LAD Tweede Blad Jean 'Baptists Marie Vianney, feiGE, IE COURANT rei-sierde ]s Groote IRECTIE. (kens. adeau. NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT TJE8 iVERSEN ERSONEEL Dienstmeisje UTRECHT. C. DE RUIJTER. BANK - Goes verkoopen. ÏTOGENBOSCH Indrukken van Sardinië. FEU1LLETON Kerknieuws Wegwijzer in het Missale Voor de Keuken. Voor onze vrouwen. GOES ervonden in, geven Ikoop van |ior f 4,- a -75 lis: 30 cents a contain en Rund*»» uevfaagd ter SfTralf Novepëer. en te bekoïncn bij J. S. Pérneuzen. law Bos, Ganzepoortstraat raagt met NovjajaWer jfr i, onder hypothecair in aan Landbouwers Noord-Beveland Amsterdam tans 84 „Pulgura". 3.A. Draad en Kabel, BESTE FABRIKAAT! 4041-60 Men schrijft ons uit Sardinië: Onder de minst bezochte groote eilanden van de Middellandsche Zee hoort wel Sardinië, en als de, naar onalledaagsch zoekende reiziger wist, hoe eigenaardig dit volk er uitziet, zou hij niet nalaten dit eiland als doel voor een reis naar het zuiden te maken. De taalja> dat is wel een beetje moeilijk: het dialect is zelfs voor Italianen onverstaanbaar het heeft veel van Arabisch; maar mij werd eens hierop geantwoord, als men de taal niet kent: „Met geld kan men zich overal verstaanbaar maken." En dat is waar; het is een onfeilbaar passe-partout. Van Civitavecchia (niet ver van Rome) uit, is er dagelijks een nacht boot, die over en weer reist naar de Golfo degli Arranci in Sardinië, en de reis duurt een uur of twaalf. Men komt in alle vroegte aan, met groote nieuwsgierigheid in de oogen, maar ziet niets als een groote vlakte, geel van heidekruid. Men is een weinig teleurgesteld; meestal geven de gol ven bij aankomst een mooi panorama te zien. Hier heerscht geheimzinnig heidBij het verlaten der boot gaat men naar het station, het eenige gebouw, met een restaurant er naast waar men iets kan gebruiken, tot het treintje vertrekt. De eenige trein van de lijn, die zich na é^n uur reizen in twee verdeeld, een gedeelte gaat naar Sassari, het andere naar Caghari. Men kan nagaan, hoe vlug de treinen daar loopen, als men ziet, dat men pas na 12 uur reizen te Caghari aan komt een slakkengang. Het landschap is, naar Sassari gaande, dor en steen achtig. Men ziet in de velden overal groote steenen, die men er niet uit haalt want er komen er, volgens hun zeggen weer altijd nieuwe voor in de plaats. Het is daarom het meeste geschikt voor de olijfboomen, hetgeen wel aan het landschap een melan cholisch geheel geeft, maar aan de bevolking een zuivere fijne olijfolie levert, die voor boter door kan gaan, zoo fijn van smaak. De weg, die naar Caghari gaat, daarentegen, snijdt de boschrijke, heuvelachtige streek door, waar Nuoro gelegen is. Daar is de natuur weelderig, daar bevindt zich ook de hoogste berg, de Gennargentu. In deze meer boschrijke en heuvel achtige streek vindt de bandiet zijn eldorado. Daar kan niemand hem vinden. In de heuvels bevinden zich verborgen grotten, waar men het be staan niet van vermoed, omdat de ingang door struikgewas bedekt is, en onderaardsche gangen met ver schillende uitgangen. Daar bewaart de bandiet al wat hy steelt of men hem goedgeefs geeft. Want de boer vreest hem, en geeft hij niet wat men hem vraagt, heeft hy kans, dat zijn huis verbrand wordt of zijn vee ver giftigd. Soms is de „carabiniere" (politie) op weinige passen afstand van den moordenaar, dig hem beloerd, zonder dat hij het weet, en gaat ver der, zoekende en de bandiet laat hem gaan, zoolang hij niet aangevallen wordt: „Sanna il lore dovere", „ze doen hun plicht", zoo redeneeren zij. Hun wraak is dan ook meestal per soonlijk: familietwisten. Er wordt soms een heele familie uitgeroeid, door moord, om