De Groote Oorlog. No. 31. TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag 13 Maart 1915. Losse Oorlogsberichten. Alles voor allen. Hij was een prins der Iverk. Maar nie.t aan de eer, doch aan den last van het bisschopsambt hing ,het heet verlangen zijner van liefde en zielenijver over vloeiend gemoed. Blijmoedig droieg hij dien in navolging van Hem die gezegd heeft: „Mijn juk is zoet en mijn last, is licht". En zoo was deze bisschop in de hui dige oorlogsdagen, nu de geschiedenis van zoo menig volk slechts met bloed en tranen beschreven wordt, een trouw bezoeker der hospitalen en lazaretten, niet om er door zijn vluchtige verschij1 ning van kerkvorst te imponeeren, maar om zelf het werk van den ziekenoppas ser mee te verrichten en met het op beurend woord van den zielenherder ook de lichamelijke hulp van den barmhaiv tigen Samaritaan aan den lijdenden even- mensch te verstrekken. Want zijn groote ziel vroeg niet, of daar een vriend of een vijand van zijn land lag te krim pen van pijn, of daar een Katholiek of een schismatiek lag te worstelen met den dood. Hij vroeg alleen of daar een mensch lag, zijn medebroeder in Christus, zijn evennaaste. En als bisschop eener Kerk, die voor alle volken en alle tijden is, omvatte hij allo ongelukkigen, hetzij gewonden, hetzij gevangenen, in zijn waarlijk aposto lische liefde en bewees hij door zijn on vermoeide hulp aan de zieken en ge kwetsten, zijn menigvuldig nachtwaken aan de sponde van ongelukkige lijders, dat ook heden ten dage in Gods Kerk het schoone woord van Paulus geen ijdele klank is: „Ik hen alles voor allen ge worden, om allen te winnen vooir Chris tus". Wordt het schoon en zoet geacht voor het vaderland te sneven, en griffelt men op den grafsteen van gesneuvelde strijders bij voorkeur de zinsnede„op het veld van eer gevallen", hóéveel schooner- en verdienstelijker moet het dan niet zijn te sneven op het veld der Chris telijke liefde. Heeft niet een Goddelijke mond gezegd.„niemand heeft grooteï liefde dan liij, die zijn leven heeft voor zijne vrienden"? En zoo werd het dan den liefdadigen, gjrootmoedigen en menschlievenden bis schop, niet zonder eene geheimvolle be schikking der Goddelijke Voorzienigheid, gegeven, zijn leven te laten op het veld der liefde, getuige van zijn ontroerende heldendaden ten dienste van déta evten- mensch. Bij het bezoeken en verplegen van be smettelijke zieken onder de krijgsgevangen vijanden zijns vaderlands deed zijn van nature wel krachtig, maar door overma,- tigen arbeid uitgeput lichaam de kiemen op van vlektyphus en was de kunst niet bij machte het doodsgevaar te bezweren. Den 2en Maart j.l. werd zijn toestand ernstig bevonden en spoedig daarop volg de de dood. Thans is deze heilige kerkvorst, deze volksbisschop bij uitnemendheid met zijn open gelaat, zijn blijmoedig oog, zijn veer- krachtigen tred voor goed heengegaan. Maar als de parfum van geurende bloe men, verspreidt zich alom de faam van zijn liefde, zijn hulpvaardigheid, zijn mededoogen met wie in leed. en droe fenis was en men vraagt zich niet af, of hij een Duitscher of een Franseh- man of een Oostenrijker of een Engelsch- nian was, men vraagt alleen hoe hij heette, want zijn naam behoort aan ge heel de Kerk en verdient aan de ver getelheid ontrukt en der dankbare ve'r- ceiing van het nageslacht te worden toe vertrouwd. Mgr. dr. Rudolf H i 11 m a i r, bis schop van Linz, in Oostenrijk, is wel waard in de annalen der Keric voort te leven als een andere Johannes, nis een apostel der liefde bij uitnemendheid. Waar de Katholieke Kerk op Paasch- Zaterdag, bij den aanblik van don ver- rijzenden Godmensch durft zingen: „O gelukkige schuld (van Adam), die ons zulk een grooten en verheven Veriosseï! heeft doen verwerven!", daar is men hij het aanschouwen van dit bisschoppelijk leven haast geneigd om uit te roepen: O, gelukkige oorlog, die ons zulke hel den van naastenliefde