"êtapologetisch hoekje Tweede Blad NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Gemengd Nieuws. („O.,") ATERDAG 17 JULI 1920 Op een schoonen zomeravond van het r 18'.bewandelden twee personen d,en '-eg naar het dorpje N. Heerlijk was de natuur en liet land- hap. Aan weerszijden van den weg golf en, óver deii lieuveligen bodem, bloeienjde orénvelden, jvaartusschen frissclhe boer. erijen vriendelijk afstaken. Over dit al- es goot de ondergaande zon ha.af laatste -uilen stralen. De beide wandelaars schenen zich om da - oone natuur' niet veel te bekommerert, ■ij waren in een druk gesprek gewik- Vld^ dat vergezeld ging van heftige ge- ren. I Zij spraken op gedempten toon, ja zelts en van hen kéék bijwijlen behoedzaam, ami, ais vreesde hij de aanwezigheid van en' onverhoopt getuige. Plotseling Ik vermoed, lezer, dat gij bovenstaand verhaal niet zonder eenige spanning hebt elezen. .Want och, kom er maar gerust oor uit,'een verhaaltje, gaat er bij ons raag in, Zelfs al worden we een da,agje ider. In dit opzicht blijven wij altijd kindt. er in een tijdschrift of maandblaadje aar veel vertelsels staan, dan blijft lieti iet ongelezen. En wanneer een .predi- 'ant zijn stof weet te doorkruiden met rhalen, dan zijn alle ooren gespitst!, oo zijn we nu eenmaal. Joch zal ik (het bovenbegonnen verhaal 'et verder voortzetten. Dat is natuurlijk iet aardig van me, doch ik moet daartoe -•luiten, omdat een heel andere, eeni belangrijker stof plaats en a,a(ndacht ®raagt. 1 ik hoop nu maar één dingdat a,ap. die nstige stof, aLzal zij op den duur blijken 'et zoo amusant te zijn als een romanne-" 'e, een zelfde belangstelling blijvend mo- e ten deel vallen als aan het afgebroken,' 'erbaal over twee wandelend® vrienden, -n wie onderweg „plotseling" iets over- am. Die belangrijke stof heetgeloofsverde- 'ging, voor welke rubriek de redactie jvan de „Nieuwe Zeeuw" zoo vriendel ijk was, mij om de veerlied dagen haar pologetisch hoekje af te staan. Na deze korte inleiding komen we nog- ns terug op het artikeltje over de ge- engde huwelijken, dat we veertien da- geleden in dit blad mochten plaatsen, ""aarin werd het standpunt verdedigd, t de Kerk ten opzichte van, .die huwe- "ken inneemt. De volledigheid èischt hter, dat we over dit onderwerp nog een en ander zeggen. Gelijk een geneesheer slechts dan ope- tiet ingrijpt, wanneer hem geen andere eg meer ter genezing openstaat, zoo chten ook de Kerkelijke ©verbieden soms noodzakelijke tuepassing hunner s bepalingen zooveel mogelijk te rkomen. daarom willen wij heden de aanli cht vestigen op een andere gedragslijn ";e de Kerk én Hare bestuurders vol- en welke bedoelt, het kwaad der' mgde huwelijken meer uit' de verte bestrijden. Als een geneesheer bij een zieke komt, n zal hij, om zijn taak1 goed te vervul- n, zich niet bepalen tot het voorschrijven eenige geneesmiddelen, die op dat "genblik noodzakelijk zijn. Hij zal ook da "tzaken -der ziekte trachten ,op te spo il, niet slechts om ze zóó heter te kuil en bestrijden, maar ook om liet gevaar oor diezelfde ziekte bij de andere huisge- ooten zooveel mogelijk te bezweren. Zoo doen ook de 'kerkelijke Overheden. Zjj stellen zich niet tevreden met de emengde huwelijken en dezer gevolgen, iep te betreuren, daartegen te waarschu- en, de wijze ,aan te gdven, waarop einengd huwelijk' moet gesloten wor- en en een gedragslijn vast te stellen oor het al of niet geven van dispensatie, speuren ook' (de oorzaken van liet| rad op, teneinde het op, meer grondige 'jze te kunnen tegengaan. De oorzaak der gemengde huwelijken s tweeërlei.' een verwijderde en een aaste. De verwijderde oorzaak is het gemengd jn der bevolking. Daaraan is