aan hun wraak te voldoen. Zelfs priesters, onschuldige kinderen, alles wat dezelfde naam draagt, is veroordeeld. En daar is niets aan te doen. Het toeval moet hier helpen om ze te pakken. Als de vreemdeling naar Nuoro gaat, kan hij gerust zijnmaar hij moet niet verder doordringen, want dan staat de politie er niet meer voor in. De Sardiniërs zijn lichamelijk klein gebouwd, maar sterk, met donkere oogen en haar. Zij kijken den vreem deling wantrouwerig aan en praten weinig, totdat ze weten, wie ze voor zich hebben. Zij zijn dapper en vlug en in de laatste oorlog waren zij als landsverdedigers steeds op de gevaar lijke plaatsen: zij vreezen den dood niet. Het mes hanteeren zij buiten gewoon handig en daarom zijn zij gevaarlijk. Het is daarom zaak ze tot vriend te houden. Dit mes houden ze, met de punt even uitkomende, tusschen duim en wijsvinger, onzicht baar. En waar een ander een klap in het gezicht geeft, by vechtpartijen, is de Sardiniër direct klaar om met die onzichtbare punt een snede in het gezicht te geven. Ieder heeft zoo zijn zienswijzede Siciliaan bijt zijn vijand in het oor, en dat beteekend vechten op leven en dood. Elk dorp heeft zijn mode, en waar overal nu de hoerendracht, zoo leuk om te zien, verdwijnt daar heerscht ze nog onveranderd. De mannen dra gen allen wijdere of nauwere witte broeken, en om de beenen zwarte slobkousen. Over de witte broek een kort zwart rokje als een volant; eenige dragen lederen gilets met de harige kant van binnen of buiten, volgens het seizoen. Anderen dragen fluweelen buisjes. Het hemd versierd aan de kraag met zilveren knoopen dan een jas er over heen met wijde zakken. Op het hoofd dragen allen een zwarte wollen muts, die lang af hangt tot halve rug en eindigt met een kwast. De vrouwen zijn origineeler ge kleed. Altijd zeer wijde rokken met zeer dichte plooien om het midden; de kleur varieert volgens het dorp, dat men bewoont. 'Te Osilo bijv. is het geheele costuum vuurrood. Zeer laag uitgesneden jakje, waaruit een helder hemd uitkijkt; het borststuk in fijne plooitjes, naaldwerk, borduur werk, versierdeen waar geduldwerk. De mouwen van het jakje staan van de pols tot de ellebogen open en laten de lange hemdsmouwen zien. De ope ning van de bovenmouwen is langs de kant versierd met zilveren, (soms ook gouden, naar gelang van den wel, stand) filigraan knoopen, die er als belletjes aan hangen en zeer aardig staan. De vrouwen tooien zich gaarne met veel goud en zilver vooral aan de handen. Alle vingers prijken met twee ft drie ringen met allerhande gekleurde steenenkettingen, oor bellen, wandelende goudwinkeltjes. Een ander gebruik, dat zeker nog afstamt uit den tijd, toen de Arabie ren het eiland bemachtigden, is, dat de vrouwen het hoofd bedekt moeten houden, en de hals en de kin tot aan den mond. Drie a vier verschillende batisten of zijden doeken worden op en om het hoofd gedraaid, en elk dorp heeft zijn apart hoofdversiersel, zoo dat men direct herkend, van welk gedeelte van het eiland ze afkomstig zijn. En als men al deze costumes bij feestdagen in een stad ziet, zou men denken, dat het carnaval is. En ieder dorp heeft zijn gebruiken. De kant van Sassari uit dragen de boerinnen groot en klein, op het hoofd een pronkrok, het onderste boven: de benedenrand omlijst het gezicht en den band hangt over den rug. De schoenen houden ze in de hand, en gaan op de kousen tot de poorten der stad, dan trekken zij de schoe nen aan. Dit hebben ze gemeen metdeSici- ltaansche bruid in de dorpen, die noodzakelijk witte schoenen moet hebben, maar ze niet aantrekt, dan vóór de kerk. Zy gaat dan op de stoep zitten, met al de familieleden er om heen, die dan toekijken. Gaat