weet te schen ken! De toestand. Zoowel in Engeland als in Frankrijk zijn stemmen opgegaan om te waarschu wen tegen de meening, dat het den bondgenooten voor den wind gaat en men het met Duitschland wel in een handomdraaien zal weten klaar te spelen. De Engelsche oud-minister lord Sel- borne schrijft o.a. in een brief aan de „Times" „Wie zal er zich over verbazen, dat er zulk een betreurenswaardige meening heerscht? Het persbureau glijdt voort durend over het slechte nieuws heen en overdrijft het gunstige". Alles wat maar geschikt is om den trots der Britten te streelen, wordt naar den voorgrond geschoven en men doet zijn uiterste best om hun gevoelens te sparen. Het onaan gename nieuws wordt op den achtergrond gehouden met liet gevolg, dat het gevoel voor verhoudingverloren gaat en het perspectief verdwijnt. Ondanks al de dapperheid door de troepen van de bondgenooten tentoon gespreid, houden de Duitschers vrijwel hetzelfde gebied in België en Noord- Frankrijk bezet als voor vier maanden terwijl de Duitschers en Oostenrijkers in het Oosten tegenover de aanvallen der Russen stand weten te houden. De stille druk door de vloot geoefend, heeft de Duitsche regeering zeer zeker veel last veroorzaakt en aan liet Duitsche volk een weinig ontbering. Maar de kans, dat Duitschland door den honger spoedig tot onderwerping zou kunnen worden ge bracht is "al [even 'gering als dat zulks met de bondgenooten zou gebeuren. Zij, die het persbureau bestieren, ver staan blijkbaar liet temperament van hun landgenooten niet goed. Anders zouden zij niet enkel zorgen, hun het slechte nieuws te zeggen maar er zelfs allen nadruk op leggen, dat liet dit eerlijk dient te dragen en zij zouden daarentegen bijzonder voorzichtig zijn met goed nieuws en er geen plaats aan geven, die niet in de juiste verhouding staat totlde betee- kenis, die liet binnen de omvangrijke schaal van den oorlog verdient". De Britten zullen, zoo besluit lord Selborne, den oorlog tot een goed einde voeren maar toch alleen dan, wanneer zij blijven doorvechten niet dezelfde geestkracht als waarmede zij dien hebben aangevangen. Het gezaghebbende Fransehe blad „Le Temps" acht zich verplicht de volgende waarschuwing te doen hooren „Zeker, er zijn aanwijzingen genoeg dat de zaak der bondgenooten er wel wat beter voor staat: de honger zal de debacle voor Duitschland verhaasten en liet rijk, uitgeput aan brachten en voor raden, in de macht der geallieerden leveren. Maar zoo ver zijn we nog niet. Ook de uithongering kost tijd: zij verslapt de krachten en de energie slechts langzaam; slechts geleidelijk breekt zij den wil. De Duitschers zullen op econo- miscld'gebied even taai weerstand bieden als opkmilitair gebiedzij zullen volhou den tot hun laatste krachten. Zij weten in den gewapenden strijd te sterven zij zullen ook weten te lijden. Wii moeten hun weerstandsvermogenniet onderschat ten, want zoodoende zouden wij afbreuk doen aan den heldenmoed van onze eigen soldaten en tevens ons blootstellen aan teleurstellingen. Het Duitsche volk is opgevoed voor den oorlog en allen, van de hoogst- tot de laagstgeplaatsten, zijn doordrongen van den geest van offervaardigheid, weg cijfering van zichzelf en onderwerping aan de eischen van den oorlog. Nog altijd is de vijand, dien wij tegenover ons heb ben, een geduchte kracht. Overwinnen kan hij niet meer maar wel zich met verwoedheid verzetten tegen zijn onder werping en hij zal vechten tot het uiter ste, laat men daarvan toch vooral over tuigd zijn." Uit het bovenstaande blijkt inmiddels, dat men besloten is de zaak uit te vech ten tot het bittere einde. Aan de Yser- linie heeft het 42 cM. kanon zijn stem doen hooren en worden dagelijks nieuwe troepenafdeelingen door de Duitschers aangevoerd; de beschieting van Nieuw- poort bewijst, dat de Duitschers nog eens willen probeeren daar de stellingen der bondgenooten door te breken. De