niet veel te veranderen. Wat we kunnen doen is bidden voor de bekeering van ons vader en steun geven aan alle goede wer- "eii, die diéhen om het Godsrijk over de wereld te verbreiden. Maar zich aan dc amenleving met andersdenkenden geheel in al te onttrekken, is ten e enenmale on- ogelijk. Zij wonen soms met katliolie- en in hetzelfde huis, gaan met hen op dezelfde fabriek, werkplaats of 'kantoor. Geheel in aansluiting daaraan luidt de 318e vraag van den grooten Catechis Hus: Hoe moeten wij de mei -katholieken beminnen? En het antwoord is: Wij moe ten de niet-katholieken oprecht beminnen en wij behooren veel voor hen te biddent Veel ernstiger dan de verwijderde de naaste oorzaak der gemengde huwe lijken. Deze naaste oorzaak is de gemeen zame en vertrouwelijke omgang met an dersdenkenden. En; dat is iets, dat dient Vermeden. I Geheel in aansluiting daaraan vraagt 1'ateehifmus'. Wat moeten wij in den ™agang met. niet-katholieken vermijden? het antwoord luidt: Wij moeten in den omgang met piet-katholieken een al te groofe gemeenzaamheid vermijden en wij mogen geen deel nemen aan hunne kerke lijke handelingen. Dit is niet iets nieuws. Reeds Paulus schreef voor: Ik bid u, broeders, wel echt te geven op hen, die verdeeldheden' en ergernissen prediken tegen de leër ~(e gij geleerd hebt en ontwijkt hen. (Rom. XVI 17). Ja, ma,ar, zoo zegt. men, in onze plaats1 zijn zoovele andersdenkepdenmen heeft elkaar toch noodig? Zeker, maar daarom hoeft men nog niet, gemeenzaam te zijn. Gemeenzaamheid, in tieme omgang, kan steeds, in alle omstapf- digheden, vermeden worden. Als de ouders dat eens allen inzagen! Wanneer een jojige man uit iogeeren wordt gezortdeii naar een andersdenkende familie of daar een intiem soiréetje mn.g bijwonen, en hij doet daar kenlnis op, dan klagen de ouders dat hun jongen een gemengde verkeering' dreigt aan te gaap. Maar ze vergeten, dat ze dan zelf daarvan grootendeels de schuld zijn. 'tKan natuurlijk gebeuren, dat het ge schiedt zonder eenige schuld hunnerzijds. Men kan niet alles voorkomeni.Maiajr dat er in de meeste gevallen eigen schuld bijkomt, is eene uitgemaakte zaak. Ziedaar het standpunt der JCahholiek'e Kerk in betrekking tot den omgang, de samenleving van katholieken met degenen, die niet tot ons H. Geloof behooren.' Het zal, hopen we, na bovenstaande uiteenzetting ieder duidelijk geworden zijn, hoe onbillijk degenen, handelen, die de Kerk' van onverdraagzaamheid be schuldigen. Een Kerk', die in haren Catechismus leert, dat we onze naasten moeten bemin nen gelijk' onszelven, (vraag 313), dat die naasten alle menschen zonder uitzondering zijn, zelfs onze vijanden, (316), cftri we, op Jesus' voorbeeld, aan onze vijanden moeten vergeven', voor hen moeten bid den, en hun zelfs kwaad met goed vergel den (319), dat we de niet-katholieken oprecht zullen beminnert en veel voor, hen behooren te bidden (318) en slechts dit ééne vraagt: dat we in den omgailjg met dezen een al te groote gemeenzaam heid moeten vermijden, zulk een Kerk kan toch moeilijk' van onverdraagzaamheid be schuldigd worden. Evenmin al» het in een moeder te mis prijzen valt, dat zij haar kinderen af houdt van makkertjes die zich bezig hou den met levensgevaarlijke, spelen, is hef der Kerk euvel te duiden dat Zij' waakt over het geestelijk leven harer kinderen, dat in een gemengd huwelijk en ook reeds in een al te gemeenzamen omgang met andersdenkenden zulk een groot gevaar loopt. 'Integendeel, ieder weldenkend mensch zal dit beleidzaam vinden en ver standig. M. H. ULLEMAN, pr. Iets over de Holl.