De Groote Oorlog.
No. 43.
Donderdag 11 April 1918. Veertiende Jaargang.
Verschijnt eiken MAA1BAG-, IIEIIIU- en VIUIIUVIII.
Boerenbedrog.
Iffen
teveland
lOUSTftlE.
"jfoY
tissm tb goes
popig gesloten,
±J7
^ngmensch,
dietvereeniging
Amsterdam.
Ie stoom is voor
.trie, is het adv®1
n voor den ha
oote beweeükrao
fEUlLLETQN.
Onder d«n grond.
De Strijd in het Westen.
iten.
April 1918.
"laver f 17.a
a f 18.—, Zo-
Rogge fl8.—
29.— a £31.—
Pi.Kookerw-
(nerwteii t 23.
C.G. Aardappe-
li. Karwij f
la £0.—at 0.—
J 5 per lOOstuks,
lalve KG.
Idam, 8 April.
Iilf, 56 schapen.
Iilf, 56 schapen.
Isn schapen geen
|verbod. Van d«
verkocht root
f 12.a f 13.
13.25.
■steen blauw, prijs
1 Gron. prijs £7
leel, prijs £7 a
prijs f 6 h f 7.50.
maakt bekend,
iistrict, uitsluiten!
•voervergunningen
jen op Zuid- ei
t kuuuen door be>
te Goes vergun
ls-kolendistributi#,
LSSIE TE GOES
industrie, binnen
worden verzoet
de Brandstoffen
UPHIL a.s., me
jde boeveelheden
^itend lange turvei
itografische Ateliei
AGIELSE te Goes ii
gebrek aan grond
gevraagd tegen 15 Apr
amend
kdres: A. 1)E CLERCI]
|estaurant, G o e 'ÜjX
IGEVRAAGD:
MAND,
Ie hoogte van het M
van boomgaarden
bekend mot snoeiai
en «ier-fruitbooman
in te melden bij H.J:
l, Directeur van den
older bij Goes.
.dentbewija No. 5'
f heden 0etaal9'|
70.per heel e1
per halt' aandeel tei
van het Gorrespo"
lap Goes.
Be Correspondenteü
FOKKER c°
d«
nd®T
[UWE M1MSCHE (MAM
Abonnemantspiye p. 3 maanden voor Goes 11»*-*, tantMfaa 11.89.
Afzonderlijke nummers 6 cent, dubbele bladau 10 eeal
Advertentiën wordea ingewacht v6ór half MO aar 's namiddags.
Kantoor*, d. Admlnlatralla: Boud*wijn da WlltoalraalA 105* GOES.
Tel. interc.: Directie no. 94. Redactie no. 97.
BNiuMbiitftlut 10 ft. p. r. BS abonnement speciale pr|*.
Adrertontiën van 1—6 mgab 10-79. iodo» Mfti nsu IS 6t
Eenzelfde advertentie 9 X geplaatst, wordt 3 X berekend.
Het te Goes verschijnende „Volksblad",
in de wandeling genaamd „Het Boeze
roentje", plaatste in zijn nummer van
30 Maart j.l. een hoofdartikel, getiteld:
„Paschen".
Mat het Paaschfeest had dat artikel
niets uit te slaan. Van de verrijzenis
van Christus toch werd met geen letter
gewag gemaakt, over de godsdienstige be-
teekenis van het hoofdfeest der christen
heid zweeg het artikel als het graf. Een
banale volzin over „het feest van het
nieuwe leven dat zich loswoelt uit het
kille doodskleed van den winter", deed
heel in de verte even aan Paschen -
althans aan het heidensch Paschen
denken en diende tevens als aanloop voor
het eigenlijk thema: een strafpredikatie
op de Duitschers, die aan den lezer wer
den voorgesteld als „horden van dronken
barbaren, dronken door het bloed van
duizenden onschuidigen", als „het meest
bloeddorstige en meest heerschzuchtige
ras der aarde", enz. enz., alles volgens
het welbekende recept van ons „Boeze
roentje". Na aldus de Teutonen in de
zwartste kleuren te hebben afgemaald,
gaf het „Volksblad" met de beminnelijke
onpartijdigheid, die het eigen is, een be
schrijving der geallieerden, allen bovenste
beste menschen. De Franschen, wel dat
is „een edel fijn beschaafd ras", de Engel
schen, dat zijn menschen, die ons, nu
ja, we! eens onaangenaamheden hebben
berokkend, maati het overigens uitstekend
met ons meenen. Zelfs de Zuid-Afrikaan-
sche boeren hebben uit hun oorlog met
de Engelschen „een hooggewaardeerde
vrijheid" behouden.
