WÊÊÊmÊMESS
AZIJN
tikelen,
:aux.
I
ndaal,
ffen
Breda,
eren.
No. Ï4t TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEÜWSCHE COURANT Zaterdag 28 November 1914
ff
■R,
>DELBURG.
|R-
fn.
S,
IEAÜ
MES
lOEDEN
de
ping.
st nette
jerd.
FEUILLETON.
EEN DOORNENKROON.
UIT DE PERS.
UIT ZEELAND.
zitting In hef
n Effecten zaken,
ALS
Petit gris.
i
iegant
eholpen.)
Aan Onze Eerbiedwaardige Broeders,
de Patriarchen, Primaten,
Aartsbisschoppen, Bisschoppen,
en de andere plaatselijke
Overheden,
die in vrede en gemeenschap met den
H. Stoel leven.
III.
Maar, Ecrw. Broeders, wat we tot nu
toe met weenend gemoed hebben uiteen
gezet, heeit een dieperen wortel, en in
dien ze niet hun best doen om dat uit te
roeien zal de g'ewenschto standvastige en
blijvende vrede niet volgen. W,elke de wor
tel Van dat kwaad is, toont de Apostel
aan: „De wortel van alle kwaad
is de b eg oer lijk h e id." 22) Immers
zoo iemand nauwlettend toeziet aan wat
kwalen de maatschappij nu lijdende is,
dan komt alles voort uit dezen grond.
Wij toch zien, dat èn door dc verdorven
heid der scholen, die onzen tijd als verlicht
voorstellen, èn door de goddeloosheid der
schrijvers, die dagelijks of bij' tusschen-
poozen leiding .geven aan de onervaren
menigte, en tevens door vele andere din
gen, die de aandacht van het volk trek
ken, diep in de harten, is gevestigd de
Verderfelijke dwaling, dat de mensrh geen
eeuwigheid van geluk te wachten heelt
en dat hij dus hier, op dezo wereld, zijn
geluk zoeken mag in rijkdom, eer en de
wellusten van het leven. Niemand zal het
daarom verwonderen, dat deze menschen
van nature voor het geluk bestemd, met
evenveel geweld die goederen zien te roo-
vcn, als zo uil den weg ruimen al, wat
hun daarbij hinderlijk is.
Wijl nu deze goederen niet gelijkelijk
verdeeld zijn, en de burgerlijke overheid
moet beletten, dat het individu zijn vrij
heid te buiten gaat en het goed van
anderen rooit, wordt het gezag gehaat
en gloeien de armen van nijd tegen de
rijken en heerscht er strijd tusschen de
verschillende standen. De oen zoekt op
allo manieren te krijgen en te stelen,
wat hij niet bezit, en de ander tracht te
houden en te Vermeerderen, wat hij be
zit.
Dit heeft Christus voorzien en in Zijn
bergrede heeft Hij de aardsche zalighe
den van den mensrh grondig uiteengezet.
Men kan zeggen, dat Hij daarin eeniger-
mate de grondslagen van de Christelijke
wijsbegeerte heeft gelegd. Zells zij die
verre staan van het Geloof, hebben daarin
een bijzondere wijsheid gezien en een vol
maakte leer Van geloot en zeden. Allen ook
geven toe, dat nooit iemand vóór Chris
tus, die de waarheid zeil is, zoodanig
en met zooveel gezag en gewicht en
uitstorting Van liefde gesproken heelt.
De innerlijke grond dezer wijsbegeerte
is, dat wat wij goederen des levens noe
men, wel den schijn, maar geenszins de
werkelijkheid daarvan bezit. Daarom kan
het bezit daarvan den mensrh niet geluk
kig maken. Door Gods beschikking im
mers brengen geld, roem en genoegens
zoo weinig geluk aan den mensch, dat
men zelfs om God Van die zaken afstand
moet doen om waar geluk te kunnen
bezitten.