-Amerikalijn en landverhuizers. Het, is bekend, dat de Holl. America-lijn onder de Transch-Atlantische Stoomvaart lijnen een eerste plaats inneemt. Wie de reuzen inrichtingen dier Maat schappij te Rotterdam maar één keer zag, weet er van mee te praten ook van wat er ten behoeve van de landverhui zers, die hier uit alle orden van Europa komen om hun geluk in de nieuwe wereld vrz-x/vlr/vr. rrrwvnl VjrrvWlf. (T Aft GD II doo] ao" mondeling in 't Engelsch vrij' goed kon behelpen. Het doet die landverhuizers blijkbaar goed, eens gemoedelijk ,te wor den aangesproken. Behooren de meesten tot den onbemid- delden stand en .zijn ze ibijna allen ar» moedig, soms zelfs haveloos gekleed, van tijd tot tijd zijn er ook wel bij, die <14 banknoten in rollen om het lichaam heb ben gebonden. Dezulken vooral zien tegen die reinigingskunr op, daar ze dan eenige oogenblikken 'hun schat aan anderen moe ten toevertrouwen. Men vraagt zich wel eens af, waar. en hoe al die joodsehe handelaren want arbeiden doen ze niet graag. in de nieuwe wereld 'aan den kost moeten komejn. Vraagt men naar hun vooruitzichten, dan antwoorden zij vaak: „Ah Meine Herr, der gute Got ist auch in America", und slimmer wie im altem Waterland kann es nicht, sein. Wie men ook spreekt, oud of jong, rijk of arm, aan allen is merkbaar, dat zij met droefheid in 'thart hun vaderland verlieten, en hoe eosmopolitiseh het jo- dom is aangelegdook de jollen droomen om later nog eens terug te keeren naar den geliefden geboortegrond. En nu mo gen communisten en andere omvergooiers lijks verkeert onder allerlei naties als de spotten met vaderlandsliefde, wie d;age- landverhuizers, is in de gelegenheid om op te merken, dat die sehoone deugjd den mensch is aangeborenen zich nooit laat verloochenen. B. Waren voor eenige jaren door gebrek aan behoorlijk logies vanwege de H.-Am. lijn, velen dier immigranten genoodzaakt om in de stad een onderkomen te zoeken, waarbij ze niet zelden terecht kwamen in krotten en op zolders en vlieringen, die 'eiken gezondheidsmaatregel spotten, inden loop van enkele jaren wist de Maatschappij het zoover te sturen ,dat thans van haren 't wege, logies en voeding van hare passa giers verzekerd zijn van 'toogenblik van aankomst tc Potterdani. Natuurlijk moest gedurende en ook na den oorlogstijd daar voor bijzondere maatregelen worden geno- racn. Daaronder behoort ook liet onderdak brengen en voeden der landverhuizers op daarvoor goed ingerichte oude schepen. Een er van, een oude 'Zierikzeesehe boot, later opleidingsschip voor jongens voor de zeevaart, thans woonschip, ligt aan hst station Maas, en daar kon men den laats- sten tijd dagelijks landverhuizers uit Rus land, Polen, 'Oostenrijk, Duitschland, en andere landen zien arriveeren. In den laatsten tijd winnen de Polen het in aantal, van welk verreweg het grootste deel joden zijn. Dagelijks arriveeren er groepen varieerend tusseheji '5B a 2 totl.300 Ze worden aan de treinen :d(por 'n beambte der H.-Am.lijn afgehaald en dadelijk naar 't woonschip geleid, om eenige uren later, en nadat zij behoorlijk zijn gevoed, naar 't daarvoor ingprichte reinigingslokaal, ook wel „ontluizing" geheeten, te worden overgebracht en verder naar de meer ge schikte hotejs der Maatschappij le worden vertransporteerd, waar zij tot aan 't ver trek der zeebooten verblijven. De. meêrgé- gocden die zulks verlangen, kunnen na tuurlijk in de stad een onderkomen zoe ken. Aan de r einigingskuur mag niemand zich onttrekken. En dat is maar goed ook want het is opmerkelijk, hoe ellendig som migen dier van verre komende en .soms 3 I of meer dagen gespoord hebbende reizi gers, er soms uit zien. Vooral aan de Tse- e.ho Slovaken en andere Oostenrijkers, ook aan Russen en Polen ziet nien duidelijk de sporen der diepe ellende 