WÊÊÊmÊMESS AZIJN tikelen, :aux. I ndaal, ffen Breda, eren. No. Ï4t TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEÜWSCHE COURANT Zaterdag 28 November 1914 ff ■R, >DELBURG. |R- fn. S, IEAÜ MES lOEDEN de ping. st nette jerd. FEUILLETON. EEN DOORNENKROON. UIT DE PERS. UIT ZEELAND. zitting In hef n Effecten zaken, ALS Petit gris. i iegant eholpen.) Aan Onze Eerbiedwaardige Broeders, de Patriarchen, Primaten, Aartsbisschoppen, Bisschoppen, en de andere plaatselijke Overheden, die in vrede en gemeenschap met den H. Stoel leven. III. Maar, Ecrw. Broeders, wat we tot nu toe met weenend gemoed hebben uiteen gezet, heeit een dieperen wortel, en in dien ze niet hun best doen om dat uit te roeien zal de g'ewenschto standvastige en blijvende vrede niet volgen. W,elke de wor tel Van dat kwaad is, toont de Apostel aan: „De wortel van alle kwaad is de b eg oer lijk h e id." 22) Immers zoo iemand nauwlettend toeziet aan wat kwalen de maatschappij nu lijdende is, dan komt alles voort uit dezen grond. Wij toch zien, dat èn door dc verdorven heid der scholen, die onzen tijd als verlicht voorstellen, èn door de goddeloosheid der schrijvers, die dagelijks of bij' tusschen- poozen leiding .geven aan de onervaren menigte, en tevens door vele andere din gen, die de aandacht van het volk trek ken, diep in de harten, is gevestigd de Verderfelijke dwaling, dat de mensrh geen eeuwigheid van geluk te wachten heelt en dat hij dus hier, op dezo wereld, zijn geluk zoeken mag in rijkdom, eer en de wellusten van het leven. Niemand zal het daarom verwonderen, dat deze menschen van nature voor het geluk bestemd, met evenveel geweld die goederen zien te roo- vcn, als zo uil den weg ruimen al, wat hun daarbij hinderlijk is. Wijl nu deze goederen niet gelijkelijk verdeeld zijn, en de burgerlijke overheid moet beletten, dat het individu zijn vrij heid te buiten gaat en het goed van anderen rooit, wordt het gezag gehaat en gloeien de armen van nijd tegen de rijken en heerscht er strijd tusschen de verschillende standen. De oen zoekt op allo manieren te krijgen en te stelen, wat hij niet bezit, en de ander tracht te houden en te Vermeerderen, wat hij be zit. Dit heeft Christus voorzien en in Zijn bergrede heeft Hij de aardsche zalighe den van den mensrh grondig uiteengezet. Men kan zeggen, dat Hij daarin eeniger- mate de grondslagen van de Christelijke wijsbegeerte heeft gelegd. Zells zij die verre staan van het Geloof, hebben daarin een bijzondere wijsheid gezien en een vol maakte leer Van geloot en zeden. Allen ook geven toe, dat nooit iemand vóór Chris tus, die de waarheid zeil is, zoodanig en met zooveel gezag en gewicht en uitstorting Van liefde gesproken heelt. De innerlijke grond dezer wijsbegeerte is, dat wat wij goederen des levens noe men, wel den schijn, maar geenszins de werkelijkheid daarvan bezit. Daarom kan het bezit daarvan den mensrh niet geluk kig maken. Door Gods beschikking im mers brengen geld, roem en genoegens zoo weinig geluk aan den mensch, dat men zelfs om God Van die zaken afstand moet doen om waar geluk te kunnen bezitten. „Zalig de armenZalig, die nu wee- nenZalig, die vervolging lijden Zalig gij, als do menschen u haten en wanneer ze u uitbannen en hoonen en uwen naam als onheilbrenger verwer pen," 23) Door deze smarten toch en door de kruisen en do ellende van dit leven, in dien we die verdragen gelijk het hoort, komen wij tot het bezit Van di:e vol maakte en onsterflijke goederen, „welke God bereid hoeft voor hen, die