mg van een
Hetolaidschen Jezuïet.
De Groote Oorlog.
No. 29.
Dinsdag 0 Maart 1915.
Elfde Jaargang.
Viisebijnt eiken M11HM6-, WOENSDAG- te VMIDMIMND.
E.
EN.
Stand.
koopingen.
lingen.
oes.
werpen,
alhier zijn in-
omtrent de na-
in de maand
den:
bje, een Wauw
uttapercha over-
uteltjes aan een
1915.
is van politie,
IN COEHOORN.
e Goes.
)rieven en brief-
nders onbekend
le 2e helft der
me; Mad. Du en,
holen.
Thijs, Antwer-
e.
Wed. Cuipers,
ut; Fr. Plompe,
Maart,
n: L. C'. Bo-
A. Crinse,
G. M. Be-
C. J. Iloille
1.; M. L. Pau-
C. M. Jiile-
V. Verijzer, geb.
ïie, geb. Burke,
1 Van Noppen,
oulen, z.
f, man van P.
eineeder, vrouw
j.; J. de Jong,
zen, 4 w., d.;
oelse, 67 j.; M.
II. Gerrebiands,
lan van Adriana
erse.
ledenLouiwrus
os Leendertse en
(Kr. Crt.)
Februari,
oren: 4 Febr. Ma
in Staal en Geer-
Jan Johan z.v.
en Maatje Elisa-
v. Adriaan Lob-
n. 27, Victor Al-
ervliet en Maria
3, Klazina d.v.
ter en Margaretha
Pieter Hooti-
onge; 22, Corne-
nus van Stee en
Emans.
aa Vermue, 74 j.
ge.
d: 11, Adriaan
Livina Paauwe
,v. Johannis van
ugge; 13, Gilles
en Cornelia Al-
Willem .Tacobus
ia Nieuwenhuijse
Zo'rge, 58 j.; 10,
15, Kornelia van
lid Nieuwenhuijso
Geboren4,
Lucasse en Fran-
ipoldus Johannes,
en Maria Huige;
v. .Tan Hundersr
reele; 15, Giljaam,
ert en Pieternella
t Adriaan Dorst,
a van der Linde,
de Waal, 14 d.
huis en erf. Pilaar.
lmann& Verhoek.
j, hoornvee en ge-
nann Verhoek,
onhuis, inboedel,
ïlders en Smits,
ouwers-inspan, in-
aarden, Hollmann
en tuin. Schram
e, Schram en Gru-
Tpenb. lag. school,
Wethouders.
Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes 0.75, daarbuiten 0.95.
Afzonderlijke nummers 5 cent, dubbele bladen 10 cent.
Advertentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór
half drie en Vrijdag vóór een uur 's namiddags.
Kantoor v. d. Administratie: Ganzepoorfsfraaf C 2o9, GOES.
Tel. interc.Directie no. 33. Redactie no. 97.
Reclameberichten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs.
Advertentiën van 15 regels ƒ0.50; iedere regel meer 10 Ct.
Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 __X berekend.
Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct. a contant.
De abonné's op dit blad, in het bezit der door de H A 4A gulden bij verlies van beide Hl gulden bij B
directie uitgereikte polis, zijn, overeenkomstig de J I I I 1 handen, voeten of oogen. (I I 1 verlies van een S g 1
daarvoor vastgestelde Verzekeringsvoorwaarden, VI III Voorts bij ongeneeselijke I 3 I hand, voet
GRATIS verzekerd tegen ongelukken voor: I verstandsverbijstering; of oog; fyf
De uitkeering der bovenstaande bedragen is gewaarborgd door de „Hollandsche Algemeene Verzekerings-Bank" te Schiedam.
gulden bij
verlies
van een
duim;
gulden bij
verlies van
een
wijsvinger;
gulden bij
verlies van
eiken anderen
vinger.
De tijd ligt nog niet zoo heel ver ach
ter ons, dat bij velen in ons land een
Jezuïet als de incarnatie gold van list,
sluwheid en schelmerij. De fraaie let
teren hielpen zelfs mee om die val-
sche meening te bestendigen, getuige J.
van Lennep's „Pleegzoon", om van an
dere romans enz. te zwijgen.Ook is het
van algemeene bekendheid, dat zelfs <nu
nog, in onzen verlichten tijd, sommigen
bij gelegenheid van verkiezingen voor ,Ka-
mer of Staten d© „goè gemeent'te
gen een rechtschen candidaat niet be
ter in het harnas weten te jagen dan
door hem met de Jezuïeten te vereen
zelvigen, die dan worden voorgesteld/
met dolk en giftbeker gewapend en op
niets anders zinnend dan op den on
dergang van ons vaderland en de ver
nietiging der Nederlandse,be Protestanten.