Engelschen blijven ook voortdurend aan nieuwe manschappen uitrusten, oefe nen en aanvoeren, terwijl de koloniën ook niet stil zitten. Dinsdag j.l. nog is een tweede bezending troepen uit Cana da in Engeland aangekomen. Nog wordt beweerd, dat geheel de Fransch-Algier- sche krijgsmacht naar de Dardanellen wordt gestuurd, terwijl Egypte de ver zamelplaats voor groote legerscharen is en de „Vorwiirts", het Duitsche socia listenorgaan in de Engelsche actie aldaar allesbehalve bluf ziet. Rusland gaat zich haasten om een leger naar Constantinopel te doen oprukken, zoodra de kans van inname dier stad door de Fransch-En- gelsche troepen zeker is. Immers Rus land wil dat alleen het schismatieke kruis op de Aya Sofia zal verrijzen tusschen twee haakjes een wensch wier vervulling voor de Katholieke Kerk en het Westelijk Europa groote nadeelen en moeilijkheden met zich zal brengen. Verder is Rusland nog van" plan indien wat de attaché van het Russisch gezantschap te Rome aan een Italiaansch journalist mededeelde juist is binnen een half jaar anderhalf millioen man naar het oorlogsveld te zenden. Dat alles ziende vraagt men zich af hoe lang zal de verblinding van Europa nog duren. De gespannen verhouding tusschen Oostenrijk en Italië schijnt iets beter te worden, althans het Berliner Tageblatt schrijft dat de kans op een betere ver standhouding tusschen Italië en Oosten-, rijk is toegenomen en dat de onderhan delingen een vasteren vorm hebben aan genomen. Op 'toogenblik is echter nog geen bindend besluit genomen. Ook de Vossische schrijft dat er een nieuwe overeenkomst tusschen beide ver bonden staten, die met het oog op de door den wereldoorlog ontstane verhou dingen, onvermijdelijk was. gebleken, aan staande is, nu de moeilijkheden van de inleidende besprekingen zijn over wonnen. De pastoor van Battice. Over den pastoor van Battice, die als franctireuiisleider wordt vervolgd, meldt een „TïjkT'-corr. Hij is een Leuvensch doctor in de god geleerdheid, een mail, die zich hoofdzake lijk in wetenschappelijke quaesties ver diept. Zijne bibliotheek bestond voor een goed deel uit Duitsche werken; veel ver keerde hij in hot gezelschap van. Duitsche schrijVers; zijn proefschrift verloochent den Duitscheii invloed niet; :en zóó vol bewondering was hijl voor Duitschland tengevolge zijner studiën dat hij hij het dreigend gevaar van den oorlog zijne parochianen van den kansel er opmerk zaam op maakte, welke buitengewone uitingen tan godsdienstzin, vroomheid en zedelijkheid zij van de Duitsch soldaten zouden zien. Zijln ietwat lichtzinnige pa rochianen zouden daar nu eens een voor beeld laan gaan nemen? De geestdrift duurde, tot do Duitschers met hunne voorbeelden voor den dag wa ren gekomen. Een schandelijke maatregel. iWEENEN, 10 Maart. (Wi. B,) Uit het oörlogsperskwaltier wordt Id.d. 9 Maart gemeld: „Hedennamiddag verscheen voor de versterkte stelling van onze troepen noordelijk van Nadworna een Russisch parlementariër met do volgende mede,- deeling: Op bevel van den Russischen kommandant ziülen morgen ongeveer 1500 Jodenfamilies, die thans bij Kamiona en Tysmienaczany worden bijeengebracht, over de Russische linie heen naar dei Oostenrijkscli-Hongaarsche troepen wor den gedreven". En daar de Joden vreesden te wordejn beschoten, kwam de parlementariër dit mededeelen. Door dit optreden wil de vijand duizenden non-conbattanten, die hij van brood en onderdak heeft beroofd, als een schild voor zich uitdrijven om zonder gevaar onze stellingen te nadelen. Doch dit schandelijk optreden kan niet geduld worden, hoezeer men ook mede lijden hebbe met de slachtoffers van bar- baarsche willekeur. Daar een wapenstil stand door den vijand niet is aangeboden en door ons ook niet aanvaard zou wor den moet dus hij iedere nadering van den vijand .gevuurd worden. Het volgende antwoord is meegegeten: „Het overschrijden der linie 'kan niet ge oorloofd