de boer met zijn wijfje naar de stad, dan berijden ze samen den- de Zalige Pastoor van Ars. 4 Hoofdstuk I. „Het is een kleine parochie", had de Vicaris-Generaal hem gezegd, waar niet veel liefde voor God is. Maar gij zult ze er brengen. In de eerste dagen van Februari 1818 vertrok zijn eer waarde om wat liefde voor God te gaan brengen in zijn kleine parochie. Twee-en-veertig jaar later zou hy er sterven, na van die kleine parochie te hebben gemaakt als een brandend vuur, dat de liefde Gods zou verbrei den in heel de streek, in die van Byon en Bourgogne, in geheel Frank rijk. Het kan niet in onze bedoeling lig gen om binnen de ruimte eener reis beschrijving, het geheele leven van onzen priesterheid in te lasschen. Het zou ons zelfs te ver voeren, in dien wij ons tot detailpunten wilden bepalen, voort te gaan in den trant, waarin wij een overzicht gaven van zijn kindsheid en jongelingsjaren. Wil men oogenblikken smaken van waarachtig genot, laat men het lezen! In de litteratuur zal men allicht iets van zijn gading vinden. Ik moet mij tevreden stellen 't beeld van dien man, ook nog om andere reden, dat het namelijk te groot is voor mijne geestelijke kortzichtigheid, uit te stip pelen in eenige lijnen. Het leven van Pastoor van Ars kan zoo een voudig mogelijk worden saamgevat op deze wijze: Hij heeft zieh zeiven en anderen geheiligd. Hij heeft zich zei ven geheiligd door zijn gebed, versterving, nachtwaken, door zijn groote liefde voor Jesus in het H. Sacrament. Hij heeft anderen geheiligd door preek en catechismus, veelvuldig huisbezoek, zielkundige leiding in den biechtstoel vooral door de onweer staanbare kracht van zijn heilig en smetteloos leven. De burgervader van het kleine plaatsje had wel een goeden kijk op den nieuw aangekomene. Als hij van hem melding maakt in de akten van den burgerlijken stand, duidt hij hem enkel aan met den naam van „onzen heiligen pastoor". Wat kost 't mij moeite om zoo op de oppervlakte te moeten blijven! Hoe gaarne zou ik dieper doordringen tot de kern van dat vruchtbaar leven) ophalen van de Missies, welke hy gaf zelfden ezel of muilezel of paard. Hij zit voorop met zijn bengelende muts, den pijp in zijn gebaarden mond, en achter hem zit de vrouw, of wel de dochter, zich vasthoudende aan zijn gordel. Men vindt in Sardinië de leukste kleine ezeltjes een apart ras. Ze zijn iets grooter dan een groote hond, grijs mot een zwarte streep over den rug, evenals de Puckhondjes. Ook heel witte ziet men er. Echt iets voor een kinderkarretje. Een van deze ezeltjes, gespannen voor een Sicili- aansch geschilderd karretje, met rood tuig, zou menig Hollandsch kind ge lukkig maken. („De Tijd"). Op den dertienden Zondag na Pinksteren. Epistel van den heiligen Paulus tot de Galaten III. 1622, Broeders! de beloften zijn gedaan aan Abraham en zijnen nakomeling. Daar staat niet: en zijnen nakome lingen, als aan velen, maar aan eenen en uwen nakomeling, die Christus is. Dit zeg ik dan: de wet, welke vier honderd en dertig jaren daarna is gegeven, doet het verbond, hetwelk door God bekrachtigd is, niet te niet, om de belofte te verijdelen. Want indien de erfenis uit de wet komt, komt zij thans niet uit de belofte. Doch God heeft ze aan Abraham door de belofte vergund. Waartoe is dan de wet? Zij is om de overtredingen daargesteld, en door de engelen ge plaatst in de hand van eenen midde laar, tot dat die nakomeling kome, aan wien de belofte gedaan is. Nu een middelaar is niet van eenen alleen: maar God is één. Is dan de wet tegen Gods beloften? Geenzins, want indien er eene wet was gegeven, welke levend kon maken, zoo zou de regtvaardigheid waarlijk uit de wet zijn. Maar de