscht geheimzinnig
heidBij het verlaten der boot
gaat men naar het station, het eenige
gebouw, met een restaurant er naast
waar men iets kan gebruiken, tot het
treintje vertrekt. De eenige trein van
de lijn, die zich na é^n uur reizen
in twee verdeeld, een gedeelte gaat
naar Sassari, het andere naar Caghari.
Men kan nagaan, hoe vlug de treinen
daar loopen, als men ziet, dat men
pas na 12 uur reizen te Caghari aan
komt een slakkengang. Het landschap
is, naar Sassari gaande, dor en steen
achtig. Men ziet in de velden overal
groote steenen, die men er niet uit
haalt want er komen er, volgens hun
zeggen weer altijd nieuwe voor in
de plaats. Het is daarom het meeste
geschikt voor de olijfboomen, hetgeen
wel aan het landschap een melan
cholisch geheel geeft, maar aan de
bevolking een zuivere fijne olijfolie
levert, die voor boter door kan gaan,
zoo fijn van smaak. De weg, die naar
Caghari gaat, daarentegen, snijdt de
boschrijke, heuvelachtige streek door,
waar Nuoro gelegen is. Daar is de
natuur weelderig, daar bevindt zich
ook de hoogste berg, de Gennargentu.
In deze meer boschrijke en heuvel
achtige streek vindt de bandiet zijn
eldorado. Daar kan niemand hem
vinden. In de heuvels bevinden zich
verborgen grotten, waar men het be
staan niet van vermoed, omdat de
ingang door struikgewas bedekt is,
en onderaardsche gangen met ver
schillende uitgangen. Daar bewaart
de bandiet al wat hy steelt of men
hem goedgeefs geeft. Want de boer
vreest hem, en geeft hij niet wat men
hem vraagt, heeft hy kans, dat zijn
huis verbrand wordt of zijn vee ver
giftigd. Soms is de „carabiniere"
(politie) op weinige passen afstand
van den moordenaar, dig hem beloerd,
zonder dat hij het weet, en gaat ver
der, zoekende en de bandiet laat hem
gaan, zoolang hij niet aangevallen
wordt: „Sanna il lore dovere", „ze
doen hun plicht", zoo redeneeren zij.
Hun wraak is dan ook meestal per
soonlijk: familietwisten. Er wordt
soms een heele familie uitgeroeid,
door moord, om aan hun wraak te
voldoen. Zelfs priesters, onschuldige
kinderen, alles wat dezelfde naam
draagt, is veroordeeld. En daar is
niets aan te doen. Het toeval moet
hier helpen om ze te pakken. Als de
vreemdeling naar Nuoro gaat, kan hij
gerust zijnmaar hij moet niet verder
doordringen, want dan staat de politie
er niet meer voor in.
De Sardiniërs zijn lichamelijk klein
gebouwd, maar sterk, met donkere
oogen en haar. Zij kijken den vreem
deling wantrouwerig aan en praten
weinig, totdat ze weten, wie ze voor
zich hebben. Zij zijn dapper en vlug
en in de laatste oorlog waren zij als
landsverdedigers steeds op de gevaar
lijke plaatsen: zij vreezen den dood
niet. Het mes hanteeren zij buiten
gewoon handig en daarom zijn zij
gevaarlijk. Het is daarom zaak ze tot
vriend te houden. Dit mes houden
ze, met de punt even uitkomende,
tusschen duim en wijsvinger, onzicht
baar. En waar een ander een klap
in het gezicht geeft, by vechtpartijen,
is de Sardiniër direct klaar om met
die onzichtbare punt een snede in
het gezicht te geven. Ieder heeft zoo
zijn zienswijzede Siciliaan bijt zijn
vijand in het oor, en dat beteekend
vechten op leven en dood.
Elk dorp heeft zijn mode, en waar
overal nu de hoerendracht, zoo leuk
om te zien, verdwijnt daar heerscht
ze nog onveranderd. De mannen dra
gen allen wijdere of nauwere witte
broeken, en om de beenen zwarte
slobkousen. Over de witte broek een
kort zwart rokje als een volant;
eenige dragen lederen gilets met de
harige kant van binnen of buiten,
volgens het seizoen. Anderen dragen
fluweelen buisjes. Het hemd versierd
aan de kraag met zilveren knoopen
dan een jas er over heen met wijde
zakken. Op het hoofd dragen allen
een zwarte wollen muts, die lang af
hangt tot halve rug en eindigt met
een kwast.
