"êtapologetisch hoekje
Tweede Blad
NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
Gemengd Nieuws.
(„O.,")
ATERDAG 17 JULI 1920
Op een schoonen zomeravond van het
r 18'.bewandelden twee personen d,en
'-eg naar het dorpje N.
Heerlijk was de natuur en liet land-
hap. Aan weerszijden van den weg golf
en, óver deii lieuveligen bodem, bloeienjde
orénvelden, jvaartusschen frissclhe boer.
erijen vriendelijk afstaken. Over dit al-
es goot de ondergaande zon ha.af laatste
-uilen stralen.
De beide wandelaars schenen zich om da
- oone natuur' niet veel te bekommerert,
■ij waren in een druk gesprek gewik-
Vld^ dat vergezeld ging van heftige ge-
ren. I
Zij spraken op gedempten toon, ja zelts
en van hen kéék bijwijlen behoedzaam,
ami, ais vreesde hij de aanwezigheid van
en' onverhoopt getuige. Plotseling
Ik vermoed, lezer, dat gij bovenstaand
verhaal niet zonder eenige spanning hebt
elezen. .Want och, kom er maar gerust
oor uit,'een verhaaltje, gaat er bij ons
raag in, Zelfs al worden we een da,agje
ider.
In dit opzicht blijven wij altijd kindt.
er in een tijdschrift of maandblaadje
aar veel vertelsels staan, dan blijft lieti
iet ongelezen. En wanneer een .predi-
'ant zijn stof weet te doorkruiden met
rhalen, dan zijn alle ooren gespitst!,
oo zijn we nu eenmaal.
Joch zal ik (het bovenbegonnen verhaal
'et verder voortzetten. Dat is natuurlijk
iet aardig van me, doch ik moet daartoe
-•luiten, omdat een heel andere, eeni
belangrijker stof plaats en a,a(ndacht
®raagt.
1 ik hoop nu maar één dingdat a,ap. die
nstige stof, aLzal zij op den duur blijken
'et zoo amusant te zijn als een romanne-"
'e, een zelfde belangstelling blijvend mo-
e ten deel vallen als aan het afgebroken,'
'erbaal over twee wandelend® vrienden,
-n wie onderweg „plotseling" iets over-
am.
Die belangrijke stof heetgeloofsverde-
'ging, voor welke rubriek de redactie
jvan de „Nieuwe Zeeuw" zoo vriendel
ijk was, mij om de veerlied dagen haar
pologetisch hoekje af te staan.
Na deze korte inleiding komen we nog-
ns terug op het artikeltje over de ge-
engde huwelijken, dat we veertien da-
geleden in dit blad mochten plaatsen,
""aarin werd het standpunt verdedigd,
t de Kerk ten opzichte van, .die huwe-
"ken inneemt. De volledigheid èischt
hter, dat we over dit onderwerp nog
een en ander zeggen.
Gelijk een geneesheer slechts dan ope-
tiet ingrijpt, wanneer hem geen andere
eg meer ter genezing openstaat, zoo
chten ook de Kerkelijke ©verbieden
soms noodzakelijke tuepassing hunner
s bepalingen zooveel mogelijk te
rkomen.
daarom willen wij heden de aanli
cht vestigen op een andere gedragslijn
";e de Kerk én Hare bestuurders vol-
en welke bedoelt, het kwaad der'
mgde huwelijken meer uit' de verte
bestrijden.
Als een geneesheer bij een zieke komt,
n zal hij, om zijn taak1 goed te vervul-
n, zich niet bepalen tot het voorschrijven
eenige geneesmiddelen, die op dat
"genblik noodzakelijk zijn. Hij zal ook da
"tzaken -der ziekte trachten ,op te spo
il, niet slechts om ze zóó heter te kuil
en bestrijden, maar ook om liet gevaar
oor diezelfde ziekte bij de andere huisge-
ooten zooveel mogelijk te bezweren.
Zoo doen ook de 'kerkelijke Overheden.