„Zalig de armenZalig, die nu wee-
nenZalig, die vervolging lijden
Zalig gij, als do menschen u haten en
wanneer ze u uitbannen en hoonen en
uwen naam als onheilbrenger verwer
pen," 23)
Door deze smarten toch en door de
kruisen en do ellende van dit leven, in
dien we die verdragen gelijk het hoort,
komen wij tot het bezit Van di:e vol
maakte en onsterflijke goederen, „welke
God bereid hoeft voor hen, die Hem be
minnen. (24) Nochtans, dezo gewichtige
waarheid van het Geloof wordt door ve
len veronachtzaamd en schijnt hij vielen
totaal vergeten.
Daarom, Eerw. Broeders, is het noodig
haar te vernieuwlen in alle gemoedieren,
M)
Zoo gedacht, zoo gedaan. De huis
sleutel hing in de gang; zij opende de
deur en ging met Johanna, die vol blijde
verwachting aan haren arm hing, op
straat, zag goed naar de ligging en het
nummer van hel huis en ging vervolgens
voorbij' de kerk Trinita dei Monti on de
Fransche academie, naar het Pincio.
Na eenigen tijid de bekoorlijkheden van
dit schoone plekje van Home bewonderd
te hebben, gingen zijl naar de niet Ver
afgelegen kerk, Maria del Populo, waar
juist ter Misse geklept werd. Na h|et
einde der II. Mis spoedden zij' wieder naar
huis; weldra had de kleine Johanna de
straat teruggevonden en het huis, waar
voor Bianca reeds op den uitkijk stond.
Onder het ontbijt werd vastgesteld, wat
op dien dag reeds van de merkwaardig
heden der stad zoude bezichtigd worden.
Bertha vroeg echter eerst naar een Duit-
schen priester, bij' wien zij kon biech
ten, daar zij1 aan hare vrome gewoonte,
om iedere week de II. Sacramenten te
ontvangen, ook in Rome getrouw wilde
blijven. Spoedig was hierin tot hare te
vredenheid voorzien.
want alleen op die voorwaarde is het
mogelijk, dal de menschen en de samen
leving in vrede zijn. Wij vermanen dan
ook allen, die op elen of andere wij'ze
door smart getroffen worden, do oogen
niet te slaan op de aarde, waarin we
vreemdelingen zijn, madr ze op te slaan
tot den hemel, die ons streven is; „hiel'
hebben wij geen blijvende woonstede maar
wij zoeken de toekomstige" (25). Te mid
den van 's levens moeilijkheden, waardoor
God hunne standvastigheid beproeft, moe
ten ze vaak gedenken, hoe groot een
loon hen wacht, indien ze zegevierend
uit het gevaar, te voorschijn treden:
„want het tegenwoordig tijdelijke en lichte
onzer verdrukking werkt «ene onmetelijke
overtreffende zwaarte van heerlijkheid in
ons" (26).
Daarom, Eerw. Broeders, moet het voor
u en voor heel de geestelijkheid en ook
voor ons allen, die, eendrachtig door
velerlei handen, de glorie van God ion
het waarachtige geluk van allen trachlen
te hevordeMen, een onwrikbaar besluit
zijn, met alle kracht en macht te werken,
opdat in de menschen met het geloof
ook de godsdienst, het verlangen naar en
de hoop op eeuwige goederen he'rieve.
Naarmate immers in den mensch het
geloof aangroeit, zal de inateloozo zucht
naar ijdelc aardsche goederen verminde
ren en langzamerhand zullen onder den
opbloei der liefde twist en tweedracht in
de maatschappij verdwijnen.
Gaan we nu onze oogen afwenden van
de maatschappij, en vestigen wij hen op
de eigenlijke kerkelijke aangelegenheden,
dan is er reden om ons althans eenigs-
zins te herstellen van den grooten druk
der tijdsomstandigheden. Naast de aller
duidelijkste bewijzen van de goddelijke
kracht en sterkte-, welke do Kerk bezit,
zijn we niet weinig getroost door de
groote werken, welke onze voorganger
Pius X ons heeft nagelalen en waarmee
hij den Stoel van Petrus in zijn zeer hei
lig leven heeft gesierd. Wij zien, dal door
hem alom in den priester de godsdienst
ijver is ontbrand, de godsdienst van het
christenvolk verlevendigd, de actie en de
tucht in de katholieke vereeniginge-n be
vorderd; we zien, hoeveel bisdommen er
zijn gesticht, hoe er voor opleiding van
de jonge geestelijkheid is gezorgd over
eenkomstig de gestrengheid van het ker
kelijk recht -en den eisch der tijdien. Van
de leerstoelen der gewijde wetenschap
pen is het gevaar van vermetele nieuwig
heden verwijderd. De gewijde muziek
werd in waalrdigen dienst dier godsdienst
plechtigheden gesteld, om aan de liturgie
hooger luister te verschaffen, en dooi
de missionarissen wieTd in nieuwe missies
de naam van het christendom wijd en
zijd verspreid.
