De Groote Oorlog.
No. 31. TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag 13 Maart 1915.
Losse Oorlogsberichten.
Alles voor allen.
Hij was een prins der Iverk. Maar nie.t
aan de eer, doch aan den last van het
bisschopsambt hing ,het heet verlangen
zijner van liefde en zielenijver over
vloeiend gemoed. Blijmoedig droieg hij dien
in navolging van Hem die gezegd heeft:
„Mijn juk is zoet en mijn last, is licht".
En zoo was deze bisschop in de hui
dige oorlogsdagen, nu de geschiedenis
van zoo menig volk slechts met bloed
en tranen beschreven wordt, een trouw
bezoeker der hospitalen en lazaretten,
niet om er door zijn vluchtige verschij1
ning van kerkvorst te imponeeren, maar
om zelf het werk van den ziekenoppas
ser mee te verrichten en met het op
beurend woord van den zielenherder ook
de lichamelijke hulp van den barmhaiv
tigen Samaritaan aan den lijdenden even-
mensch te verstrekken. Want zijn groote
ziel vroeg niet, of daar een vriend of
een vijand van zijn land lag te krim
pen van pijn, of daar een Katholiek of
een schismatiek lag te worstelen met den
dood. Hij vroeg alleen of daar een mensch
lag, zijn medebroeder in Christus, zijn
evennaaste.
En als bisschop eener Kerk, die voor
alle volken en alle tijden is, omvatte
hij allo ongelukkigen, hetzij gewonden,
hetzij gevangenen, in zijn waarlijk aposto
lische liefde en bewees hij door zijn on
vermoeide hulp aan de zieken en ge
kwetsten, zijn menigvuldig nachtwaken
aan de sponde van ongelukkige lijders,
dat ook heden ten dage in Gods Kerk
het schoone woord van Paulus geen ijdele
klank is: „Ik hen alles voor allen ge
worden, om allen te winnen vooir Chris
tus".
Wordt het schoon en zoet geacht voor
het vaderland te sneven, en griffelt
men op den grafsteen van gesneuvelde
strijders bij voorkeur de zinsnede„op
het veld van eer gevallen", hóéveel
schooner- en verdienstelijker moet het dan
niet zijn te sneven op het veld der Chris
telijke liefde. Heeft niet een Goddelijke
mond gezegd.„niemand heeft grooteï
liefde dan liij, die zijn leven heeft voor
zijne vrienden"?
En zoo werd het dan den liefdadigen,
gjrootmoedigen en menschlievenden bis
schop, niet zonder eene geheimvolle be
schikking der Goddelijke Voorzienigheid,
gegeven, zijn leven te laten op het veld
der liefde, getuige van zijn ontroerende
heldendaden ten dienste van déta evten-
mensch.
Bij het bezoeken en verplegen van be
smettelijke zieken onder de krijgsgevangen
vijanden zijns vaderlands deed zijn van
nature wel krachtig, maar door overma,-
tigen arbeid uitgeput lichaam de kiemen
op van vlektyphus en was de kunst niet
bij machte het doodsgevaar te bezweren.
Den 2en Maart j.l. werd zijn toestand
ernstig bevonden en spoedig daarop volg
de de dood.
Thans is deze heilige kerkvorst, deze
volksbisschop bij uitnemendheid met zijn
open gelaat, zijn blijmoedig oog, zijn veer-
krachtigen tred voor goed heengegaan.
Maar als de parfum van geurende bloe
men, verspreidt zich alom de faam van
zijn liefde, zijn hulpvaardigheid, zijn
mededoogen met wie in leed. en droe
fenis was en men vraagt zich niet af,
of hij een Duitscher of een Franseh-
man of een Oostenrijker of een Engelsch-
nian was, men vraagt alleen hoe hij
heette, want zijn naam behoort aan ge
heel de Kerk en verdient aan de ver
getelheid ontrukt en der dankbare ve'r-
ceiing van het nageslacht te worden toe
vertrouwd.