Schriftuur heeft alles onder de zonde besloten, opdat de belofte door het geloof aan Jesus Christus den geloovigen zou gegeven worden. Evangelie. Lucas. XVII. 1119. In dien tijde ging Jezus naar Jeru zalem, en trok midden door Samarie en Galilee. En als Hij in een zeker dorp kwam, ontmoetten Hem tien melaatsche mannen, die van verre stonden. En zij verhieven hunne stemmen en zeiden: Jesus, Meester! ontferm U onzer. Hij hen ziende, zeide: gaat, vertoont u den Priesters. En het geschiedde terwijl zij gingen, dat zij gezuiverd waren. Dan een van hen, ziende dat hij gezuiverd was, keerde terug en verheerlijkte God met luider stem, en viel op zijn aan gezichtvoor zijne voeten en bedankte Hem; en deze was een Samaritaan. En Jesus antwoordde, en zeide: zijn er geen tien gezuiverd? waar zijn dan de negen? Daar is niemand ge vonden die terugkeerde en God ver heerlijkte, dan deze vreemdeling. En Hij zeide hem: sta op, ga; want uw geloof heeft u gezond gemaakt. Weekiyst 1421 Augustus. Zondag 14: 13de Zondag na Pink steren B 910; Credo; Praef. v. d. H. Driev. Bisdom Haarlem: 2de geb. H. Werenfridus B 32*; 3de geb. H. Euse- bius B 1910; 3de geb. A. Cunctis B 1291. Maandag 15: Ten Hemel Opneming v. d. H. Maria B 1910. Credo en Praef. van Maria gedurende het Octaaf. Dinsdag 16: H. Joachim, Vader der H. Maagd Maria B 1916. Woensdag 17: Bisdom Haarlem: H. Jeroen B 32*; 2de geb. H. Hyacin- thus B 1920; 3de geb. Octaaf Maria B 1910; 4de geb. Octaaf H. Laurentius B 1920. in den omtrek, toen er in zijn parochie nietsmeer te heiligen viel; gewagen van zijn stichting voor verwaarloosde meisjes, waaraan hij den veel be- teekenenden naam gaf van Providen ce, dat is Voorzienigheid, een over zicht; geven van de bedevaarten, welke 35 jaar lang duizenden en duizenden pelgrims uit alle hoeken van Frankrijk, en zelfs uit den vreemde deden samenstroomen te Ars, zoodat vijf postrijtuigen een ge regeld verkeer onderhielden uit het nabijzijnde Trévoux, schetsen die vreemdsoortige duivelvervolging, waaraan hij bloot stond al de jaren zijner bediening tot kort voor zijn dood; dan die zucht, voortkomend uit het besef zijner onwaardigheid en diepen ootmoed, om zich te onttrekken aan zijn werkkring en te begraven in de afzondering van het klooster, welke hem tot viermaal toe deed vluchten uit zijn parochie, waarin hij tot onbeschrijfelijke vreugde van allen en als in triomf wederkeerde na eene afwezigheid van slechts enkele dagen. Het leven van Pastoor van Ars is vol poëzie. Maar de regels, waaruit het is samengesteld, volgen niet de wetten van rijm en cadans, I zijn van ongewone makelij. Het is Bisdom Breda: H. Hyacinthus B 1920; 2de geb. Octaaf Maria B 1910; 3de geb. Octaaf H. Laurentius B 1920. Donderdag 18: 4de dag onder het Cctaaf v. Maria B 1910; 2de geb. H. Agapitus B 1923; 3de geb. v. d. IL Geest B 1165. Vrijdag 19: 5de dag onder het Oc taaf v. Maria B 1910; 2de geb. v. d. H. Geest B 1165; 3de geb. v. d. Kerk B 67 of v. d. Paus B 67. Zaterdag 20: H. Bernardus B 1924; 2de geb. Octaaf Maria B1910; Bisdom Haarlem: 3de geb. v. d. Paus B 67. P. V. Gebraden tomaten. 6 tomaten, plm. 1 d.L. kalfsjus, 20 gram boter, 1 lepel paneermeel De tomaten van het groene kroontje ont doen, en afwasschen de vruchten daarna doormidden snijden, in een vuurvasten schotel leggen en de kalfsjus er overheen gieten. Den schotel 10 a 15 minuten in den oven zetten tot de tomaten bijna gaar zijn. De gesmolten boter er over gieten, een lepel paneermeel er over strooien en alles opnieuw in den oven tot de vruchten geheel gaar zyn. Vóór het opdienen een weinig fijn gehakte peterselie er over strooien. Versche erwtensoep. Men trekt bouillon en laat een '/2 