De vrouwen zijn origineeler ge
kleed. Altijd zeer wijde rokken met
zeer dichte plooien om het midden;
de kleur varieert volgens het dorp,
dat men bewoont. 'Te Osilo bijv. is
het geheele costuum vuurrood. Zeer
laag uitgesneden jakje, waaruit een
helder hemd uitkijkt; het borststuk
in fijne plooitjes, naaldwerk, borduur
werk, versierdeen waar geduldwerk.
De mouwen van het jakje staan van
de pols tot de ellebogen open en laten
de lange hemdsmouwen zien. De ope
ning van de bovenmouwen is langs
de kant versierd met zilveren, (soms
ook gouden, naar gelang van den wel,
stand) filigraan knoopen, die er als
belletjes aan hangen en zeer aardig
staan. De vrouwen tooien zich gaarne
met veel goud en zilver vooral aan
de handen. Alle vingers prijken met
twee ft drie ringen met allerhande
gekleurde steenenkettingen, oor
bellen, wandelende goudwinkeltjes.
Een ander gebruik, dat zeker nog
afstamt uit den tijd, toen de Arabie
ren het eiland bemachtigden, is, dat
de vrouwen het hoofd bedekt moeten
houden, en de hals en de kin tot aan
den mond. Drie a vier verschillende
batisten of zijden doeken worden op
en om het hoofd gedraaid, en elk dorp
heeft zijn apart hoofdversiersel, zoo
dat men direct herkend, van welk
gedeelte van het eiland ze afkomstig
zijn. En als men al deze costumes
bij feestdagen in een stad ziet, zou
men denken, dat het carnaval is. En
ieder dorp heeft zijn gebruiken.
De kant van Sassari uit dragen de
boerinnen groot en klein, op het hoofd
een pronkrok, het onderste boven:
de benedenrand omlijst het gezicht
en den band hangt over den rug. De
schoenen houden ze in de hand, en
gaan op de kousen tot de poorten
der stad, dan trekken zij de schoe
nen aan.
Dit hebben ze gemeen metdeSici-
ltaansche bruid in de dorpen, die
noodzakelijk witte schoenen moet
hebben, maar ze niet aantrekt, dan
vóór de kerk. Zy gaat dan op de
stoep zitten, met al de familieleden
er om heen, die dan toekijken.
Gaat de boer met zijn wijfje naar
de stad, dan berijden ze samen den-
de Zalige Pastoor van Ars.
4 Hoofdstuk I.
„Het is een kleine parochie", had de
Vicaris-Generaal hem gezegd, waar
niet veel liefde voor God is. Maar gij
zult ze er brengen. In de eerste dagen
van Februari 1818 vertrok zijn eer
waarde om wat liefde voor God te
gaan brengen in zijn kleine parochie.
Twee-en-veertig jaar later zou hy er
sterven, na van die kleine parochie
te hebben gemaakt als een brandend
vuur, dat de liefde Gods zou verbrei
den in heel de streek, in die van
Byon en Bourgogne, in geheel Frank
rijk.
Het kan niet in onze bedoeling lig
gen om binnen de ruimte eener reis
beschrijving, het geheele leven van
onzen priesterheid in te lasschen.
Het zou ons zelfs te ver voeren, in
dien wij ons tot detailpunten wilden
bepalen, voort te gaan in den trant,
waarin wij een overzicht gaven van
zijn kindsheid en jongelingsjaren.
Wil men oogenblikken smaken van
waarachtig genot, laat men het lezen!
In de litteratuur zal men allicht iets
van zijn gading vinden. Ik moet mij
tevreden stellen 't beeld van dien
man, ook nog om andere reden, dat
het namelijk te groot is voor mijne
geestelijke kortzichtigheid, uit te stip
pelen in eenige lijnen. Het leven
van Pastoor van Ars kan zoo een
voudig mogelijk worden saamgevat
op deze wijze: Hij heeft zieh zeiven
en anderen geheiligd. Hij heeft zich
zei ven geheiligd door zijn gebed,
versterving, nachtwaken, door zijn
groote liefde voor Jesus in het H.
