No. 135 TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag 14 November 1914
BUITENLAND.
EEN DOORNENKROON.
Losse Oorlogsberichten.
Op een vraag.
In zijn kwaliteit van lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, als afgevaar
digde voor Steenwijk, had kapitein Duij-
maer van Twist den minister van Oorlog
verzocht, of niet op ruimer schaal dan
tot nu toe verloven aan militairen zou
den kunnen worden verleend.
De gep. luit.-generaal W. Snijders,
(niet te verwarren met den opperbevel"
hebber) noemt in de „Nieuwe Courant
die vraag van Van Twist een „domme
vraag" en gaat den vrager te lij fop een
minder parlementaire wijze, ja, schroomt
niet het optreden van den heer Duijmaer
in de Kamer als militaire specialist een
oneer te noemen voor ons leger en zijn
persoon te schetsen als iemand, „die door
zijn redevoeringen en vragen niet alleen
zichzelf blameert wat z ij n zaak is
maar, wat méér zegt, de natie verveelt,
ergert en tot ongepast verzet tegen ge
paste regeeringsmaatregelen prikkelt."
De „Standaard" noemt den uitval van
den luitenant-geneaaal Snijders een ui
ting van militairisme en vraagt:
Is het wel ooit voorgekomen, dat een
militair van hoogen rang aldus allen
eerbied voor de Staten-Generaal te grab
bel wierp?
Onwillekeurig rijst zelf de vraag, of
de redactie van de „Nieuwe Courant" wel
op goeden voet met de eischen van het
eonstitutioneele leven bleef, toen ze zulk
een militaire hakzetterij tegen een lid der
Staten-Generaal zelfs zonder een enkel
woord van critiek opnam."
In de Vereenigde Staten, en zelfs in
Engeland, ware zoo iets ondenkbaar
geweest.
Rusland was er het land voor!"
Intusschen is de heer Duymaer van
Twist het antwoord ook niet schuldig
gebleven. Hij schrijft in de „Nieuwe Cou
rant" als volgt:
„Waakzaam."
Mijnheer de Redacteur,
De heer W. G. F. Snijders, luitenant-
generaal b. d., heeft de vrijheid genomen
een hoeveelheid hatelijkheden aan mijn
adres in uw blad te schrijven,
Daarin heeft die opperofficier getoond
nog steeds de oude te zijn en niets te
hebben geleerd.
In zijn militaire carrière heeft zijn ruw
en onoordeelkundig optreden aan velen
in het leger heel wat leed veroorzaakt.
Onze onvergetelijke kameraad Thomson,
die de harde hand van den generaal
duchtig gevoeld heeft, heeft de edele
karaktereigenschappen van den heer
Snijder goed leeren onderscheiden.
Maar ook de oud-minister Colijn is
niet vrij gebleven van de vriendelijkheden
van den oud-inspecteur van de infanterie.
In het nummer van 13 December 1911
van de „Nieuwe Courantkon men van
de hand van den heer W. G. F. Snijders
gep. luitenant generaal een artikel aan
treffen, waarin een vocabulaire van aller
lei grofheden was te vinden, die die
opper-officier zich destijds tegen den toen-
inalligen minister van Oorlog durfde ver
oorloven.
Terecht heeft de heer Colijn den gene
raal in het openbaar een flinke afstraffing
toegediend. Helaas, zonder ander resul
taat dan dat de verhouding nog ver
ergerde
Tot soortgelijke verergering zou ik
door een tegenschrift mijnerzijds niet
gaarne aanleiding geven. Ik doe er daar
om liet zwijgen toe, te meer, waar ook
nu weer blijkt op wat lichtvaardige en
verdachtmakende wijze de generaal ge
woon is zijn meening uit te spreken.
De heer W. G. F. Snijders blijkt noch
den inhoud noch de bedoeling van mijne
vraag aan den minister van Oorlog be
grepen te hebben, nog op de hoogte te
zijn van hetgeen ten aanzien van mijne
54)
„Wat zullen de menschen wel denken,"
lachte hij, „wanneer zij den ouden kapi
tein von Arnum in een damesmantel
zien?"