Mgr. dr. Rudolf H i 11 m a i r, bis
schop van Linz, in Oostenrijk, is wel
waard in de annalen der Keric voort
te leven als een andere Johannes, nis
een apostel der liefde bij uitnemendheid.
Waar de Katholieke Kerk op Paasch-
Zaterdag, bij den aanblik van don ver-
rijzenden Godmensch durft zingen: „O
gelukkige schuld (van Adam), die ons
zulk een grooten en verheven Veriosseï!
heeft doen verwerven!", daar is men hij
het aanschouwen van dit bisschoppelijk
leven haast geneigd om uit te roepen:
O, gelukkige oorlog, die ons zulke hel
den van naastenliefde weet te schen
ken!
De toestand.
Zoowel in Engeland als in Frankrijk
zijn stemmen opgegaan om te waarschu
wen tegen de meening, dat het den
bondgenooten voor den wind gaat en
men het met Duitschland wel in een
handomdraaien zal weten klaar te spelen.
De Engelsche oud-minister lord Sel-
borne schrijft o.a. in een brief aan de
„Times"
„Wie zal er zich over verbazen, dat er
zulk een betreurenswaardige meening
heerscht? Het persbureau glijdt voort
durend over het slechte nieuws heen en
overdrijft het gunstige". Alles wat maar
geschikt is om den trots der Britten te
streelen, wordt naar den voorgrond
geschoven en men doet zijn uiterste best
om hun gevoelens te sparen. Het onaan
gename nieuws wordt op den achtergrond
gehouden met liet gevolg, dat het gevoel
voor verhoudingverloren gaat en het
perspectief verdwijnt.
Ondanks al de dapperheid door de
troepen van de bondgenooten tentoon
gespreid, houden de Duitschers vrijwel
hetzelfde gebied in België en Noord-
Frankrijk bezet als voor vier maanden
terwijl de Duitschers en Oostenrijkers in
het Oosten tegenover de aanvallen der
Russen stand weten te houden. De stille
druk door de vloot geoefend, heeft de
Duitsche regeering zeer zeker veel last
veroorzaakt en aan liet Duitsche volk
een weinig ontbering. Maar de kans, dat
Duitschland door den honger spoedig tot
onderwerping zou kunnen worden ge
bracht is "al [even 'gering als dat zulks
met de bondgenooten zou gebeuren.
Zij, die het persbureau bestieren, ver
staan blijkbaar liet temperament van hun
landgenooten niet goed. Anders zouden
zij niet enkel zorgen, hun het slechte
nieuws te zeggen maar er zelfs allen
nadruk op leggen, dat liet dit eerlijk
dient te dragen en zij zouden daarentegen
bijzonder voorzichtig zijn met goed nieuws
en er geen plaats aan geven, die niet in
de juiste verhouding staat totlde betee-
kenis, die liet binnen de omvangrijke
schaal van den oorlog verdient".
De Britten zullen, zoo besluit lord
Selborne, den oorlog tot een goed einde
voeren maar toch alleen dan, wanneer
zij blijven doorvechten niet dezelfde
geestkracht als waarmede zij dien hebben
aangevangen.
Het gezaghebbende Fransehe blad „Le
Temps" acht zich verplicht de volgende
waarschuwing te doen hooren
„Zeker, er zijn aanwijzingen genoeg
dat de zaak der bondgenooten er wel
wat beter voor staat: de honger zal de
debacle voor Duitschland verhaasten en
liet rijk, uitgeput aan brachten en voor
raden, in de macht der geallieerden
leveren. Maar zoo ver zijn we nog
niet. Ook de uithongering kost tijd: zij
verslapt de krachten en de energie slechts
langzaam; slechts geleidelijk breekt zij
den wil. De Duitschers zullen op econo-
miscld'gebied even taai weerstand bieden
als opkmilitair gebiedzij zullen volhou
den tot hun laatste krachten. Zij weten
in den gewapenden strijd te sterven
zij zullen ook weten te lijden. Wii moeten
hun weerstandsvermogenniet onderschat
ten, want zoodoende zouden wij afbreuk
doen aan den heldenmoed van onze eigen
soldaten en tevens ons blootstellen aan
teleurstellingen.
