ta en Tijdsehrit F. n 100 - GOES ïss&tat z'tz"' De Groote Oorlog. eo goedkoop gelui No. 11. Dinsdag 25 Januari 1916. Twaalfde Jaargang. CEKBANK een Meid Verschijnt eiken MAANDAG-.JVOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. De Zuiderzee. vr firsts BIKNENLA NDT tschappij „De BREDA. arkt 7, Tel. 436 ten kantore dei tie, VAN DER MINNE ANT. B n REPAREERT UW worden oekbinderij vat MELANGE BOTE al 1 I hand' voet 11 11 I van een n I I een *1 k nd^Vet- Z0°-I.anfer ^'en" Losse Oorlogsberichten. De Watersnood. personeel tegen ie, J. A. PIJPERS. ES. nhout, Kerkbanken, oolbanken enz enz. evestigd: ,_N HEST. JOOSEN. C. J. GROOT. BUISSING n Rekening-Courant e rente. zonder Provisie en opzegging 2l/2 '|i den 2J/a nd zwaar, per stulc f2.2 stuks f 3J LANGE f2.75. embours/.ending 10 cerf ing „De Alkmaarschi- aar. BITTEN me» en zonde erk tot de fijnste Goui' nden worden bruikbaa1 ndag, Woensdag en Zate Dam N.Z. 12. voor Mond- en Tandzietfl -, Tandarts, Middelburg. T A 22. RIJZEN. Vraagt "90 50 cent per pond. kjNSE, Dam, Middelt)»'' lirect gevraagd >og loon. Melken geen ve«1 IOLKER, melkhandel, Bo»»1 Mei a. s. d, bij A, VAN HOOTED WE ZEEIIWSCHE d« Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes 0.75, daarbuiten ƒ0.95 Afzonderlijke nummers 5 cent, dubbele bladen 10 cent. Advertentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór half drie en Vrjjdag vóór een uur 's namiddags. Kantoor v. d. AdministratieGanzepoortstraat C ;2o9, GOES. Tel. interc.Directie no. 33. Redactie no. 97. Reclameberichten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs. Advertentiën van 15 regels ƒ0.50; iedere regel meer 10 Ct. Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 _X berekend. Dienstaanbiedingen 6 regels voor 25 Ct. A contant. De abonné's op dit blad, in het bezit der door de HM JA gulden bij verlies van beide BSi gulden bij directie uitgereikte polis, zijn, overeenkomstig de j£ fl II handen, voeten of oogen. st». ra D verlies van een daarvoor vastgestelde Verzekeringsvoorwaarden, V 1 Voorts bij ongeneeselijke g jp gg hand, voet GRATIS verzekerd tegen ongelukken voor: verstandsverbijstering; R NJ of oog; De uitkeering der bovenstaande bedragen is gewaarborgd door de „Hollandsche Algemeene Verzekerings-Bank" te Schiedam. J !T" Iftl fulden bij IA A gulden-bl A fl gulden bij g\mm i I Ve van een f I 11 verlies j verlies van I E W of oog; duim; wijsvinger; ^-4 gulden bij verlies van eiken anderen vinger. gen. (Slot.) In ons vorig artikel gaven wij een over zicht van het Zuiderzeevraagstuk In ver band met de plannen tot gedeeltelijke drooglegging van dien plas en stelden op het einde tegenover de begeesterende aanprijzing van Mr. Vissering de onrust barende verklaring van den heer Mans- holt, die er voor waarschuwt om toch niet rnillioenen guldens weg te gooien aan de verplaatsing, niet aan het Wegnemen van het overstroomingsgevaar. „Door den minister" zoo zegt hij „en ook,1 door andere zoogenaamd deskundigen schijnt stilzwijgend te worden aangenomen, dat het vloedwater langs onze Noordkust door de binnendijking der Z.Z. niet hooger zal stijgen, waarschijnlijk van de redeneering uitgaande dat de Z. Z. als bergplaats voor het vloedwater in vergelijking met de ge- heele Noordzee van geen beteefcenis is. Ik ben. dit volkonmn met hen eensj maar dit is de vraag niet. De vraag is: of de Z. Z. groot genoeg is om het water, dat binnen de weinige ure-n, waarin het vloedwater door de zeegaten naar binnen stroomt, op te hemen, en zoodoende van invloed kan zijn op het hoogtepeil binnen de eilanden. En dit is wel terdege het ge val, zooafs uit het onderstaande zal blij ken. t J De heer Mansholt levert dan ,een gede tailleerd betoogd waarvoor een reeks wa terstanden hem de gegevens leverden en gaa.t verder in dezer voege voort „Zoo had b.v. op den 12en Maart 1906 het vloedwater te Vlieland zijn hoogsten stand bereikt te 10 uur 50 min. n.m,, zijnde 2.56 M. j- A. P., terwijl eerst den