Groot zijn de verdiensten van onzen
Voorganger jegens de Kerk, en het nage
slacht zal ze in eene houden. God even
wel laat toe, dat deakker van den huis
vader voor de sluwheid van den vijan-
digen mensch toegankelijk is. Daarom
komt ook nooit de tijd, dat er niet meer
te werken valt ©n -geen woekerend on
kruid de -goede vrachten dreigt te ver
stikken. Daarom passen we ook op- ons
toe wat God aan den propheet heeft ge
zegd: „Zie, ik heb u beden aangesteld
over volkeren ien rijk-en, opdat ge zoudt
uitroeien en verwoesten.en opbou
wen en planten" (27). Voor zooverre het
aan ons ligt, zullen we met alle krachts
inspanning zorgen, het kwade te beletten
en het goe-dië te bevorderen, totdat het den
Opperste der Herders behagen zal, Ons
rekenschap te Vragen van onze bediening.
Daarom, eerw. Broeders, gelijk Wij u
allen reeds geschreven hebben, schijnt
het ons nuttig, eenige punten aan te raken,
waarvoor Wij van plan zijn bijzondere
zorg te dragen. Zoo zal door uwe mede-
vruchten voortbrengen,
werking onze arbeid de gowenschte rijpe
Vooreerst, gelijk bet in iedere vcreeni-
ging van menschen, tot welk doel zij ook
samengaan, van het grootste belang is
zeer nauw samen te werken, moeten Wij1
Wij gaan nu den volgenden tijd vluch
tig voorhij, daar hij- voor ons verfraai
niets bijzonders oplevert. De gastheer en
zijne echlgenoote stelden alles in het
werk, om Bertha haar verblijf te Rome
zoo aangenaam en aantrekkelijk mogelijk
te maken. Dag voor dag werden de ker
ken ien heiligdommen der Eeuwige Stad
bezocht, waarbij Biauca de trouwe bege
leidster van Johanna was. Bertha stond
dikwijls verwonderd over do geestigheid
en het verstand van dit kind, dat op
haar negende jaar reieds overlegde, sprak
en handelde, alsof het al 14 jaren oud
was. Zij hield volkomen woord in alles,
wat zij' aan Johanna beloofd had, namelijk,
om hare leermeesteres in 't Italiaansch
te zullen zijn. Johanna zelf, begaafd met
den gelukkigston aanleg, teerde spoedig en
gemakkelijk, terwijl Bertha telen zijn har.'
vorderingen bemerkte, haar weldra regel
matig onderricht door een taalkundige
liet geven, zoodat zjj- na verloop van
eenige maanden het Italiaansch volko
men machtig was. De jonge vrouw zelf
bracht het zoover, dat zij zich zond-er
moeite verstaanbaar kon uit hukken.
Voor haar zielstoestand had het verblijf
in, dc Eeuwige Stad do gelukkigste ge
volgen. De kerkelijke feesten, die zij allen
bijwoonde, bijzonder die, welke in St.
Pieter plaats hadden, hot II. Sacraments
feest niet de prachtige pauselijke processie
volstrekt al onze krachten inspannen, om
de twist en de tweedracht, die er onder
de Katholieken mochten zijn, te doen op
houden en te zorgen, dat er geen nieuwe
komen; laten allen voortaan van één ge
voelen zijn en een en hetzelfde doen.
De vijanden v.an God en van de Kerk
begrijpen zoo goed, dat hij ons iedeire
o|neenigh-eid voor hen een victorie is.
Daarom hebben zij1 altijd -en steeds de
gewoonte, om des te meer zaad van on-
eenigheid te zaaien en te trachten de
eenheid te verbreken, naarmate zij de
Katholieken inniger vereenigd zien. O,
hadden zij toch die strijdwijze niet zoo
dikwijls gebruikt tot groote schade van
den godsdienst.