worden; een strook van het eigen front wordt onder vuur gehouden. Ik ver zoek u aan de Jodenfamilies in Kamiona en Tysmieniczany dit mee te deelen en voeg erbij, dat de vreeselijke verantwoor ding voor een dergelijk onmenschelijke handelwijze op den Russischen komman dant drukt, die het bevel gaf. Zijn optre den zal aan de geheele wereld bekend worden gemaakt. Waar is de Kroonprins? Sommig© Fransehe bladen houden zich met een zekere gewichtigheid bezig met de vraag, waar de kroonprins is! Er gaan n.l. voor den zooveelsten keer geruchten, dat hij gedood zou zijn. Eenigen zeggen, dat er een raadselachtige brief uit Berlijn is gekomen, waarin stond, dat de Kerst feesten treurig zijn voorbijgegaan, om den grooten rouw, welke het hof beeft getrof fen.... Men idenkel En in den Elzas is men reeds lang .overtuigd, dat de kroon prins gesneuveld is. Of eigenlijk niet ge sneuveld, maar gewond ©n aan zijn wonden overleden. Er moet n.l. een zeer geheimzinnige gewond® vervoerd zijn naar een paleis in Straatsburg en een der eerste chirurgen werd ontboden om zijn hulp te verleenen. Alles even gteheinq Er zijn er, die zeggen, dat de chirurg aan stonds is gedood, om het geheim mee in zijn graf te nemen. Dan is er nog een brief in Neuchatel aangekomen uit Berlijn. Daarin staat, dat iedereen in Berlijn weet; dat de kroonprins dood is. Hij: most overleden zijn in de laatste dagen van December. Het hof is in den rouw. Men verwondert zich, dat de censuur dit toe gelaten heeft? De schrijver had dit laat ste in microscopisch© letters geschreven. De meest ernstige Maden, die aan deze verhalen niet gelooven, vragen zich nog met een zekere gewichtigheid af, waar de kroonprins is, omdat men in koo langen tijd niets meer van hom hoorde! Als de kroonprins dat verneemt, zou hij er wel eens aan kunnen denken, om al die praatjes voor goed uit de wereld te helpen en dan op een doortastende wijze. Do Parijsche correspondent van „De Tijd" schrijft: „De tegenstelling tusschen de Katholie ken der verschillende nationaliteiten, wel ke in den oorlog betrokken zijn, zal helaas opnieuw verscherpt worden. Nadat onder het eere-voorzitterschap deij kardinaal-aartsbisschoppen van Reims en Parijs en medewerking der Fransehe bis schoppen van de door Duitschland bezette! gedeelten, Katholieke senatoren en Kamer leden, redenaars, als pater Janvier, en publicisten, als Francois Veuillot, een propiaganda-oomité isi gevormd, hetwelk de Katholieken in neutrale landen (ook iq Nederland) door de waarheid over den oorlog zal „gaan zuiveren van de Duitsche leugens," is thans door dit comité ter perse gelegd een boek: La Guerre alle mande et l'Eglise catholique, hetwelk niet weinig opschudding zal teweegbrengen, te oordeelen naar hetgeen ik ier van zag in manuscript en drukproef. Er zullen zeer krasse staaltjes van anti-D.uitschdom in voorkomen." De duur van den oorlog. Lord Selborne schrijft aan „De Times", dat het voor Engeland zaak zal zijn, goed to heseffen, dat alle zeilen moeten wor den bijgezet om de Duitschers er onder te krijgen, en dat het nog wel heel lang kan duren, vóór het zoover is. De Correspondenten in de Vereenigde Staten van de Engelsche couranten zijn heel Wat optimistischer. £ijl weten met eenige stelligheid te profeteeren, dat de) oorlog vóór het jaar om is; met een he slisten overwinning van de Bondgenooten zal zijn geëindigd. Nog niet zoo lang geleden waren de Amerikaansche militaire „deskundigen" veeleer van opinie, dat de oorlog nog jarenlang in staat van onbeslistheid zou verkeeren en pas daarna een voor de bondgenooten gunstigen keer zou nemen. Nederland en Duitschland. Een Vraaggesprek, dat de medewerker K. van de Voorhoede" met een Duitsch officieel persoon in België had, werd als volgt besloten: Ten slotte brachten wij nog met een enkel wooid de positie van Holland ter sprake, en zeer prees onze zegsman de correcte houding' van Holland, dat