't is natuurlijk onbegonnen werk te
redetwisten met een blad, dat in een
opvallend valsche weegschaal de waarde
der strijdende partijen bepaalt, hen taxeert
op een wijze, waarbij de eene steeds als
de blanksie onschuld, de andere steeds als
de zwartste boosheid te voorschijn
treedt. Anders zou men allicht kunnen
opmerken, dat de gruwzame krijg, die de
slechte instincten van wreedheid enz. in
den mensch wakker roept, noodzakelijker
wijze ook bij de geallieerden althans iets
van dien heilloozen invloed moet achter
laten.
Ook zou men er de aandacht op kun
nen vestigen, dat bij al de goede kwali
teiten, welke der Fransche natie eigen
zijn, Duitsche „Kultur" is bij ons met
populair toch niet vergeten mag wor
den, hoe reeds vóór dezen oorlog herhaal
delijk door helderziende Franschen hun
landgenooten werd voorgehóuden, dat
Frankrijk onder invloed van allerlei onge-
loovige en zedelooze stelsels, bezig is
zichzelf den ondergang als volk te berei
den: in 1870 stond het met zijn bevol
kingscijfer ongeveer gelijk met het Duit
sche rijk, bij het uitbreken van dezen
oorlog was het ruim 20 millioen ten ach
ter en de onrustbarende daling der ge
boortecijfers houdt nog steeds aan. Nog
50, 60 jaar op dien weg voortgegaan
en het „het fijnbeschaafde ras" der Fran
schen heeft als groote natie uitgediend.
..iJ-jfc.1 ii—y i,.i _.L. i
70)
Verscheidene hunner, en de onver
saagde Felix Pyat behoorde onder dat
getal, hadden reeds beproefd hun vont-
slag te nemen onder voorwendse.s, die
te onhandig waren om hunne cohega's
omtrent dien waren aard van hunne be
doelingen in twijfel te latendezen hadden
dan ook geweigerd hunne medeplichtigen
te laten gaan. Later kwam die zelfde
Felix Pyat, de lofredenaar van den moord
en een der lafhartigste booswichten van
de bandieten der Commune, op den inval
om in een luchtballon te ontvluchten,
teneinde, naar hij zeide, de verdediging
in de provincie te gaan inrichten. De
andere hoofden, zijne zoogenaamde vrien
den, hielden hem wederom terug. Het
gelukte Rochefort te ontvluchten, maar
hij was niet gelukkiger; op dat tijdstip
hadden echter reeds allen, de noodlot
tige. ontknooping voorziende, die door de
Onbekwaamtüdd bupner generaals on jl#
Nog zou men, wat de Engelschen be
treft, het „Volksblad" kunnen herinneren
aan de Geschiedenis, die, zooals bet zelf
in overigens vrij gezwollen stijl zegt, „de
groote vierschaar der menschheid spant".
Welnu, zij leert ons, dat Brittannië sinds
de uitvaardiging van Cromwell's „acte van
navigatie" er steeds op uit was en
er ook in slaagde Holland van de
plaats van eerste zeemogendheid terug te
dringen. Verder leert zij ons, dat dat
zelfde Brittannië in den Franschen tijd
al onze koloniën in beslag nam benevens
onze koopvaardijvloot, welke in de Sal-
handabaai lag, zoodat alleen nog op het
Japansche eiland Decima de HoUandsche
driekleur wapperde. Toen Brittannië bij
het herstel onzer nationale onafhankelijk
heid ons onze koloniën teruggaf, hield
het zeker als commissieloon De-
merary, Berbice, Essequebo, de Kaap
kolonie, Ceylon en Cochin op de kust
van Malabar in eigen bezit.
Wat verder de „hooggewaardeerde vrij
heid' 'betreft, waarin zich thans de Zuid-
Afrikaanders onze stambroeders
verheugen, kan ons de navolgende ver
zuchting, zooals die in den mond der
Boeren thans luidt, nog wel wat leeren:
„Als eens 'n wereldkatastroof
Óns liewe aard in twee moes kloof,
o, God, geef dan dat Engeland
Hom nie bevind aan onse kant."
Zoo zou er nog veel meer zijn op te
merken, waaruit blijkt, dat het aan de
zijde der Entente nu niet alles pure vol
maaktheid en braafheid is, maar daarover
met het Volksblad" van gedachten te
wisselen is onmogelijk. Wie een anti-Duit-
schen bril met zulke sterke glazen op
zijn neus heeft staan als dat blad, mist
ten eenemale een objectieven kijk op de
dingen.