Daarom, als do wettige overheid iets
stellig geboden heeft, mag niemand dit
gebod verwaarfooze-n, omdat hij zelf het
niet kan goedkeuren; doch laat een ieder
zijn gevoelen blootleggen aan het over
hem gestelde gezag en daaraan in geweten
gehoorzamen. Dat ook geen enkel pri
vaat persoon in boek of dagblad of in
openbare voordrachten zich opw-erpe als
leeraar in de Kerk. Allen moeten weten,
aan wie God het leeraars ambt in de Kerk
gegeven heeft. Daaraan alleten komt het
recht toe, naar believen uitspraak te doen,
indien het zulks wil; voor de anderen
is het plicht eerbiedig toe te hoo'ren en
te gehoorzamen aan zijn woord. In zaken
evenwel, waarover men beiderzijds van
meening kan verschillen, zonder geloof en
tucht te schenden, wijl de Apostolische
Stoel zijn oordeel niet heeft uitgesproken,
mag zeker -een ieder zeggen, wat hij; houdt
en zijn meening verdedigen. Maar uit deze
geschillen moet alle buitensporigheid in
woorden verre blij-vien, die der liefde
zwaar letsel kan do-en. Laat een ieder
vrij' maar bescheidenlijk zijne meening ver
dedigen.
Niemand schrijve zich het itecht toe
hen, die een ander gevoelen houden,
daarom alleen aan te zien als verdacht
in het geloof of wederspannig aan het
gezag. Wij willen, dat men zich onthoud©
van benamingen, welke men onlangs be
gon te gebruiken om de Katholieken van
elkaar te onderscheiden, en zij vermijden
die woorden niet alleen als „profane nieu
wigheden", maar -ook als in strijd met
waarheid en billijkheid, wijl onder de
Katholieken daaruit groote geschillen en
verwarring ontstaan. De aard van ons
katholiek geloof is zóó, dat er niets hij
of af kan. Men houdt alles of verwerpt
alles. „Dit is het katholieke geloof en in
dien iemand het niet getrouw en vast
houdt, kan hij niet zalig worden,, (28).
Daarom zijn bijvoegsels niet noodig. Een
ieder hebbo voldoende aan deze belijdenis
Mijn naam is Christen en mijn bijnaam
is Katholiek. We hebben slechts te
trachten werkelijk te zijn zooals we wor
den genoemd.
(22) I Tim. VI, 10. (23) I.uc. VI, 20-22.
(24) I Cor. II, 9. (25) Hebr. XIII, 13. (2«)
II Cor. IV, 17. (27) Jerem. I, 10. (28)
Symb. Atbanas.
De schending van Yperen.
„De Maasbode" schrijft:
Zeker, wij zullen de lanistcn zijn, om
het leven van oude gebouwen te stellen
boven het. leven van menschen maar
daarbij hebben wij een diep en nu pijn
lijk besef van de onbenaderbare kuituur-
waarde der middeleeuwsche monumenten.
Zij toch vertegenwoordigen niet één men-
sehcnleven, maar het leven van een gan-
sche tijdsperiode 011 wel in zijn fijnste
etherische kristallisatie; zij bestaan mate
rieel 'uit steenen en hout en ijzer en
cement en kalk en glas, maar moreel zijn
zo -opgebouwd door de Middeleeuwers met
do steenon hunner idealen, gehecht en
gevoegd met het cement van hun hoog
ste kunstenaarschap.
Hun vroomheid straalt er uit de simpele
heelden der portieken, hun geestdrift
glanst er in de warmste en helste kleli-
onder de colonnades van St. Pieter, de
aanblik van de eerbiedwaardige kerkvor
sten der geheel1© wereld, dat alles maakte
een diepen, onuitwischbaren indruk op
haar ontvankelijk gemoed. Zij dankte dik
wijls in stilte den go-ede Amalia, haar
den raad gegeven te hebben, dezen pel
grimstocht te ondernemen len schreef aan
hare ver verwijderde vriendin brieven vol-
geestdrift over al hetgeen zij dagelijks
hoorde en zag. Den diepsten indruk ech
ter maakte op haar de audiëntie, welke
zijl hij Paus Pius IX, zaliger en roemrijker
gedachtenis, gedurende den loop der
maand Juni had. Het was toenmaals, hij
do groote menigle vreemdelingen, die
Home in zijne- muren herbergde en hij
den velen arbeid, welke de aangelegen
heden des concilie's den II. Vader be
reidde, lang niet gemakkelijk, om tot 'eene
audiëntie te worden toegelaten. Doch de
onvermoeibare Monaldi bracht ook dit
door bemiddeling zijner vrienden in orde.