Hem be minnen. (24) Nochtans, dezo gewichtige waarheid van het Geloof wordt door ve len veronachtzaamd en schijnt hij vielen totaal vergeten. Daarom, Eerw. Broeders, is het noodig haar te vernieuwlen in alle gemoedieren, M) Zoo gedacht, zoo gedaan. De huis sleutel hing in de gang; zij opende de deur en ging met Johanna, die vol blijde verwachting aan haren arm hing, op straat, zag goed naar de ligging en het nummer van hel huis en ging vervolgens voorbij' de kerk Trinita dei Monti on de Fransche academie, naar het Pincio. Na eenigen tijid de bekoorlijkheden van dit schoone plekje van Home bewonderd te hebben, gingen zijl naar de niet Ver afgelegen kerk, Maria del Populo, waar juist ter Misse geklept werd. Na h|et einde der II. Mis spoedden zij' wieder naar huis; weldra had de kleine Johanna de straat teruggevonden en het huis, waar voor Bianca reeds op den uitkijk stond. Onder het ontbijt werd vastgesteld, wat op dien dag reeds van de merkwaardig heden der stad zoude bezichtigd worden. Bertha vroeg echter eerst naar een Duit- schen priester, bij' wien zij kon biech ten, daar zij1 aan hare vrome gewoonte, om iedere week de II. Sacramenten te ontvangen, ook in Rome getrouw wilde blijven. Spoedig was hierin tot hare te vredenheid voorzien. want alleen op die voorwaarde is het mogelijk, dal de menschen en de samen leving in vrede zijn. Wij vermanen dan ook allen, die op elen of andere wij'ze door smart getroffen worden, do oogen niet te slaan op de aarde, waarin we vreemdelingen zijn, madr ze op te slaan tot den hemel, die ons streven is; „hiel' hebben wij geen blijvende woonstede maar wij zoeken de toekomstige" (25). Te mid den van 's levens moeilijkheden, waardoor God hunne standvastigheid beproeft, moe ten ze vaak gedenken, hoe groot een loon hen wacht, indien ze zegevierend uit het gevaar, te voorschijn treden: „want het tegenwoordig tijdelijke en lichte onzer verdrukking werkt «ene onmetelijke overtreffende zwaarte van heerlijkheid in ons" (26). Daarom, Eerw. Broeders, moet het voor u en voor heel de geestelijkheid en ook voor ons allen, die, eendrachtig door velerlei handen, de glorie van God ion het waarachtige geluk van allen trachlen te hevordeMen, een onwrikbaar besluit zijn, met alle kracht en macht te werken, opdat in de menschen met het geloof ook de godsdienst, het verlangen naar en de hoop op eeuwige goederen he'rieve. Naarmate immers in den mensch het geloof aangroeit, zal de inateloozo zucht naar ijdelc aardsche goederen verminde ren en langzamerhand zullen onder den opbloei der liefde twist en tweedracht in de maatschappij verdwijnen. Gaan we nu onze oogen afwenden van de maatschappij, en vestigen wij hen op de eigenlijke kerkelijke aangelegenheden, dan is er reden om ons althans eenigs- zins te herstellen van den grooten druk der tijdsomstandigheden. Naast de aller duidelijkste bewijzen van de goddelijke kracht en sterkte-, welke do Kerk bezit, zijn we niet weinig getroost door de groote werken, welke onze voorganger Pius X ons heeft nagelalen en waarmee hij den Stoel van Petrus in zijn zeer hei lig leven heeft gesierd. Wij zien, dal door hem alom in den priester de godsdienst ijver is ontbrand, de godsdienst van het christenvolk verlevendigd, de actie en de tucht in de katholieke vereeniginge-n be vorderd; we zien, hoeveel bisdommen er zijn gesticht, hoe er voor opleiding van de jonge geestelijkheid is gezorgd over eenkomstig de gestrengheid van het ker kelijk recht -en den eisch der tijdien. Van de