mg van een Hetolaidschen Jezuïet. De Groote Oorlog. No. 29. Dinsdag 0 Maart 1915. Elfde Jaargang. Viisebijnt eiken M11HM6-, WOENSDAG- te VMIDMIMND. E. EN. Stand. koopingen. lingen. oes. werpen, alhier zijn in- omtrent de na- in de maand den: bje, een Wauw uttapercha over- uteltjes aan een 1915. is van politie, IN COEHOORN. e Goes. )rieven en brief- nders onbekend le 2e helft der me; Mad. Du en, holen. Thijs, Antwer- e. Wed. Cuipers, ut; Fr. Plompe, Maart, n: L. C'. Bo- A. Crinse, G. M. Be- C. J. Iloille 1.; M. L. Pau- C. M. Jiile- V. Verijzer, geb. ïie, geb. Burke, 1 Van Noppen, oulen, z. f, man van P. eineeder, vrouw j.; J. de Jong, zen, 4 w., d.; oelse, 67 j.; M. II. Gerrebiands, lan van Adriana erse. ledenLouiwrus os Leendertse en (Kr. Crt.) Februari, oren: 4 Febr. Ma in Staal en Geer- Jan Johan z.v. en Maatje Elisa- v. Adriaan Lob- n. 27, Victor Al- ervliet en Maria 3, Klazina d.v. ter en Margaretha Pieter Hooti- onge; 22, Corne- nus van Stee en Emans. aa Vermue, 74 j. ge. d: 11, Adriaan Livina Paauwe ,v. Johannis van ugge; 13, Gilles en Cornelia Al- Willem .Tacobus ia Nieuwenhuijse Zo'rge, 58 j.; 10, 15, Kornelia van lid Nieuwenhuijso Geboren4, Lucasse en Fran- ipoldus Johannes, en Maria Huige; v. .Tan Hundersr reele; 15, Giljaam, ert en Pieternella t Adriaan Dorst, a van der Linde, de Waal, 14 d. huis en erf. Pilaar. lmann& Verhoek. j, hoornvee en ge- nann Verhoek, onhuis, inboedel, ïlders en Smits, ouwers-inspan, in- aarden, Hollmann en tuin. Schram e, Schram en Gru- Tpenb. lag. school, Wethouders. Abonnementsprijs p. 3 maanden voor Goes 0.75, daarbuiten 0.95. Afzonderlijke nummers 5 cent, dubbele bladen 10 cent. Advertentiën worden ingewacht op Maandag en Woensdag vóór half drie en Vrijdag vóór een uur 's namiddags. Kantoor v. d. Administratie: Ganzepoorfsfraaf C 2o9, GOES. Tel. interc.Directie no. 33. Redactie no. 97. Reclameberichten 25 Ct. p. r. Bij abonnement speciale prijs. Advertentiën van 15 regels ƒ0.50; iedere regel meer 10 Ct. Eenzelfde advertentie 3 X geplaatst, wordt 2 __X berekend. Dienstaanbiedingen 5 regels voor 25 Ct. a contant. De abonné's op dit blad, in het bezit der door de H A 4A gulden bij verlies van beide Hl gulden bij B directie uitgereikte polis, zijn, overeenkomstig de J I I I 1 handen, voeten of oogen. (I I 1 verlies van een S g 1 daarvoor vastgestelde Verzekeringsvoorwaarden, VI III Voorts bij ongeneeselijke I 3 I hand, voet GRATIS verzekerd tegen ongelukken voor: I verstandsverbijstering; of oog; fyf De uitkeering der bovenstaande bedragen is gewaarborgd door de „Hollandsche Algemeene Verzekerings-Bank" te Schiedam. gulden bij verlies van een duim; gulden bij verlies van een wijsvinger; gulden bij verlies van eiken anderen vinger. De tijd ligt nog niet zoo heel ver ach ter ons, dat bij velen in ons land een Jezuïet als de incarnatie gold van list, sluwheid en schelmerij. De fraaie let teren hielpen zelfs mee om die val- sche meening te bestendigen, getuige J. van Lennep's „Pleegzoon", om van an dere romans enz. te zwijgen.Ook is het van algemeene bekendheid, dat zelfs <nu nog, in onzen verlichten tijd, sommigen bij gelegenheid van verkiezingen voor ,Ka- mer of Staten d© „goè gemeent'te gen een rechtschen candidaat niet be ter in het harnas weten te jagen dan door hem met de Jezuïeten te vereen zelvigen, die dan worden voorgesteld/ met dolk en giftbeker gewapend en op niets anders zinnend dan op den on dergang van ons vaderland en de ver nietiging der Nederlandse,be Protestanten. Gelukkig