zich „niet aan een groote mogendheid verkocht had" en dies op1 eene zoo schitterende! wijze zijn neutraliteit handhaven kan Die neutraliteit te schenden zal nooit in de gedachte van eenigen Duitschier opko men, tenziji men er ons toe mocht dwingen". En toen ik daarop een tweede ondeu gende opmerking maakte en zeide dat de Duitschers, 'die aan den Yser zoo moeten sukkelen, wel respect zullen hebben .voor de Ilollandsche waterlinie, was het ant woord: „Het schijlnt 'dat gij in Holland goed klaar zijlt en gij doet verstandig, uw leger hiobiel te houden. De prijs, fdie daarvoor betaald moet wor den, is voor het Hollandsch© volk nooit te ttuur. Ook zult gij! (en hiermede werd het onderhoud besloten) uwe zeemacht steeds op hooger peil dienen te brengen, want het groote gevaar schuilt ook voor Holland in het Verre Oosten. Het is het gevaar, s,waartegen reeds jaren geleden onze Keizer waarschuwde met de woor den: „Volkeren van Europa verdedigt Uwe heiligste rechten." t Het is het verre Japan, 'dat een he- geerigen blik gericht houdt op U w e koloniën, op' het schoone onuatputte- lijk-rijke Insulinde, waaruit Holland het levenssap trekken moet." Rijsel. Te R'ijisel werden, een paar weken ge leden, enkele Fransehe en Indische sol daten als krijgsgevangenen onder Duitsch geleide, door de straten der stad naar de Citadel gebracht, waar ze thans opge sloten zijn. Onderweg juichte de bevol king hen toe. Vrouwen wuifden mot de Fransehe kleuren. Him tocht ging, bij! de volkssympathie weldra meer een glorie rijke intrede gelijken dan den vernederen den weg van overwonnenen. De Duitsche overheid heeft de bevol king voor haar- betooging van vaderlands liefde gestraft. Aan de stad Rijsel is een geldboete van frs. 500.000, vóór 20 Maart te betalen, opgelegd: en het is voortaan verboden vóór zeven uur 's morgens, en na vijf uur 's avonds, buitenshuis te ko men. (N. R. Ct.) Mgr Heylen. Een correspondent van „De Tijd" meldt uit Roosendaal: Door Z. D. II. Mgr. Heylen ben ik ge machtigd, het bericht in Fransehe en Italiaansche bladen tegen te spreken, als zoude de Duitsche overheid de voorlezing vim fden in De Tijd gepubliceerden Vasten brief hebben verboden. Er zijn slechts enkelo scherpe uitdrukkingen door Mgr. Heylen gewijzigd. Voorts kan ik bevesti gen, dat thans tusschen het Duitsche gou vernement, Z. Em. kardinaal Mercier en, Z. D. H. Mgr. Heylen een goede verhou ding bestaat. Hongeroptochten te Berlijn. Een Onzer stadgenooten, zegt het „Rott. NM.", ontving de vorige week een brief van een familielid uit Berlijn, welke brief natuurlijk door de Duitsche censuur ge lezen was. Het trof den geadresseerde (ech ter, hoe in bedoelden brief met klem aan gedrongen werd, om vooral de postzegel af te weeken, daar deze binnenkort veel waarde 'zouden krijgen. Hieraan gevolg gevend, deed men de eigenaardig® ont dekking, dat op de keerzijde der zegels met heel fijne lettertjes geschreven stond, dat te Berlijn reeds drie keer een honger oproer heeft plaats gehad. De zaak eischt bevestiging. Reims. De Parijische correspondent van de „Ti mes" seint een en ander over de beschie ting van Reims. Dinsdag der vorige week hadden de Duitsche granaten op dertig plaatsen in de stad brand verwekt, welke branden eerst Donderdag geheel gebluscht waren. Do laatste dagen had een nieuwe uittocht van inwoners plaats gehad. In de kathedraal was op 27 Februari een granaat geslagen, die het orgel ver nielde, dat nog onbeschadigd was ge bleven. In één nacht werden gedurende het hevig© bombardement, dat die week was aangevangen, 1960 granaten geteld. Eén van deze drong door het dak van het koor, doch maakte geen groot gat. De gebeeldhouwde portiek is nu be schermd door een baxrikade van zand# zakken en in het inwendige zijn om de beschadigde partijen stutten en staketsels. De aartsbisschop der stad, kardinaal Lu^on weigert het kleine huisje, dat hij vlak naast de kathedraal