volgenden dag te drie uur v.m., dus) meer dan 4 uur later, te Elburg de hoogste stand bereikt was„ m. a. w. toen te Hieiand reeds sedert meer dan 4: uuif M W3S inge'reden. Met het oog op deze feiten ligt het m. toch voor de hand, dat Z.Z. a& belfnl^v uf1 het vloedwater van groot knaiï -ite' Wflne«r WÜ een blik op de Kaait slaan, dan zien wij direct dat de deT Z' /j' binnen 'den af sluitdijk, die, zooals men weet, oenro- Frie h T h6t eiIand Wicringln op de Fnesche kust, minstens zoo moot is al» de oppervlakte van het wad bin' San/'lami7 Bij de" fegenwoordigen toestand zgn deze beide ruimten te he schouwen als bergplaatsen van 't vloed water dat in, den korten tjjd, dat de stornivloeden opkomen, door de'zeegaten kan binnenstroomen. Indien wij nu. deze S Van den gewonen tijd zal volstroo- Niet alleen, dat daardoor de golven on geen op zich zelf reeds be denkelijk is hut water zal ook onge veer zooveel hooger rijzen, als geborgen kan worden m de Z. Z. verdeeld ov^ de oppervlakte der wadden. ik zou niet weten wat op deze iede- neenng is af te dingen en daarom moet bet des te meer bevreemden, dat noch staatscommissie van 1892, noch de minister van Waterstaat «enige aain- rifl llS cfa, dlt he'angrijke punt. De bedoelde Staatscommissie nam een voudig en zonder tsr nader orer uit te weiden, aan, dat de vloedhoogte vóór en na de afsluiting geljjk zou blijven. Hoe is inT^Ti F minister over denkt s my onbekend ,maar naar Verluidt, ligt scherii €J-nm bedoeling aan de vis- aari de Z ^^wante bedryvcn op en tor- ff. i bclaagiijkie vergoedingem toe te kennen voor de vernietiging hun- ver bekend SV00rWaarden 'maar er is' 20°- veLedi™ 'f811 Spraak van eventueele aan den munster blootlegde, maa/dafrop nog geen antwoord ontving, zich in alle bescheidenheid de vraag: hoe durft ge als leek in het vak u vermeten uwe afwijkende meeningen te stellen tegenover die van tal van deskundigen. Die vraag beantwoordt hij door zich te beroepen op de opiniën 'van deskundigen, die over de drooglegging der Zuiderzee in ver band met het vloedwater, evenzoo denken als hij. Zoo citeert hij b.v. de conclusie, waartoe wijlen do heer H. E. de Bruijn, hoofdingenieur van 's Rijks Waterstaat, na de bestudeering van het vraagstuk kwam en die aldus luidt: „Ook hierdoor is practisch bewezen, dat het hoogwater te Harlingen (en dus ook verder oostwaarts zegt Mans- holt) bij afsluiting van de. Zuiderzee zal verhoogen. Verhoogt het hoogwater dan is ook verhooging van de storm vloeden te verwachten. De bewering van de Staatscommissie dienaangaande is niet juist." „Ook de oud-hoofdinspecteur van 's Rijks Waterstaat zoo gaat de heer Mansholt voort -de heer A. Bekaar, heeft in een analoog geval op 'grond van een omvangrijk onderzoek aangetoond, dat na de afdamming van het Sloe het vloed- water op de Wester-Sehelde minstens 2 decimeter was gerezen." De heer Mansholt besluit zijn betoog, met te constateeren van welk groot belang het is, het Zuiderzeevraagstuk ook van deze, door hem in het licht gestelde, wijze te bezien. Niet alleen de belangen onzer kustpolders vanaf Den Helder tot Nieuwe Schans zijn er bij betrokken, maar ook die van geheel de beide provinciën Gro ningen en Friesland, ja van geheel Neder land. Uit het bovenstaande zal de lezer ge makkelijk kunnen besluiten, dat het met 't Zuiderzeevraagstuk nu juist niet zoo een voudig staat geschapen als sommigen wel meenen, die zeggen: gooi den boel maar dicht. Immers, indien de bezwaren van den heer -Mansholt c. s. gegrond zijn en inder daad door de gedeeltelijke drooglegging der Zuiderzee het overstroomingsgevaav voor de provinciën Friesland en Gronin gen zou toenemen, dau zou het in den letterlijken zin des woords gekkenwerk zijn, rnillioenen guldens uit te geven met de wetenschap, dat wij rampen, zooals ze ons in den stormvloed van 13 Januari tegengrijnsden, van Holland en Gelder land afwentelen jom ze Groningen en Fries land in nog zwaarder gestalte op den nek