blijkt ook hier de tijd de groote slooper te zijn van oude voor- oordeelen en jammerlijke dwalingen en mogen wij piet vreugde en groote in genomenheid wijzen op een verblijdend verschijnsel van allerjongsten datum, dat op een heugelijke kentering wijst der opi- niën, die iu toonaangevende Protestantsche kringen ten onzent over de leden der Sociëteit van Jezus circuleeren. Tot beter begrip eerst een kort woord ter inleiding. Pater dr. Rudolphus van Oppenraay is een der bekendste Nederlandsche Je zuïeten, ook in niet-Katholieke kringen. Die bekendheid dankt hij aan zijn groote geleerdheid, zijn uitmuntende paedagogi- sche kennis en aan zijn allerbeminner lijkste manieren. Zijn geleerdheid. Bij zijn promotie toch tot doctor in de klassieke letteren een promotie „cum laude" verklaarde een der professoren van de Leidsche „Alma Mater „hij is de eenig- ste mijner leerlingen, die Griekscb kent". Een Latijnsch gedicht van Van Oppen- raay's hand, „Amor" geheeten en den lof verkondigend van pater Damiaan's liefde en zorg voor de ongelukkige le prozen van Molokkai, verwierf op de prijsvraag de gouden medaille. Zijn paedagogische kennis. Deze schit terde in 'al haar uitgebreidheid en in tensieve kracht, ,-zoowei theoretisch op de philologische congressen, waarvan pa ter Van Oppenraay de ziel was, als prac- tisch in zoo menig professoraat en di rectoraat der algemeen ais hoogstaand erkende Jezuïeten-colleges van Nederland. Vooral Katwijk's Waliebrordusgymnasium bewaart dienaangaande herinneringen, die om met Cicero te spreken „door geen vergetelheid ooit zullen worden uit- gewischt", „quarum memoriam nulla umquam delebit oblivio". Zijn allerbeminnelijkste manieren. Als lid der Staatsexamencommissie voor het Uni- versiteitstoegangsdiploma wist hij met zeldzamen tact en innemende minzaam heid de examinandi op hun gemak te zetten en wat anders voor vele jongelui een pijnbank was, te maken tot een ge- z.ellig onderhoud, doch zoo, dat onge merkt de student omtrent zijn bekwaam heden door examinator Van Oppenraay terdege werd getoetst met even onkreuk bare, als minzame eerlijkheid. Welnu, deze geleerde, deze paedagoog, door zijn collega's in den land© wjjd en zijd geëerd en bemind, deze beminne lijke man, door de studeerende jongeling schap van elke religie, hetzij op de col leges, hetzij bij de examens, als op de handen gedragen, die pater Van Oppen raay, het voortdurend aantrekkelijke toon beeld en levende bewijs van de heerlijke harmonie, welke geloof en wetenschap in een Roomsche ziel weten te schep pen, gaat Nederland ontvallen. De reli gieuze orde, waarvan hij het sieraad is, de zoo gesmade en toch zioo voortreffe lijke sociëteit van Jezus, heeft hem ge roepen tot een der hoogste waardighe den, die van raadsheer van den ordes- generaal, wat hem noodzaakt te Rome tot zijn blijvende woonplaats te kiezen. En nu wordt pater Van Oppenraay, Katholiek priester en Jezuïet, door een Protestantsch hoogleeraar in de „Nieuwe Rotterdamsche Courant" uitgeleide ge daan in een artikel dat één groote lof tuiting is aan Van Oppenraay's karakter, geleerdheid en verdiensten, maar tevens het onbevangen oordeel, de eerlijke ap preciatie en het edeldenkend hart van den schrijver alle eer aandoet. Van dit artikel een gedeelte over te nemen, zoo groot als onze plaatsruimte maar toe laat, achten wij onzen plicht, al ware het alleen maar om te doen zien, hoe een persoonlijkheid als pater Van Oppen raay beter en krachtiger dan een biblio theek vol apologie het ware, goede