Zjj stellen zich niet tevreden met de
emengde huwelijken en dezer gevolgen,
iep te betreuren, daartegen te waarschu-
en, de wijze ,aan te gdven, waarop
einengd huwelijk' moet gesloten wor-
en en een gedragslijn vast te stellen
oor het al of niet geven van dispensatie,
speuren ook' (de oorzaken van liet|
rad op, teneinde het op, meer grondige
'jze te kunnen tegengaan.
De oorzaak der gemengde huwelijken
s tweeërlei.' een verwijderde en een
aaste.
De verwijderde oorzaak is het gemengd
jn der bevolking. Daaraan is niet veel
te veranderen. Wat we kunnen doen is
bidden voor de bekeering van ons vader
en steun geven aan alle goede wer-
"eii, die diéhen om het Godsrijk over de
wereld te verbreiden. Maar zich aan dc
amenleving met andersdenkenden geheel
in al te onttrekken, is ten e enenmale on-
ogelijk. Zij wonen soms met katliolie-
en in hetzelfde huis, gaan met hen op
dezelfde fabriek, werkplaats of 'kantoor.
Geheel in aansluiting daaraan luidt
de 318e vraag van den grooten Catechis
Hus: Hoe moeten wij de mei -katholieken
beminnen? En het antwoord is: Wij moe
ten de niet-katholieken oprecht beminnen
en wij behooren veel voor hen te biddent
Veel ernstiger dan de verwijderde
de naaste oorzaak der gemengde huwe
lijken. Deze naaste oorzaak is de gemeen
zame en vertrouwelijke omgang met an
dersdenkenden. En; dat is iets, dat dient
Vermeden. I
Geheel in aansluiting daaraan vraagt
1'ateehifmus'. Wat moeten wij in den
™agang met. niet-katholieken vermijden?
het antwoord luidt: Wij moeten in den
omgang met piet-katholieken een al te
groofe gemeenzaamheid vermijden en wij
mogen geen deel nemen aan hunne kerke
lijke handelingen.
Dit is niet iets nieuws. Reeds Paulus
schreef voor: Ik bid u, broeders, wel
echt te geven op hen, die verdeeldheden'
en ergernissen prediken tegen de leër
~(e gij geleerd hebt en ontwijkt hen.
(Rom. XVI 17).
Ja, ma,ar, zoo zegt. men, in onze plaats1
zijn zoovele andersdenkepdenmen heeft
elkaar toch noodig?
Zeker, maar daarom hoeft men nog niet,
gemeenzaam te zijn. Gemeenzaamheid, in
tieme omgang, kan steeds, in alle omstapf-
digheden, vermeden worden.
Als de ouders dat eens allen inzagen!
Wanneer een jojige man uit iogeeren
wordt gezortdeii naar een andersdenkende
familie of daar een intiem soiréetje mn.g
bijwonen, en hij doet daar kenlnis op,
dan klagen de ouders dat hun jongen een
gemengde verkeering' dreigt aan te gaap.
Maar ze vergeten, dat ze dan zelf daarvan
grootendeels de schuld zijn.
'tKan natuurlijk gebeuren, dat het ge
schiedt zonder eenige schuld hunnerzijds.
Men kan niet alles voorkomeni.Maiajr
dat er in de meeste gevallen eigen schuld
bijkomt, is eene uitgemaakte zaak.
Ziedaar het standpunt der JCahholiek'e
Kerk in betrekking tot den omgang, de
samenleving van katholieken met degenen,
die niet tot ons H. Geloof behooren.'
Het zal, hopen we, na bovenstaande
uiteenzetting ieder duidelijk geworden
zijn, hoe onbillijk degenen, handelen, die
de Kerk' van onverdraagzaamheid be
schuldigen.
