TË uTlle ton. De Groote Oorlog. No. 80. Zaterdag 10 Maart 191?. Dertiende Jaargang Verschijnt eiken MAAHOAG-.JjjfOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. Ta I fl liand> voet I fl fl I I van een B% I fl een M Dit mnumer bestaat Dit 6 bladzijdes. EERSTE BLAD. Hel vakonderwijs voor jongens en meisjes Losse Oorlogsberichten NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes ƒ0.90, daarbuiten ƒ1.10. Afzonderlijke nummers 6 cent, dubbele bladen 10 cent. Advertenüën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór kalf drie en Vrijdag vóór een uur 's namiddags. Kanfoor v. d. Administratie s Ganzepoortefraaf C 2o9, GOES. Tel. interc.: Directie no. 33. Redactie no. 97. Reclameberichten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs. Advertentiën van 16 regels ƒ0.50; iedere regel meer 10 Ct Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 _X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct. A contant. De abonné's op dit blad, in het bezit der door de directie uitgereikte polis, zjjn, overeenkomstig de daarvoor vastgestelde Verzekeringsvoorwaarden, GRATIS verzekerd tegen ongelukken voor: 1500 gulden bij verlies van beide handen, voeten of oogen. Voorts bij ongeneeselijke verstandsverbijstering 1 P* gulden bij J«| dM| gulden bjj gulden bij um verlies van een M verlies I verlies van ML of oog; <luim; UU wijsvinger gulden bp verlies van eiken anderen vinger. De uitkeering der bovenstaande bedragen is gewaarborgd door de „Hollandsche Algemeene Verzekerings-Bank" te Schiedam. i. In verband met hetgeen hieronder volgt, is het opschrift wel wat breed opgezet- Onder Vakonderwijs" kan men toch ver staan, elke opleiding voor een bepaald doel; dus ook dat wordt gegeven op Landbouw- en Handelsscholen; eveneens valt. hieronder de opleiding tot zieken verpleegster, coupeuse, kantwerkster enl dergelijken arbeid.. Echter |is het niet, do bedoeling om bet geheele terrein te bezien; dit zou te veel van de beschikbare ruimte vragen. Alleen wenschen wij het een en ander mede te deelen over het Ambacht,sonder- wijs en dan meer speciaal over de Am bachtsschool te Goes, alsmede over het hier nog vrijwel onbekende gebied van he-t. vakonderwijs voor meisjes. Den eersten Januari van dit jaar was het een en veertig jaar geleden, dat de Ambachtsschool geopend werd. Het is dus wel geen jubileumjaar; dat wacht tot 1920. .Maar het is toch reeds een tijd perk, waaruit veel verheugenis, maar ook veel zorgen en moeite zouden te voor schijn geroepen kunnen worden. Wat al veranderingen, speciaal dan ook vergrootingen heeft zij ondergaan. Be gonnen in een gehuurd pakhuis met 4 leerlingen nit Goes, waarbij zich spoedig 4 uit de buitengemeenten voegden, is het geworden tot een gebouw met een twaalf tal lokalen, waarin nu 82 leerlingen waaronder 46 buiten Goes woonachtig onderwijs ontvangen. Reeds een 600-t.al leerlingen waarvan ongeveer 300 uit de buitengemeenten bezochten de school. En een staat van hetgeen de ge diplomeerde leerlingen werden en ver dienden, zou een belangrijk en leerzaam overzicht, igeven. Naast een reeks van flinke, degelijke werklieden, zouden ma,-, men genoemd worden van leeraren aan Ambachtsscholen, opzichters bij de bur gerlijke als bij de waterbouwkunde, tee kenaars, machinisten, zoowel in ons land als op de groote vaart. Dit is Zeer zeker het verblijdende ge deelte. En het minder verblijdende is dit, dat dit alles slechts bereikt, kon worden met bijzonder veel zorgen en dan speciaal op fina-ntieel gebied. Dat daardoor de school niet altijd aan de behoeften van het on derwijs heeft kunnen voldoen, zal be- „Wind gezaaid, storm gemaaid". (Een veïhaal uit den Graventijd.) 