Sacrament. Hij heeft anderen geheiligd
door preek en catechismus, veelvuldig
huisbezoek, zielkundige leiding in
den biechtstoel vooral door de onweer
staanbare kracht van zijn heilig en
smetteloos leven. De burgervader van
het kleine plaatsje had wel een goeden
kijk op den nieuw aangekomene. Als
hij van hem melding maakt in de
akten van den burgerlijken stand,
duidt hij hem enkel aan met den
naam van „onzen heiligen pastoor".
Wat kost 't mij moeite om zoo op de
oppervlakte te moeten blijven! Hoe
gaarne zou ik dieper doordringen tot
de kern van dat vruchtbaar leven)
ophalen van de Missies, welke hy gaf
zelfden ezel of muilezel of paard. Hij
zit voorop met zijn bengelende muts,
den pijp in zijn gebaarden mond, en
achter hem zit de vrouw, of wel de
dochter, zich vasthoudende aan zijn
gordel.
Men vindt in Sardinië de leukste
kleine ezeltjes een apart ras. Ze zijn
iets grooter dan een groote hond,
grijs mot een zwarte streep over den
rug, evenals de Puckhondjes. Ook
heel witte ziet men er. Echt iets voor
een kinderkarretje. Een van deze
ezeltjes, gespannen voor een Sicili-
aansch geschilderd karretje, met rood
tuig, zou menig Hollandsch kind ge
lukkig maken. („De Tijd").
Op den dertienden Zondag na
Pinksteren.
Epistel van den heiligen Paulus tot
de Galaten III. 1622,
Broeders! de beloften zijn gedaan
aan Abraham en zijnen nakomeling.
Daar staat niet: en zijnen nakome
lingen, als aan velen, maar aan eenen
en uwen nakomeling, die Christus is.
Dit zeg ik dan: de wet, welke vier
honderd en dertig jaren daarna is
gegeven, doet het verbond, hetwelk
door God bekrachtigd is, niet te niet,
om de belofte te verijdelen. Want
indien de erfenis uit de wet komt,
komt zij thans niet uit de belofte.
Doch God heeft ze aan Abraham door
de belofte vergund. Waartoe is dan
de wet? Zij is om de overtredingen
daargesteld, en door de engelen ge
plaatst in de hand van eenen midde
laar, tot dat die nakomeling kome,
aan wien de belofte gedaan is. Nu
een middelaar is niet van eenen
alleen: maar God is één. Is dan de
wet tegen Gods beloften? Geenzins,
want indien er eene wet was gegeven,
welke levend kon maken, zoo zou de
regtvaardigheid waarlijk uit de wet
zijn. Maar de Schriftuur heeft alles
onder de zonde besloten, opdat de
belofte door het geloof aan Jesus
Christus den geloovigen zou gegeven
worden.
Evangelie. Lucas. XVII. 1119.
In dien tijde ging Jezus naar Jeru
zalem, en trok midden door Samarie
en Galilee. En als Hij in een zeker
dorp kwam, ontmoetten Hem tien
melaatsche mannen, die van verre
stonden. En zij verhieven hunne
stemmen en zeiden: Jesus, Meester!
ontferm U onzer. Hij hen ziende,
zeide: gaat, vertoont u den Priesters.
En het geschiedde terwijl zij gingen,
dat zij gezuiverd waren. Dan een van
hen, ziende dat hij gezuiverd was,
keerde terug en verheerlijkte God
met luider stem, en viel op zijn aan
gezichtvoor zijne voeten en bedankte
Hem; en deze was een Samaritaan.
En Jesus antwoordde, en zeide: zijn
er geen tien gezuiverd? waar zijn
dan de negen? Daar is niemand ge
vonden die terugkeerde en God ver
heerlijkte, dan deze vreemdeling. En
Hij zeide hem: sta op, ga; want uw
geloof heeft u gezond gemaakt.