Een Kerk', die in haren Catechismus
leert, dat we onze naasten moeten bemin
nen gelijk' onszelven, (vraag 313), dat die
naasten alle menschen zonder uitzondering
zijn, zelfs onze vijanden, (316), cftri we,
op Jesus' voorbeeld, aan onze vijanden
moeten vergeven', voor hen moeten bid
den, en hun zelfs kwaad met goed vergel
den (319), dat we de niet-katholieken
oprecht zullen beminnert en veel voor,
hen behooren te bidden (318) en slechts
dit ééne vraagt: dat we in den omgailjg
met dezen een al te groote gemeenzaam
heid moeten vermijden, zulk een Kerk kan
toch moeilijk' van onverdraagzaamheid be
schuldigd worden.
Evenmin al» het in een moeder te mis
prijzen valt, dat zij haar kinderen af
houdt van makkertjes die zich bezig hou
den met levensgevaarlijke, spelen, is hef
der Kerk euvel te duiden dat Zij' waakt
over het geestelijk leven harer kinderen,
dat in een gemengd huwelijk en ook reeds
in een al te gemeenzamen omgang met
andersdenkenden zulk een groot gevaar
loopt. 'Integendeel, ieder weldenkend
mensch zal dit beleidzaam vinden en ver
standig.
M. H. ULLEMAN, pr.
Iets over de Holl.-Amerikalijn en
landverhuizers.
Het, is bekend, dat de Holl. America-lijn
onder de Transch-Atlantische Stoomvaart
lijnen een eerste plaats inneemt.
Wie de reuzen inrichtingen dier Maat
schappij te Rotterdam maar één keer zag,
weet er van mee te praten ook van wat
er ten behoeve van de landverhui
zers, die hier uit alle orden van Europa
komen om hun geluk in de nieuwe wereld
vrz-x/vlr/vr. rrrwvnl VjrrvWlf. (T Aft GD II
doo]
ao"
mondeling in 't Engelsch vrij' goed kon
behelpen. Het doet die landverhuizers
blijkbaar goed, eens gemoedelijk ,te wor
den aangesproken.
Behooren de meesten tot den onbemid-
delden stand en .zijn ze ibijna allen ar»
moedig, soms zelfs haveloos gekleed, van
tijd tot tijd zijn er ook wel bij, die <14
banknoten in rollen om het lichaam heb
ben gebonden. Dezulken vooral zien tegen
die reinigingskunr op, daar ze dan eenige
oogenblikken 'hun schat aan anderen moe
ten toevertrouwen.
Men vraagt zich wel eens af, waar. en
hoe al die joodsehe handelaren want
arbeiden doen ze niet graag. in de
nieuwe wereld 'aan den kost moeten komejn.
Vraagt men naar hun vooruitzichten, dan
antwoorden zij vaak: „Ah Meine Herr,
der gute Got ist auch in America", und
slimmer wie im altem Waterland kann
es nicht, sein.
Wie men ook spreekt, oud of jong,
rijk of arm, aan allen is merkbaar, dat
zij met droefheid in 'thart hun vaderland
verlieten, en hoe eosmopolitiseh het jo-
dom is aangelegdook de jollen droomen
om later nog eens terug te keeren naar
den geliefden geboortegrond. En nu mo
gen communisten en andere omvergooiers
lijks verkeert onder allerlei naties als de
spotten met vaderlandsliefde, wie d;age-
landverhuizers, is in de gelegenheid om
op te merken, dat die sehoone deugjd den
mensch is aangeborenen zich nooit laat
verloochenen. B.
Waren voor eenige jaren door gebrek
aan behoorlijk logies vanwege de H.-Am.
lijn, velen dier immigranten genoodzaakt
om in de stad een onderkomen te zoeken,
waarbij ze niet zelden terecht kwamen in
krotten en op zolders en vlieringen, die
'eiken gezondheidsmaatregel spotten, inden
loop van enkele jaren wist de Maatschappij
het zoover te sturen ,dat thans van haren
't wege, logies en voeding van hare passa
giers verzekerd zijn van 'toogenblik van
aankomst tc Potterdani. Natuurlijk moest
gedurende en ook na den oorlogstijd daar
voor bijzondere maatregelen worden geno-
racn.