'die in liun land' heerscht. Na flink gereinigd te zijn, zien die ongelukkige menschen er veel blijer en opgewekter uit. Daar verreweg de meesten het. Iluitsch goed machtig zijn hoort men nog al eens 'teen en ander uit himjrionrj over de in hun arm vader land heerschende toestanden. Zoo vertelde mij feen twaalfjarig Poolsch jodenjon. getje, dat hij naar Brooklijn moest-, waar zijn vader in 'n autofabriek arbeidde. Zijn moeder was in Warschau achtergebleven van waaruit zij .per auto haar buiten den boer opging om handel te drijven. Ruim 'n maand geleden was zij op een uur af stand van Warschau zwaar gewond ge vonden naast de auto, terwijl de goederen waren verdwenen. Hij werd met z'n 8-ja rig broertje door 'hhalf onnoozele taste opgenomen en reisde nu met haar naar America. Het was 'n heel pienter ventje die naast zijn moedertaal, het Poolsch, ook vloeiend 'Duitseh sprak en zich ook DE „OVERALL", In het groote landder wonderen, In het vrije Amerika, Heeft men nu iets uitgevonden, Dat begroet werd mejt Koera Want het breekt de kleederduurfce En de mode, al te gek, Zonder 't minste medelijden Onbarmhartiglijk den mek. Luxe in kleeren gaat verdwijnen, „Millionair" of „Boezeroen", Zal zich straks gaan vergenoegen Met een pak van blauw katoen. Dat eenvoudig werkmanspakje 't Draagt den naam van „overall", Daarin gaan 'ze op audiëntie, Rijke dames zelfs naar 'tbal. Zelfs een bruidspaar reed per auto, Luid begroet met vreugdgeschal, Naar het raadhuis om te trouwen, Uitgedost in „overall".. Maar eer ook de Zeeuwsehe boeren, En boerinnetjes incluis, Hun costuumtjes gaan verruilen Voor zoo'n blauw katoenen buis, Dat zal wel 'n tijdje duren. 'kZie ze nog niet in den stal, Noch op i'twerk in 't blauwe pakje, In katoenen „overall", t Lakens vest, 'tfluweelen broekje, Houdt de Zeeuwsehe boer in eer, isJënVmmfeSg v&ïmëer. Dim Amerikaansehe mode, De katoenen „overall", Mag in Londen goed bevallen, 't Lijkt voor Zeeland veel te mal, Pr B, Az» Rotterdam, Juli 1920, Onze nieuwe grensbewaking. Men schrijft aan het „Hbld." De tegenwoordige grensbewaking is nu ruim twee maanden in functie en men kam, zeggen, dat alles thans prachtig loopt. Van rondtrekkend bedelvolk uit Westfa- len en Hannover in 'jt aangrenzend Hol- Jandsch gebied is "bijna 'geen sprake meer. En de gevaarlijke individuen vap, de over zijde blijven verre, omdat zij wél weten, dat met de nieuwe grenswacht in Holland niet valt te spotten, omdat zij tooli steeds in de val loopen en dan' spoedig weer belanden aan gene zijde onzer landspalen- Zoowel de militaire als de burgerlijke grenswachters doen goed dienst; zij wer; ken naast en door elkaiijder en liebben dus niet een afgebakend gebied. In do grensstrook van 300 M. ontmoet mem steeds hij afwisseling patrouiileerenda kommiezen, militaire politie, marechaus see, liulpkommiezen en controleerende in specteurs overdag en bij nacht. Hoewel allen op eigen initiatief, werkt alles toch samen voor eenzelfde doelde bewaking onzer grenzen. Deze verschillehde bewa- kingsgroepen blijken van, de onderlinge dienstregeling geheel onkundig, hetgeen een onderlinge controle bewerkstelligt. En de grensbewakers zijn zonder uitzondering met deze regeling- ten- zeerste ingenomen. Steeds zijn deze mannen zeer correct in hun optreden, vol ijver voor hun dienst en onomkoopbaar, hetgeen, helaas! van de leden der vroegere grenswacht lang niet. altijd kan gezegd worden. Een goede vangst De aandacht der Deventer recherche werd dezer dagen gevestigd olp efen koop man uil Amsterdaim', -die een heeirenrijViel beneden de waarde te koop had aangielbö dien. Bij zijn aanhouding, bleek men dia hand gelegd te hebben op eien heer schap, dat. zich heeft, sc'huldi-g gemaakt aia.n diefstal van mijlstens elf fietsen, dooi' oplichting of verduistering te Haar lem, Nijmegen, Arnhem, Den Bosch, Rot terdam en Amsterdam. In Amsteïdajmlver duisterde hij bovendien nog een gelds bedrag van f 400. 