leerstoelen der gewijde wetenschap pen is het gevaar van vermetele nieuwig heden verwijderd. De gewijde muziek werd in waalrdigen dienst dier godsdienst plechtigheden gesteld, om aan de liturgie hooger luister te verschaffen, en dooi de missionarissen wieTd in nieuwe missies de naam van het christendom wijd en zijd verspreid. Groot zijn de verdiensten van onzen Voorganger jegens de Kerk, en het nage slacht zal ze in eene houden. God even wel laat toe, dat deakker van den huis vader voor de sluwheid van den vijan- digen mensch toegankelijk is. Daarom komt ook nooit de tijd, dat er niet meer te werken valt ©n -geen woekerend on kruid de -goede vrachten dreigt te ver stikken. Daarom passen we ook op- ons toe wat God aan den propheet heeft ge zegd: „Zie, ik heb u beden aangesteld over volkeren ien rijk-en, opdat ge zoudt uitroeien en verwoesten.en opbou wen en planten" (27). Voor zooverre het aan ons ligt, zullen we met alle krachts inspanning zorgen, het kwade te beletten en het goe-dië te bevorderen, totdat het den Opperste der Herders behagen zal, Ons rekenschap te Vragen van onze bediening. Daarom, eerw. Broeders, gelijk Wij u allen reeds geschreven hebben, schijnt het ons nuttig, eenige punten aan te raken, waarvoor Wij van plan zijn bijzondere zorg te dragen. Zoo zal door uwe mede- vruchten voortbrengen, werking onze arbeid de gowenschte rijpe Vooreerst, gelijk bet in iedere vcreeni- ging van menschen, tot welk doel zij ook samengaan, van het grootste belang is zeer nauw samen te werken, moeten Wij1 Wij gaan nu den volgenden tijd vluch tig voorhij, daar hij- voor ons verfraai niets bijzonders oplevert. De gastheer en zijne echlgenoote stelden alles in het werk, om Bertha haar verblijf te Rome zoo aangenaam en aantrekkelijk mogelijk te maken. Dag voor dag werden de ker ken ien heiligdommen der Eeuwige Stad bezocht, waarbij Biauca de trouwe bege leidster van Johanna was. Bertha stond dikwijls verwonderd over do geestigheid en het verstand van dit kind, dat op haar negende jaar reieds overlegde, sprak en handelde, alsof het al 14 jaren oud was. Zij hield volkomen woord in alles, wat zij' aan Johanna beloofd had, namelijk, om hare leermeesteres in 't Italiaansch te zullen zijn. Johanna zelf, begaafd met den gelukkigston aanleg, teerde spoedig en gemakkelijk, terwijl Bertha telen zijn har.' vorderingen bemerkte, haar weldra regel matig onderricht door een taalkundige liet geven, zoodat zjj- na verloop van eenige maanden het Italiaansch volko men machtig was. De jonge vrouw zelf bracht het zoover, dat zij zich zond-er moeite verstaanbaar kon uit hukken. Voor haar zielstoestand had het verblijf in, dc Eeuwige Stad do gelukkigste ge volgen. De kerkelijke feesten, die zij allen bijwoonde, bijzonder die, welke in St. Pieter plaats hadden, hot II. Sacraments feest niet de prachtige pauselijke processie volstrekt al onze krachten inspannen, om de twist en de tweedracht, die er onder de Katholieken mochten zijn, te doen op houden en te zorgen, dat er geen nieuwe komen; laten allen voortaan van één ge voelen zijn en een en hetzelfde doen. De vijanden v.an God en van de Kerk begrijpen zoo goed, dat hij ons iedeire o|neenigh-eid voor hen een victorie is. Daarom hebben zij1 altijd -en steeds de gewoonte, om des te meer zaad van on- eenigheid te zaaien en te trachten de eenheid te verbreken, naarmate zij de Katholieken inniger vereenigd zien. O, hadden zij toch die strijdwijze niet zoo dikwijls gebruikt tot groote schade van den