te werpen en het wil ons dan ook voor komen, dat de langzaamheid, waarmede het Zuiderzeedroogmakingsplan in den loop der jaren voortschreed, niet zoozeer is te wjjten aan twijfelmoedigheid, achter lijkheid en andere ondeugden, waarover Mr. Vissering in het „Handelsblad" onze natie kapittelde, maar zijn ontstaan dankt aan het beleid en de voorzichtigheid, die den Nederlander nimmer over één nacht ijs doen gaan en hem in het onderhavige geval ervan terug doen schrikken zijn geld en energie te besteden aan een plan waartegen zulke gewichtige bezwaren, als door den heer Mansholt ontwikkeld, blij ken te bestaan. En wij geven hen gelijk, die zeggen, dat, waar nog steeds .een groot gedeelte van ons land bestaat uit dorre heide, het practischer en minder gevaarlijk is onze rnillioenen te besteden voor de ontginning dier gronden, dan ze uit te geven voor indijking en -droogmaking van „een bijna waardeloos moeras", met op den koop toe het gevaar van toekom stige waterrampen voor Friesland en Gro ningen. In allen gevalle gaat bij deze kwestie de vergelijking met den Haarlemmermeer het klassieke voorbeeld van inpoldering op groote schaal uit don lateren tijd piet op. De voorstandera van de Zuiderzee- demping zullen ar zich ongetwijfeld van bewust zijn, dat dit werk van heel wat moeielijker en gecompliceerder aard is, dan de drooglegging van het zoetwater- meer bezuiden Haarlem; de door den heer Mansholt geopperde bezwaren bewijzen dit. Of evenwel die bezwaren van zoo'n ingrijpenden aard zijn, als de heer Mans holt voorgeeft? Ongetwijfeld stroomen bij hoogen vloed ontzaggelijke watermassa's door de zeegaten tusschen de Noord-Hol- landsehe eilanden uit de Noordzee de Zuiderzee binnen, maar wijl dat zeewater allereerst de zeer uitgebreide slikgronden overspoelt, die iu het noordelijk deel der Zuiderzee liggen, hebben die enorme hoe veelheden binnenkomend Noordzeewater bijna geen invloed op den waterstand der eigenlijke Zuiderzee beneden Wielin genStavoren, welk gebied voor gedeelte lijke drooglegging in aanmerking komt. Terwijl het verschil in waterstand in de de zeegaten eenige meters kan bedragen, is het verschil bij .Enkhuizen tusschen hoog; en laag water slechts enkele deci meters en is dit verschil in bet zuidelijk en oostelijk deel van Amsterdam over Harderwijk tot Lemmer bijna niet meer merkbaar. Ook het zoutgehalte der Zuiderzee geeft in deze iets te leeren. De verschillende zoetwaterstroomen, die er in uitmonden, werpen in één etmaal, ruw geschat, circa 44 millioen M3. zoet water uit. De hoeveel heid Noordzeewater echter, welke door de zeegaten de Zuiderzee binnenvloeit, be draagt in één etmaal 3500 millioen M3., dus ongeveer tachtigmaal zooveel. Wegens do bovenvermelde overstrooming der slikgronden eii het aldus telkens weder gevormde reuzenbassin, heeft die overwe gende massa zeewater zoo goed als geen invloed op het zoutgehalte der eigenlijke Zuiderzee, 'beneden de lijn Wieringen Stavoren. Terwijl toch dit zoutgehalte bij Tessel nog 3 pCt. is, is het bij Muiden en Harderwijk niet veel meer dan i/2 pCt. Dat dit alles van geen geringen invloed is op de gesteldheid van den Zuiderzeei- bodem, speciaal van dat gedeelte, dat voor inpoldering in aanmerking komt, spreekt vanzelf, en men komt, op dit alles af gaande, in verzoeking, aan de waarheid van de bewering van den heer Mansholt: de Zuiderzee is „een bijna waardeloos moeras", te twijfelen en meer te gevoe len voor de opinie dergenen, die op grond van het geringe waterstandsverschil en het geringe zoutgehalte van de zuidelijke Zuiderzee aannemen, dat bij afdamming tusschen Wieringen en Piaam, aldaar een polderland kan worden verkregen van vrij gelijkmatige oppervlakte en voor een in tensieve cultuur niet ongeschikt. Wat er van zij, nu wellicht binnenkort het Parlement de regeeringsvoorstellen in zake de drooglegging der Zuiderzee zal hebben te onderzoeken, past het dat zij, die hierin een woord hebben mede te