'De Brabaii^oniie wordt opgezet Die arme Brahangonne. Niemand zingt. ze. Ze wordt door iéd'er een verwaarloosd, gelijk den Belg'iek zelf. De flaminganten zingen den Vlaam schen Leeuw, maar denken er niet aan bij feesten of vergaderingen eens plech tig de Brabanijonne uit te galmen. Onze franskiljons zijn kwaad daarom,; ge tnoogt wel den Vlaamschen Leeuw brul len, zeggen ze, maar lap er dai tenminste een Brabani;'onne achter. Zulke spraak vind ik nu een verraad tegen den Beligiek. Watte, een Brabangonne zingen achter dat revolutionair lied, na dien moffen- leeuw 'Nee, de Bratangonne moet in def tiger gezelschap gezongen worden. Maar 't schoonste van al, de franskil jons zelf zingen de Brabangonne' niet. Onlangs, in Patria, werd alleman be- schaamd toen men de Brabangonne aan hief, Maar 'waar ne mensch en ook ne franskiljon eens zijn hart kan bij op halen, dat is de Marseillaise! O, de Mar seillaise dat is iets anders. Ten andere vraag ik mij af of het nog- wel noodig is de Brabiingonne te kennen. Binnen eeni- gen tijd zal het toch genoeg zijn met de Marseillaise. Het is best dat in een leger maar één vaderlandseh lied bestaat, en vermits wij 'een militair verbond sluiten mét Frankrijk, niet waar? Tenzij dat de Franschen de Marseillaise opzegden en de Brabangonpe erkendën. Maar 'k geloot', dat -de franskiljons toch nog liever da Marseillaise hooren, en als Frankrijk er niets tegen heeftl, zal men best doen dë Brabangonne te vergeten, nu ze toch door niemand meer gezongen wordt. 'k Zou liegen als ik zei dat de Brabam gonne nergens meer gezongen wordt. In mijn jongenstijd beloofde ik natuurlijjli! al niet veel, en zoo komt het dat ik in vier scholen aan de deur ben gesmeten. Welnu, ik heb in elke school twee Bra< bangonnes geleerd, zoodat ik nu acht Bra- bangonnes ken. Ik reken dat ik die acht Brabangonnes elk zoo'n vijftig keeren heb moeten overschrijven als straf, omdat ik ze nooit goed kon zingen. O Vaderland o-o (h) edel lan|d( der Be- e-elgen. En 't is waar, in 't leger klinkt ide Brabangonne voorloopig ook nog wel eens. 'kHeb eens veertien dagen pot gekregen, omdat ik vergeten had aan te, slaan er voor. Als ik nu de Brabangonne ergens hoor, maak ik mij zoo rap als mijn bee- nen mij kunnen dragen de pijpen uit, an ders slaan de vrije. Brusselaars mij den hoed van den kop- Maar buiten de school en het leger zingt men de Brabangonne niet meer. En ik vind het daarom zoo roerend, djafc onze Belgieksche academie zich het lot van die arme Brabangonne heeft aangetrokken. Ja, Ai Academie, die zooveel nuttig werk verricht, is nu „marraine" geworden van de verlaten Brabangonne. Of liever van al de Brabangonnes. De Academie zal op zoeken welke de echte is, want in 1830 is er maar een geboren, al de andere zijn namaaksels. De. Academie zal de echte Brabangonne in eere herstellen. Zij zal dit arme lied het heilig oliesel toedienen. Dan wordt de Brabangonne netjes gewassehen en ge- kuischt gelijk het een treffelijken doode pastmen vult ze op met versch gekapt stroo en de pórtier van het Oudheidsmu- seum krijgt ze als geschenk. Dat is braaf van de Belgieksche Aca demie en van den Bel vlet 7Ai JJra bangonne. Maar, beste maat, 'k heb u nu al zoo dikwijls de Brabangonne genoemd. Gij vraagt u zeker af, wat dat mag zijn. Wel, de Brabangonne dat is het vaderland'sche lied van België, („O.") Een merkwaardig getuigenis. Te Londen is een witboek verschenen, bevattende