en schoone van onzen godsdienst demon streert. Het adres van pater Van Oppenraay is thans: via di S. Nicola da Tolen- tino, 8 Rome. „Want daar", schrijft pro fessor dr. J. J. Hartman, hoogleeraar in de Latijnsche letteren en oudheidkunde te Leiden, in bovenvermeld artikel, „want daar woont hij sedert eenige da gen, daar troont hij op den zetel, zoo pas door den nieuwen generaal der orde verlaten, als een der raadsheeren van gezegd opperhoofd. O, wij gunnen hem zijn eer en liet hoog© ambt, waaraan hij met de hem eigene geestdrift zijn groote gaven wijdt. Maar aan Horna gun nen wij hem niet, wij hadden hem bij ons willen houden, wij treuren om zijn heengaan, zijn verdwijnen uit onzen ge zichtskring, waarin hij zulk een helder, zulk een bij uitstek lieflijk licht verspreid de. Wij - wie? De Nederlandsche Je zuïeten? Ja, die zeker in de eerste plaats, maar bovendien allen, die ooit met hem in aanraking zijn gekomen, tot de jon gens toe, die hem maar een half uurtje hebben ontmoet en dan nog welop het staatsexamen. Wat zeg ik? Die heb ben misschien nog wel de aangenaamsle herinnering aan hem behouden. Want exa men doen is een leelijk ding, maar exa men doen bij iemand, zóó humaan en vriendelijk als hij, bij iemand, die zóó begrijpt hoe men 't met een examinan dus moet aanleggen, om hem op zijn voordeeligst te doen uitkomen, dat is voor een jongmensch, waar wat in zit, een ongestoord genoegen. En wie kwam in gezelschap van Van Oppenraay niet op zijn voordeeligst uit? Een onderhoud met Van Oppenraay was werkelijk een gedaohtenwisseling. Eerst hoorde hij u kalm aan, op een wijze, die u zoowel moed als kracht gaf, om uw meening geheel naar waarde in te kleeden, in de juiste termen, dan haalde hij uit uw betoog naar voren wat er het beste ,in was, stelde dat vaak door een paar woorden in nog wat helderder licht dan 't u was gelukt te doen, en maakte u dan duidelijk waarom hij dit of dat van 't door u iu hoofdzaak be weerde niet kon aanvaarden. Dat waar- o m was 'dan meestal gelegen in zijn Jezuïetisch standpunt, en al kondet gij u dan weer daarop niet plaatsen, gij wist althans, wat het Jezuïetisch stand punt was, want dat heb ik steeds in de Jezuïeten i(althans in die, waarmede ik in aanraking ben gekomen) zoo hoog gewaardeerd, dat ze nooit hun over tuiging ontveinzen of verzwijgen, maar er mee voor den dag komen, ook waar men niet zou hebben vermoed, dat dit ergens noodig was. Toen indertijd bet ambt van inspec teur vaceerde en er natuurlijk door alle belangstellenden werd gevraagd, wie on zen edelen Eggink zou opvolgen, zei ik bij een mjjner, helaas te zeldzame, bezoe ken tot Van Oppenraay„Pater, ik weet oen besten inspecteur", en antwoordde op zijn vraag „wie dan?" kort en goed: „UI" Uitbundige vreugde van den pa ter (men kent zijn gullen schaterlach) „Maar, professor, dan kwam er oproer: verbeeld u in Holland een Jezuïet in specteur' der gymnasia I" Nu, die kans is verkeken, maar mijn aanbeveling houd ik vol. Zóó zouden wjj het ideaal nabij gekomen zijn. Na tuurlijk zou deze Jezuïet, evenmin als de tegenwoordige „gewoon-roomsche" in specteur, dat toonbeeld van rechtscha,- penheid, ooit bij benoemingen naar iets anders hebben gevraagd dan naar ge schiktheid en bekwaamheid. Maar ik doe niemand afbreuk wanneer ik zeg, dat niemand meer clan hij het Nederlandsch gymnasium zou hebben bezield, aan 't onderwijs leven zou hebben ingeblazen. Want v. Oppenraay leefde in 't Latijn en Grieksoh. Hom te hooren spieken was altijd een genot, maar vooral als hij Latijn sprak. 