L. oude doperwten daarin gaar koken. Dan giet men alles door een zeef en wrijft de erwten fijn. Men smelt een stukje boter in een pan voegt er 15 gram bloem bij en langzaam de bouil lon met de erwtenpuree. Alles laten doorkoken en telkens roeren tot de soep gebonden is, daarna ze afmaken met een weinig room of melk, zout en peper. Men kan er dobbelsteentjes gebakken brood bij presenteeron. Kleine biefstukjes met tomaten. Biefstukjes (elk plm. l'/2 ons) klop pen, aan alle kanten licht afschrappen met een mes en ze daarna inwrijven met wat zout en peper. Boter in een koekepan lichtbruin laten worden en daarin de biefstuk aan beide kanten vlug bruinbakken (plm. 6 min.). Ze daarna op een verwarmden schotel schikken en de jus afmaken met wat room. De tomaten in schijven snijden en met een weinig zont en peper bestrooien. De ui schoonmaken, eveneens in schijven snijden, maar zoo, dat men er losse ringen van maken kan. Deze in boter lichtbruin bakken en daarna de schijven tomaat in de boter lichtbruin laten worden. Op elk biefstukje een schijfje to maat leggen en daarop een ringetje gebakken ui. De afgemaakte jus wordt om de biefstuk gegoten. Tegen de wuftheid en lichtzinnigheid veler jonge vrou wen op kantoors en ateliers trekt het moderne vrouwenorgaan „Evolutie" aldus te velde: Wij hebben hier te doen, zegt het blad, met de gevolgen der opvoeding van de laatste jaren en van een toe stand, waarbij de chefs niet meer 't personeel in handen hebben. Van het kind is een god gemaakt; het heeft noch gehoorzamen, noch werken ge leerd, en, mensch geworden, bedankt het er hartelijk voor, van gewoonten te veranderen. Elk strootje zorgvul dig weggegrist van voor den kinder voet; het kinderleven gemaakt tot een grooten uitgaansdag, met het resultaat, dat de jonge generatie is: een ongetoomde horde, slechts levende voor het vermaak. Gekleed in grand toilet, klaar voor bal of diner, wordt naar kantoor of winkel gegaan, het een gedicht in daden, waar echter door heen vaart de adem van Gods bezieling, welke het kenmerk dragen van eenvoud en waarheid, en waaraan ook het spannende niet ontbreekt door den tragiek der tegenstelling Hoofdstuk II. Het Heiligdom van Ars. 'n Draai van den weg en de heuvel- plooi, waarin Ars als verscholen ligt, kan langer niet zijn kleinood verber gen voor de nieuwsgierige blikken, 'n Onregelmatige, weinig uitgestrekte huizengroep verheft baar langwerpige roode daken en wit gepleisterde muren, welke scheller in de ochtend zon schitteren, boven 't laag geboomte. Bruin akkerland op de helling sluit den horizon af. Het heerenmoes op de weide en de paarse distelbloem tusschen het scherpe blad, is juist geen bewijs van welig land, doch laat u veeleer gissen met wat arbeid en zweetdroppels de ontginning ervan moet gepaard gaan. Wilde witte meien in overvloed, maar ook tamme met het rose blad geven aan het saaie groen wat liefelijkheid en afwisseling. Hoekig steekt boven dat alles uit de dom van de praalkerk. Hoe vreemd het ook moge klinken, men zou een werk aldaar beschouwd en gedaan als een lastige nevenzaak. „Onlangs, schrijft „Evolutie" hadden wij een onderhoud met een dame over die dagelijks aangetrokken feestkleedij zij vond daar niets in; wij daaren tegen wel. Wij toch zijn het volkomen eens met Lady Astor, Engelseh Par lementslid, die zegt: om te werken moet je een werkpak hebben. En de in het wit gekleede, gedécolleteerde dame op witte schoentjes, gekapt hoofd, met parelen om den hals, moge een prettigen aanblik zijn in een danszaal, op kantoor of in winkel maakt zij een onaangenamen, onhan- digen indruk. „De fout ligt voor een groot deel hier evenwel bij de toch meestal oudere hoofden