iiptiiiiis Josephus Gallier.
Oe Groote Oorlog.
No. 23.
Donderdag 22 Februari 1917.
Dertiende Jaargang
Verschijnt eiken MAANBAG-._WQENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
1 I 'iaiK'> voet 1 I 11 I van een I I een M
FEUILLETON.
BUITENLAND.
BINNENLAND.
Losse Oorlogsberichten
NIEUWE HEME MPT
Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes f 0.90, daarbuiten f 1.10.
Afzonderlijke nummers 6 cent, dubbele bladen 10 cent.
Advertentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór
half drie en Vrijdag vóór een uur 's namiddags.
Kantoor v. d. Administratie: Gangepoortstraat C 2o9, GOES.
Tel. interc.: Directie no. 33. Redactie no. 97.
Reclameberichten 25 Ct. p. r. Bjj abonnement speciale prfia.
Advertentiën van 16 regels ƒ0.60; iedere regel meer 10 Ct
Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 _X berekent».
Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct. h contant.
De abonné's op dit blad, in het bezit der door de gulden bij verhes van beide gulden bij
directie uitgereikte polis, zijn, overeenkomstig de A I II I handen, voeten of oogen. M I I verhes van een
daarvoor vastgestelde Verzekerings voorwaarden, 1 I 11 I Voorts bjj ongeneeselijke I I 9 hand, voet
GRATIS verzekerd tegen ongelukken voor: g verstandsverbijstering; I of oog;
De uitkeering der bovenstaande bedragen is gewaarborgd door de „Hollandsche Algemeene Verzekerings-Bank" te Schiedam.
I gulden bij A 4% gulden bij A gulden bij A mm
M 9^ I I verhes van een |9 verlies 9_ 9 9 verlies van m 9_
of oogduimwijsvinger
gulden bij
verhes van
eiken anderen
vinger.
door de genade Gods en de gunst van den
Apostolischen Stoel
BISSCHOP VAN HAARLEM.
Huisprelaat van Z. H. den Paus, Assistent-
Bisschop bij den Pauselijken troon,
aan de ueestelijkheld en de Geloovigen van
ons Bisdom
Zaligheid in den Heer.
Den negen en twintigsten Juni a s. zal
het vijftig jaren geleden zijn. dat Z. II.
Paus Pius IX, om de aan hem toever
trouwde kudde van Christus in het H.
Katholiek Geloof te bewaren en te ver
sterken. en tot den strijd tegen ongeloof
en zonde aan te sporen, onze Martelaren
van Gorcum plechtig inschreef op de lijst
der Heiligen, en het. heerlijk voorbeeld
dier allerdapperste krijgers van Christus
ter navolging voorstelde.
Dien gedenkdag hopen Wij dezen zomer
met. passenden luister te vieren, maar
reeds nu wenschen Wij in uw geheugen
terug te roepen den heldhaftigen dood
dier Martelaren en de reden, waarom Zij
dien ondergingen: immers in onze dagen
zijn misschien meer dan ooit zulke
lichtende voorbeelden van zelfverlooche
ning en offervaardigheid noodig, om de
goeden van wille moed (e geven en de
Jichtzinnigen op don goeden weg terug
te brengen.
Gij weet allen, Beminde Geloovigen, en
Wij behoeven niet te beschrijven, 'hoeveel
verguizing en spot, hoeveel ontbering en
lijden onze Martelaren te verduren hebben
gehad, met hoeveel lijdensmoed en blijde
offervaardigheid zij dit, alles verdragen
hebben en hoe zij, God dankend en den
lofzang ,.Te Deum laudamus" zingend,
don dood zijn ingegaan; maar met het oog
op hetgeen wij telkens weer onder onze
Katholieken kunnen waarnemen, achten
Wij het zeer gewenscht om uwe aandacht
te vestigen op de waarheden, waarvoor
zij den marteldood zoo blijmoedig hebben
verduurd. Herhaaldelijk werd hun beloofd,
dat zij vrij zouden uitgaan, wanneer zij
verzaken wilden aan den Pioomschen Op
perpriester, en het geloof aan de waar
achtige tegenwoordigheid van Jezus Chris
tus in het H Sacrament des Altaars wil
den opgeven; vooral voor deze twee pun
ten van ons H. Geloof zijn zij gestorven.