Met kloppend hart besteeg Bertha op
den bestemden dag de prachtige trap,
welke tot het z.g. Damasus-paleis voert,
en werd ;i,n een der schitterende zalen
binnengevoerd, waarin Pius IX. gewoon
was, zulke audiënties te geven. Zijl had
oen© menigte kruisjies, medailles en rozen
kransen medegenomen om ze te laten ze
genen, -en wilde ook den van het groot
ste deel zijher landen eu inkomsten be
ren door de gebrandschilderde ramen; hun
kracht spreek! er diep uit de donkere
zware balken.
Do oude tijden van een land leven
voort in de eerbiedwaardige kronieken, de
kostbare verluchte manuscripten en de
oude b-ouwmonumentenzij zijn de tast
bare traditie van een land en een volk:
zij zijn de steeds werkzame kracht tot her
stel en verder-bouw van het ^geestelijk
bestaan van een ras.
Hoe ontzettend moet dan het verlies zijn
van die. exemplaren van waarachtige
kunst, van waarachtige vergeestelijkte
schoonheid, van historie en roem, van
kunnen en doen!
Na Leuven wordt Yperen geschonden!
Door redelooze kanonnen bediend door
onbeheerschte krachten
Zegt niet, dat de verwoesting van Leu
ven schandelijk overdreven is en dat er
-zooals de Duitschers zoo pijnlijk nauw
keurig in grafische voorstelling van den
plattegrond -der stad hebben aangegeven
'slechts 1/5 deel plat ligt. Zegt niet,
dat het de moeite niet waard is, want
dan spreekt ge even onwijs als onver
antwoordelijk.
Er waren in Leuven drie gebouwen, die
beteekenis hadden voor de historie en de
kunst van België: het gothische raadhuis,
de St. Pieterskerk en de Universiteits
bibliotheek. Van deze drie monumenten
zijn er twee verwoest. Dunkt u dat niet
voldoende om van een verwoeste stad te
spreken? Wat deren ons de woningen van
de Stationsstraat, wat het stationsgebouw?
Maar wie bouwt de kerk van St. Pieter
weer op? De Duitsche architecten mis
schien met hun Tietzbouw-idealen en ge-
wapend-heton-manie
En wie herschrijft en herschildert de
ruim 500 oude Leuvensche manuscripten
en kronieken, die door de vlammen van
het 'demonische vuur zijn opgevreten en
verteerd?
België is een geruïneerd land voor lan
gen, langen tijd! Ontelbare menschenle-
vens vernietigd, zijn velden en bosschen
vertrapt en vertreden, zijn natuurlijke rijk
dom kaalgeplunderd, zijn kuituur dat
verheven element van een volksleven in
verleden, heden en toekomst geschon
den en geknot en verminkt.
Buren e-n broeders van Belgonland
tot lx gaat opnieuw onze deelnemende en
gaarne-troostende genegenheid uit: wij rei
ken u onze handen nu en na den oor
log, om u te steunen in uw leed en u te
heipon -herrijzen in uw welvaart, uw kunst
en uw kuituur, die ondanks alles niet kun
nen vergaan, omdat nog in u leeft, diep
in uw 'geestelijk bewustzijn, het doorluch
tige verleden van uw helden en uw ko
ningen en 'uw kunstenaars!
Stukken voor de Provinciale Staten.
In hun voorstel tot het verleenen van
eene subsidie van f 1000 voor het jaar
1915 aan do Provinciale vereeniging tot
bestrijding der tuberculose zeggen Ged.
Staten, dat in de zitting van 19 Juni j.l.
een adres van die vereeniging, waarbij
voor 1914 een subsidie van f1600 werd
verzocht, in hunne- handen werd gesteld.