Daaronder behoort ook liet onderdak
brengen en voeden der landverhuizers op
daarvoor goed ingerichte oude schepen.
Een er van, een oude 'Zierikzeesehe boot,
later opleidingsschip voor jongens voor
de zeevaart, thans woonschip, ligt aan hst
station Maas, en daar kon men den laats-
sten tijd dagelijks landverhuizers uit Rus
land, Polen, 'Oostenrijk, Duitschland, en
andere landen zien arriveeren.
In den laatsten tijd winnen de Polen het
in aantal, van welk verreweg het grootste
deel joden zijn. Dagelijks arriveeren er
groepen varieerend tusseheji '5B a 2 totl.300
Ze worden aan de treinen :d(por 'n beambte
der H.-Am.lijn afgehaald en dadelijk naar
't woonschip geleid, om eenige uren later,
en nadat zij behoorlijk zijn gevoed, naar 't
daarvoor ingprichte reinigingslokaal, ook
wel „ontluizing" geheeten, te worden
overgebracht en verder naar de meer ge
schikte hotejs der Maatschappij le worden
vertransporteerd, waar zij tot aan 't ver
trek der zeebooten verblijven. De. meêrgé-
gocden die zulks verlangen, kunnen na
tuurlijk in de stad een onderkomen zoe
ken. Aan de r einigingskuur mag niemand
zich onttrekken. En dat is maar goed ook
want het is opmerkelijk, hoe ellendig som
migen dier van verre komende en .soms 3
I of meer dagen gespoord hebbende reizi
gers, er soms uit zien. Vooral aan de Tse-
e.ho Slovaken en andere Oostenrijkers, ook
aan Russen en Polen ziet nien duidelijk de
sporen der diepe ellende 'die in liun land'
heerscht. Na flink gereinigd te zijn, zien
die ongelukkige menschen er veel blijer
en opgewekter uit. Daar verreweg de
meesten het. Iluitsch goed machtig zijn
hoort men nog al eens 'teen en ander
uit himjrionrj over de in hun arm vader
land heerschende toestanden. Zoo vertelde
mij feen twaalfjarig Poolsch jodenjon.
getje, dat hij naar Brooklijn moest-, waar
zijn vader in 'n autofabriek arbeidde. Zijn
moeder was in Warschau achtergebleven
van waaruit zij .per auto haar buiten den
boer opging om handel te drijven. Ruim
'n maand geleden was zij op een uur af
stand van Warschau zwaar gewond ge
vonden naast de auto, terwijl de goederen
waren verdwenen. Hij werd met z'n 8-ja
rig broertje door 'hhalf onnoozele taste
opgenomen en reisde nu met haar naar
America. Het was 'n heel pienter ventje
die naast zijn moedertaal, het Poolsch,
ook vloeiend 'Duitseh sprak en zich ook
DE „OVERALL",
In het groote landder wonderen,
In het vrije Amerika,
Heeft men nu iets uitgevonden,
Dat begroet werd mejt Koera
Want het breekt de kleederduurfce
En de mode, al te gek,
Zonder 't minste medelijden
Onbarmhartiglijk den mek.
Luxe in kleeren gaat verdwijnen,
„Millionair" of „Boezeroen",
Zal zich straks gaan vergenoegen
Met een pak van blauw katoen.
Dat eenvoudig werkmanspakje
't Draagt den naam van „overall",
Daarin gaan 'ze op audiëntie,
Rijke dames zelfs naar 'tbal.
Zelfs een bruidspaar reed per auto,
Luid begroet met vreugdgeschal,
Naar het raadhuis om te trouwen,
Uitgedost in „overall"..
Maar eer ook de Zeeuwsehe boeren,
En boerinnetjes incluis,
Hun costuumtjes gaan verruilen
Voor zoo'n blauw katoenen buis,
Dat zal wel 'n tijdje duren.
'kZie ze nog niet in den stal,
Noch op i'twerk in 't blauwe pakje,
In katoenen „overall",
t Lakens vest, 'tfluweelen broekje,
Houdt de Zeeuwsehe boer in eer,
isJënVmmfeSg v&ïmëer.