Wanneer wij de vraag stellen, waarom
de vijanden van de Katholieke Kerk zoo
veel hechtten aan hetgeen onze Marte
laren geloofden, dus eigenlijk i n-
wendig dachten over het gezag van
den Paus en over het Hoogheilig Sacra
ment, dan ligt het. antwoord voor de
„Wind gezaaid, storm gemaaid".
(Een verhaal uit den Graventijd.)
36
„Ik kom je halen!" klonk eensklaps
een pieperig stemmetje en toen Jan op
zag, stond er een heel klein manne
ke voor hem. Hij scheen bovendien zeer
zwak te zijn: want zijn groot hoofd wie
gelde op zijn dun lijfje en zijn dun lijf
je wiegelde weer op zijne magere been
tjes.
„Ik kom je halen", herhaalde het man
neke toen Jan hem maar wezenloos bleef
aankijken.
„Ben je dan de broer van die vrouw,
die me zoo even een boterham gegeven
heeft?"
„Weet ik bet, wat ze je gegeven heeft?
Ze geeft zoo veel. Ze geeft zichzelvc
nog arm. Ze geeft tot ze niemendal meer
overhoudt. Ze geeft veel te veel' Ik
kom je halen!"'
Onwillekeurig dacht Jan aan „Simple
Griet", die praatte ook zoo raar! Als die
man het ook eens in zijn hoofd mankeer
de. Wat dan?
Toch waagde Jan het orn mee te gaan.
„Ook al hofnar geweest, soms?" vroeg
het manneke onder het voortgaan.
hand: omdat zij wel wisten, dat wie zich
aan het gezag van den Roomschen Opper
priester onttrekt, niet meer Katholiek w i 1
wezen in zijn handel en wandel, en dat.
hij, die het H. Sacrament des Altaars ver
werpt en dus aan de H. Communie ver
zaakt, niet meer Katholiek kan blijven
leven. Wat die ruwe en meestal onontwik
kelde vijanden van ons II. Geloof begre
pen, behoeven Wij natuurlijk niet nader
toe te lichten en te bewijzen; maar als
wij erkennen, dat zonder dat geloof, zonder
die inwendige instemming van ons
verstand aan dio geloofswaarheden, ook
ons uitwendig geloofsleven moet af
sterven, het is niet minder waar, dat
een leven in strijd met die waarheden
op den duur ons geloof zal aantasten
en in ieder geval zulk een geloof tot
een dood geloof maken en eenmaal tot
grootere veroordeeling leiden zal. Den on
trouwen dienstknecht, die wist en ge
loofde maar er niet naar handelde, wordt
naar het woord van Onzen Heer Jezus
Christus zeiven toegevoegd: „De ore
tuo te judico, serve nequam; Uw eigen
mond spreekt uw veroordeeling uit, booze
dienstknecht" (Luc. XIX, 22); daarmede
is dus door onzen Heer het vonnis ge
veld over al diegenen, die zich katholiek
blijven noemen en op de vraag, of zij
het w e r k e 1 ij k zijn, met verontwaardi
ging zouden antwoorden, dat zij toch da
gelijks aan God betuigen: „in en voor dit
geloof wil ik Jeven en sterven", terwijl
zij zich inderdaad in hun handel en wan
del onttrekken aan de leiding van de H.
Kerk en van den Paus, die er de Opper
priester en Bestuurder van is. En nu
vreezen Wij, te oordeelen naar hetgeen wij
schier dagelijks beleven, dat er onder onze
Katholieken maar al te veel dergelijke
„booze dienstknechten" zijn.
Wij hebben reeds herhaalde malen in
Onze Vastenmandementen en bij allerlei
andere gelegenheden herinnerd aan het
geen de H. Kerk door den mond van den
Paus en de Bisschoppen vordert, en Wij
zullen dit dns hier niet opnieuw her
halen; ieder uwer, Beminde Geloovigen,
weet het trouwens genoeg, maar om er
niet naar te handelen, zoeken velen naar
allerlei uitvluchten en zijn dan nog veront
waardigd, wanneer op zulk een katho
liciteit aanmerking wordt gemaakt. Wij
kunnen echter niet nalaten op 'èén dier
uitvluchten nadrukkelijk te wijzen, omdat
deze wel het meest voorkomt. Dikwijls
toch moeten wij hooren: „dat kan niet,
want het zal mij zooveel schade berokke
nen in mijn zaken" of „ik moet wel, want
voor mijn zaken heb ik het noodig". Veel
al is dit niets anders dan een onware
uitvlucht, of gaat men heel wat verder
dan noodig is; maar behalve dit, ziet
leens naar het voorbeeld onzer Gorrumsche
„Ik, hofnar? Wel neen!"