Het mooiste echter in het bewuste arti-
kol „Paschen" is wel, dat de schrijver
zijn liefde voor het „edele fijnbeschaafde
ras", zijn afschuw voor „het meest bloed
dorstige en meest heerschzuchtige ras" in
dichterlijke ontboezemingen heett weerge
geven. Eerst een lyrische uitstorting des
gemoeds in dezer voege:
Ach, leen me uw stem,
Jeruzalems profeet,
Die voor uw oog haar muren
reeds zaagt scheuren,
Die der verwoesting komend
jammerleed
Gemaald hebt met des ooggetuigen
kleuren.
Beweend hebt met uw tranen
brandend heet.
Valt hier een land, waar
werelden pm trenrpn?
Dan volgt een epische ontboezeming.
Eerst een paar verzen als deze:
Het is een wilde, een woeste
wemeling;
Heel Duits chland gaf zijn
horden en zijn scharen.
Dan volgt een gansché stortvloed van
epische verzen, in dezer voege:
lafhartigheid hunner soldaten niet kon
uitblijven ,slechts één doel: valsche par
pieren .en vermommingen gereedmaken,
goud bijeenschrapen en ontsnappen, aan
de granaten en het schrootvuur de on
gelukkig en prijsgevende, die zjj bedorven,
verleid en in gevaar gebraent hadden.
Toen zij zagen, da,t de Pruisen, waarop
Zij gerekend, de provincie, die zij bewerkt,
de kanonnen die Zij gestolen, het leger
waarop zij 'staat gemaakt hadden, hen
aan hun eigen krachten overliet, beving
hen met den moed, maai' de woede der
vertwijfeling en in hunne laaiiste yeischan-
singen bestookt, wilden ziij ten minste een
laatste bloedbad in het brandende Parijs
nemen.
De noodlottige kar roldevoort.
Het geschreeuw en getier was door
het gemeen luider dan te voren hervat.
De gevangenen kwamen voorbijl het
stadhuis, dai in een .citadel was her
schapen, om welke zich reusachtige bar
ricades, met verscheidene verdiepingen,
met kanonnen beplant, verhieven; ver
volgens kwamen zij langs de Bastille-
kolom, geheel versierd men roode vlaggen,
die zich in de lucht ontplooiden als groot»
bloedvlekken.
Bij blonk de zon in de
uchtendpurperglansen.
Kleedde aarde, lucht en zee
in gouden dos,
Daar brak de dood uit duizend
aarden schansen
Met donderknal en roode
vlammen los.
Een zwarte wolk omhulde
muur en transen,
En in de wolk bewoog zich
tros op tros
Van krjjgers, golvende als de
wilde baren,
Wier schuim de orkaan in
wolken op doet varen.
Hoe dreunt de lucht:
„Dat Frankrijk nu verga!"
De breede rij vuurbrakende
kanonnen
Brult donderend der krijgers
kreten na,
Steeds voorgestuwd in sling'rende
kolonnen,
Steeds zwellende of de
voorspits ook verga;
Niets stremt de vaart
die eenmaal is begonnen.
Da duizend gaan, de duizenden
verdwijnen,
De kruitdamp voert hun
ziel ten paradijs.
Menig eerzaam lezer van het „Volks
blad" zal, dit lezende, bij zichzelven ge
zegd hebben: „dat is mooi! Ik wist niet
dat ons „Boezeroentje" zoo prachtig kon
dichten".
En de lezer had gelijk, 'tls mooi, al
thans het oorspronkelijke en het is geen
gedicht van den schrijver van „Paschen",
geen vrucht van diens poëtische ontroering,
maar zonder vermelding van bron of dich
ter genomen uit dr. Schaepman's-
„Aya Sofia" en nog wel zóó, dat hier
en daar een vers is veranderd of wegge
laten om het geheel, dat met Franschen
of Duitschers niets te maken heeft en
eene beschrijving is van de bestorming
van Constantinopel (ook Byzantium ge-
heeten) door de Turken in 1453, te doen
aanpassen aan zjjn scheldpartij op de
Duitschers en zijn verheerlijking door dik
en dun der Entente.