godsdienst. Daarom, als do wettige overheid iets stellig geboden heeft, mag niemand dit gebod verwaarfooze-n, omdat hij zelf het niet kan goedkeuren; doch laat een ieder zijn gevoelen blootleggen aan het over hem gestelde gezag en daaraan in geweten gehoorzamen. Dat ook geen enkel pri vaat persoon in boek of dagblad of in openbare voordrachten zich opw-erpe als leeraar in de Kerk. Allen moeten weten, aan wie God het leeraars ambt in de Kerk gegeven heeft. Daaraan alleten komt het recht toe, naar believen uitspraak te doen, indien het zulks wil; voor de anderen is het plicht eerbiedig toe te hoo'ren en te gehoorzamen aan zijn woord. In zaken evenwel, waarover men beiderzijds van meening kan verschillen, zonder geloof en tucht te schenden, wijl de Apostolische Stoel zijn oordeel niet heeft uitgesproken, mag zeker -een ieder zeggen, wat hij; houdt en zijn meening verdedigen. Maar uit deze geschillen moet alle buitensporigheid in woorden verre blij-vien, die der liefde zwaar letsel kan do-en. Laat een ieder vrij' maar bescheidenlijk zijne meening ver dedigen. Niemand schrijve zich het itecht toe hen, die een ander gevoelen houden, daarom alleen aan te zien als verdacht in het geloof of wederspannig aan het gezag. Wij willen, dat men zich onthoud© van benamingen, welke men onlangs be gon te gebruiken om de Katholieken van elkaar te onderscheiden, en zij vermijden die woorden niet alleen als „profane nieu wigheden", maar -ook als in strijd met waarheid en billijkheid, wijl onder de Katholieken daaruit groote geschillen en verwarring ontstaan. De aard van ons katholiek geloof is zóó, dat er niets hij of af kan. Men houdt alles of verwerpt alles. „Dit is het katholieke geloof en in dien iemand het niet getrouw en vast houdt, kan hij niet zalig worden,, (28). Daarom zijn bijvoegsels niet noodig. Een ieder hebbo voldoende aan deze belijdenis Mijn naam is Christen en mijn bijnaam is Katholiek. We hebben slechts te trachten werkelijk te zijn zooals we wor den genoemd. (22) I Tim. VI, 10. (23) I.uc. VI, 20-22. (24) I Cor. II, 9. (25) Hebr. XIII, 13. (2«) II Cor. IV, 17. (27) Jerem. I, 10. (28) Symb. Atbanas. De schending van Yperen. „De Maasbode" schrijft: Zeker, wij zullen de lanistcn zijn, om het leven van oude gebouwen te stellen boven het. leven van menschen maar daarbij hebben wij een diep en nu pijn lijk besef van de onbenaderbare kuituur- waarde der middeleeuwsche monumenten. Zij toch vertegenwoordigen niet één men- sehcnleven, maar het leven van een gan- sche tijdsperiode 011 wel in zijn fijnste etherische kristallisatie; zij bestaan mate rieel 'uit steenen en hout en ijzer en cement en kalk en glas, maar moreel zijn zo -opgebouwd door de Middeleeuwers met do steenon hunner idealen, gehecht en gevoegd met het cement van hun hoog ste kunstenaarschap. Hun vroomheid straalt er uit de simpele heelden der portieken, hun geestdrift glanst er in de warmste en helste kleli- onder de colonnades van St. Pieter, de aanblik van de eerbiedwaardige kerkvor sten der geheel1© wereld, dat alles maakte een diepen, onuitwischbaren indruk op haar ontvankelijk gemoed. Zij dankte dik wijls in stilte den go-ede Amalia, haar den raad gegeven te hebben, dezen pel grimstocht te ondernemen len schreef aan hare ver verwijderde vriendin brieven vol- geestdrift over al hetgeen zij dagelijks hoorde en zag. Den diepsten indruk ech ter maakte op haar de audiëntie, welke zijl hij Paus Pius IX, zaliger en roemrijker gedachtenis, gedurende den loop der