Gelukkig blijkt ook hier de tijd de
groote slooper te zijn van oude voor-
oordeelen en jammerlijke dwalingen en
mogen wij piet vreugde en groote in
genomenheid wijzen op een verblijdend
verschijnsel van allerjongsten datum, dat
op een heugelijke kentering wijst der opi-
niën, die iu toonaangevende Protestantsche
kringen ten onzent over de leden der
Sociëteit van Jezus circuleeren.
Tot beter begrip eerst een kort woord
ter inleiding.
Pater dr. Rudolphus van Oppenraay
is een der bekendste Nederlandsche Je
zuïeten, ook in niet-Katholieke kringen.
Die bekendheid dankt hij aan zijn groote
geleerdheid, zijn uitmuntende paedagogi-
sche kennis en aan zijn allerbeminner
lijkste manieren. Zijn geleerdheid. Bij zijn
promotie toch tot doctor in de klassieke
letteren een promotie „cum laude"
verklaarde een der professoren van de
Leidsche „Alma Mater „hij is de eenig-
ste mijner leerlingen, die Griekscb kent".
Een Latijnsch gedicht van Van Oppen-
raay's hand, „Amor" geheeten en den
lof verkondigend van pater Damiaan's
liefde en zorg voor de ongelukkige le
prozen van Molokkai, verwierf op de
prijsvraag de gouden medaille.
Zijn paedagogische kennis. Deze schit
terde in 'al haar uitgebreidheid en in
tensieve kracht, ,-zoowei theoretisch op
de philologische congressen, waarvan pa
ter Van Oppenraay de ziel was, als prac-
tisch in zoo menig professoraat en di
rectoraat der algemeen ais hoogstaand
erkende Jezuïeten-colleges van Nederland.
Vooral Katwijk's Waliebrordusgymnasium
bewaart dienaangaande herinneringen, die
om met Cicero te spreken „door
geen vergetelheid ooit zullen worden uit-
gewischt", „quarum memoriam nulla
umquam delebit oblivio".
Zijn allerbeminnelijkste manieren. Als lid
der Staatsexamencommissie voor het Uni-
versiteitstoegangsdiploma wist hij met
zeldzamen tact en innemende minzaam
heid de examinandi op hun gemak te
zetten en wat anders voor vele jongelui
een pijnbank was, te maken tot een ge-
z.ellig onderhoud, doch zoo, dat onge
merkt de student omtrent zijn bekwaam
heden door examinator Van Oppenraay
terdege werd getoetst met even onkreuk
bare, als minzame eerlijkheid.
Welnu, deze geleerde, deze paedagoog,
door zijn collega's in den land© wjjd
en zijd geëerd en bemind, deze beminne
lijke man, door de studeerende jongeling
schap van elke religie, hetzij op de col
leges, hetzij bij de examens, als op de
handen gedragen, die pater Van Oppen
raay, het voortdurend aantrekkelijke toon
beeld en levende bewijs van de heerlijke
harmonie, welke geloof en wetenschap
in een Roomsche ziel weten te schep
pen, gaat Nederland ontvallen. De reli
gieuze orde, waarvan hij het sieraad is,
de zoo gesmade en toch zioo voortreffe
lijke sociëteit van Jezus, heeft hem ge
roepen tot een der hoogste waardighe
den, die van raadsheer van den ordes-
generaal, wat hem noodzaakt te Rome
tot zijn blijvende woonplaats te kiezen.
En nu wordt pater Van Oppenraay,
Katholiek priester en Jezuïet, door een
Protestantsch hoogleeraar in de „Nieuwe
Rotterdamsche Courant" uitgeleide ge
daan in een artikel dat één groote lof
tuiting is aan Van Oppenraay's karakter,
geleerdheid en verdiensten, maar tevens
het onbevangen oordeel, de eerlijke ap
preciatie en het edeldenkend hart van
den schrijver alle eer aandoet. Van dit
artikel een gedeelte over te nemen, zoo
groot als onze plaatsruimte maar toe
laat, achten wij onzen plicht, al ware
het alleen maar om te doen zien, hoe
een persoonlijkheid als pater Van Oppen
raay beter en krachtiger dan een biblio
theek vol apologie het ware, goede en
schoone van onzen godsdienst demon
streert.