Het Duitsche volk is opgevoed voor
den oorlog en allen, van de hoogst- tot
de laagstgeplaatsten, zijn doordrongen
van den geest van offervaardigheid, weg
cijfering van zichzelf en onderwerping
aan de eischen van den oorlog. Nog altijd
is de vijand, dien wij tegenover ons heb
ben, een geduchte kracht. Overwinnen
kan hij niet meer maar wel zich met
verwoedheid verzetten tegen zijn onder
werping en hij zal vechten tot het uiter
ste, laat men daarvan toch vooral over
tuigd zijn."
Uit het bovenstaande blijkt inmiddels,
dat men besloten is de zaak uit te vech
ten tot het bittere einde. Aan de Yser-
linie heeft het 42 cM. kanon zijn stem
doen hooren en worden dagelijks nieuwe
troepenafdeelingen door de Duitschers
aangevoerd; de beschieting van Nieuw-
poort bewijst, dat de Duitschers nog
eens willen probeeren daar de stellingen
der bondgenooten door te breken.
De Engelschen blijven ook voortdurend
aan nieuwe manschappen uitrusten, oefe
nen en aanvoeren, terwijl de koloniën
ook niet stil zitten. Dinsdag j.l. nog is
een tweede bezending troepen uit Cana
da in Engeland aangekomen. Nog wordt
beweerd, dat geheel de Fransch-Algier-
sche krijgsmacht naar de Dardanellen
wordt gestuurd, terwijl Egypte de ver
zamelplaats voor groote legerscharen is
en de „Vorwiirts", het Duitsche socia
listenorgaan in de Engelsche actie aldaar
allesbehalve bluf ziet. Rusland gaat zich
haasten om een leger naar Constantinopel
te doen oprukken, zoodra de kans van
inname dier stad door de Fransch-En-
gelsche troepen zeker is. Immers Rus
land wil dat alleen het schismatieke kruis
op de Aya Sofia zal verrijzen tusschen
twee haakjes een wensch wier vervulling
voor de Katholieke Kerk en het Westelijk
Europa groote nadeelen en moeilijkheden
met zich zal brengen.
Verder is Rusland nog van" plan
indien wat de attaché van het Russisch
gezantschap te Rome aan een Italiaansch
journalist mededeelde juist is binnen
een half jaar anderhalf millioen man naar
het oorlogsveld te zenden.
Dat alles ziende vraagt men zich af
hoe lang zal de verblinding van Europa
nog duren.
De gespannen verhouding tusschen
Oostenrijk en Italië schijnt iets beter te
worden, althans het Berliner Tageblatt
schrijft dat de kans op een betere ver
standhouding tusschen Italië en Oosten-,
rijk is toegenomen en dat de onderhan
delingen een vasteren vorm hebben aan
genomen. Op 'toogenblik is echter nog
geen bindend besluit genomen.
Ook de Vossische schrijft dat er een
nieuwe overeenkomst tusschen beide ver
bonden staten, die met het oog op de
door den wereldoorlog ontstane verhou
dingen, onvermijdelijk was. gebleken, aan
staande is, nu de moeilijkheden van
de inleidende besprekingen zijn over
wonnen.
De pastoor van Battice.
Over den pastoor van Battice, die als
franctireuiisleider wordt vervolgd, meldt
een „TïjkT'-corr.
Hij is een Leuvensch doctor in de god
geleerdheid, een mail, die zich hoofdzake
lijk in wetenschappelijke quaesties ver
diept. Zijne bibliotheek bestond voor een
goed deel uit Duitsche werken; veel ver
keerde hij in hot gezelschap van. Duitsche
schrijVers; zijn proefschrift verloochent
den Duitscheii invloed niet; :en zóó vol
bewondering was hijl voor Duitschland
tengevolge zijner studiën dat hij hij
het dreigend gevaar van den oorlog zijne
parochianen van den kansel er opmerk
zaam op maakte, welke buitengewone
uitingen tan godsdienstzin, vroomheid en
zedelijkheid zij van de Duitsch soldaten
zouden zien. Zijln ietwat lichtzinnige pa
rochianen zouden daar nu eens een voor
beeld laan gaan nemen?