Wanneer ge den 12den zang van de
„Aya Sofia" opslaat, getiteld: „De val",
dan vindt ge de tweede strofe aanvangen
als boven:
„Ach, leen me uw stem,
Jeruzalems profeet"
tifï, Lt&ü** i i>ü I I I l i
enz., maar de door ons gespatieerde regel:
Valt hier een land, waar
werelden om treuron?,
luidt bij Schaepman aldus:
Hier Valt een stad, waar
werelden om treuren!
en daarop volgt onmiddellijk
Laat langs haar puin uw
forsche klaagtoon slaan:
Byzantium gevallen en vergaan!
Eindelijk bereikte men MaZas.
Mazas is tegelijk een citadel en een
gevangenis. Men zou haar een reusachtige
menschelijlke menagerie kunnen noemen;
want zij heeft er de inrichting van: zij
bestaat uit zes lange waaiervormig uit-
loopende galerijen en elke dier galerjjén
is niets anders dan een lange reeks van
cellen, in den vorm van afgezonderde
en met ijzer beslagen kooien. Er zijn
200 kooien per galerij, in het geheel 12u0.
Het rijtuig reed onder het verwulfsel
door en bleef staan op een door hoog©
muren ingesloten binnenplaats.
Een voor een werden de gevangenen
uit hunne hokken gehaald en achtereen
volgens opgesloten in de afgescheiden vak
ken van ten groote ijzeren kooi, die
den naam van wachtzaal droeg; men kon
noch staan,, noch zitten, nog minder lig
gen in die hotten, die door hunne af
metingen aan zekere foltertuigen uit de
middeleeuwen herinnerden.
Wilhelm had van het donkere cachot
in Pruisen geproefd; hij mocht zich te
recht verbeelden, d at koning Wilhelm die
uitvinding aan zijne goede .vrienden der
Commune ten geschenke gegeven had;
all «en hadden de»» m verbeterd.
De zesde strofe begint als boven:
Het is een wilde, een woeste
wemeling
Maar de door ons gespatieerde versregel:
Heel Duitschland gaf zijn
horden en zijn scharen,
is een puur verzinsel van den schrijver
van „Paschen". Immers, bjj Schaepman
lezen wij
Heel Azië gaf zijn horden
en zijn scharen,
Zoover de stem van Allah's
boden ging,
Kwam alles om den Sultan
zich vergaren;
enzoovoort.
De 15e strofe van den 12en zang is
juist gelijk boven wordt weergegeven en
loopt van:
Blij blonk de lucht in de
uchtendpurperglanzen,
tot en met:
Wier schuim de orkaan in
wolken op doet varen.
Maar de door ons gespatieerde versregel
i 1
„Dat Frankrjjk n uwer ga"
komt in de 16e strofe van den 12en zang
in het geheel niet voor, terwijl de schrijver
van „Paschen" tusschen den versregel:
Niets stremt de vaart
die eenmaal is begonnen,
•n:
De duizend gaan, de duizenden
verdwijnen,
opzettelijk twee versregels heeft wegge
laten, wijl deze zelfs den meest argeloo-
zen lezer zouden hebben verraden, dat
het gedicht met Duitschers en Franschen
noch met een slag aan het Westerfront
iets heeft uit te staan.
Die 16e strofe luidt bij Schaepman ai-
dus:
Hoe dreunt de lucht:
„La Allah illah lal"
De breede rij vuurbrakende
kanonnen
Brult donderend der krijgers
kreten na,
Steeds voorgestuwd in
slingrende kolonnen,
Steeds zwellende, of de
voorspits ook verga,
Niets stremt de vaart,
die eenmaal is begonnen.
Degrachtisdiep.geenkeerter
ooit terug,
Van 1 ij ken bouwt zich
Mahomed een brug,..
LL i i i I v t i ""*i 'li 1 i
En dan begint de 17e strofe met de
versregels
De duizend gaan, de duizenden
verdwijnen,
De kruitdamp voert hun ziel
ten paradijs,
enz. enz.
Van tien tot tien minuten openden de
de gevangenbewaarders een dei' vakken
en haalden er den gevangene uit. De
s trooper bereikende, dat hij, ajs men zoo
langzaam vorderde, bijna anderhalf uur
en het laatste nummer twee uiu;r te wach
ten had.
Gedurende anderhalf uujr gebukt te
moeten blijven staan zonder zich te kun
nen oprichten, is een ware marteling,
maar wie weet wat hun daarna nog te
wachten stond.
Eindelijk kwam hij aan de beurt; hij
werd in een kabinet gevoerd, waar een
soort van reus met een terugstootend
voorkomen voor een reusachtig register
zat, dat mén de gevangemrol noemde.