Nu ging het gesprek weder lustig door,
tot zij1 in huis gekomen waren, waar
het avondeten retods klaar stond. Terwijl
nu Bertha en Johanna's eetlust door den
tocht in den scherpen wind was opge
wekt, en zij terdege de toebereid--- spijzen
aanspraken, roerde von Annum ternau
wernood iets aan, en bekende eindelijk
in het scherpe verhoor, dat de jonge
vrouw hem over zijn bevinden deed, dat
hij zijdesteken had, en zich onwel ge
voelde. Dientengevolge moest hij nu,
(rots alle tegenspraak, aanstonds naar bed,
terwijl de dienstbode naar den genees
heer werd gestuurd. Deze was ör dan
ook spoedig, schreef het litem passende
geneesmiddel voor, ten gaf aan Bertha,
die hem buiten de ziekenkamer wachtte,
en met grooten angst naar den toestand
van haar oom vroeg, met bedenkelijk ge
zicht te kennen, dat naar alle waarschijn
lijkheid een longontsteking in aantocht
beschikbaarstelling bij het begin dei-
mobilisatie heeft plaatsgehad.
Met beleefden dank voor de plaatsing.
Hoogachtend,
L F. DUYMAER VAN TWIST.
Den Haag, 11 November.
Generaal Snijders heeft zijnerzijds hier
op weer geantwoord, doch wij achten
het bovenstaande voldoende ter karak
teriseering van het conflict.
KWCt ELAN».
De opening van het Engel-
sche Parlement. Woensdag na de
opening van het parlement door den
koning, verklaarde verschillende partijlei
ders dat Duitsehland's eenige kans op
de overwinning thans voorbij was
De minister-president Asquith verklaar
de De oorlog heeft tusschen alle partijen
een solidariteit en een uiting van sympa
thie van het geheele volk zonder onder
scheid van geloof en-stand gebracht, zoo
als wij dat nog nimmer hebben beleefd.
De 'troepen der bondgeuooten hebben
het hoolddoelwit van de keizer geheel
en al verijdeld. Het Britsche rijk had
thans zijn proef te doorstaande drie
maanden, die achter ons liggen, hebben
ons echter de vaste hoop gebracht, dat,
hoe langer die proef duurt, Engeland des
te duidelijker zal te voorschijn treden als
de kampioen van de gerechte zaak.
Beide Huizen keurden het adres van
antwoord op de troonrede goed.
MEXICO.
Naar aanleiding van de berichten uit
Washington over een nieuwen burger
oorlog in Mexico, tusschen de aanhangers
van Caranza en Villa, heeft de Mexicaan-
sche zaak gelastigde te Londen zijn regee
ring om inlichtingen gevraagd en ten
antwoord gekregen dat hij de berichten
over burgeroorlog zoo stellig mogelijk kan
logenspreken. (N. R. C.)
NEW YORK. 11 November. (Reuter).
Carranza heeft genoegen genomen met
de door de Ver. Staten gestelde voor
waarden ten aanzien van dc ontruiming
van Vera Cruz.
CHINA.
De „Tiigliche Rundschau" verneemt
uit Milaan, dat China de algemeene mo
bilisatie bevolen heeft. De consulaten
der Chineesche republiek in Italië zouden
reeds oproepingsbevelen aan de Chinee
sche onderdanen gezonden hebben.
XlJID-AFltlKA.
De opstand. PRETORIA, 12 Nov.
(R.O.) Een regeeringsorder richt zich tot
alle opstandelingen om zich vrijwillig
met hun wapeneu over te geven vóór
den 21en November. Allen, die zich aldus
overgeven, zal toegestaan worden naar
huis terug te keeren op voorwaarde, dat
zij verder geen deel meer zullen nemen
aan den opstand.
Deze amnestie strekt zich niet uit tot
de leiders der rebellen. Op alle opstan
delingen, die verzuimen deze order op
te volgen, zal de wet in haar volle ge
strengheid worden toegepast.