Het adres van pater Van Oppenraay
is thans: via di S. Nicola da Tolen-
tino, 8 Rome. „Want daar", schrijft pro
fessor dr. J. J. Hartman, hoogleeraar in
de Latijnsche letteren en oudheidkunde
te Leiden, in bovenvermeld artikel,
„want daar woont hij sedert eenige da
gen, daar troont hij op den zetel, zoo
pas door den nieuwen generaal der orde
verlaten, als een der raadsheeren van
gezegd opperhoofd. O, wij gunnen hem
zijn eer en liet hoog© ambt, waaraan
hij met de hem eigene geestdrift zijn
groote gaven wijdt. Maar aan Horna gun
nen wij hem niet, wij hadden hem bij
ons willen houden, wij treuren om zijn
heengaan, zijn verdwijnen uit onzen ge
zichtskring, waarin hij zulk een helder,
zulk een bij uitstek lieflijk licht verspreid
de. Wij - wie? De Nederlandsche Je
zuïeten? Ja, die zeker in de eerste plaats,
maar bovendien allen, die ooit met hem
in aanraking zijn gekomen, tot de jon
gens toe, die hem maar een half uurtje
hebben ontmoet en dan nog welop
het staatsexamen. Wat zeg ik? Die heb
ben misschien nog wel de aangenaamsle
herinnering aan hem behouden. Want exa
men doen is een leelijk ding, maar exa
men doen bij iemand, zóó humaan en
vriendelijk als hij, bij iemand, die zóó
begrijpt hoe men 't met een examinan
dus moet aanleggen, om hem op zijn
voordeeligst te doen uitkomen, dat is
voor een jongmensch, waar wat in zit,
een ongestoord genoegen. En wie kwam
in gezelschap van Van Oppenraay niet
op zijn voordeeligst uit?
Een onderhoud met Van Oppenraay was
werkelijk een gedaohtenwisseling. Eerst
hoorde hij u kalm aan, op een wijze,
die u zoowel moed als kracht gaf, om
uw meening geheel naar waarde in te
kleeden, in de juiste termen, dan haalde
hij uit uw betoog naar voren wat er
het beste ,in was, stelde dat vaak door
een paar woorden in nog wat helderder
licht dan 't u was gelukt te doen, en
maakte u dan duidelijk waarom hij dit
of dat van 't door u iu hoofdzaak be
weerde niet kon aanvaarden. Dat waar-
o m was 'dan meestal gelegen in zijn
Jezuïetisch standpunt, en al kondet gij
u dan weer daarop niet plaatsen, gij
wist althans, wat het Jezuïetisch stand
punt was, want dat heb ik steeds in
de Jezuïeten i(althans in die, waarmede
ik in aanraking ben gekomen) zoo hoog
gewaardeerd, dat ze nooit hun over
tuiging ontveinzen of verzwijgen, maar
er mee voor den dag komen, ook waar
men niet zou hebben vermoed, dat dit
ergens noodig was.
Toen indertijd bet ambt van inspec
teur vaceerde en er natuurlijk door alle
belangstellenden werd gevraagd, wie on
zen edelen Eggink zou opvolgen, zei ik
bij een mjjner, helaas te zeldzame, bezoe
ken tot Van Oppenraay„Pater, ik weet
oen besten inspecteur", en antwoordde
op zijn vraag „wie dan?" kort en goed:
„UI" Uitbundige vreugde van den pa
ter (men kent zijn gullen schaterlach)
„Maar, professor, dan kwam er oproer:
verbeeld u in Holland een Jezuïet in
specteur' der gymnasia I"
Nu, die kans is verkeken, maar mijn
aanbeveling houd ik vol. Zóó zouden
wjj het ideaal nabij gekomen zijn. Na
tuurlijk zou deze Jezuïet, evenmin als
de tegenwoordige „gewoon-roomsche" in
specteur, dat toonbeeld van rechtscha,-
penheid, ooit bij benoemingen naar iets
anders hebben gevraagd dan naar ge
schiktheid en bekwaamheid. Maar ik doe
niemand afbreuk wanneer ik zeg, dat
niemand meer clan hij het Nederlandsch
gymnasium zou hebben bezield, aan 't
onderwijs leven zou hebben ingeblazen.