'En wat hij u ooit gesohrer ven heeft, zelfs het eenvoudigste briefje over zaken, dat bewaart gij als een kost baar kleinood. Zijn versjes, ik bedoel nu zijn Hollandsche, muziekstukjes zijn het, rein van klank en inhoud. Maar bove deze verheft zich dat ééne latijn sche gedicht, dat er van algemeen be kend is geworden, Amor, gewijd aan de nagedachtenis van pater Damianus, den edelen weldoener, die op het eiland der melaatschen zijn leven offerde voor het heil zijner meclemenschen. Want dat een latinist als Van Oppenraay Latijnsche ge dichten maakt, een Graecus als hij ook Grieksche, dat spreekt wel van zelf. Hij is een persoonlijkheid, zooals men er maar hoogst zelden eene ontmoeteven waardeerend voor anderen als trouw aan eigen meening, even goedhartig als streng, even blijmoedig fris ernstig nu die beide laatst© zaken zijn steeds onafschei delijk verbonden: „de kinderen Gods zijn blijde". En waar hij komt, in welken kring hij verkeert, daar brengt hij leven en verspreid hij het licht. Maar ik zou mijn braven, mijn trou wen vriend (zoo noem ik hem, want nooit ben ik edelmoediger en vriend,- schappelijker behandeld dan door dezen Jezuïet) ik zou hem onrecht, ik zou hem verdriet doen, zoo ik zweeg over wat hem het dierbaarst is, zijn priesterschap. Welnu, daarover dan nog een enkel, maat een door zijn inhoud zeer welsprekend woord. Een jonge, mij bekende, protestant sche dame is door hem „Roomsch ge maakt", zooals men dat zeer onvrien delijk pleegt te noemen. Maar de moe der dier bekeerde laat zich anders uit; die zegt: „Vroeger was mijn dochter een zoekende ziel, ongenietbaar voor haar om geving en diep ongelukkig voor zich zelve, nu is ztócblij te moede, een zon netje in buis". Zoo kan ik me leven dig voorstellen dat een Roomsche is, do„r Van Oppenraay tot het Katholicisme voor bereid. En al ben ik nu protestant, ge boren protestant, dominees-zoon, lid der Remonstrantsohe broederschap en vol strekt niet gesteld op eenig schijntje van orthodoxie, „ik ,z©g toch maar, dat wie zoo iets heeft tot stand gebracht een heerlijk werk heeft verricht: beter Roomsch dan „niets", vooral zóó be keerd". Wanneer een protestant, hij mag zoo geleerd zijn als hij wil, een hoek over de Jezuïeten geschreven heeft, dan zegt een Jezuïet er altijd van: „die man schrijft over 't geen hij niet kent, want zijn wetenschap is uit de tweede hand, onze boeken beeft hij niet gelezen". Nu, dat laat ik daar, ik ken zelf die boe ken niet en zal ze wel nooit leeren ken nen ook, maar als wat ik wel vrees mijn vriend te Ronr© blijft, of waar ik niet aan denken mag van deze aarde zal zijn heengegaan, en iemand, al was 't een door en door geleerde Roomsche, dan, nog hij mijn leven, een boek over de Jezuïeten schrijft, dan zal ik dat boek niet lezen, maar zeg gen of althans denkendat boek kan niet goed fcijn, want de schrijver heeft pater Van Oppenraay niet gekend". Prof. Hartman's artikel is niet slechts een eer voor pater Van Oppenraay persoon lijk, maar voor geheel de Jezuïetenorde. Het behoort een plaats te erlangen in het ordes-archief naast den brief dien de Amsterdamsche (Protestantsche) hoog- leeraar David Van Lennep voor ruim 10J jaren aan zijn leerling Philippus Root haan medegat naar Rusland, waar deze Amsterdamsche jongeling zijn intrede zou doen in het noviciaat der Jezuïeten. (Root haan weid later generaal der orde en bleef steeds pret Van Lennep in vriend schappelijke relaties). Met dien brief en de merkwaardige' lezing, die de Protestant sche hoogleeraar prof. P. J. Blok inder tijd hield over de Jezuïetenorde, vormt prof. Hartman's artikel in de N. Rot. Crt. 