38 „o Jou gemeene diefl" riep de Heer van Putten. „Nu komt het uit welk een groote Schelm gij geweest zijt en dat je gelogen hebt toen je zei: „ik heb niet gestolen!" Brengt hem weg, mannen, brengt hem weg! We zullen er onzen onzen Graaf kennis van geven!" „Genade, edele Heer, genade! Laat me gaan, laat me gaan! Mijne reis is naar onzen Genadigen Graaf I" „Dat wil 'k wel gelooven, leugenaar 1 Gij zoudt er misschien wel weer gaan ptelen I" „Luister, Heer van Putten", riep Sa. lomo in doodangst uit. Maar de Heer van Putten luisterde niet en Salomo werd met Jan weggebracht. Onmiddellijk stuurde Heer Ni colaas van Putten een bode naar den 'Graaf om dezen kennis van 'het ge beurde te geven. Toen de Graaf deze tijding hoorde, zei hij: „Laat hem maar eenige dagen „brom men I" De kerel heeft, het wel verdiend 1 En toch heb ik altijd spijt-, dat hij! weg ril Ik hield veel van hem!" grepen worden. Want meer dan andere onderwijsinrichtingen heeft de Ambachts school met moeilijkheden te kampen, die geldelijke offers vragen. Drie oorzaken willen wij, in het kort, onder do oogen zien, n.m. ten eerste: het toenemend aantal Leerlin gen; ten tweede de aansluiting bjj de praktijk van het vak, dus bij de vooruitga.ng op technisch gebied; en ten derde het nog maar zwakgeregeld subsidiestelsel. Beginnen wij bij het laatste. Het sub sidiestelsel bestaat slechts daarin, dat het. Rijk 50 pCt. der kosten bijdraagt, en dat men de overige 50 pCt. maar op an dere wijze moet zien te verkrijgen. Hier voor zijn dan aangawezen: de provin cie, do gemeente en de particulieren. Geen wet logt hen echter verplichtingen Op, met het gevolg, dat speciaal de bui tengemeenten wèl van do school gebruik willen maken, maar zich voorts van de groote kosten, die dit onderwijs mede brengt, niets aantrekken, of een subsi die geven van enkele tientallen guldens, clio als een druppel in den emmer zijn. In Noord-Hoiland hebben dan ook de Provinciale Staten den Ambachtsscholen verlof gegeven, leerlingen uit die gemeen ten te weigeren, die niet minstens f40 per leerling en per jaar "in de kosten bjjdragen. (Men bedenke bij dit cijfer, dat het bepaald was vóór den oorlog; dat het dus voor dezen tijd zeer zeker fe laag is). Een dergelijke maatregel zal hier wel niet in toepassing worden gebracht, of schoon bij grooten toevloed van leerlin gen, de school verplicht is die leerlingen te weigeren, welke uit gemeenten komen, die geen subsidie geven, zooals alreeds voorgekomen is. Bij de aanstaande behandeling der wet op het Vakonderwijs zal dit punt dan ook ter doge onder de oogen gezien wor den. Elk© gemeente binnen zekeren kring, moet in de kosten bijdragen, of althans elke gemeente in deZen kring, die leer lingen io,p de school heeft. Want de kosten stijgen natuurlijk. En hiermede komen wij aan de eerste twee genoemde punten. Immers het aan tal leerlingen neemt gestadig en vrij re gelmatig toe en zal nog grooter wor den als straks nieuwe verkeerswegen op ons eiland geschapen zijn. Een grooter aantal .leerlingen nu eischt meer onder wijskrachten; meer uitgaven aan materiar len, die bij het onderwijs noodig zijn; ■meer ruimte. Wal voorts een Ambachtsschool blij', ven voldoen aan den eisch: een goede opleiding te geven, dan moet zij steeds voeling blijven houden met de praktijk; moet zij acht geven op1 elke verandering Een dag voor zijn vertrek naar Utrecht herinnerde hij zich Salomo, en daar hij meende, dat zijn voormalige hofnar nu lang genoeg „gebromd" had, stuurde hg een bode naar Dordrecht met het. bericht: „Laat den schavuit vertrekken. Het geld mag hij houden I" En zoo kwamen Salomo en Jan- vrjj, doch welke moeite de kleine man ook deed om den Heer van Putten, die een trouw vriend van Graaf Floris was, te spreken te krijgen, het. mocht, .hem niet gelukken. „Welken dag der maand hebben we?" vroeg hij nu aan den wachter, die hem uitliet. „Het. is de 26ste Juni", antwoordde deze. „Volg mij, volg mijl" riep hiji nu tot Jan. „Waarheen?" „Hier het veer overl Rechtuit, recht aan naar Utrecht!" „Naar Utrecht? Om .wat te doen?" „Volg me! Volg mei Morgen middag moeten we er zjjnl" „Maar waarom dan toch?" vroeg Jan, die er niets van begreep. „DM zal je wel booren!" „Nu, de naaste weg is voorbij de Sinte Jacobus'!, sprak Jan. „Als we te Arkel die in de techniek plaats grijpt. DAar bij beeft zij zich aan te sluiten, opdat de leerlingen straks niet vreemd staan tegenover hetgeen in de fabriek of werk plaats te doen is. Verder moet het Bestuur der school een geopend oog hebben voor do oud© of nieuwe vakken die bestaan of ont staan. En nu heeft de Goesche Am bachtsschool gedaan wat zij kon; van daar dat naast het oorspronkelijke tim meren, ook smeden en verven onder de vakken, die onderwezen worden, zijn op genomen. ZooaJs gezegd, dit. werd met veel zorgen en moeite bereikt. Nu .echter slaat deze inrichting voor uitgaven, die alle krachten voor de beide eilanden vragen. De school is n.l. wieer te klein en voldoet voor zooverre dit het oude gedeelte betrefl niet meer aan matig gestelde eischen en behoeften. Speciaal voor de afdeeling smeden is er gebrek aan ruimte. Daarnaast moet, in het belang onzer jon gens, de bankwerkersafdeeling flinik en behoorlijk ingericht worden. Nu 78 pCt. der gediplomeerde leerlingen in dat vak terecht komen in de groote fabrieken of op de machines, blijkt het noodig te zijn, het onderwijs in deze richting te sturen. Want sinds 1898 is er op dit gebied in onze school weinig veranderd. En wij kunnen het begrijpen, dat een oud-leerling, die sinds acht jaar de school verliet en machinist is op de groote vaart, hij zijn laatste bezoek in 1916 wel wat verbaasd was alles nog te vinden zooals hij het verlaten had. Hier is dan ook een ach terstand, die spoedig en afdoende ver betering eischt. Bovendien moeten de ruimte en de gel den gevonden worden, om onder de vak ken op te nemenelectrotechniek. Dit vak heeft, met het hankwerken, groote toekomst Ook voor onze eilanden zal do tijd niet verre meer zijn, waarop eleotrisch licht- en bedrijfskracht te verkrijgen is, een zaakvan het allergrootste belang voor den landbouw. Zoo deze komt, moet de Ambachtsschool voor de opleiding ge reed zijn. Want in dit vak komen nu reeds bekwame handen .te kort. Overziet, men dit alles, dan zal de op leiding voor onze aanstaande werklieden op onze eilanden groote offers gaan ma gen, villen wij niet achteraan komen. Maar daar, waar op ander gebied reeds veel gedaan wordt - en wij denken b.v. aan den landbouw daar mogen deze geen belemmeringen zijn om te geraken tot een zoo goed mogelijke opleiding van den aanstaanden werkman. ADR. D. F. VAN DER WART. zijn weet ik den weg wel!" „Dat. is goed, dat is goedl Vooruit! Voor uit!" Het kleine ventje begon nu te loopen, dat bet zweet hem bjj het aangezicht ne- derlicp. Jan, die er nu in de gevangenis niet van opgeknapt was, had in het eerst, werk hem bij te houden en moest het zelfs weldra opgeven. „Ik kan niet, moer!" zuchtte hij. „Drommelsche kwajongen", piepte het kereltje. „Wist ik den naasten weg maar