Dit scbandboek, waar siechts de namen
der boosdoeners van de. ergste soort op
voorkomen heeft heden ten dage bijkans
de waarde van een reliquie. Op de ach
terste in der haast beknabbelde1 bladzijden,
kan men de namen lezen van Mgr.
Darboy, van pater Olivain, den eerw.
heer Deguerry, pastoor der Madeleine-
kerk, van den president Bonjean, Van
al de martelaars, wier bloed in het laatste
Uur tot uitboeting van de misdaden der
Omwenteling vergoten werd.
Welk weder zullen wij hebben?
Verwachting tot den avond van II April
Zwakke tot matigen wind, aanvankelijk
uit Oostelijke richtingen; nevelig tot zwaar
bewolkt, later wellicht eenige regen. Wei
nig verandering van temperatuur.
Wanneer de dichter van de „Aya Sof.
geweten had, dat zijn prachtige verzen
zóó zouden worden verhaspeld en ve_-
fcnoeid; wanneer hij had kunnen vermoe
den, dat zijn onsterfelijke poëzie zou wor
den gewrongen en geperst in het nau\.
keurslijf van dergelijke eenzijdige, oneer
lijke en enghartige beschouwingen als de
schrijver van „Paschen" gelieft op te dis-
schen, hij had wij zijn er zeker van
zijn her veel liever aan stukken geslagen.
Of inmiddels dit hoerenbedrog den ge
trouwen lezers van het „Boezeroentje"
ook niet te grof wordt?
Men seinde ons Dinsdag:
BERLIJN, (Officieel.) Op den Zuidelij
ken oever van de Oise vielen troepen
van de generaals von Schöler en Wichura
den vijand opnieuw aaa. Zij drongen hem
tusschen Oise en Eolembray over de
Aillette tot het Oise-Aisne-nanaal. 1"
hevige gevechten namen zij het taai
verdedigde woud Oostelijk van Gunv.
In eén aanval van het Noorden en Oosten
uit beklommen zij de steile hellingen der
hoogten Oostelijk van Coucy le-Cüatean
en bestórmden sterk uitgebouwde sti
lingen van den vijand. Ruincy en Land-
rincóurt werden genomen. Na btjzuiider
verbitterden strijd viel hedenmorgen
vroeg ook het als vesting ingerichte
Concy-le-Ohateau in onze handen.
BERLIJN, 9 April (Draadloos.) Het
avondcommuniqué meldt: Ten Noorden
van het La Bassée kanaal zijn wij in de
Engeische en Portegeesche stellingen
binnengedrongen
Op het slagiront aan beide zijden van
Somme lievige artillerie-gevechten.
Op den Zuidelijken oever der Oise
hebben wij den vijand ook tusschc
Coucy-le-Ghateau en Berancourt over het
Oise-Aisne-kanaal teruggeworpen.
LONDEN, 9 April (R.O.) Het middag-
communiqué meldt: Hedenmorgen ont
wikkelde de vijandelijke artillerie een
groote activiteit op een front van het
La-Bassèe-kanaal tot ten Zuiden van
Armentières.
Overal elders op het Engeische front
valt behalve hevige vqandeiyke bomba
dementen nabij Villers Bretanneux ei.
Hencourt-l'Abbé, niets belangrijks te
melden.
(Zie verder Laatste Berichten.)
PARIJS, 9 April (Draadloos.) Het
namiddag-communiqué meldtGroote
activiteit der beide artillerieën op talrijke
Do cipier vroeg den gevange|ne zijn
naam, voornamen en qualileit, em schreef:
Wilhelm.,geboren tet.'.E|lzas, den
4 Juli 1833, achterblijver en gijzelaar.
Daarop keek hij eenlijst in, overla -
den met cijfers, bijna alle gevolgd dco„
een kruisje. Hij zette, een nieuw, schoof
de lijst ter zijde .en zteide. tot een be
waarder: „No. 28".,
De bewaarder nam een sleutel, die dat
nummer droeg en gaf den gevangene eon
teeken om hem te volgen.
Zij traden een grooie met zerken be
vloerde zaal binnen, op welke verschei
dene deuren uitkwamen, waarvan de be
waarder er een aan den strooper aan
wees.
Tot zijn groote verbazing stond Wil
helm, de deur openduwende, voor ee..
badkuip. Deze was gevuld mat lauw water
en een grove; nog rookende dweil lag
er naast.
„Omkleed ut" gelastte de bewaarder.
„Waartoe?"
„Om u te wasschen." j
„Ik ben schooner dan dat ba/1."
(Wordt vervolgd, j