Want v. Oppenraay leefde in 't Latijn
en Grieksoh. Hom te hooren spieken was
altijd een genot, maar vooral als hij
Latijn sprak. 'En wat hij u ooit gesohrer
ven heeft, zelfs het eenvoudigste briefje
over zaken, dat bewaart gij als een kost
baar kleinood. Zijn versjes, ik bedoel
nu zijn Hollandsche, muziekstukjes zijn
het, rein van klank en inhoud. Maar
bove deze verheft zich dat ééne latijn
sche gedicht, dat er van algemeen be
kend is geworden, Amor, gewijd aan de
nagedachtenis van pater Damianus, den
edelen weldoener, die op het eiland der
melaatschen zijn leven offerde voor het
heil zijner meclemenschen. Want dat een
latinist als Van Oppenraay Latijnsche ge
dichten maakt, een Graecus als hij ook
Grieksche, dat spreekt wel van zelf.
Hij is een persoonlijkheid, zooals men
er maar hoogst zelden eene ontmoeteven
waardeerend voor anderen als trouw aan
eigen meening, even goedhartig als streng,
even blijmoedig fris ernstig nu die
beide laatst© zaken zijn steeds onafschei
delijk verbonden: „de kinderen Gods zijn
blijde". En waar hij komt, in welken
kring hij verkeert, daar brengt hij leven
en verspreid hij het licht.
Maar ik zou mijn braven, mijn trou
wen vriend (zoo noem ik hem, want
nooit ben ik edelmoediger en vriend,-
schappelijker behandeld dan door dezen
Jezuïet) ik zou hem onrecht, ik zou hem
verdriet doen, zoo ik zweeg over wat
hem het dierbaarst is, zijn priesterschap.
Welnu, daarover dan nog een enkel, maat
een door zijn inhoud zeer welsprekend
woord. Een jonge, mij bekende, protestant
sche dame is door hem „Roomsch ge
maakt", zooals men dat zeer onvrien
delijk pleegt te noemen. Maar de moe
der dier bekeerde laat zich anders uit;
die zegt: „Vroeger was mijn dochter een
zoekende ziel, ongenietbaar voor haar om
geving en diep ongelukkig voor zich
zelve, nu is ztócblij te moede, een zon
netje in buis". Zoo kan ik me leven
dig voorstellen dat een Roomsche is, do„r
Van Oppenraay tot het Katholicisme voor
bereid. En al ben ik nu protestant, ge
boren protestant, dominees-zoon, lid der
Remonstrantsohe broederschap en vol
strekt niet gesteld op eenig schijntje van
orthodoxie, „ik ,z©g toch maar, dat wie
zoo iets heeft tot stand gebracht een
heerlijk werk heeft verricht: beter
Roomsch dan „niets", vooral zóó be
keerd".
Wanneer een protestant, hij mag zoo
geleerd zijn als hij wil, een hoek over
de Jezuïeten geschreven heeft, dan zegt
een Jezuïet er altijd van: „die man
schrijft over 't geen hij niet kent, want
zijn wetenschap is uit de tweede hand,
onze boeken beeft hij niet gelezen". Nu,
dat laat ik daar, ik ken zelf die boe
ken niet en zal ze wel nooit leeren ken
nen ook, maar als wat ik wel vrees
mijn vriend te Ronr© blijft, of waar
ik niet aan denken mag van deze
aarde zal zijn heengegaan, en iemand,
al was 't een door en door geleerde
Roomsche, dan, nog hij mijn leven, een
boek over de Jezuïeten schrijft, dan
zal ik dat boek niet lezen, maar zeg
gen of althans denkendat boek kan
niet goed fcijn, want de schrijver heeft
pater Van Oppenraay niet gekend".
Prof. Hartman's artikel is niet slechts
een eer voor pater Van Oppenraay persoon
lijk, maar voor geheel de Jezuïetenorde.