maand Juni had. Het was toenmaals, hij do groote menigle vreemdelingen, die Home in zijne- muren herbergde en hij den velen arbeid, welke de aangelegen heden des concilie's den II. Vader be reidde, lang niet gemakkelijk, om tot 'eene audiëntie te worden toegelaten. Doch de onvermoeibare Monaldi bracht ook dit door bemiddeling zijner vrienden in orde. Met kloppend hart besteeg Bertha op den bestemden dag de prachtige trap, welke tot het z.g. Damasus-paleis voert, en werd ;i,n een der schitterende zalen binnengevoerd, waarin Pius IX. gewoon was, zulke audiënties te geven. Zijl had oen© menigte kruisjies, medailles en rozen kransen medegenomen om ze te laten ze genen, -en wilde ook den van het groot ste deel zijher landen eu inkomsten be ren door de gebrandschilderde ramen; hun kracht spreek! er diep uit de donkere zware balken. Do oude tijden van een land leven voort in de eerbiedwaardige kronieken, de kostbare verluchte manuscripten en de oude b-ouwmonumentenzij zijn de tast bare traditie van een land en een volk: zij zijn de steeds werkzame kracht tot her stel en verder-bouw van het ^geestelijk bestaan van een ras. Hoe ontzettend moet dan het verlies zijn van die. exemplaren van waarachtige kunst, van waarachtige vergeestelijkte schoonheid, van historie en roem, van kunnen en doen! Na Leuven wordt Yperen geschonden! Door redelooze kanonnen bediend door onbeheerschte krachten Zegt niet, dat de verwoesting van Leu ven schandelijk overdreven is en dat er -zooals de Duitschers zoo pijnlijk nauw keurig in grafische voorstelling van den plattegrond -der stad hebben aangegeven 'slechts 1/5 deel plat ligt. Zegt niet, dat het de moeite niet waard is, want dan spreekt ge even onwijs als onver antwoordelijk. Er waren in Leuven drie gebouwen, die beteekenis hadden voor de historie en de kunst van België: het gothische raadhuis, de St. Pieterskerk en de Universiteits bibliotheek. Van deze drie monumenten zijn er twee verwoest. Dunkt u dat niet voldoende om van een verwoeste stad te spreken? Wat deren ons de woningen van de Stationsstraat, wat het stationsgebouw? Maar wie bouwt de kerk van St. Pieter weer op? De Duitsche architecten mis schien met hun Tietzbouw-idealen en ge- wapend-heton-manie En wie herschrijft en herschildert de ruim 500 oude Leuvensche manuscripten en kronieken, die door de vlammen van het 'demonische vuur zijn opgevreten en verteerd? België is een geruïneerd land voor lan gen, langen tijd! Ontelbare menschenle- vens vernietigd, zijn velden en bosschen vertrapt en vertreden, zijn natuurlijke rijk dom kaalgeplunderd, zijn kuituur dat verheven element van een volksleven in verleden, heden en toekomst geschon den en geknot en verminkt. Buren e-n broeders van Belgonland tot lx gaat opnieuw onze deelnemende en gaarne-troostende genegenheid uit: wij rei ken u onze handen nu en na den oor log, om u te steunen in uw leed en u te heipon -herrijzen in uw welvaart, uw kunst en uw kuituur, die ondanks alles niet kun nen vergaan, omdat nog in u leeft, diep in uw 'geestelijk bewustzijn, het doorluch tige verleden van uw helden en uw ko ningen en 'uw kunstenaars! Stukken voor de Provinciale Staten. In hun voorstel tot het verleenen van eene subsidie van f 1000 voor het jaar 1915 aan do Provinciale vereeniging tot bestrijding der tuberculose zeggen Ged. Staten, dat in de zitting van 19 Juni j.l. een adres van die vereeniging, waarbij voor 1914 een subsidie van f1600 werd verzocht, in hunne- handen werd gesteld. Naar aanleiding