Weekiyst 1421 Augustus.
Zondag 14: 13de Zondag na Pink
steren B 910; Credo; Praef. v. d. H.
Driev. Bisdom Haarlem: 2de geb. H.
Werenfridus B 32*; 3de geb. H. Euse-
bius B 1910; 3de geb. A. Cunctis
B 1291.
Maandag 15: Ten Hemel Opneming
v. d. H. Maria B 1910. Credo en Praef.
van Maria gedurende het Octaaf.
Dinsdag 16: H. Joachim, Vader der
H. Maagd Maria B 1916.
Woensdag 17: Bisdom Haarlem:
H. Jeroen B 32*; 2de geb. H. Hyacin-
thus B 1920; 3de geb. Octaaf Maria
B 1910; 4de geb. Octaaf H. Laurentius
B 1920.
in den omtrek, toen er in zijn parochie
nietsmeer te heiligen viel; gewagen
van zijn stichting voor verwaarloosde
meisjes, waaraan hij den veel be-
teekenenden naam gaf van Providen
ce, dat is Voorzienigheid, een over
zicht; geven van de bedevaarten,
welke 35 jaar lang duizenden en
duizenden pelgrims uit alle hoeken
van Frankrijk, en zelfs uit den
vreemde deden samenstroomen te
Ars, zoodat vijf postrijtuigen een ge
regeld verkeer onderhielden uit het
nabijzijnde Trévoux, schetsen die
vreemdsoortige duivelvervolging,
waaraan hij bloot stond al de jaren
zijner bediening tot kort voor zijn
dood; dan die zucht, voortkomend uit
het besef zijner onwaardigheid en
diepen ootmoed, om zich te onttrekken
aan zijn werkkring en te begraven
in de afzondering van het klooster,
welke hem tot viermaal toe deed
vluchten uit zijn parochie, waarin
hij tot onbeschrijfelijke vreugde van
allen en als in triomf wederkeerde
na eene afwezigheid van slechts
enkele dagen. Het leven van Pastoor
van Ars is vol poëzie. Maar de regels,
waaruit het is samengesteld, volgen
niet de wetten van rijm en cadans,
I zijn van ongewone makelij. Het is
Bisdom Breda: H. Hyacinthus B
1920; 2de geb. Octaaf Maria B 1910;
3de geb. Octaaf H. Laurentius B 1920.
Donderdag 18: 4de dag onder het
Cctaaf v. Maria B 1910; 2de geb.
H. Agapitus B 1923; 3de geb. v. d.
IL Geest B 1165.
Vrijdag 19: 5de dag onder het Oc
taaf v. Maria B 1910; 2de geb. v. d.
H. Geest B 1165; 3de geb. v. d. Kerk
B 67 of v. d. Paus B 67.
Zaterdag 20: H. Bernardus B 1924;
2de geb. Octaaf Maria B1910; Bisdom
Haarlem: 3de geb. v. d. Paus B 67.
P. V.
Gebraden tomaten.
6 tomaten, plm. 1 d.L. kalfsjus, 20
gram boter, 1 lepel paneermeel De
tomaten van het groene kroontje ont
doen, en afwasschen de vruchten
daarna doormidden snijden, in een
vuurvasten schotel leggen en de
kalfsjus er overheen gieten. Den
schotel 10 a 15 minuten in den oven
zetten tot de tomaten bijna gaar zijn.
De gesmolten boter er over gieten,
een lepel paneermeel er over strooien
en alles opnieuw in den oven tot de
vruchten geheel gaar zyn.
Vóór het opdienen een weinig fijn
gehakte peterselie er over strooien.
Versche erwtensoep.
Men trekt bouillon en laat een '/2
L. oude doperwten daarin gaar koken.
Dan giet men alles door een zeef en
wrijft de erwten fijn. Men smelt een
stukje boter in een pan voegt er 15
gram bloem bij en langzaam de bouil
lon met de erwtenpuree. Alles laten
doorkoken en telkens roeren tot de
soep gebonden is, daarna ze afmaken
met een weinig room of melk, zout
en peper.
Men kan er dobbelsteentjes gebakken
brood bij presenteeron.