Het behoort een plaats te erlangen in
het ordes-archief naast den brief dien
de Amsterdamsche (Protestantsche) hoog-
leeraar David Van Lennep voor ruim 10J
jaren aan zijn leerling Philippus Root
haan medegat naar Rusland, waar deze
Amsterdamsche jongeling zijn intrede zou
doen in het noviciaat der Jezuïeten. (Root
haan weid later generaal der orde en
bleef steeds pret Van Lennep in vriend
schappelijke relaties). Met dien brief en
de merkwaardige' lezing, die de Protestant
sche hoogleeraar prof. P. J. Blok inder
tijd hield over de Jezuïetenorde, vormt
prof. Hartman's artikel in de N. Rot. Crt. 'n
trilogie van nobele waardeering eener Ka
tholieke religieuze orde met wier begin
selen die der schrijvers strijden, met wier
religie de hunne verschilt, maar aan wier
verdiensten voor onderwijs en wetenschap
zij zich niet schamen den cijns hunner
bewondering te betalen gelijk hunne ge
leerde Protestantsche voorgangers Hugo do
Groot, Baco eu Leibnitz.
De toestand.
De „Daily Telegraph" heeft te vroeg
gejuicht toen het blad de inname van
Constantinopel aanstaande noemde, want
het blijkt, dat de Dardanellen mijl voor
mijl moeten worden veroverd. Het Fran
sche blad „Le Temps" onder andere ont
veinst zich de eigenaardige moeilijkheden
niet.
Waarschijnlijk, zoo zegt het blad, zal
generaal v. d. Goltz pasja, dio de leiding
van de verdediging in handen heeft ge
nomen, niet eenig "deel van de drie of
vier beschikbare Turksche legerkorpsen
willen wagen voorbij het smalle Boelair-
défilé en zal bij de voorkeur eraan geven
zijn troepen in de hand te houden en
ze te verdeelen langs de kusten aan de
Zee van Marmora om mede te werken
aan de verdediging van Constantinopel.
Het Oostenrijksche leger bewijst thans
aan het Duitsche dat de handen vol heeft
aan de Russen, groote diensten in de
Karpathen. Het is n.l. den Oostenrijkschen
troepen gelukt den Russen alle met moeite
veroverde punten weer afhandig te maken.
De Russen beproefden door wanhopige
aanvallen het verlorene te heroveren,
maar slaagden daarin niet. Zij behaal
den bijna geen noemenswaardig voordeel
en leden ernstige verliezen.
De Russen bleken niet in staat tot een
machtig offensief, terwijl zij wel van de
kleine voordeelen, welke zij behalen, we
ten partij te trekken en beproeven aan
een omsingeling te ontkomen door tal
van verwoede tegenaanvallen. Hierdoor
weten zij ook thans nog de dreigende
beslissing uit te stellen.
Duitschland zag in de laatste dagen
twee of drie zijner onderzeeërs buiten
gevecht gesteld, terwijl Donderdag j.l. te
Brussel een Zeppelinluchtschip deerlijk ge
havend werd. Dit gevoegd bij den kri
tieken binnenlandschen toestand en het
gebrek aan leeftocht iedere Duitscher
mag per dag slechts 200 gram brood
eten het Duitsche volk nu juist niet
bijster geschikt maken om het den len
April a. s. Bismarck's honderdsten geboor
tedag te doen bejubelen.
Op het Westelijk oorlogsveld is alles
bij het oude. Voor afwisseling is de Fran-
sche generaal Delaervix zijn Engelschen
collega French de militaire medalje gaan
brengen. Te De Panne in Zuid-West Bel
gië hebben de koning en koningin van
België onlangs een revue gehouden over
het regiment der grenadiers. Dit is het
regiment van den koning. Zijne Majesteit
scheen zeer tevreden en hij heeft de offi
cieren en de soldaten gelukgewenscht over
den moed en de dapperheid, die zij sedert
den oorlog aan den dag gelogd hebben.
Over de posities bij Lombaerts-yde,
waarover zoo vaak in de berichten sprake
is, wordt uit De Panne o. a. het volgende
aan „De Tijd" geschreven:
„De vorderingen, bij Lombaertzijde door
ons gemaakt, konden niet uitgebreid wor
den. Da strijdlijn is sedert eenige weken
altijd dezelfde. De Duitschers bezitten nog
altijd voor een deel van Lombaertzijde.