de rapporten van Sir Stuart Samuel, zelf een Israëliet, die op last; der Engelsehe regeering de progroms in Polen onderzocht en van den Britschen gezant te Warschau. Er blijkt uit, dab 348 Joden 'zijn gedbod. Maar..i. 330 daarvan in het oorlogs gebied. Waar natuurlijk' ook honderden niet- Joden onder de krijgsbedrijven vielen. In Polen zelf dus in 'tgeheel 18. En daarover heeft de groote per» 'tienmaal meer lawaai gemaakt dan over 'tver-i moorden van honderden christenen in Munchen, Rusland en Hongarije of van tienduizenden in Armenië. De Joden hadden verder geklaagd, dat hun de handel werd ontnomen. Maar de consul zegt, dat Üit komt door de buitengewone vlucht, welke de coöpera ties nemen. En hij besluit volgens de N. R. Ct, met de verklaring, dat de positie der Jo den in Polen veel beter is geweest, dan in de naburige landen, met name jn de Oekraine, waar de moorden op ide Joden alleen te vergelijken zijn met de Turk'sche moorden in Armenië. Hij zegt: De Jood sehe gemeenten in Westelijk' Europa moes ten overwegen, hoe op de beste wijze de Oostelijke Joden zijn te helpen en niet dat land voor hun smaad uitzoeken, waar zij wellicht het minst geleden hebben. Wat een expediiiereiziger beleeft Onder dia meest meJicwaardige avantu- eeto wtalke dr. Rice db Amerikaansehe ontdekkingsreiziger, tijllens zijn laatsfe ëxpeaitie door de doiifceie wouden aan de Orinoco biteefde, behoort zeker zijd ont moeten met e«n staan Witte Kanibaleu' van enorme lengte. A'ergfozedd van can aantal inboorlingen liet dr. Rico zich in het lichte vaartuig tklr Amerikaansehe woiudkinderem, die ka no, de rivier do Orinoco opwaarts voeren. Terwijl .zie druk heizdg waren met pagaai en») bemerkte een der inboorlingen plot- soling leetal reusachtig» witte gedaante^ ver scholen tusschen het lichte sitruikgiewas. Volgrns ba weringen der inlanders zou dat oen dier gevreesde menschehetars zijn die sinds ctemwigfa tijden det streek onveilig »n berucht maken. Zo bezitten een, enorme) li chaamskracht en zijn ongfevoer zes tot Zei- ven voet lang. Verschillende schoten weiden er in dei richting van het witte, lichaam, gelost z;on!- der echter doel lei treffen. Plotseling' ver rezen als 'paddestoelen uit den gl'onld een; 60-tui blanke wowdineiujzeiii. Zei waren allen met pijl len boos( gewapend en hanteerden; mot onfeilbare ziekferheid knots «v strijjd bijl. Dr. Rico harkend» den stam als zijiidlei du zi.gt ,b:lrgk'anibaten" welk» in Brazilië, Venezuela en Columbia ten zeeirstei ge vreesd werden om hun wreedheid' etn roof zucht. Naar mem zegt is djt dei tweede maal dat fleet- stam door blank» oiildokikiinjgs- voizigieii s werd gezien. Di» eerstel maal nnfet zekere Ensijn Bobadolla, die in 1763 v.oor lleit Spaansche GouveVnemeint eon espe ditie maakte, de gelukk'igei ooggetuige g» wklest ^ij'n. (De Grt.) E«n' pagaai is een stok' met aan dbj uiteinde plattel verlengstukken Ier grootte van tien discus. Ze doen dienst als roei Helm'. Du einden woidfen beurtelings inj het water gebracht. Eeu adresboek gevraagd Een journalist moet alles weten. De meest onderscheiden en onbescheiden vra gen worden hem gedaan. En zoo komt het herhaaldelijk' voor, dat een begunstiger van de krant, d.w.z, een abonné, die eigen lijk begunstigde zou moeten heeten, want hij krijgt meer dan hij betaalt, van ons vernemen wil, waar toeh' al^dlrei ivofrsltien; en hun families zijn gebleven. Maar wij weten ook van velen het juiste adres niet. Doorn is bekend, al meenen vele Amerikanen, en vooral Eransohen dat het een paar meter van de Duitseh^ grens ligt. Wieringen is nooit zoo. beroemd geweee(k als thans. Doch wa,ar bijv. de echtgenootje Van den kroonprins' ver toeft?