„Geluk et ïnee. Ik hen een hofnar
op zwart zaad. Ik ben hij Graaf Flo-
ris aan het Hof geweest. Ik noemde
hem neef, en hij mij ook!"
„Zoo, zoo!"
„Ja, ja, zoo, zool Ik ben weggepoetst
geworden! Weggepoetst als straatvuiL
Niet met een rijzen bezem, dat ontbrak
er nog maar aan!"
„Ik ben ook eens door den Graaf hui
ten de banne, van 's-Graven-Haghe ge-
bjacht!" zei Jan.
„Geef me een hand, jongen, geef me
een hand! Dan zijn we maats! Ja, ja,
die Boerengod zal het lootje wel leggen.
Waar ben je heen geweest?"
Jan vertelde een en ander, doxh pas
was hij goed en wel aan den 'gang of
het manneke zei: „Houd op1, houd opt
Ze zullen Neef zoo kostelijk te pakken
krijgen! Je weet toch zeker wel, dat
ze'm te Utrecht dat kooltje zullen sto
ven?"
„Neen, dat wist ik niet! Hoe weet
jij dat?"
„Wel, van Heer Hugo van Baar.
land. Ik ben er van morgen nog geweest,
en
„Was Heer Hugo op zijn kasteel?"
„Ja, hij kwam druipnat aan toen ik
net weg wilde gaan. Hij had in het Wa.
Martelaren. Van hen werd slechts eene
verklaring gevorderd, meer niet. en na
die verklaring zouden zij vrijgelaten zijn
en hadden zij zich kunnen verwijderen
naar streken, waar zij na een oprecht
berouw over hunne lafhartige verzaking
van het geloof evenals eertijds de
Apostel Petrus, door een heilig leven hun
zonde konden goedmaken. En hebben z ij
toen gedacht: wij kunnen niet anders,
want het is volstrekt noodig, niet voor
onze zaken, maar voor het behoud van
ons leven? Dit toch zou geen uit
vlucht zijn geweest, het was de bittere
waarheid; maar zij verkozen den dood
voor hun heilig geloof, onder den bitter-
sten hoon en de gruwelijkste mishande
lingen, boven het behoud van hun leven,
zelfs door een schijnafval.
Is dan het meer of minder bezit van
geld, voor ons zooveel meer waard, dan
het. behoud van het leven voor hen was?
Zijn de aardsche goederen voor ons meer
waard dan ons H. Geloof, die kostbare
parel waarvoor men 't al met winst ver
liest? Ach, Beminde Geloovigen, laten wij
ons zeiven niet bedriegen! Katholiek te
zijn en als katholiek te leven, kan men,
vooral heden ten dage, meestal niet zonder
tijdelijke schade en achteruitzetting, en
dit zal wel zoo blijven; hot is zelfs te
voorzien, dat het eer erger dan beter zal
worden. Als daarvan moet afhangen, of
ons leven al dan niet luide zal verkondigen
„ik belijd ééne, heilige, katholieke en
apostolische kerk", dan zou het er voor
ons treurig uitzien, omdat wij vergeten
het woord van O. H. Jezus Christus)
„Wat haat het den mensch, als hij de
geheele wereld zou winnen, maar aan
zijne ziel schade lijden? Of wat zal de
mensch in ruil geven voor zijne ziel?"
(Math. XVI, 26). Dit vergaten onze Mar
telaren niet. Met de grootste schade, met
het verlies van hun leven hebben zij hun
trouw aan Kerk en Paus bewaard, maar
dan ook hunne ziel behouden voor alle
eeuwigheid. Vereert hun heldhaftige be
lijdenis, maar volgt hen zelfs uit de verte
niet na, en gij hebt u zeiven veroordeeld.
(Slot volgt.)
PETERSBURG, 18 Febr. (V. D.) Duit-
sche gevangenen uit de streek van Riga
verklaren, dat groote troepenmassa's ge
concentreerd worden op dit front, hoe
wel ze schijnbaar zonder actie blijven.
BERLIJN, 18 Febr. (W. B.) Aan hel
front van aartshertog Jozef in Roemenië
ter gelegen. Is er beter afgekomen dan
die Heer Gozewijn van Swanenburgh en
een jongen. Die zijn allebei verdronken!"