Dim Amerikaansehe mode,
De katoenen „overall",
Mag in Londen goed bevallen,
't Lijkt voor Zeeland veel te mal,
Pr B, Az»
Rotterdam, Juli 1920,
Onze nieuwe grensbewaking.
Men schrijft aan het „Hbld."
De tegenwoordige grensbewaking is nu
ruim twee maanden in functie en men kam,
zeggen, dat alles thans prachtig loopt.
Van rondtrekkend bedelvolk uit Westfa-
len en Hannover in 'jt aangrenzend Hol-
Jandsch gebied is "bijna 'geen sprake meer.
En de gevaarlijke individuen vap, de over
zijde blijven verre, omdat zij wél weten,
dat met de nieuwe grenswacht in Holland
niet valt te spotten, omdat zij tooli steeds
in de val loopen en dan' spoedig weer
belanden aan gene zijde onzer landspalen-
Zoowel de militaire als de burgerlijke
grenswachters doen goed dienst; zij wer;
ken naast en door elkaiijder en liebben
dus niet een afgebakend gebied. In do
grensstrook van 300 M. ontmoet mem
steeds hij afwisseling patrouiileerenda
kommiezen, militaire politie, marechaus
see, liulpkommiezen en controleerende in
specteurs overdag en bij nacht. Hoewel
allen op eigen initiatief, werkt alles toch
samen voor eenzelfde doelde bewaking
onzer grenzen. Deze verschillehde bewa-
kingsgroepen blijken van, de onderlinge
dienstregeling geheel onkundig, hetgeen
een onderlinge controle bewerkstelligt. En
de grensbewakers zijn zonder uitzondering
met deze regeling- ten- zeerste ingenomen.
Steeds zijn deze mannen zeer correct in
hun optreden, vol ijver voor hun dienst en
onomkoopbaar, hetgeen, helaas! van de
leden der vroegere grenswacht lang niet.
altijd kan gezegd worden.
Een goede vangst
De aandacht der Deventer recherche
werd dezer dagen gevestigd olp efen koop
man uil Amsterdaim', -die een heeirenrijViel
beneden de waarde te koop had aangielbö
dien. Bij zijn aanhouding, bleek men dia
hand gelegd te hebben op eien heer
schap, dat. zich heeft, sc'huldi-g gemaakt
aia.n diefstal van mijlstens elf fietsen,
dooi' oplichting of verduistering te Haar
lem, Nijmegen, Arnhem, Den Bosch, Rot
terdam en Amsterdam. In Amsteïdajmlver
duisterde hij bovendien nog een gelds
bedrag van f 400.
'De Brabaii^oniie wordt opgezet
Die arme Brahangonne.
Niemand zingt. ze. Ze wordt door iéd'er
een verwaarloosd, gelijk den Belg'iek zelf.
De flaminganten zingen den Vlaam
schen Leeuw, maar denken er niet aan
bij feesten of vergaderingen eens plech
tig de Brabanijonne uit te galmen. Onze
franskiljons zijn kwaad daarom,; ge
tnoogt wel den Vlaamschen Leeuw brul
len, zeggen ze, maar lap er dai tenminste
een Brabani;'onne achter. Zulke spraak vind
ik nu een verraad tegen den Beligiek.
Watte, een Brabangonne zingen achter
dat revolutionair lied, na dien moffen-
leeuw 'Nee, de Bratangonne moet in def
tiger gezelschap gezongen worden.
Maar 't schoonste van al, de franskil
jons zelf zingen de Brabangonne' niet.