/En <de ove rige prinsen De koning van Beieren jit rustig in zijn voormalig rijk' en heeft dezer dagen een prijs gewonnen op een schietwedstrijd. Kapp vertoeft nog steeds in Zweden, leert alaardig de tftal, vermoedelijk op dezelfde wijze, waarop Duitsohers Neil derlandsch spreken, wordt dik van ''t goede eten, heeft de verraderlijke punch nog niéi) afgezworen en studeert'. Maar de. overige gevallen vorsten?, En de koning van Griekenland? En van Portugal?, We weten het eerlijk niet. Een adresboek' moeten we hebben. Maar misschien worden de tronen wel weer langzamerhand opgericht: in Beieren en Hongarije, zelfs te Weenen denkt men er sterk over. 1 Zóó als thans is 'took niets' gedaani Het is welbekend, dat zakkenrollers de meest listige middelen aanwenden om hun slag te slaan. Thans is op toevalligs wijze aan het licht gekomen op Wlelke wijze de „heeren" want de zakkenrollers zien er op het oog als echte gentlemen uit 'de Dolshorloves weten tn stelen, n.l. een detective een man, die op ver dachte wijze rondscharrelde tusschen het luhliek. De man ging kalm mee, maar .iet- onderweg een klein instrument op den grond glijden. De djeteetive zag het echter en raapte het op. Op het politie» bureau begreep men niet waartoe het in strument diende. Het bestond uit een plat en zeer dun stalen plaatje, waarop een lijmscherpe helft neerkwam. De gearres teerde man deelde tenslotte meifïte, dat het instrument diende om polshorloges te stelen. Wanneer de drager van zulk een horloge zijn aandacht sterk op iets gevestigd heeft bij rennen en voetbal wedstrijden bijvoorbeeld schuift de dief het stalen plaatje onder het riempje, waar aan het. horloge bevestigd is, een knip, de schaarhclft gaat door het papier heen alsof dit papier was, het horloge valt op den grond en wordt buitgemaakt. Dit instrument kan echter alleen dienst doeij voor leeren riempjes en heet daarom onderv de broederschap de „cheap watchgetter". De duurdere horloges, die aan goudlen, zilveren of platina armbanden bevestigd zijn, worden door een .ander instrument, dat „sparkler clipper"- heet, bewerkt, en dit instrument gaat. even gemakkelijk door liet metaal als de „cheap watchgetter" door het leer I 1 door het leer! Spreekwoorden met staartjes Haast u langzaam: liausticii kan uooiit langzaam gebeuren. Tijld is geld: vandaar dat ze tegenwoor-» dig liever staken danwedden. Wat in- hel vat is, verzuurt niet.: inte gendeel, bel «enigstó middel oini het. nielt ia laten verziiien" is leegdrinken. Eerlijkheid duurt het langst: dat is cHus niet do kortste- weg, opa rijjk te worden. Werken is vow den domme: hiermede» zou die wij'ze verplicht zijn te ïuietéo» maar dan zo-u <te wijsheid niet tot haar tocht kunnen komen. Het oog van den meester maakt Reit paard viethet is ongehoord paarden' oogen te voeren. Al togent het varkens, Jan Salie krijjgt er gleien borstel van: het heeft nog nooit varkens gtetegenid. Als één schaap over dein dam is vol gen er meer: mtBeirmaleln heb ik mijir schaap oviet den dam laten gaan eni steeds heb ik vo,or niets zitten wachten. Blaffende honden bijten niet: dat weet ik nu wel, maar weten de honden, dat ook? Die den schoen past trekke hem aan: dan heb je> zoo de politie achter je. Eén g/elk kan meier vragen dan negen wijizten weten: dat komt in het dagelijksch fei'en tot uiting. Ben ezel stoot zich gfean twegjnaal aan denzelfderi steen: dan zou ieimaïidi, die dat wel doet, geen ezol zijn- Rust roest: is er w»l ooit iemand 's morgens verroest uit zijp bed, ge komen Lekker is maar een vinger lang: lebkie(r is nog veel korter. (N. H. 'Ct.)(

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1920 | | pagina 5