„Dat is niet waar!"
„Dat is wel waar! Wat zou jij er van
weten?"
„Dat weet ik het best; want ik zelf
ben die jongen)"
„Zoo, ben je die? Nou dan mag je
van geluk spreken, dat je me dat, nog
zeggen kunt. Heer Gozewijn althans zal
van dat tochtje niet veel navertellen 1"
„Dat spijt me genoeg! Hij was een
goed Heer voor me!"
„Zoo, was hij goed, ja? De heer van
Kruiningen is ook goed voor me!"
„Is dan Heer Hugo van Baarland je
heer niet?"
„Die? Weineen! ik dien hem maar
maar in stilte. Hij weet, dat ik mijn
Neef graag een kooltje zou willen sto
ven, en daarom zijn we op het oogen
blik goede maats".
„Wie 5s je Neef toch?"
„Domoor, dat heb ik je immers al ge
zegd? Dat is de Graaf!"
„o Ja!"
„Ei, is het nu „o ja?" Beter onthou
den, hoor, als ik je wat zeg' Daar gin
der staat mijne zuster!"
Het manneke wees naar een klein huis
je waarbij de havelooze vrouw stond, die
hebben de Russen in de bergen ten noor
den van het Oitoz-dal hun aanval ge
staakt, nadat hun eerste stormlinies door
ons vuur teruggedreven waren.
Bernstorff"8 vertrek.
BERLIJN, 18 Febr. (Part,) Volgens
een draadloos telegram uit New-York is
de stoomboot „Frederik VIII" met Bern
storff aan boord even ha(4 uur van de pier
van Hoboken vertrokken.
Bernstorff bevond zich op dek en wuif
de een afscheidsgroet toe aan hen, die
zich aan den steiger bevonden, waaron
der ook de manschappen der Duitsche
booten waren.
De stoombooten in de haven lieten de
silenes tot afscheid fluiten. Op de Ame
rikaansche schepen waren officieren en
manschappen op dek geposteerd. De ge
zant heeft de grootst mogelijke hoffelijk
heid ondervonden, terwijl de Amerikaan
sche autoriteiten alle maatregelen tot zijn
bescherming getroffen hadden.
0e H. Stoel en de duikbootenoorlog.
De „Giornale d'Italia" bevat een lang
gesprek met een pauselijken diplomaat.
Het Vatikaan, zegde deze, zal in den duik
bootenoorlog niet tusschenkomen, omdat
de Paus reeds in het algemeen de oor
logsmethodes tegenstrijdig met de moraal
en het volkenrecht heeft veroordeeld en
de onbeperkte oorlog ter zee daar van
zelf onder begrepen is.
NEW-YORK, 20 Febr. De „New-York
World" weet te melden, dat Roosevelt
bij een eventueelen oorlog met Duitsch-
land een expeditie-leger van 200.000 man
op de been zal brengen om naar Euro
pa over te steken.
De Paus en de vrede.
BOEDAPEST, 20 Febr. (H.N.) De Paus
richtte een antwoordschrijven aan de Hon-
gaarsche bisschoppen ter beantwoording
van de aan hem gerichte gelukwenschen
ter gelegenheid van het Kerstfeest. Aan
het slot van dit schrijven zegt de Paus,
dat de vredesplannen verder tot rijpheid
zullen moeten worden gebracht en de
pogingen, om den vrede te verkrijgen,
steeds weer moeten worden vernieuwd.
Een nota van Amerika.
De Amerikaansche regeering heeft in
een memorie aan den Oostenrijk-Hongaar-
schen gezant van ,buitenlandsche zaken
gericht, nadere opheldering gevraagd om
trent het standpunt, dat de Donau-monar-
chie ten opzichte van den U-oorlog in
neemt.
Overbodige vraag feitelijk, daar van
hem eene boterham gegeven had.
„Je zuster? Ik dacht dat het je vrouw
en kind was?"
„Vrouw en kind? Nooit gehad! Nooit
krijgen! Willen me niet hebben. eBn te
leelijk. Maar zeg, en vergeet dat nu niet,
als we thuis zijn niemendal dan goed
van den Graaf, hoor! Zij houdt veel van
hem en joeg me zeker de deur uit, als
ik kwaad van den man sprak".
Ze waren nu spoedig in het ellendige
hutje waar een flink vuur aangelegd was.
„Ik dacht zoo, dat je jezelven wel
eens zou willen drogen, jongen!" zei
ze. „Schuif bij!"