De groote duin is daar weliswaar niet
meer door de Duitschers bezet, doch hij
is ook nog niet door de „alliée's" inge
nomen. De gangbare meening hier is, dat
I
Welk weder 2ül!en wij hebben
Verwachting tot den avond van 9 Maart:
Stormachtige tot krachtigen, later afne
mende Noord-Oostelijke tot Oostelijken wind.
Betrokken tot halfbswolkte lucht. Waar
schijnlijk nog sneeuwbuien, 's Nachts lichte
tot matige vorst, om het vriespunt overdag.
do bondgenooten daar zouden kunnen
vooruitgaan als zij wilden; zij doen het
niet, dewijl het gepaste oogenblik om voor
uit te gaan nog niet gekomen is. Langs
den kant van Stuyvekenskerke behouden
de Duitschers nog twee of drie kleine
posten op den linkeren oever van den
IJzer. In het omliggende van Ieperen hou
den de Duitschers zich zeer goed versterkt.
Op een afstand van G kilometers van
de stad en op eene lengte van ongeveer
16 K.M. liggen daar niet minder dan 5
Duitsche legerkorpsen, d. w. z. omtrent
200.000 mannen. Daar strijden de En
gelschen te zamen met de Fransehen,
daar hebben reeds verscheidene bloedige
gevechten plaats gegrepen."
Volhouden is voorloopig nog het wacht
woord. Bij de Engelschen gaat de wer
ving voor het leger onverpoosd voort en
omtrent het Belgische leger meldt men
uit Sluis, dat binnen korten tijd alle on
gehuwde Belgen, van 1825 jaar, zullen
worden opgeroepen, om zich naar het
front te begeven. Zij echter, die zich
vóór den officieelen oproep reeds aan
meldden, zullen nog alle voordeelen ge
nieten, welke aan de vrijwillige dienst
neming verbonden zijn. Dit bericht ontleen
ik aan officieele mededeelingen, zegt de
oorlogscorrespondent van „De Tijd".
Eigen (telefonische en telegrafische) be' Ichten
van 6 Maart, 5 uur 's namiddags.
Berlijn. (Ambtelijk). In de omstreken
Zuidoostelijk van Yperen ontrukten wij
den Engelschen een loopgraaf.
De Fransche pogingen om ons uit onze
veroverde posities op den Loretteheuvel
te dringen, mislukten. Alle aanvallen wer
den afgeslagen; wij maakten 5 officieren
on 140 soldaten gevangen. In een tegen
aanval namen wij een boschje ten noorden
van Perthes en een stuk loopgraaf van
de Fransche positie. De Fransche aanvals-
pogingen verliepen zonder succes; even
eens de aanval op onze posities bij Fau-
quois en Consenvois.
Nadat de geheele oorlogsbuit in het
woudgebied ten noorden van Grodno en
om Augustow is geborgen, zonder dat de
vijand dit kon verhinderen, staan de daar
tot nu toe gebruikte troepen thans voor
een andere operatie beschikbaar.
Ten noordoosten van Prasnitz mislukte
een Russische aanval onder voor den vij
and zware verliezen. Ook ten noordwesten
van Plock werden vijandelijke aanvallen
afgeslagen.
Londen. De „Daily News" verneemt
uit Boekarest: In Constantinopel heerscht
groote onrust. De Turken brengen enkele
forten in de zee van Marmora in staat
van verdediging.
Rome. (via Londen). Aan de „Agencia
nationale" wordt uit Athene geseindD e
sultan van T u r k ij e heeft Co n-
stantinopel verlaten.
Athene. Gemeld wordt, dat een nevel
verhinderde de uitwerking van de beschie
ting der Dardanellen vast te stellen, doch
3 torpedovernielers, die voorbijvoeren,
constateerden, dat de aan de zeestraat
gelegen plaatsen door de inwoners waren
ontruimd.
Parijs. (Officieel). Een schip van de
flotilje van het 2e Fransche lichte eskader
heeft gisteren in het Kanaal een Duit-
schen onderzeeër beschoten, die na door
3 granaten getroffen te zijn, naar beneden
dook en verdween, zonder eenig spoor
achter te laten.
Parijs (Officieel Communiqué van gis
terenavond 11 uur). In de Belgische dui
nen is een aanval der Duitschers op een
onzer loopgraven afgeslagen. Onze tegen
aanvallen ten noorden van Atrecht had-