Kleine biefstukjes met tomaten.
Biefstukjes (elk plm. l'/2 ons) klop
pen, aan alle kanten licht afschrappen
met een mes en ze daarna inwrijven
met wat zout en peper. Boter in een
koekepan lichtbruin laten worden en
daarin de biefstuk aan beide kanten
vlug bruinbakken (plm. 6 min.). Ze
daarna op een verwarmden schotel
schikken en de jus afmaken met
wat room. De tomaten in schijven
snijden en met een weinig zont en
peper bestrooien. De ui schoonmaken,
eveneens in schijven snijden, maar
zoo, dat men er losse ringen van
maken kan. Deze in boter lichtbruin
bakken en daarna de schijven tomaat
in de boter lichtbruin laten worden.
Op elk biefstukje een schijfje to
maat leggen en daarop een ringetje
gebakken ui. De afgemaakte jus
wordt om de biefstuk gegoten.
Tegen de wuftheid
en lichtzinnigheid veler jonge vrou
wen op kantoors en ateliers trekt het
moderne vrouwenorgaan „Evolutie"
aldus te velde:
Wij hebben hier te doen, zegt het
blad, met de gevolgen der opvoeding
van de laatste jaren en van een toe
stand, waarbij de chefs niet meer 't
personeel in handen hebben. Van het
kind is een god gemaakt; het heeft
noch gehoorzamen, noch werken ge
leerd, en, mensch geworden, bedankt
het er hartelijk voor, van gewoonten
te veranderen. Elk strootje zorgvul
dig weggegrist van voor den kinder
voet; het kinderleven gemaakt tot
een grooten uitgaansdag, met het
resultaat, dat de jonge generatie is:
een ongetoomde horde, slechts levende
voor het vermaak. Gekleed in grand
toilet, klaar voor bal of diner, wordt
naar kantoor of winkel gegaan, het
een gedicht in daden, waar echter
door heen vaart de adem van Gods
bezieling, welke het kenmerk dragen
van eenvoud en waarheid, en waaraan
ook het spannende niet ontbreekt
door den tragiek der tegenstelling
Hoofdstuk II.
Het Heiligdom van Ars.
'n Draai van den weg en de heuvel-
plooi, waarin Ars als verscholen ligt,
kan langer niet zijn kleinood verber
gen voor de nieuwsgierige blikken,
'n Onregelmatige, weinig uitgestrekte
huizengroep verheft baar langwerpige
roode daken en wit gepleisterde
muren, welke scheller in de ochtend
zon schitteren, boven 't laag geboomte.
Bruin akkerland op de helling sluit
den horizon af. Het heerenmoes op
de weide en de paarse distelbloem
tusschen het scherpe blad, is juist
geen bewijs van welig land, doch laat
u veeleer gissen met wat arbeid en
zweetdroppels de ontginning ervan
moet gepaard gaan. Wilde witte meien
in overvloed, maar ook tamme met
het rose blad geven aan het saaie
groen wat liefelijkheid en afwisseling.
Hoekig steekt boven dat alles uit de
dom van de praalkerk. Hoe vreemd
het ook moge klinken, men zou een
werk aldaar beschouwd en gedaan
als een lastige nevenzaak. „Onlangs,
schrijft „Evolutie" hadden wij een
onderhoud met een dame over die
dagelijks aangetrokken feestkleedij
zij vond daar niets in; wij daaren
tegen wel. Wij toch zijn het volkomen
eens met Lady Astor, Engelseh Par
lementslid, die zegt: om te werken
moet je een werkpak hebben. En de
in het wit gekleede, gedécolleteerde
dame op witte schoentjes, gekapt
hoofd, met parelen om den hals, moge
een prettigen aanblik zijn in een
danszaal, op kantoor of in winkel
maakt zij een onaangenamen, onhan-
digen indruk.
„De fout ligt voor een groot deel
hier evenwel bij de toch meestal
oudere hoofden van dienst, die zooiets
toelaten,
Dit komt vooral, doordien men niet
meer opdurft tegen de zoogenaamd
ondergeschikten, die uit solidariteit
staken, als men ook maar eeyigszins
meester wil zijn in eigen zaak.