Naar aanleiding van het advies van den
hoofdinspecteur van de volksgezondheid,
dat gunstig luidde, richtte Ged. Staten
zich tot het bestuur der vereeniging met
do opmerking, dat er bezwaar bestond
nog voor 1914 eene subsidie voor te stel
len. Het gevolg was een nieuw adres,
waarin voor 1915 een subsidie van f 1000
werd gevraagd.
Ged. Staten brengen in herinnering dat
de afwijzing van een soortgelijk verzoek
in do zomerzilting van 1912 berustte op
de omstandigheid, dat toen geen eenheid
van leiding voor de geheele provincie
bestond, wolk bezwaar thans vervallen is.
Er is thans eene algemeenc vereeniging,
welke in het bijzonder op bestrijding der
tuberculose toelegt, hare aanvrage wordt
roofden stedehouder van Christus een rijike
liefdegave schenken. Johanna zoude ze
overreiken. Vooral was het de w'ensch
haars harten den zegen en het gebed
van den grij'zen Pius voor haar kind,
voor zich zelve en voor haren ongeloo-
xdgen, reeds lang verdwen-en echtgenoot,
te Verkrijgen; het was haar, alsof Gods
genade zich dan in overvloedige mate
over haar en de haren zoude uitstorten.
I-n de diepste ontroering wachtte zij
het verschijnen van den grooten paus
af. Eindelijk vernam zij in de verte, in
de laatste kamers der lange rij, de schre
den van den naderenden hofstoet. Ieder,
die eene audiëntie bij Pius IX. beeft ge
had, weet welke gevoelens in deze oogen-
blikken het hart van den op hem wach
tende vervullen. Eerbied, kinderlijk© lief
de, verwachting van hetgeen hij zeggen
zal, dankbaarheid, al deze gevoelens van
een geloovig hart streden ook in Bertha
om den voorrang, toen zij nederknielde;
hare handen beefden een weinig, toen zij
ze wilde vouwen.
Daar naderde hijDo grijze paus, die
roods de lotgevallen der jonge vrouw ken
de, gaf een wenk aan zijn gevolg, dat
het op een kleinen afstand zoude blijven;
toen trad hij snel naar haar toe, terwijl
hij in de Fransche taal zeide:
„Zoo mijne dochter, zijt gij daar; ik
weet het, gij hebt vejei gel-eden; doch
door het staatstoezicht zonder voorbehoud
gesteund. Thans is dus het oogenblik ge
komen, om 'in beginsel de vraag onder
het oog te zien, of het op den weg der
provincie ligt, om het subsidie te verlee
nen in 'het belang der volksgezondheid.
Evenals in de meeste andere provinciën
is geschied, beantwoorden Ged. Staten
die vraag bevestigend; zij meenen, dat
de bestrijding van een ernstige plaag als
de tuberculose, welke de volksgezondheid
zoozeer bedreigt en ondermijnt, inderdaad
een provinciaal belang kan worden go-
acht; antecedenten in die richting zijn te
vinden in het subsidie, dat vanwege de
Provincie verleend wordt voor het pare
vaccinogène te Middelburg, en in de sub-
sidiën, welke aan eenige gemeenten ver
leend worden ter voorziening in de be
hoefte aan genees- en verloskundige hulp.
Daar het subsidie voorioopig slechts
voor één jaar wordt gevraagd, meenen
Ged. Staten niet verder te moeten gaan,
later zal er dan gelegenheid zijn, om te
beoordeelen of de vereeniging zich in den
gewenschten zin ontwikkelt en verderen
steun behoeft en verdient.
Bij hun voorstel om af te wijzen het
verzoek van het bestuur der Maatschappij
tot bevordering van landbouw en veeteelt
in Zeeland, om verhooging van het Pro
vinciaal subsidie ter bevordering van land
bouwbelangen, tot dekking van uitgaven
ten behoexre van cursussen in landbouw-
huishoudkundig onderwijs, merken Ged.