Wilde Frankrijk België's neutraliteit
schenden
Een Redacteur van het Persbureau Vaz
Dias had een onderhoud met den heer
Gustave Jaspaers, redacteur van de „Ma-
tin" te Antwerpen, die op het laatste
oogenblik, onder de bommenregen, zijn
was, die bijl de hoog© jaren van den pa
tiënt weinig vooruitzicht op genezing gaf.
Het laat zich begrijpen, welken indruk
deze woorden op de armte Bertha maak
ten; sidderend hield zij zich aan de leu
ning van een stoel vast, en bad ten be
zwoer den genetesheer, zonder zelf eigen
lijk te weten, wat zij sprak, toch alles
te doen, wat in zijn vermogen was, om
dat dierbare leven te redden. Hij be
loofde dit, en dacht, tegen 12 uur 's
nachts terug te komen.
Doodsbleek keerde Bertha in de zieken
kamer terug; vervolgens stuurde zij de
wennend© Johanna naar bed, terwijl zij
haar troostend zeide, dat oom zich den
volgenden morgen wel weer beter zoude
gevoelen. Ach, in haar hart was zij1 zelve
reeds hopeloos.
Tegen '11 uur begon de zieke te hoesten,
■en toen de dokter, volgens belofte, circa
12 uur wederkeerde, was ook 'reeds het
het gevaarlijke bloed opgeven begonnen.
De ziekt© kwam met groote hevigheid op,
en verergerd© gedulrende den nacht en
nacht en den volgenden dag zoozeer,
dat von Arnum zelf Dinsdagmorgen naai
den priester verlangde. Ofschoon zeel-
zwak en krachteloos, bleef hij' toch hij
volle kennis, en ontving met stichtende
aandacht en overgeving in Gods wil de
li. Sacramenten. In tranen badende kuiel-
stad verliet. Deze verklaarde dat België,
inplaats van zich bij Duitsehland's vij
anden te voegen, aanvankelijk weigerde
den door Frankrijk aangeboden steun.
Dit blijkt reeds uit de diplomatieke cor
respondentie, gepubliceerd in liet En-
gelsclie witboek en het Engelsche grijs
boek. Niettemin wekt deze weigering
onze verbazing op. België immers had,
na den Duitschen inval, het recht Frank
rijk ter hulp te roepen en de Fransche
legers waren gereed om België bij te
staan vanaf den 3en Augustus, ofschoon
gelijk verder blijken zal, tot op dien da
tum niet de minste verstandhouding be
staan had tusschen de commando's der
beide legers.
„Waarom riepen de Belgen de hulp
niet in?"
Hieromtrent vertelde de heer Jaspaers
ons het volgende„Ik stond aan het
sterfbed van een hooggeplaatst officier,
die te Luik doodelijk verwond was ge
worden. Hij vei zekerde mij, dat de Bel
gische opperbevelhebber, ridder de Sel-
liers de Moranville, Frankrijks hulp ge
weigerd had. Den 3en Augustus hadden
de Franschen hem voorgesteld met een
belangrijke legermacht naar Luik op te
trekken en een front te maken gaande
van Hasselt over Leuven, Luik, Namen
en Dinant naar Givet.
Maar om welke reden weigerde gene
raal de Sellier de Maranville het Fran
sche aanbod?