van dienst, die zooiets toelaten, Dit komt vooral, doordien men niet meer opdurft tegen de zoogenaamd ondergeschikten, die uit solidariteit staken, als men ook maar eeyigszins meester wil zijn in eigen zaak. „Een tweede fout is deze, dat de ouders van een groot deel der ver dienende meisjes haar heel honorarium zelf laten houden. Gepocht wordt hier zelts op. Alsof het ooit goed ware, jonge mensehen, jongens zoowel als meisjes, rijkelijk van geld te voorzien. Er wordt daarmede dan ook omge sprongen, alsof er geen opkomen aan is. Weinig werken, veel uitgaan is nu eenmaal aan de orde van den dag. Dit moet leiden tot een catastrophe; hier daarvan een symptoom". Het blad concludeert, dat hetgeen de vrouwenbeweging veroverd bad, thans in de practijk bedorven is. „Zullen" vraagt het vrou wen en meisjes in andere condities de les ter harte nemen, inzien, dat, wat een man geoorloofd is, nog niet een vrouw is toegestaan Dat boven dien zij zich niet hebben te spiegelen aan haar mannelijke collega's, maar haar plicht en meer dan haar plicht hebben te doen? Wij hopen het, maar gelooven het niet. Overal toch is een dusdanige wanorde ingetreden, dat redderen schier niet meer mogelijk lijkt. „Zou het misschien niet van eenige uitwerking kunnen zijn, zoo de vrou- wenvereenigingen in den lande, al of niet door bemiddeling van den Vrouwenraad, haar afkeuring uit spraken over de houding dezer vrou wen, die door haar gedrag het de komende generatie onmogelijk hebben gemaakt, in deze branche haar brood te verdienen?" „De Tijd" voegt hieraan toe: Al komt in deze strafpredikatie al eens een woordje Fransch voor, zij is toch verstaanbaar tot in de verste hoeken. Maar nu zijn wij minder pes simistisch dan het moderne vrouwen orgaan. Op een groot deel onzer be volking moge het misbakken opvoe dingsstelsel onzer kinderen zijn uit werking reeds hebben gehad, er is toch nog een ander gedeelte, dat voor de stem van eer en fatsoen en in elk geval voor de eischen der practijk niet doof zal blijven. Spoorwegdirec ties en besturen van groote instellingen zullen wèl doen, als ze geen onbe suisde maatregelen nemen en met het badwater ook het kind in den put storten. „Evolutie" merkt nog op, dat men wel wat eerder had kunnen ingrijpen en het heeft gelijk, als het doet uit komen, dat ook mannelijke chefs en collega's van het kwart-mondaine vrouwengoedje niet vrij uitgaan, wijl zij dikwijls de laffe schuldigen zijn aan hetgeen, waarvoor nu en in het vervolg de vrouwen zullen moeten boeten. In hoofdzaak blijft echter de oor zaak in de opvoeding zitten, door het vrouwenorgaan zoo terecht gebrand merkt. Het begint met tegenzin in oogenblik kunnen wanen als men Ars nadert, in de nabijheid van Scheveningen zich te bevinden, waar men den Kurhaus- of Seinpostkoepel voor zich op ziet doemen. Men ver werpt natuurlijk aanstonds die ge dachte. Men weet nu eenmaal, dat er een kerk staat. Maar men kan toch moeilijk den indruk verzetten, dat deze mentale, neo-Byzantijnsche koepelbouw niet past in deze lande lijke omgeving. Men behoeft toch geen polytechnische school doorloopen te hebben, noch de kundigheden te bezitten van een architect, om ook als leek zijn oordeel te kunnen vellen, dat een bouwwerk om tot zijn recht te komen, harmonieus moet aansluiten met de omgeving. En dat doet deze praalbouw in het geheel niet. Laat men eens letten op de oude Middel- eeuwsche kerkjes in onze Hoilandsche dorpen en men begrijpt, wat ik bedoel. Maar ook onze nieuwere Hoiland sche kerkbouwers hebben getoond bij de uitvoering hunner werken rekening te houden met dien voor namen factor, CWordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1921 | | pagina 5