spreken, zich daarbij niet laten leiden door leuzen of machtspreuken, zelfs niet door het me delijden met de ramp-, welke de kustl^ woners der Zuiderzee in Holland en Gel derland onlangs heeft getroffen, maar dat zij voorgelicht door deskundigen, de kwes tie van alle kanten bezien, het voor en tegen naarstig wikken en wegen en dan het besluit nemen, dat hun het beste toe schijnt in het welbegrepen belang vaji land en volk. De toestand. Het Montenegrijnsche raadsel schijnt zóó te moeten worden opgelost, dat de Monte negrijnsche bevelhebber, volgens de „Petit Parisien", generaal Martinowits, van geen overgave wilde weten en dat koning en regeering zich bij de weigering van het leger hebben neergelegd. Langzamerhand beginnen de Duitsche bladen te erkennen, dat er te Vroeg gejuicht is over de onder werping van Montenegro. Volgens te Bern ontvangen berichten uit Duitsche bron is er een gespannen verhouding ontstaan tusschen de regee ringen te Berlijn en Weenen tengevolge van de verbreking van de vredes-onder- handelingen met Montenegro, waarvan de eischen der Oostenrijksche diplomatie de oorzaak zijn. Do diplomaten schijnen dus weer te hebben bedorven, wat de militairen had den bereikt. Als dat waar is, is weder een bewijs te meer geleverd, hoe noodzakelijk het zal zijn, na den oorlog de ouderwetsche methode, volgens welke de diplomaten (>p eigen houtje buiten elke controle vau het parlement om, beslissen over het wel Ipn wee der volken, grondig te herzien. Ook de „Popule Romano" is niet over de diplomaten en staatslieden te spreken. In een artikel luchtte het dezer dagen zijn wrevel over het uitblijven der over winning bij de Entente, die alle kansen had om te zegepralen. De schuld aan de nederlagen, zegt het blad, dragen de staatslieden, vooral de Engelsche. Tot nu toe hadden dezen angst voor dienstplicht. Hunne oplossing was: veel goud, maar weinig bloed. Zagen zij dan niet, hoe ernstig de toe stand was? De opmarsch in Polen; het einde van Servië; het bankroet in den Balkan; de bedreiging van Saloniki en Egypte en de doodsstrijd van Montenegro moesten hen tot bezinning brengen. Thans klampt men zich in Engeland Weer aan een andere hoop vast, n.l. aan het resultaat van den economischen boy cot van Duitschland. Er zijn altijd nog menschen, die meenen, dat Duitschland door gebrek aan goud kan worden be^ dwongen. Men moet afstand doen van deze illu- teies. Duitschland kan op geen andere wijze overwonnen worden dan door soldaten. Buiten deze waarheid is er geen redding. Dat moet men jin Engeland, maar ook in Italië begrijpen. De volkeren der Entente verwachten voor het einde van den herfst van 1916 een succes. Wanneer voor dien tijd een groot, beslist succes behaald zal zijn, zullen de verbonden naties met kalm te een derden winterveldtoeht tegemoet zien. Doch dit succes is noodzakelijk. Daarvoor moeten de ministers zorgen en daarin eensgezind worden. De Italiaansche pers, ofschoon met vol doening gewag makende van de berichten over het afbreken der vredesonderhande lingen met Montenegro, maakt zich geen illusies over den uitslag van de hervatte gevechten. Koning Konstantijn van Griekenland heeft den correspondent van de Associated Press zijn nood geklaagd over de bezet ting van een aanzienlijk Grieksch grond gebied door de geallieerden. Men be roept zich op militaire noodzaak aldus de vorst hetzelfde ar gument, dat de Duitsehers gebruik ten, om België binnen te vallen en Luxem burg te bezetten. Men voert wel aa,n, dat de onzijdigheid van Griekenland niet door de mogendheden, die haar schon den, gewaarborgd was, zooals met België liet geval was, maar dat houdt geen steek, aangezien de onzijdigheid van Korfoe door Engeland, Frankrijk, Rusland, Oostenrijk en Pruisen gewaarborgd is. De Koning zeide, dat in het begin-80 procent der bevolking op de hand der geallieerden was, nu geen 20 procent pieer. Z. M. geloofde, dat het zeer moei lijk, zoo niet onmogelijk zou wezen, om