België was een neutraal land en mocht
niet dulden, dat twee vijandelijke legers
het tot hun slagveld maakten, want zoo
wel Frankrijk als Duitschland hadden
hierbij groot belang gehad. Eerst den
7en Aug. besloot de Fransche Staf het
garnizoen van Namen met een paar
Fransche regimenten te versterken. Het
is t jch zoo klaar als goud, dat als wan
neer er maar een schijn van verstand
houding was geweest tusschen België
en Frankrijk, de Franschen geen oogen
blik zouden geaarzeld hebben hun front
op te stellen langs de Maas vanaf Givet
tot de Hollandsche grens. Niet alleen
zouden zij aldus groote kans gevon
den hebben hun land van den Duit
schen inval langs België te vrijwaren,
maar zij hadden aan de Maas zelve een
natuurlijke verschansing, die bijna on
mogelijk door den vijand te overschrijden
was. België meende dus (en volgens
deze overtuiging handelde generaal de
Moranville) dat het in deze kritieke da
gen het meest zou gebaat zijn door vol
gens eer en geweten zijn plichten van
neutralen staat in haar uiterste conse
quentie te aanvaarden, en de Bondge-
nooten, niet minder trouw aan het ver
pande woord, eerbiedigden deze ziens
wijze, ofschoon Frankrijk zich hierdoor
een onberekenbaar strategisch voordeel
liet ontgaan. Omtrent de beweegredenen,
die generaal de Moranville tot zijn wei
gering deden besluiten, deelde de heer
Jaspaers ons nog meer mede, dat thans
echter niet voor openbaarmaking geschikt
is. „Trouwens", vervolgde onze zegsman,
„ik heb persoonlijk een onomstootelijk
bewijs, dat er geen schijn kon bestaan
van verstandhouding tusschen België en
Frankrijk vóór den oorlog. Indien die
verstandhouding werkelijk bestaan had,
zou Frankrijk zonder de weigering van
de Moranville van den eersten dag af
in de mogelijkheid geweest zijn te komen
in België. Die mogelijkheid bestond niet,
zelfs niet op het einde der eerste oor-
logsweek, dit kan ik persoonlijk bewijzen."
Hoe zoo
Frankrijk had geen kaarten van België
vóór den 8en Augustus. Dit kan ik met
le meer zekerheid volhouden, daar ik het
zelve ben, die de Belgische kaarten naar
het Fransche kamp heb overgebracht.
Dit schijnt ons van het hoogste belang.
Kunt u ons ook zeggen op welke wijze
dit geschiedde?
„Volgaarne, ofschoon men mij verzocht
heeft omtrent mijn zending het stilzwij
gen te bewaren. Maar nu zijn er reeds
tie Bertha met haar kind voor het bed
neder.
Toen de priester htet vertrek had ver
laten, gaf hij haar teeken mtet de hand,
dat zij nader zoude komen.
„Kind" sprak liij met zwakke stem,
„houd op met weenen; ik hen nu bijna
79 jaar oud, en het is zeker niet vóór
den tijd, als de goede God mij tot zich
roept. Ik bon geheel tevreden, ja verheug
mij, dat ik de wereld verlaat. Bij God
is het immers veel schoon'er en beter."
„Maar ik dan, oom," zuchtte Bertha,
„ik hen nu met Johanna gehe'el alleen.
Wie zal mij nu beschermen? 0 God,
ik kan het mij niet voorstellen, dat gij
ons zult ontnomen worden, het is zoo
vrceselijk hard."
„Neen oom, gijl zult nog niet stervten,"
prevelde Johanna, terwijl zij onder tra
nen de hand des grijsaards vatte ten
kuste, „ik heb er zooveel om gebeden
tot de Moeder Gods."
„Wel Johanna, gunt gij mij dan de
vreugden des hemlels niet?" sprak hij
glimlachend; „ik dacht, gijl moest er om
bidden, dat ik zeer spoedig hij den goe
den God kom doch, daar is do dok
ter, hij zal mij nu zeggen, hoe lang ik
nog leven kan? Hoe staat het, dokter,
hoe lang kan ik nog leven?" Spreek open
hartig, want ik weet, dat het met mij:
meer dan twee maanden verloopen en
er is reeds zooveel gebeurd dat ik er
geen enkel bezwaar meer in zie, temeer
daar ik het mij als een plicht beschouw
zooveel mogelijk het mijne bij te dragen
tot het publiceeren der waarheid,"
Ziehier dus:
„Daar ik een auto tot mijn dispositie
had, had ik mijn diensten aan mijn va
derland aangeboden. Op Vrijdag 7
Augustus vroeg een luitenant, inge
deeld bij het „Institut Cartographique"
te Antwerpen of ik niet met de auto,
kaarten naar Brussel wilde brengen. In
de hoofdstad zou men mij zeggen of ik
verder gaan moest. Met genoegen nam
ik de zending aan en een vriend verge
zelde mij. We namen alle kaarten mede,
die zich in het Instituut bevonden. Het
was een gansche stapel, zooveel dat de
auto boordevol was en rond 9 uur ver
trokken wij met onze last naar Brussel.