De geestdrift duurde, tot do Duitschers
met hunne voorbeelden voor den dag wa
ren gekomen.
Een schandelijke maatregel.
iWEENEN, 10 Maart. (Wi. B,) Uit het
oörlogsperskwaltier wordt Id.d. 9 Maart
gemeld: „Hedennamiddag verscheen voor
de versterkte stelling van onze troepen
noordelijk van Nadworna een Russisch
parlementariër met do volgende mede,-
deeling: Op bevel van den Russischen
kommandant ziülen morgen ongeveer 1500
Jodenfamilies, die thans bij Kamiona en
Tysmienaczany worden bijeengebracht,
over de Russische linie heen naar dei
Oostenrijkscli-Hongaarsche troepen wor
den gedreven".
En daar de Joden vreesden te wordejn
beschoten, kwam de parlementariër dit
mededeelen. Door dit optreden wil de
vijand duizenden non-conbattanten, die
hij van brood en onderdak heeft beroofd,
als een schild voor zich uitdrijven om
zonder gevaar onze stellingen te nadelen.
Doch dit schandelijk optreden kan niet
geduld worden, hoezeer men ook mede
lijden hebbe met de slachtoffers van bar-
baarsche willekeur. Daar een wapenstil
stand door den vijand niet is aangeboden
en door ons ook niet aanvaard zou wor
den moet dus hij iedere nadering van
den vijand .gevuurd worden.
Het volgende antwoord is meegegeten:
„Het overschrijden der linie 'kan niet ge
oorloofd worden; een strook van het eigen
front wordt onder vuur gehouden. Ik ver
zoek u aan de Jodenfamilies in Kamiona
en Tysmieniczany dit mee te deelen en
voeg erbij, dat de vreeselijke verantwoor
ding voor een dergelijk onmenschelijke
handelwijze op den Russischen komman
dant drukt, die het bevel gaf. Zijn optre
den zal aan de geheele wereld bekend
worden gemaakt.
Waar is de Kroonprins?
Sommig© Fransehe bladen houden zich
met een zekere gewichtigheid bezig met
de vraag, waar de kroonprins is! Er gaan
n.l. voor den zooveelsten keer geruchten,
dat hij gedood zou zijn. Eenigen zeggen,
dat er een raadselachtige brief uit Berlijn
is gekomen, waarin stond, dat de Kerst
feesten treurig zijn voorbijgegaan, om den
grooten rouw, welke het hof beeft getrof
fen.... Men idenkel En in den Elzas is
men reeds lang .overtuigd, dat de kroon
prins gesneuveld is. Of eigenlijk niet ge
sneuveld, maar gewond ©n aan zijn
wonden overleden. Er moet n.l. een zeer
geheimzinnige gewond® vervoerd zijn naar
een paleis in Straatsburg en een der
eerste chirurgen werd ontboden om zijn
hulp te verleenen. Alles even gteheinq
Er zijn er, die zeggen, dat de chirurg aan
stonds is gedood, om het geheim mee in
zijn graf te nemen. Dan is er nog een
brief in Neuchatel aangekomen uit Berlijn.
Daarin staat, dat iedereen in Berlijn weet;
dat de kroonprins dood is. Hij: most
overleden zijn in de laatste dagen van
December. Het hof is in den rouw. Men
verwondert zich, dat de censuur dit toe
gelaten heeft? De schrijver had dit laat
ste in microscopisch© letters geschreven.
De meest ernstige Maden, die aan deze
verhalen niet gelooven, vragen zich nog
met een zekere gewichtigheid af, waar
de kroonprins is, omdat men in koo langen
tijd niets meer van hom hoorde!