Jan schoof bij en knapte "bij dat vuur
heel gauw pp. Zoodra hij droog was,
wilde hij heengaan, doch de vrouw gaf
hem eerst wat te eten en zei: „Doet
je lijf maar eens te goed! Het zal je
smaken!"
Nu dal. het hem smaakte sprak van
zelf. Iemand, die zooveel doorstaan en
zoo weinig in 'de maag gekregen had,
kon best wat gebruiken, en weer dacht
hij er niet aan, dat het bij zijne moe
der veel zindelijker was, en dat het wel
wat vies was van zulk een tafel te eten.
„En waar moet je nu heen?" vroeg
het manneke.
„Naar h-uis, als ik kan!"
„Het is me zoo even in de buurt.
Welk weder zullen wij hebben
Verwachting tot den avond van 22 Febr.
Zwakke tot matigen wind uit Oostelijke
richtingen. Zwaarbewoikt tot betrokken lucht.
Mogelijk eenige regen of eneeuw. Tempera
tuur om het vriespunt 's nachts. OverdaB
lichte dooi,
Oostenrijk-Hongaarsche zijde reeds her
haaldelijk en met nadruk verklaard is,
dat men één van zin en één van geest
is met Duitschland, waar het een onvoor
waardelijke doorzetting van den onheperk-
ten duikbooten-oorlog betreft.
Een voorstel van Carranza.
Naar de „Köln. Ztg." uit New-York ver
neemt, heeft Carranza aan de Vcreonigde
Staten van Amerika en aan de Zuid-
Amerikaansche Staten Brazilië, Chili, Peru
en Argentinië een uitnoodiging gericht om
te zamon met Mexico een pan-Amerikaan
sche liga van neutralen te vormen, die
ten doel heeft den uitvoer van oorlogs
materiaal uit het Amerikaansche vaste
land naar de oorlogvoerende mogendhe
den te verbieden.
OUITSCHLAIV».
Fabriek in de lucht gevlogen.
Volgens berichten uit Stockholm aan den
„Lokal Anzeiger" is de alluminiumfa-
briek van de firma Jansen in Groot Och-
ta, do grootste in haar soort, in de lucht
gevlogen. Een groot aantal arbeiders zijn
omgekomen.
Een mijnbrand. Naar uit BeuLhen
gemeld wordt, is aldaar in de Paula-mijn
door onbekende oorzaak brand uitgebro
ken; 5 mijnwerkers zijn omgekomen. De
brand is afgedamd; een arbeider bevindt
zich nog in het afgesloten gedeelfe.j
Tweede Kamer.
(Zitting van 20 Febr.)
Na beëediging van Mr. Van Schaick,
het nieuwe lid voor Piheden, wordt voort
gegaan met de behandeling van de oor-
logsbegrooting.
Dhr. Ter Laan (Den Haag) verklaart,
dat de sociaal-democraten Wijven weige
ren mede te doen aan uitbreiding van
het. leger. Hij dringt aan op verminde-
Je woont in het Graafschap Holland hé?"
„Ja, dicht bij de Lek. De Swanen
burgh ligt het dichtst bij Schoonhoven!"
„Zoo, zoo! Maar, weet je wat je wel
kon doen? Je kon wel eens wat gaan
slapen, en als je dat gedaan hebt, zal
je wel wat opgeknapt zijn en mij alles
eens haarfijn vertellen! Want er aan ge-
looven moet hij, halen waar halen!"
„Wie is 'die hij, Salomo?" vroeg do
vrouw.
„Hij? Wel, die jongen daar, wie an
ders?" antwoordde het ventje en deed
al wat hij kon om Jan op een strop-
zak te krijgen, hetgeen hem eindelijk
ha veel moeite gelukte.
Toen Jan sliep ging Salomo naar bui
ten en wenkte zijne zuster om dat ook
te doen.
„Wat had-je nu alweer?" vroeg de
vrouw.
„Lize, ik ben bij den Graaf wegge
jaagd, dat weet je! Maar dat deed de
Graaf nietdat hebben de Edelen me ge
lapt, Zij lieten mij zoogenaamd stelen,
dat weet je. Ik zeide die lui te veel
de waarheid. En nou moet ik weer naar
Holland!"
„Naar Holland? Waarom?"
„Weet je wel, dat ik met de vijan
den. van onzen Graaf heul'5
(Wórdt vervolgd