Onlangs, in Patria, werd alleman be-
schaamd toen men de Brabangonne aan
hief, Maar 'waar ne mensch en ook ne
franskiljon eens zijn hart kan bij op
halen, dat is de Marseillaise! O, de Mar
seillaise dat is iets anders. Ten andere
vraag ik mij af of het nog- wel noodig is
de Brabiingonne te kennen. Binnen eeni-
gen tijd zal het toch genoeg zijn met de
Marseillaise. Het is best dat in een leger
maar één vaderlandseh lied bestaat, en
vermits wij 'een militair verbond sluiten
mét Frankrijk, niet waar? Tenzij dat de
Franschen de Marseillaise opzegden en
de Brabangonpe erkendën. Maar 'k geloot',
dat -de franskiljons toch nog liever da
Marseillaise hooren, en als Frankrijk er
niets tegen heeftl, zal men best doen dë
Brabangonne te vergeten, nu ze toch door
niemand meer gezongen wordt.
'k Zou liegen als ik zei dat de Brabam
gonne nergens meer gezongen wordt. In
mijn jongenstijd beloofde ik natuurlijjli!
al niet veel, en zoo komt het dat ik in
vier scholen aan de deur ben gesmeten.
Welnu, ik heb in elke school twee Bra<
bangonnes geleerd, zoodat ik nu acht Bra-
bangonnes ken. Ik reken dat ik die acht
Brabangonnes elk zoo'n vijftig keeren heb
moeten overschrijven als straf, omdat ik
ze nooit goed kon zingen.
O Vaderland o-o (h) edel lan|d( der Be-
e-elgen.
En 't is waar, in 't leger klinkt ide
Brabangonne voorloopig ook nog wel eens.
'kHeb eens veertien dagen pot gekregen,
omdat ik vergeten had aan te, slaan er
voor. Als ik nu de Brabangonne ergens
hoor, maak ik mij zoo rap als mijn bee-
nen mij kunnen dragen de pijpen uit, an
ders slaan de vrije. Brusselaars mij den
hoed van den kop-
Maar buiten de school en het leger
zingt men de Brabangonne niet meer.
En ik vind het daarom zoo roerend, djafc
onze Belgieksche academie zich het lot van
die arme Brabangonne heeft aangetrokken.
Ja, Ai Academie, die zooveel nuttig werk
verricht, is nu „marraine" geworden van
de verlaten Brabangonne. Of liever van
al de Brabangonnes. De Academie zal op
zoeken welke de echte is, want in 1830
is er maar een geboren, al de andere zijn
namaaksels.
De. Academie zal de echte Brabangonne
in eere herstellen. Zij zal dit arme lied
het heilig oliesel toedienen. Dan wordt
de Brabangonne netjes gewassehen en ge-
kuischt gelijk het een treffelijken doode
pastmen vult ze op met versch gekapt
stroo en de pórtier van het Oudheidsmu-
seum krijgt ze als geschenk.
Dat is braaf van de Belgieksche Aca
demie en van den Bel vlet 7Ai
JJra bangonne.
Maar, beste maat, 'k heb u nu al zoo
dikwijls de Brabangonne genoemd. Gij
vraagt u zeker af, wat dat mag zijn. Wel,
de Brabangonne dat is het vaderland'sche
lied van België, („O.")
Een merkwaardig getuigenis.
Te Londen is een witboek verschenen,
bevattende de rapporten van Sir Stuart
Samuel, zelf een Israëliet, die op last;
der Engelsehe regeering de progroms in
Polen onderzocht en van den Britschen
gezant te Warschau.
Er blijkt uit, dab 348 Joden 'zijn gedbod.
Maar..i. 330 daarvan in het oorlogs
gebied.
Waar natuurlijk' ook honderden niet-
Joden onder de krijgsbedrijven vielen.
In Polen zelf dus in 'tgeheel 18. En
daarover heeft de groote per» 'tienmaal
meer lawaai gemaakt dan over 'tver-i
moorden van honderden christenen in
Munchen, Rusland en Hongarije of van
tienduizenden in Armenië.
De Joden hadden verder geklaagd, dat
hun de handel werd ontnomen.
Maar de consul zegt, dat Üit komt door
de buitengewone vlucht, welke de coöpera
ties nemen.