van het advies van den hoofdinspecteur van de volksgezondheid, dat gunstig luidde, richtte Ged. Staten zich tot het bestuur der vereeniging met do opmerking, dat er bezwaar bestond nog voor 1914 eene subsidie voor te stel len. Het gevolg was een nieuw adres, waarin voor 1915 een subsidie van f 1000 werd gevraagd. Ged. Staten brengen in herinnering dat de afwijzing van een soortgelijk verzoek in do zomerzilting van 1912 berustte op de omstandigheid, dat toen geen eenheid van leiding voor de geheele provincie bestond, wolk bezwaar thans vervallen is. Er is thans eene algemeenc vereeniging, welke in het bijzonder op bestrijding der tuberculose toelegt, hare aanvrage wordt roofden stedehouder van Christus een rijike liefdegave schenken. Johanna zoude ze overreiken. Vooral was het de w'ensch haars harten den zegen en het gebed van den grij'zen Pius voor haar kind, voor zich zelve en voor haren ongeloo- xdgen, reeds lang verdwen-en echtgenoot, te Verkrijgen; het was haar, alsof Gods genade zich dan in overvloedige mate over haar en de haren zoude uitstorten. I-n de diepste ontroering wachtte zij het verschijnen van den grooten paus af. Eindelijk vernam zij in de verte, in de laatste kamers der lange rij, de schre den van den naderenden hofstoet. Ieder, die eene audiëntie bij Pius IX. beeft ge had, weet welke gevoelens in deze oogen- blikken het hart van den op hem wach tende vervullen. Eerbied, kinderlijk© lief de, verwachting van hetgeen hij zeggen zal, dankbaarheid, al deze gevoelens van een geloovig hart streden ook in Bertha om den voorrang, toen zij nederknielde; hare handen beefden een weinig, toen zij ze wilde vouwen. Daar naderde hijDo grijze paus, die roods de lotgevallen der jonge vrouw ken de, gaf een wenk aan zijn gevolg, dat het op een kleinen afstand zoude blijven; toen trad hij snel naar haar toe, terwijl hij in de Fransche taal zeide: „Zoo mijne dochter, zijt gij daar; ik weet het, gij hebt vejei gel-eden; doch door het staatstoezicht zonder voorbehoud gesteund. Thans is dus het oogenblik ge komen, om 'in beginsel de vraag onder het oog te zien, of het op den weg der provincie ligt, om het subsidie te verlee nen in 'het belang der volksgezondheid. Evenals in de meeste andere provinciën is geschied, beantwoorden Ged. Staten die vraag bevestigend; zij meenen, dat de bestrijding van een ernstige plaag als de tuberculose, welke de volksgezondheid zoozeer bedreigt en ondermijnt, inderdaad een provinciaal belang kan worden go- acht; antecedenten in die richting zijn te vinden in het subsidie, dat vanwege de Provincie verleend wordt voor het pare vaccinogène te Middelburg, en in de sub- sidiën, welke aan eenige gemeenten ver leend worden ter voorziening in de be hoefte aan genees- en verloskundige hulp. Daar het subsidie voorioopig slechts voor één jaar wordt gevraagd, meenen Ged. Staten niet verder te moeten gaan, later zal er dan gelegenheid zijn, om te beoordeelen of de vereeniging zich in den gewenschten zin ontwikkelt en verderen steun behoeft en verdient. Bij hun voorstel om af te wijzen het verzoek van het bestuur der Maatschappij tot bevordering van landbouw en veeteelt in Zeeland, om verhooging van het Pro vinciaal subsidie ter bevordering van land bouwbelangen, tot dekking van uitgaven ten behoexre van cursussen in landbouw- huishoudkundig onderwijs, merken Ged. Staten het volgende op Uit op het verzoek van Ged. Staten aan gevulde opgaven blijkt, dat in de totale uitgaven, bedragende f2140, door belang