Als de kroonprins dat verneemt, zou hij
er wel eens aan kunnen denken, om al
die praatjes voor goed uit de wereld te
helpen en dan op een doortastende wijze.
Do Parijsche correspondent van „De
Tijd" schrijft:
„De tegenstelling tusschen de Katholie
ken der verschillende nationaliteiten, wel
ke in den oorlog betrokken zijn, zal
helaas opnieuw verscherpt worden.
Nadat onder het eere-voorzitterschap deij
kardinaal-aartsbisschoppen van Reims en
Parijs en medewerking der Fransehe bis
schoppen van de door Duitschland bezette!
gedeelten, Katholieke senatoren en Kamer
leden, redenaars, als pater Janvier, en
publicisten, als Francois Veuillot, een
propiaganda-oomité isi gevormd, hetwelk de
Katholieken in neutrale landen (ook iq
Nederland) door de waarheid over den
oorlog zal „gaan zuiveren van de Duitsche
leugens," is thans door dit comité ter
perse gelegd een boek: La Guerre alle
mande et l'Eglise catholique, hetwelk niet
weinig opschudding zal teweegbrengen, te
oordeelen naar hetgeen ik ier van zag in
manuscript en drukproef. Er zullen zeer
krasse staaltjes van anti-D.uitschdom in
voorkomen."
De duur van den oorlog.
Lord Selborne schrijft aan „De Times",
dat het voor Engeland zaak zal zijn, goed
to heseffen, dat alle zeilen moeten wor
den bijgezet om de Duitschers er onder
te krijgen, en dat het nog wel heel lang
kan duren, vóór het zoover is.
De Correspondenten in de Vereenigde
Staten van de Engelsche couranten zijn
heel Wat optimistischer. £ijl weten met
eenige stelligheid te profeteeren, dat de)
oorlog vóór het jaar om is; met een he
slisten overwinning van de Bondgenooten
zal zijn geëindigd.
Nog niet zoo lang geleden waren de
Amerikaansche militaire „deskundigen"
veeleer van opinie, dat de oorlog nog
jarenlang in staat van onbeslistheid zou
verkeeren en pas daarna een voor de
bondgenooten gunstigen keer zou nemen.
Nederland en Duitschland.
Een Vraaggesprek, dat de medewerker
K. van de Voorhoede" met een Duitsch
officieel persoon in België had, werd als
volgt besloten:
Ten slotte brachten wij nog met een
enkel wooid de positie van Holland ter
sprake, en zeer prees onze zegsman de
correcte houding' van Holland, dat zich
„niet aan een groote mogendheid verkocht
had" en dies op1 eene zoo schitterende!
wijze zijn neutraliteit handhaven kan
Die neutraliteit te schenden zal nooit in
de gedachte van eenigen Duitschier opko
men, tenziji men er ons toe mocht
dwingen".
En toen ik daarop een tweede ondeu
gende opmerking maakte en zeide dat de
Duitschers, 'die aan den Yser zoo moeten
sukkelen, wel respect zullen hebben .voor
de Ilollandsche waterlinie, was het ant
woord: „Het schijlnt 'dat gij in Holland
goed klaar zijlt en gij doet verstandig, uw
leger hiobiel te houden.
De prijs, fdie daarvoor betaald moet wor
den, is voor het Hollandsch© volk nooit
te ttuur.
Ook zult gij! (en hiermede werd het
onderhoud besloten) uwe zeemacht steeds
op hooger peil dienen te brengen, want
het groote gevaar schuilt ook voor
Holland in het Verre Oosten. Het is het
gevaar, s,waartegen reeds jaren geleden
onze Keizer waarschuwde met de woor
den: „Volkeren van Europa verdedigt Uwe
heiligste rechten." t
Het is het verre Japan, 'dat een he-
geerigen blik gericht houdt op U w e
koloniën, op' het schoone onuatputte-
lijk-rijke Insulinde, waaruit Holland het
levenssap trekken moet."