dan liet ik je aan je lot over". Den naasten wist Jan evenwel te goed daar ze Arkel reeds achter den rug had den. „In vrede, dan maar wat langzamer", zeide Salomo, doch ongemerkt verhaastte hij weer zijn schreden. „Loop toch langzamer", riep Jan al weer. „Wel, Zaterdagsche jongen, loopi ik nu nog niet langzaam genoeg?" was het on tevreden antwoord. „Wijs mij den: weg maar dan ga. ik alleen vooruit I" Jan deed dat en Salomo als de wind weg. Onze knaap1 liep nu wat langzamer, maar toch vlugger dan hij' gewoon wae; want hij verlangde vurig naar huis. Van het slagveld. Trof. dr. J. W. Pont vertelt in Inter- nationaa 1 Christendom „Een Deensche zuster van het Roode Kruis deelt, het volgende mede, dat. zjj vernomen heeft van een jong Fransch korporaal, een schilder van erkend ta lent, die bij Verdun vreeselijk is verwond: De vreeselijkste nacht, zeide hij, was die van den 24en Febr. Er had een ge weldig bombardement plaats gehad. Het eene regiment Duitschers na het andere werd .weggemaaid; aan beide zijden had men vreeseljjke verliezen geleden. De kre ten, die opstegen uit de hoopen gewonden en stervenden, waren hartverscheurend. En, zoo gaat hij voort: „het was onmogelijk de gewonden te helpende nacht brak aan. Het vroor: er begon sneeuw te vallen, die de duizenden verwrongen menschelijke lichamen bedekte. Of de duisternis en de sneeuw er de oorzaak van was, of dat de duizenden gewonden tot het besef kwamen, dat hulp onmogelijk was en dat zjj nu den geheelen nacht in de koude moesten liggen en doodb.oeden is niet te zeggen Het. verschijnsel is niet te verklaren of misschien is 't alleen merkwaardig, dat het niet vaker voorkomt 1Maar eensklaps was het alsof allen, die nog leefden, en die gewond en hulpeloos neer lagen, krankzinnig waren geworden. Het was alsof ze allen tegelijk waren aange grepen door een vlaag van waanzin, ten gevolge van hun eigen vreeselijke onmacht. Er kwam pp een diep' zuchten, kreu nen, huilen, dat zich over het geheele slagveld verspreidde en dat kort daar na aanzwol tot gillen, tot gillen zóó wild, zóó alles doorborend, dat zij als een be smetting zich verspreidden, vlug als de bliksem. Ten slotte werd het één enkele gil, uitgestooten door duizenden wanho- pigen... één jammer, één snikken, één weeklacht der worstelende ziel in de vreeze des doods En wij, die ernaar luisterden, werden bijna gek, onze haren rezen te berge... wij gilden ook; wij schreeuwden; wij wil den uit onze stelling loopen om tot hen te gaan en ze te helpenof om ze te dooden, om die gillen te doen op houden om te dooden of om te sterven. Men zal het nauwelijks willen gelooven, Snaar de gillen overstemden bijna het, gedonder van het geschut. Onze bevelhebbers gevoelden, dat. er gevaar dreigde. Een ieder, die zijn dek king verliet, was een kind desdoods. Daar was de Swanenburgh al'. Hij lag er stil en verlaten. „Zouden ze het daar al weten?" mom pelde hg. Haastig liep hij door, doch hij had geen twintig schreden gedaan of hij hoorde iemand kermen. „Is er daar een?" vroeg Jan. „Ach ja! Ik lig hier onder aan den dijk en ik kan niet verder! Ik geloof, dat ik mijn heen gebroken hebl" Het. was Salomo. „Die mag wel haast, maken", bromde Jan. „Ik zal er nog gauwer zijn dan hij!" Toch daalde hij den dijk af en nu ging het, terwijl hij Salomo ondersteunde, hin kend vooruit. Wat duurde die tocht, lang, vreeselijk langt Eindeljjk kwamen ze zoover, dat ze de Sint Jacobus in het gezicht kregen en vijf minuten later was J.an weer thuis gekomen. Maar hoe? Hoofdstuk 7. Koster Hendrik was niet thuis. Ilij was met de welgeborene