hebbenden en de maatschappij gezamen lijk slechts f200 zou worden betaald, ter wijl de rest ad f1940 zou moeten komen ten laste van het rijk en de provincie. Een zoodanige verhouding achten Ged. niet billijk. Ged. Staten moeten er dan ook de aandacht op vestigen, dat waar van de 151 leerlingen slechts 40 schoolgeld beta len en dit schoolgeld op geen hooger bedrag dan f 2.50 per leerling en per jaar is gesteld, er alle reden is om te ver langen, dat in de eerste plaats door hen te wier behoeve het onderwijs wordt ge geven, in de kosten daarvan op meer billijke wijze worde bijgedragen, alvorens een beroep wordt gedaan op de provincie, dio daarbij slechts zijdelings belang heeft. Ook mag gevraagd worden of de ge meenten, waar de cursussen gegeven wor den en die dan toch ook geacht mogen worden daarvan mede de vruchten te pluk ken, niet zouden behooren tegemoet te komen in de beschikbaarstelling van loka len met behoorlijke verlichting en ver warming. Wordt dan voorts de bijdrage van de Maatschappij, thans berekend op f 100, in werkelijkheid door haar besteed, of, het geen mede billijk voorkomt, nog verhoogd, dan zal blijken dat het beroep op de Pro vinciale geldmiddelen gerust achterwege had kunnen blijven. Het perceel aan den weg van Buiten- lust naar Groede, waarvan de verkoop wordt voorgesteld, betreft een sloot van 25,65 M2., waarvan de waarde is te schat ten op f0.50 den M2. De kooper is J. de Lijs te Groede. Doordat verschillende werken niet in 1914 zullen worden uitgevoerd en de twee de termijn van het renteloos voorschot aan de Zeeuwsch-Vlaamsche Tramwegmaat schappij niet in 1914 wordt uitbetaald, waartegenover slechts kleine verhoogin gen van enkele posten staan, wordt voor gesteld de begrooting voor 1914 te verla gen met totaal f448.000, terwijl de on voorziene uitgaven nog met f 3.842.67 wor den verhoogd en gebracht op f13.169. Mede in verband met de overbrenging van bovengenoemde 'uitgaven naar den dienst 1915 wordt voorgesteld de begroo ting voor dat dienstjaar te verhoogen met f758.000, waardoor de post onvoorzien wordt gebracht op f 17.350.18i/2 of f 1.848.67 meer dan oorspronkelijk was ge raamd. houd slechts moed; de moeder Gods, die troosteres der bedroefden zal u helpen. En dat is uw kind?" voer hij' vol goedheid voort, wij'zende op Johanna, dio hem met hare heldere oogen vriendelijk aanblikte. „Ja, heilige Vader," antwoordde Bertha cenigszins verlegen, „mag ik Uwe Hei ligheid verzoeken, hare kleine gave als een teeken van onze kinderlijke liefde en dankbaarheid aan te nemen?" „Zeer gaarne, mijine dochter," antwoord de Pius IX., terwijl hiji den sierlijken étui van Johanna aannam, en aan eenen ka merheer overreikte. „Gij ziet, hoe de lieve God voor ons allen zorgt. De vijanden der kerk hebben mijl mijn land ontnomen, denkende daardoor miji de vervulling mij ner plichten te zullen onmogelijk mak-en; maar de Voorzienigheid heeft in de plaats plaats daarvan de harten mijner kinde ren opgewekt, om hunnen vader in zijn nood bij' te staan. Zoo zal de Heer ook u niet verlaten. Schep moed, mijne doch ter en bid zonder ophouden voor uwen echtgenoot tot Maria, d-e moeder der zon daren, en gij zplt zien, dat zij- u niet onverhoord laat. Maar hoe heet gij' toch, mijn lief kind?" wendde hij zich nu tot Johanna, terwijl hij haar vriendelijk de hand op 't hoofd legde. „Johanna", antwoordde zij, vriendelijk tot hem opziende. (Wondt vervolgd.))

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1914 | | pagina 5