„Een tweede fout is deze, dat de
ouders van een groot deel der ver
dienende meisjes haar heel honorarium
zelf laten houden. Gepocht wordt
hier zelts op. Alsof het ooit goed ware,
jonge mensehen, jongens zoowel als
meisjes, rijkelijk van geld te voorzien.
Er wordt daarmede dan ook omge
sprongen, alsof er geen opkomen aan
is. Weinig werken, veel uitgaan is
nu eenmaal aan de orde van den dag.
Dit moet leiden tot een catastrophe;
hier daarvan een symptoom".
Het blad concludeert, dat hetgeen
de vrouwenbeweging veroverd bad,
thans in de practijk bedorven is.
„Zullen" vraagt het vrou
wen en meisjes in andere condities
de les ter harte nemen, inzien, dat,
wat een man geoorloofd is, nog niet
een vrouw is toegestaan Dat boven
dien zij zich niet hebben te spiegelen
aan haar mannelijke collega's, maar
haar plicht en meer dan haar plicht
hebben te doen?
Wij hopen het, maar gelooven het
niet. Overal toch is een dusdanige
wanorde ingetreden, dat redderen
schier niet meer mogelijk lijkt.
„Zou het misschien niet van eenige
uitwerking kunnen zijn, zoo de vrou-
wenvereenigingen in den lande, al
of niet door bemiddeling van den
Vrouwenraad, haar afkeuring uit
spraken over de houding dezer vrou
wen, die door haar gedrag het de
komende generatie onmogelijk hebben
gemaakt, in deze branche haar brood
te verdienen?"
„De Tijd" voegt hieraan toe:
Al komt in deze strafpredikatie al
eens een woordje Fransch voor, zij
is toch verstaanbaar tot in de verste
hoeken. Maar nu zijn wij minder pes
simistisch dan het moderne vrouwen
orgaan. Op een groot deel onzer be
volking moge het misbakken opvoe
dingsstelsel onzer kinderen zijn uit
werking reeds hebben gehad, er is
toch nog een ander gedeelte, dat voor
de stem van eer en fatsoen en in elk
geval voor de eischen der practijk
niet doof zal blijven. Spoorwegdirec
ties en besturen van groote instellingen
zullen wèl doen, als ze geen onbe
suisde maatregelen nemen en met het
badwater ook het kind in den put
storten.
„Evolutie" merkt nog op, dat men
wel wat eerder had kunnen ingrijpen
en het heeft gelijk, als het doet uit
komen, dat ook mannelijke chefs en
collega's van het kwart-mondaine
vrouwengoedje niet vrij uitgaan, wijl
zij dikwijls de laffe schuldigen zijn
aan hetgeen, waarvoor nu en in het
vervolg de vrouwen zullen moeten
boeten.
In hoofdzaak blijft echter de oor
zaak in de opvoeding zitten, door het
vrouwenorgaan zoo terecht gebrand
merkt. Het begint met tegenzin in
oogenblik kunnen wanen als men
Ars nadert, in de nabijheid van
Scheveningen zich te bevinden, waar
men den Kurhaus- of Seinpostkoepel
voor zich op ziet doemen. Men ver
werpt natuurlijk aanstonds die ge
dachte. Men weet nu eenmaal, dat
er een kerk staat. Maar men kan
toch moeilijk den indruk verzetten,
dat deze mentale, neo-Byzantijnsche
koepelbouw niet past in deze lande
lijke omgeving. Men behoeft toch
geen polytechnische school doorloopen
te hebben, noch de kundigheden te
bezitten van een architect, om ook
als leek zijn oordeel te kunnen vellen,
dat een bouwwerk om tot zijn recht
te komen, harmonieus moet aansluiten
met de omgeving. En dat doet deze
praalbouw in het geheel niet. Laat
men eens letten op de oude Middel-
eeuwsche kerkjes in onze Hoilandsche
dorpen en men begrijpt, wat ik bedoel.
Maar ook onze nieuwere Hoiland
sche kerkbouwers hebben getoond
bij de uitvoering hunner werken
rekening te houden met dien voor
namen factor,
CWordt vervolgd