Duitschland te verslaan. Naar aanleiding van dit interview heeft een voornaam Fransch persoon een lange verklaring afgelegd aan den Parijschen correspondent van de „Associated Press". Volgens de „Daily News" heeft hij o.a. het volgende gezegd: „-Er is geen kwestie van de bezetting van Griekenland, maar slechts van het tijdelijk gebruik van zekere "deelen van Grieksch gebied. De geallieerden gingen slechts naar Saloniki met het doel om Servië, Griekenland's bondgenoot, hulp te verleenen. Men kan deze zaak niet ver gelijken met de bezetting van België, zoo als Koning Konstantijn heeft gedaan. De woede van Duitschland over de tegen woordigheid van de geallieerden te Kor foe en Castelloriza, bewijst, dat het deze eilanden heeft benut als duikbootenbases. Het falen van do Gallipoli-onderneming en het verpletteren van Servië waren te Wijten aan Griekenland's weigering om iz'ijn verplichtingen jegens Servië te vervullen." Welk weder zullen wij hebben Verwachting tot den avond van 25 Jan.: Meest matige tot krachtigen, Zuidelijke tot Westelijken wind. Betrokken ot zwaar bewolkt met tijdelijke opklaring, waarschijn lijk eenige regen. Iets Zachter. Vliegmachines boven Engeland. LONDEN, 23 Jan. (Reuter.) Het Pers bureau meldt, dat een vijandelijk vlieg tuig, gebruik 'makend van het volle maan licht, over de Oostkust van ICent, heden ochtend om een uur heeft gevlogen. Ne gen bommen werden kort op elkaar ge worpen. Daarna keerde het vliegtuig terug. Er is geen schade aan militaire werken aangericht, wel' eenigszins aan particu liere eigendommen. Een brandbom veroor zaakte een brand, welke om twee uur geblugcht was. Een burger werd gedood, twee mannen, een vrouw en drie kinderen zijn licht gewond. LONDEN. 23 Jan. (Reuter.) Het mini sterie van oorlog deelt mede, dat twee vijandelijke zee-vliegtuigen heden 'kort na negen tuur weder een aanval' deden op de Oostkust van 'Kent. Er werd hevig op de vliegtuigen geschoten; zij verdwenen, ach tervolgd door onze militaire vliegers. Er is niets gemeld Van schade of gewonden. PARIJS, 22 Januari (R.O.) De „Temps* meldt, dat de zetel der Montenegrijnsche regeering naar Lyon overgebracht is. LYON 22 Januari. (R. O De koningin en de priusessen van Montenegro kwa men te Lyon aan in een koninklijken Italiaanschen trein. De prefect van het Rhöne-departement en generaal d'Amade begroette aan het station de koningin, die zich naar het Royal Hotel begaf, waar een appartement in gereedheid is gebracht. De Brief van de Belgische bissohoppen. Naar de correspondent te Milaan van de Daily Chronicle, door bemiddeling van vrienden in het Vatikaan, vernoemt, heeft kardinaal Gasparri aan kardinaal Mercier, den moedigen Belgischen bis schop, medegedeeld, dat het hem onmo gelijk is geweest onder de leden van de katholieke kerk in Duitschland den brief te verspreiden, dien het Belgische epis copaat tot hen gericht heeft. De Paus zou aan kardinaal Hartmann die be langrijke taak opgedragen hebben. Toen deze te Keulen aankwam, heeft hij van den Duitschen keizer het zeer formeele verbod ontvangen om aan de bisschoppen een kopie van den brief te doen toe komen of zijn inhoud op andere wijze te verspreiden. (Dit laatste wordt van Duitsche zijde tegengesproken. Red) Kardinaal Mercier tracht thans van den Paus een uitspraak omtrent de in België door de Duitsehers bedreven gruwelen te verkrijgen. H. M. de Koningin heeft einde vorige week aan de verschillende kerkgenoot schappen het verzoek gericht, Zondag jl. te willen bidden voor de door den wa tersnood getroffenen. Vrijdag bezocht de Koningin de over stroomde streken bij Hoogland, Bunscho ten en Spakenburg De tocht naar laatst genoemd plaatsje geschiedde in een open roeiboot. Vanaf Hoogland werd de terugweg per auto genomen over De Ham. Omstreeks vier uur keerde de Koningin van Amersfoort naar de Residentie terug. De toestand te Monn-ikendam is beter.

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1916 | | pagina 1