heeft betrokken, te Verlaten. De handel te Reims staat zoo goed als stil, er wordt nog wat champagne naar Engeland verzonden, maar verder beperkt de handel zich tot den voedselverkoop. De prijs der levensmiddelen is, dank zij het ingrijpen door de overheid, niet bij zonder gestegen. Veel menschen gaan 's avonds in sommige groote champagne» kelders slapen, maar velen ook blijven;, hoe gevaarlijk het ook is; rustig in hun eigen huizen. De stad is aui, volgens den berichtgever van de Petit Parisien, honderd-vier-m- zestig dagen aan de marteling van ;een bombardement blootgesteld. Een blinde vlieger en een stervende luitenant Een van de aangrijpendste verhalen over den oorlog in de lucht kwam dezer dagen uit Parijs. Een vliegluitenant met een sergeant als bestuurder kreeg order om de Duitsche posities te verkennen, in het bijzonder de plaats, waar een batterij was opgesteld, waarvan het vuur zeer lastig was voor de Franschen. De sergeant deed over dien tocht het volgende relaas: Toen wij1 boven de Duitsche linie kwa men, werden wij begroet met een regen van kogels. Wij stegen hooger en zagen eindelijk de drie batterijen. „Daar heb je ze, die duivels", riep de luitenant, terwijl zij zijn vuist schudde. Toen riep hij tegen me: „We zijn klaar, rechtsom draaien, en dan snel vooruit." Natuurlijk liet ik me dat geen twee beer zeggen en volbracht snel de manoeuvre. Wij waren echter nog geen 500 meter verder gevlogen of een geweldig schieten begon. Wij) waren midden in de kogels en ontploffende bommen. De rook, daarbij1 veroorzaakt, was zoo <jik, dat ik geen hand voor de oogen kon zien. Juist deed ik een poging om omhoog te stijgen, toen een bom, beter dan de andere gericht, juist boven ons hoofd ontplofte. Ik kreeg een wee gevoel ep toen sloot, als een dikke mist, zich alles om mij heen. Niettegenstaande mijn pijnen hield ik de machine op dezelfde hoogte. „Gaat 't goed luitenant?" vroeg ik. Ik schreeuwde nog eens, maar kreeg geen antwoord. Ik trachtte mij om te keeren. Ik wilde zien en kon niet. Alles was zwart. Ik was toen ongeveer 6000 meter boven de aarde en kreeg hevige angsten. Ik be val mijn ziel aan God. De schoten waren voortdurend hevig te hooren, maar zien kon ik niets meer. Slechts één gedachte had ik nog in die oogenblikkenik moest en zou terugkeeren naar den grond, en er schoot mij niets anders over, dan op 't geluid af te sturen. Ongeveer 2 mi nuten vloog ik zoo op goed geluk af. Toen hoorde ik tot mijn verbazing een stem achter mij en riep mijn luitenant: „Uit kijken man! hooger op, hooger op!" „Dank u, luitenant", riep ik terug, „neem me niet kwalijk, maar ik zie niets meer. Is u gewond?" „Ja", kwam het antwoord, „en ik ge loof zeer ernstig ook!" Ziende dat ik eindelijk in de goede richting stuurde, zeide hij nog: „Goed zoo, een beetje naar links en dan maar full speed vooruit". Toen hoorde ik van hem, dat wij boven de Duitsche po sitie waren. Hij riep: „Goed zoo. We zijn er. Als ik niet levend meer beneden kom, zeg onze kameraden dan, dat de veronderstelling omtrent de positie van den vijand juist was. Twee batterijen staan hier. En nu vooruit en zoo snel moge lijk naar huis." Ik stuurde op 't gevoel af vooruit en hoorde het schieten steeds verder af. Daarna hoorde ïk den luitenant nog fluisteren: „landzaam omlaag.... vonk afsluitenwe zijn er, zachtjes yol planégroet ze beneden van me." Door een wonder volbracht ik, zonder iets te kunnen zien, de landing en hoorde het welkome geluid van het knarsen der wielen op den grond. Bekende stemmen riepen dooreen onze tweedekker word vastgegrepen en stond stil. Er was een gedruisch van medelijdende stemmen om ons heen en men tilde mij er uit. Ik was blind geschoten, mijn lui tenant was dood I Victoria en Leopold I. „Boekenschouw" wijst op een interes- santen brief van koningin Victoria aan

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1915 | | pagina 5