Staten het volgende op
Uit op het verzoek van Ged. Staten aan
gevulde opgaven blijkt, dat in de totale
uitgaven, bedragende f2140, door belang
hebbenden en de maatschappij gezamen
lijk slechts f200 zou worden betaald, ter
wijl de rest ad f1940 zou moeten komen
ten laste van het rijk en de provincie.
Een zoodanige verhouding achten Ged.
niet billijk.
Ged. Staten moeten er dan ook de
aandacht op vestigen, dat waar van de
151 leerlingen slechts 40 schoolgeld beta
len en dit schoolgeld op geen hooger
bedrag dan f 2.50 per leerling en per jaar
is gesteld, er alle reden is om te ver
langen, dat in de eerste plaats door hen
te wier behoeve het onderwijs wordt ge
geven, in de kosten daarvan op meer
billijke wijze worde bijgedragen, alvorens
een beroep wordt gedaan op de provincie,
dio daarbij slechts zijdelings belang heeft.
Ook mag gevraagd worden of de ge
meenten, waar de cursussen gegeven wor
den en die dan toch ook geacht mogen
worden daarvan mede de vruchten te pluk
ken, niet zouden behooren tegemoet te
komen in de beschikbaarstelling van loka
len met behoorlijke verlichting en ver
warming.
Wordt dan voorts de bijdrage van de
Maatschappij, thans berekend op f 100,
in werkelijkheid door haar besteed, of, het
geen mede billijk voorkomt, nog verhoogd,
dan zal blijken dat het beroep op de Pro
vinciale geldmiddelen gerust achterwege
had kunnen blijven.
Het perceel aan den weg van Buiten-
lust naar Groede, waarvan de verkoop
wordt voorgesteld, betreft een sloot van
25,65 M2., waarvan de waarde is te schat
ten op f0.50 den M2. De kooper is J. de
Lijs te Groede.
Doordat verschillende werken niet in
1914 zullen worden uitgevoerd en de twee
de termijn van het renteloos voorschot aan
de Zeeuwsch-Vlaamsche Tramwegmaat
schappij niet in 1914 wordt uitbetaald,
waartegenover slechts kleine verhoogin
gen van enkele posten staan, wordt voor
gesteld de begrooting voor 1914 te verla
gen met totaal f448.000, terwijl de on
voorziene uitgaven nog met f 3.842.67 wor
den verhoogd en gebracht op f13.169.
Mede in verband met de overbrenging
van bovengenoemde 'uitgaven naar den
dienst 1915 wordt voorgesteld de begroo
ting voor dat dienstjaar te verhoogen met
f758.000, waardoor de post onvoorzien
wordt gebracht op f 17.350.18i/2 of
f 1.848.67 meer dan oorspronkelijk was ge
raamd.
houd slechts moed; de moeder Gods, die
troosteres der bedroefden zal u helpen.
En dat is uw kind?" voer hij' vol goedheid
voort, wij'zende op Johanna, dio hem met
hare heldere oogen vriendelijk aanblikte.
„Ja, heilige Vader," antwoordde Bertha
cenigszins verlegen, „mag ik Uwe Hei
ligheid verzoeken, hare kleine gave als
een teeken van onze kinderlijke liefde
en dankbaarheid aan te nemen?"
„Zeer gaarne, mijine dochter," antwoord
de Pius IX., terwijl hiji den sierlijken étui
van Johanna aannam, en aan eenen ka
merheer overreikte. „Gij ziet, hoe de lieve
God voor ons allen zorgt. De vijanden
der kerk hebben mijl mijn land ontnomen,
denkende daardoor miji de vervulling mij
ner plichten te zullen onmogelijk mak-en;
maar de Voorzienigheid heeft in de plaats
plaats daarvan de harten mijner kinde
ren opgewekt, om hunnen vader in zijn
nood bij' te staan. Zoo zal de Heer ook
u niet verlaten. Schep moed, mijne doch
ter en bid zonder ophouden voor uwen
echtgenoot tot Maria, d-e moeder der zon
daren, en gij zplt zien, dat zij- u niet
onverhoord laat. Maar hoe heet gij' toch,
mijn lief kind?" wendde hij zich nu tot
Johanna, terwijl hij haar vriendelijk de
hand op 't hoofd legde.
„Johanna", antwoordde zij, vriendelijk
tot hem opziende.
(Wondt vervolgd.))