Rijsel.
Te R'ijisel werden, een paar weken ge
leden, enkele Fransehe en Indische sol
daten als krijgsgevangenen onder Duitsch
geleide, door de straten der stad naar de
Citadel gebracht, waar ze thans opge
sloten zijn. Onderweg juichte de bevol
king hen toe. Vrouwen wuifden mot de
Fransehe kleuren. Him tocht ging, bij! de
volkssympathie weldra meer een glorie
rijke intrede gelijken dan den vernederen
den weg van overwonnenen.
De Duitsche overheid heeft de bevol
king voor haar- betooging van vaderlands
liefde gestraft. Aan de stad Rijsel is een
geldboete van frs. 500.000, vóór 20 Maart
te betalen, opgelegd: en het is voortaan
verboden vóór zeven uur 's morgens, en
na vijf uur 's avonds, buitenshuis te ko
men. (N. R. Ct.)
Mgr Heylen.
Een correspondent van „De Tijd" meldt
uit Roosendaal:
Door Z. D. II. Mgr. Heylen ben ik ge
machtigd, het bericht in Fransehe en
Italiaansche bladen tegen te spreken, als
zoude de Duitsche overheid de voorlezing
vim fden in De Tijd gepubliceerden Vasten
brief hebben verboden. Er zijn slechts
enkelo scherpe uitdrukkingen door Mgr.
Heylen gewijzigd. Voorts kan ik bevesti
gen, dat thans tusschen het Duitsche gou
vernement, Z. Em. kardinaal Mercier en,
Z. D. H. Mgr. Heylen een goede verhou
ding bestaat.
Hongeroptochten te Berlijn.
Een Onzer stadgenooten, zegt het „Rott.
NM.", ontving de vorige week een brief
van een familielid uit Berlijn, welke brief
natuurlijk door de Duitsche censuur ge
lezen was. Het trof den geadresseerde (ech
ter, hoe in bedoelden brief met klem aan
gedrongen werd, om vooral de postzegel
af te weeken, daar deze binnenkort veel
waarde 'zouden krijgen. Hieraan gevolg
gevend, deed men de eigenaardig® ont
dekking, dat op de keerzijde der zegels
met heel fijne lettertjes geschreven stond,
dat te Berlijn reeds drie keer een honger
oproer heeft plaats gehad.
De zaak eischt bevestiging.
Reims.
De Parijische correspondent van de „Ti
mes" seint een en ander over de beschie
ting van Reims. Dinsdag der vorige week
hadden de Duitsche granaten op dertig
plaatsen in de stad brand verwekt, welke
branden eerst Donderdag geheel gebluscht
waren. Do laatste dagen had een nieuwe
uittocht van inwoners plaats gehad.
In de kathedraal was op 27 Februari
een granaat geslagen, die het orgel ver
nielde, dat nog onbeschadigd was ge
bleven. In één nacht werden gedurende
het hevig© bombardement, dat die week
was aangevangen, 1960 granaten geteld.
Eén van deze drong door het dak van
het koor, doch maakte geen groot gat.
De gebeeldhouwde portiek is nu be
schermd door een baxrikade van zand#
zakken en in het inwendige zijn om de
beschadigde partijen stutten en staketsels.
De aartsbisschop der stad, kardinaal
Lu^on weigert het kleine huisje, dat hij
vlak naast de kathedraal heeft betrokken,
te Verlaten.
De handel te Reims staat zoo goed als
stil, er wordt nog wat champagne naar
Engeland verzonden, maar verder beperkt
de handel zich tot den voedselverkoop.
De prijs der levensmiddelen is, dank zij
het ingrijpen door de overheid, niet bij
zonder gestegen. Veel menschen gaan
's avonds in sommige groote champagne»
kelders slapen, maar velen ook blijven;,
hoe gevaarlijk het ook is; rustig in hun
eigen huizen.
De stad is aui, volgens den berichtgever
van de Petit Parisien, honderd-vier-m-
zestig dagen aan de marteling van ;een
bombardement blootgesteld.