En hij besluit volgens de N. R. Ct,
met de verklaring, dat de positie der Jo
den in Polen veel beter is geweest, dan
in de naburige landen, met name jn de
Oekraine, waar de moorden op ide Joden
alleen te vergelijken zijn met de Turk'sche
moorden in Armenië. Hij zegt: De Jood
sehe gemeenten in Westelijk' Europa moes
ten overwegen, hoe op de beste wijze de
Oostelijke Joden zijn te helpen en niet dat
land voor hun smaad uitzoeken, waar zij
wellicht het minst geleden hebben.
Wat een expediiiereiziger beleeft
Onder dia meest meJicwaardige avantu-
eeto wtalke dr. Rice db Amerikaansehe
ontdekkingsreiziger, tijllens zijn laatsfe
ëxpeaitie door de doiifceie wouden aan de
Orinoco biteefde, behoort zeker zijd ont
moeten met e«n staan Witte Kanibaleu'
van enorme lengte.
A'ergfozedd van can aantal inboorlingen
liet dr. Rico zich in het lichte vaartuig
tklr Amerikaansehe woiudkinderem, die ka
no, de rivier do Orinoco opwaarts voeren.
Terwijl .zie druk heizdg waren met pagaai
en») bemerkte een der inboorlingen plot-
soling leetal reusachtig» witte gedaante^ ver
scholen tusschen het lichte sitruikgiewas.
Volgrns ba weringen der inlanders zou dat
oen dier gevreesde menschehetars zijn die
sinds ctemwigfa tijden det streek onveilig »n
berucht maken. Zo bezitten een, enorme) li
chaamskracht en zijn ongfevoer zes tot Zei-
ven voet lang.
Verschillende schoten weiden er in dei
richting van het witte, lichaam, gelost z;on!-
der echter doel lei treffen. Plotseling' ver
rezen als 'paddestoelen uit den gl'onld een;
60-tui blanke wowdineiujzeiii. Zei waren allen
met pijl len boos( gewapend en hanteerden;
mot onfeilbare ziekferheid knots «v strijjd
bijl.
Dr. Rico harkend» den stam als zijiidlei
du zi.gt ,b:lrgk'anibaten" welk» in Brazilië,
Venezuela en Columbia ten zeeirstei ge
vreesd werden om hun wreedheid' etn roof
zucht.
Naar mem zegt is djt dei tweede maal
dat fleet- stam door blank» oiildokikiinjgs-
voizigieii s werd gezien. Di» eerstel maal nnfet
zekere Ensijn Bobadolla, die in 1763 v.oor
lleit Spaansche GouveVnemeint eon espe
ditie maakte, de gelukk'igei ooggetuige g»
wklest ^ij'n. (De Grt.)
E«n' pagaai is een stok' met aan dbj
uiteinde plattel verlengstukken Ier grootte
van tien discus. Ze doen dienst als roei
Helm'. Du einden woidfen beurtelings inj
het water gebracht.
Eeu adresboek gevraagd
Een journalist moet alles weten. De
meest onderscheiden en onbescheiden vra
gen worden hem gedaan. En zoo komt het
herhaaldelijk' voor, dat een begunstiger
van de krant, d.w.z, een abonné, die eigen
lijk begunstigde zou moeten heeten, want
hij krijgt meer dan hij betaalt, van ons
vernemen wil, waar toeh' al^dlrei ivofrsltien;
en hun families zijn gebleven.
Maar wij weten ook van velen het juiste
adres niet. Doorn is bekend, al meenen
vele Amerikanen, en vooral Eransohen
dat het een paar meter van de Duitseh^
grens ligt.
Wieringen is nooit zoo. beroemd geweee(k
als thans. Doch wa,ar bijv. de echtgenootje
Van den kroonprins' ver toeft?/En <de ove
rige prinsen
De koning van Beieren jit rustig in
zijn voormalig rijk' en heeft dezer dagen
een prijs gewonnen op een schietwedstrijd.