'n trilogie van nobele waardeering eener Ka tholieke religieuze orde met wier begin selen die der schrijvers strijden, met wier religie de hunne verschilt, maar aan wier verdiensten voor onderwijs en wetenschap zij zich niet schamen den cijns hunner bewondering te betalen gelijk hunne ge leerde Protestantsche voorgangers Hugo do Groot, Baco eu Leibnitz. De toestand. De „Daily Telegraph" heeft te vroeg gejuicht toen het blad de inname van Constantinopel aanstaande noemde, want het blijkt, dat de Dardanellen mijl voor mijl moeten worden veroverd. Het Fran sche blad „Le Temps" onder andere ont veinst zich de eigenaardige moeilijkheden niet. Waarschijnlijk, zoo zegt het blad, zal generaal v. d. Goltz pasja, dio de leiding van de verdediging in handen heeft ge nomen, niet eenig "deel van de drie of vier beschikbare Turksche legerkorpsen willen wagen voorbij het smalle Boelair- défilé en zal bij de voorkeur eraan geven zijn troepen in de hand te houden en ze te verdeelen langs de kusten aan de Zee van Marmora om mede te werken aan de verdediging van Constantinopel. Het Oostenrijksche leger bewijst thans aan het Duitsche dat de handen vol heeft aan de Russen, groote diensten in de Karpathen. Het is n.l. den Oostenrijkschen troepen gelukt den Russen alle met moeite veroverde punten weer afhandig te maken. De Russen beproefden door wanhopige aanvallen het verlorene te heroveren, maar slaagden daarin niet. Zij behaal den bijna geen noemenswaardig voordeel en leden ernstige verliezen. De Russen bleken niet in staat tot een machtig offensief, terwijl zij wel van de kleine voordeelen, welke zij behalen, we ten partij te trekken en beproeven aan een omsingeling te ontkomen door tal van verwoede tegenaanvallen. Hierdoor weten zij ook thans nog de dreigende beslissing uit te stellen. Duitschland zag in de laatste dagen twee of drie zijner onderzeeërs buiten gevecht gesteld, terwijl Donderdag j.l. te Brussel een Zeppelinluchtschip deerlijk ge havend werd. Dit gevoegd bij den kri tieken binnenlandschen toestand en het gebrek aan leeftocht iedere Duitscher mag per dag slechts 200 gram brood eten het Duitsche volk nu juist niet bijster geschikt maken om het den len April a. s. Bismarck's honderdsten geboor tedag te doen bejubelen. Op het Westelijk oorlogsveld is alles bij het oude. Voor afwisseling is de Fran- sche generaal Delaervix zijn Engelschen collega French de militaire medalje gaan brengen. Te De Panne in Zuid-West Bel gië hebben de koning en koningin van België onlangs een revue gehouden over het regiment der grenadiers. Dit is het regiment van den koning. Zijne Majesteit scheen zeer tevreden en hij heeft de offi cieren en de soldaten gelukgewenscht over den moed en de dapperheid, die zij sedert den oorlog aan den dag gelogd hebben. Over de posities bij Lombaerts-yde, waarover zoo vaak in de berichten sprake is, wordt uit De Panne o. a. het volgende aan „De Tijd" geschreven: „De vorderingen, bij Lombaertzijde door ons gemaakt, konden niet uitgebreid wor den. Da strijdlijn is sedert eenige weken altijd dezelfde. De Duitschers bezitten nog altijd voor een deel van Lombaertzijde. De groote duin is daar weliswaar niet meer door de Duitschers bezet, doch hij is ook nog niet door de „alliée's" inge nomen. De gangbare meening hier is, dat I Welk weder 2ül!en wij hebben Verwachting tot den avond van 9 Maart: Stormachtige tot krachtigen, later afne mende Noord-Oostelijke tot Oostelijken wind. Betrokken tot halfbswolkte lucht. Waar schijnlijk nog sneeuwbuien, 's Nachts lichte tot matige vorst, om het vriespunt overdag. do bondgenooten daar zouden kunnen vooruitgaan als zij wilden; zij doen het niet, dewijl het gepaste oogenblik om voor uit te gaan nog niet gekomen is. Langs den kant van Stuyvekenskerke behouden de Duitschers nog twee of drie kleine posten op den linkeren oever van den IJzer. In het omliggende van Ieperen hou den de Duitschers zich zeer goed versterkt. Op een afstand van G kilometers van de stad en op eene lengte van ongeveer 16 K.M. liggen daar niet minder dan 5 Duitsche legerkorpsen, d. w. z. omtrent 200.000 mannen. Daar strijden de En gelschen te zamen met de Fransehen, daar hebben reeds verscheidene bloedige gevechten plaats gegrepen." Volhouden is voorloopig nog het wacht woord. Bij de Engelschen gaat de wer ving voor het leger onverpoosd voort en omtrent het Belgische leger meldt men uit Sluis, dat binnen korten tijd alle on gehuwde Belgen, van 1825 jaar, zullen worden opgeroepen, om zich naar het front te begeven. Zij echter, die zich vóór den officieelen oproep reeds aan meldden, zullen nog alle voordeelen ge nieten, welke aan de vrijwillige dienst neming verbonden zijn. Dit bericht ontleen ik aan officieele mededeelingen, zegt de oorlogscorrespondent van „De Tijd". Eigen (telefonische en telegrafische) be' Ichten van 6 Maart, 5 uur 's namiddags. Berlijn. (Ambtelijk). In de omstreken Zuidoostelijk van Yperen ontrukten wij den Engelschen een loopgraaf. De Fransche pogingen om ons uit onze veroverde posities op den Loretteheuvel te dringen, mislukten. Alle aanvallen wer den afgeslagen; wij maakten 5 officieren on 140 soldaten gevangen. In een tegen aanval namen wij een boschje ten noorden van Perthes en een stuk loopgraaf van de Fransche positie. De Fransche aanvals- pogingen verliepen zonder succes; even eens de aanval op onze posities bij Fau- quois en Consenvois. Nadat de geheele oorlogsbuit in het woudgebied ten noorden van Grodno en om Augustow is geborgen, zonder dat de vijand dit kon verhinderen, staan de daar tot nu toe gebruikte troepen thans voor een andere operatie beschikbaar. Ten noordoosten van Prasnitz mislukte een Russische aanval onder voor den vij and zware verliezen. Ook ten noordwesten van Plock werden vijandelijke aanvallen afgeslagen. Londen. De „Daily News" verneemt uit Boekarest: In Constantinopel heerscht groote onrust. De Turken brengen enkele forten in de zee van Marmora in staat van verdediging. Rome. (via Londen). Aan de „Agencia nationale" wordt uit Athene geseindD e sultan van T u r k ij e heeft Co n- stantinopel verlaten. Athene. Gemeld wordt, dat een nevel verhinderde de uitwerking van de beschie ting der Dardanellen vast te stellen, doch 3 torpedovernielers, die voorbijvoeren, constateerden, dat de aan de zeestraat gelegen plaatsen door de inwoners waren ontruimd. Parijs. (Officieel). Een schip van de flotilje van het 2e Fransche lichte eskader heeft gisteren in het Kanaal een Duit- schen onderzeeër beschoten, die na door 3 granaten getroffen te zijn, naar beneden dook en verdween, zonder eenig spoor achter te laten. Parijs (Officieel Communiqué van gis terenavond 11 uur). In de Belgische dui nen is een aanval der Duitschers op een onzer loopgraven afgeslagen. Onze tegen aanvallen ten noorden van Atrecht had-

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1915 | | pagina 1