Steven Hermansz. van de Boomstee eens naar Utrecht gegaan om zijn verdriet over den dood van Jan te verzette»j want op den „Swanenburgh" De demoraliseering der mannen moest voorkomen. Daarom werd het bevel ge geven, dat de muziek zou spelen. Alle muziekcorpsenI Muziek, meer muziek... Volksliederen, vroolrjke deunenZon der ophouden trommels en trompetten vlak bij ons den geheelen nacht om te overschreeuwen die ontstellende gillen daarbuitenNiet voor 2 uur na den middag van den volgenden dag ver minderde het vuren een weinig, zoodat de soldaten met hun draagbaren konden gaan ophalen wie den kouden nacht en het bloedverlies had overleefd Z. Em. Kard. Mercier over België. Aan don jongslen vastenbrief van Z. Em. Kardinaal Mercier ontleenen wij: Is het wel nooda'g u moed in te spieken? En als ik zeg „u", dan denk ik, voor zeker, op de eerste plaats aan de be stendige lotgenooten van ons onheil, maar mjjne gedachte strekt zich ook uit, over de grenzen onzer bezette provincies, tot onze uitgewekenen, onze gevangenen, on ze weggevoerden en onze soldaten. Broeders uit ons leger van Luik, Ilaelen, Antwerpen, den Yzer en Yperen, van Ka meroen en Oost-Afrika, gij zijt onze aller eerste moedbezorgers. Op den 2den Aug. 1914 zjjt gij uit den schoot van a.1 onze adellijke families met een bewonderens waardige geestdrift opgestaan, voor jiot aanschijn der wereld getuigend, dat in België de adelstand zijn orfeljjke betce- kenis bleef behouden; de burgerklassen, die stevige grondslagen van do natie, zijn aan uwe zijde opgerezen; van een een- voudigen beambte onzer stu.d Mechelen staan de zes zonen aan het front; liet volk heeft insgelijks zijn aandeel vrijwil ligers geleverd, met des te meer verdien sten, daar hun vertrek een smaitelijko leemte in het huisgezin kwam delven; krijgsaalmoezeniers en ziekenverplegers hebben om strijd hunne diensten aange boden en waargenomen; de regoeriug, sinds twee en een half jaar, vervult hare taak met een door niets aan te tasten manhaftigheid; onze wenschen vergezeL len, die dapperen; allen maken een eere- wacht uit, trouw en trotsch, rond den edelmoedigen vorst, die van het plekje gronds, dat van zijn koninkrijk overbleef, aan België en aan de wereld het vol maakte voorbeeld geeft van overwinnelijko lijdzaamheid en van vertrouwen in de toe komst. Zij, die .strijden voor de vrijheid der Belgische vlag, zijn dapperen. Dapperen ook de geïnterneerden in Holland en Duitscihlamd, die hunne met ketenen be laden armen ten hemel op heffen voor 'het vaderland. Onze verbannen landge- nooten,, die in stilte den druk hunner was de tijding aangekomen, dat Heer Gozewijn en zijn jongen verdronken waren. Ter dood toe ontsteld zag moeder Aleid hem aankomen en het duurde lang eer ze gelooven kon, dat haar jongen in leven den lijve voor haar stond. Veel tijd om naar het een of ander te vragen was er evenwel niet; want Salomo zat o,p' heete kolen en vroeg den pastoor te spreken. „Heer Pastoor ligt met. de koorts te bed, man", zeide vrouw Aleid. „Breng mij er dan heen! Ik moet hem noodzakelijk spreken! zeide Salomo. Moeder Aleid bracht nu het vreemde manneke naar de pastorie. Onderweg vroeg hij: „Zeker hier alle maal van Kuiks vrienden, nietwaar?" „Daar zou je machtig in vergissen, man!" was het antwoord. „En je jongen dan?" „Is tot mijn groot verdriet de eenige, die zegt, dat hij niet veel van onzen goeden Graaf houdt.. Maar waarom vraag je dat zoo?" „Luister maai- als ik het Heer Pas>- toor vertel!" zeide Salomo. .1 i (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1917 | | pagina 1