Kapp vertoeft nog steeds in Zweden,
leert alaardig de tftal, vermoedelijk op
dezelfde wijze, waarop Duitsohers Neil
derlandsch spreken, wordt dik van ''t goede
eten, heeft de verraderlijke punch nog niéi)
afgezworen en studeert'.
Maar de. overige gevallen vorsten?,
En de koning van Griekenland?
En van Portugal?,
We weten het eerlijk niet.
Een adresboek' moeten we hebben.
Maar misschien worden de tronen wel
weer langzamerhand opgericht: in Beieren
en Hongarije, zelfs te Weenen denkt men
er sterk over. 1
Zóó als thans is 'took niets' gedaani
Het is welbekend, dat zakkenrollers
de meest listige middelen aanwenden om
hun slag te slaan. Thans is op toevalligs
wijze aan het licht gekomen op Wlelke wijze
de „heeren" want de zakkenrollers
zien er op het oog als echte gentlemen
uit 'de Dolshorloves weten tn stelen,
n.l. een detective een man, die op ver
dachte wijze rondscharrelde tusschen het
luhliek. De man ging kalm mee, maar
.iet- onderweg een klein instrument op
den grond glijden. De djeteetive zag het
echter en raapte het op. Op het politie»
bureau begreep men niet waartoe het in
strument diende. Het bestond uit een plat
en zeer dun stalen plaatje, waarop een
lijmscherpe helft neerkwam. De gearres
teerde man deelde tenslotte meifïte, dat
het instrument diende om polshorloges
te stelen. Wanneer de drager van zulk
een horloge zijn aandacht sterk op iets
gevestigd heeft bij rennen en voetbal
wedstrijden bijvoorbeeld schuift de dief
het stalen plaatje onder het riempje, waar
aan het. horloge bevestigd is, een knip,
de schaarhclft gaat door het papier heen
alsof dit papier was, het horloge valt
op den grond en wordt buitgemaakt. Dit
instrument kan echter alleen dienst doeij
voor leeren riempjes en heet daarom onderv
de broederschap de „cheap watchgetter".
De duurdere horloges, die aan goudlen,
zilveren of platina armbanden bevestigd
zijn, worden door een .ander instrument,
dat „sparkler clipper"- heet, bewerkt, en
dit instrument gaat. even gemakkelijk door
liet metaal als de „cheap watchgetter"
door het leer I 1
door het leer!
Spreekwoorden met staartjes
Haast u langzaam: liausticii kan uooiit
langzaam gebeuren.
Tijld is geld: vandaar dat ze tegenwoor-»
dig liever staken danwedden.
Wat in- hel vat is, verzuurt niet.: inte
gendeel, bel «enigstó middel oini het. nielt
ia laten verziiien" is leegdrinken.
Eerlijkheid duurt het langst: dat is cHus
niet do kortste- weg, opa rijjk te worden.
Werken is vow den domme: hiermede»
zou die wij'ze verplicht zijn te ïuietéo»
maar dan zo-u <te wijsheid niet tot haar
tocht kunnen komen.
Het oog van den meester maakt Reit
paard viethet is ongehoord paarden'
oogen te voeren.
Al togent het varkens, Jan Salie krijjgt
er gleien borstel van: het heeft nog nooit
varkens gtetegenid.
Als één schaap over dein dam is vol
gen er meer: mtBeirmaleln heb ik mijir
schaap oviet den dam laten gaan eni steeds
heb ik vo,or niets zitten wachten.
Blaffende honden bijten niet: dat weet
ik nu wel, maar weten de honden, dat
ook?
Die den schoen past trekke hem aan:
dan heb je> zoo de politie achter je.
Eén g/elk kan meier vragen dan negen
wijizten weten: dat komt in het dagelijksch
fei'en tot uiting.
Ben ezel stoot zich gfean twegjnaal
aan denzelfderi steen: dan zou ieimaïidi,
die dat wel doet, geen ezol zijn-
Rust roest: is er w»l ooit iemand
's morgens verroest uit zijp bed, ge
komen
Lekker is maar een vinger lang: lebkie(r
is nog veel korter. (N. H. 'Ct.)(