Een blinde vlieger en een stervende luitenant
Een van de aangrijpendste verhalen
over den oorlog in de lucht kwam dezer
dagen uit Parijs.
Een vliegluitenant met een sergeant als
bestuurder kreeg order om de Duitsche
posities te verkennen, in het bijzonder de
plaats, waar een batterij was opgesteld,
waarvan het vuur zeer lastig was voor
de Franschen. De sergeant deed over dien
tocht het volgende relaas:
Toen wij1 boven de Duitsche linie kwa
men, werden wij begroet met een regen
van kogels. Wij stegen hooger en zagen
eindelijk de drie batterijen.
„Daar heb je ze, die duivels", riep de
luitenant, terwijl zij zijn vuist schudde.
Toen riep hij tegen me: „We zijn klaar,
rechtsom draaien, en dan snel vooruit."
Natuurlijk liet ik me dat geen twee beer
zeggen en volbracht snel de manoeuvre.
Wij waren echter nog geen 500 meter
verder gevlogen of een geweldig schieten
begon. Wij) waren midden in de kogels en
ontploffende bommen. De rook, daarbij1
veroorzaakt, was zoo <jik, dat ik geen
hand voor de oogen kon zien. Juist deed
ik een poging om omhoog te stijgen, toen
een bom, beter dan de andere gericht,
juist boven ons hoofd ontplofte. Ik
kreeg een wee gevoel ep toen sloot, als
een dikke mist, zich alles om mij heen.
Niettegenstaande mijn pijnen hield ik de
machine op dezelfde hoogte. „Gaat 't
goed luitenant?" vroeg ik. Ik schreeuwde
nog eens, maar kreeg geen antwoord. Ik
trachtte mij om te keeren. Ik wilde zien
en kon niet. Alles was zwart. Ik
was toen ongeveer 6000 meter boven de
aarde en kreeg hevige angsten. Ik be
val mijn ziel aan God. De schoten waren
voortdurend hevig te hooren, maar zien
kon ik niets meer. Slechts één gedachte
had ik nog in die oogenblikkenik moest
en zou terugkeeren naar den grond, en
er schoot mij niets anders over, dan op
't geluid af te sturen. Ongeveer 2 mi
nuten vloog ik zoo op goed geluk af. Toen
hoorde ik tot mijn verbazing een stem
achter mij en riep mijn luitenant: „Uit
kijken man! hooger op, hooger op!"
„Dank u, luitenant", riep ik terug,
„neem me niet kwalijk, maar ik zie niets
meer. Is u gewond?"
„Ja", kwam het antwoord, „en ik ge
loof zeer ernstig ook!"
Ziende dat ik eindelijk in de goede
richting stuurde, zeide hij nog: „Goed
zoo, een beetje naar links en dan maar
full speed vooruit". Toen hoorde ik van
hem, dat wij boven de Duitsche po
sitie waren. Hij riep: „Goed zoo. We
zijn er. Als ik niet levend meer beneden
kom, zeg onze kameraden dan, dat de
veronderstelling omtrent de positie van
den vijand juist was. Twee batterijen staan
hier. En nu vooruit en zoo snel moge
lijk naar huis."
Ik stuurde op 't gevoel af vooruit en
hoorde het schieten steeds verder af.
Daarna hoorde ïk den luitenant nog
fluisteren: „landzaam omlaag.... vonk
afsluitenwe zijn er, zachtjes yol
planégroet ze beneden van me."
Door een wonder volbracht ik, zonder
iets te kunnen zien, de landing en hoorde
het welkome geluid van het knarsen der
wielen op den grond. Bekende stemmen
riepen dooreen onze tweedekker word
vastgegrepen en stond stil.
Er was een gedruisch van medelijdende
stemmen om ons heen en men tilde mij er
uit. Ik was blind geschoten, mijn lui
tenant was dood
I
Victoria en Leopold I.
„Boekenschouw" wijst op een interes-
santen brief van koningin Victoria aan