In het hotel van den Minister van Oorlog
vroeg men ons verder te willen gaan
naar een bestemming, die men ons onder
weg zou aanwijzen. Een officier reed
voor ons uit in een andere automobiel
en geleide ons naar Namen. In deze
versterkte stad was nog geen
Fransche soldaat te zien Van
Namen gingen we verder naar Dinant.
Toen wist ik dat we naar een Fransch
kamp moesten en het is slechts te Yvoire,
dat we de eerste Fransche soldaten
ontmoetten, vijf of zes hoogstens, die
met een kleine afdeeling Belgische jagers
wielrijders een brug bewaakten. Aan de
volgende bruggen vonden we nog kleine
detachementen Fransche soldaten, tel
kens zeer weinig in getal. In het geheel
waren er geen duizend van af Vvoire tot
aan de Fransche grens, Dinant inbe
grepen. Het is eerst voorbij de Fransche
grens dat we de eerste Fransche post
van eenig belang aantroffen, maar deze
was nog niet zoo groot daar zij slechts
door een kommandant aangevoerd werd.
Deze officier wachtte ons met ongeduld
want zeide hij, de Fransche troepen
konden niet in België komen, daar ze
geen kaarten bezaten. Ook gelastte hij
ons aan het „Institut Cartographique"
te zeggen zooveel kaarten bij te maken
en ze ten spoedigste naar Frankrijk te
zenden daar welke we aanbrachten op
verre na niet talrijk genoeg waren. Dit
alleen bewijst reeds voldoende, dat
Frankrijk er in het geheel niet aan ge
dacht had België te moeten binnenrukken,
anders had de Fransche staf bij voorbaat
wel gezorgd de kaarten te bezitten.
Daar ik persoonlijk die kaarten naar het
Fransche karnp bracht kunnen twintig
personen bevestigen en hier heb ik nog
de papieren, die me als doorgangsbewijs
dienden om door de verschillende posten
te komen".
Dit zeggende toonde de lieer Jaspaers
ons inderdaad de papieren, die eigen
handig geteekend zijn door Baron de
Broqueville, minister van oorlog.
De Duitsche Keizer in het Bismarckhuisje.
Een medewerker te Berlijn schrijft ons
Iu liet Franschie plaatsje Donchery,
waar dit jaar evenals :iii 1870 de oorlog
heeft gewoed, vindt iiuen pen smalle strook
tuin tusschen Iandstraat ien spoordijk, die
in tee,n kerkhof Jis herschaplen. Gelijkvor
mige witte kruisen gev|en ier de laatste
rustplaats jaap van Duitschers ten Fran
schen. Helm Ien kepie zijn er op elk graf-
opgesteld.
Een paar passen van de straat af, iet
wat 'ter zijtte aa;n pen helling, staat het
nederige lage (huisje, [dat u daar ieder
kind zal aanwijzen, als „La maison de Ia
premiere eintrlevnie." Rie|r had Napoleon,
op den morgen van 2 September 1870
liet vermaarde onderhoud met Bismarck,
waarin de keizer tevergeefs moeite deed,
om telen beetje meer meegaandheid in de
voorwaarden van overgave te verkrijgen.
Ieder Duitsch slagveldbezoeker kent htet
huis en zijn geschiedenis pn hij denkt
er aan pp ipderen ,S!eda.ndaig. Kort geledien
ten einde gaat, en ik vrees den dood niet.
Dus, hoelang nog?"
„Ilm," antwoordde: de> arts ©enigszins
verlegen, nadat hij dién pols gevoeld had,
„wanneer ik openhartig zal spreken, is
er voor 5 uur dezen avond nog geen ge
vaar, maar dan kan het spoedig gaan."
Met^ een jammerkreet zonk Bertha op
de knieën nedter en bedekte haar aange
zicht met de handen, terwijl Johanna
luidop begon te weienen.
„Maar ik bid u, kinderen," sprak de
grijsaard, „wat geeft gij u aan zulk een
onredelijke droefheid over. Sterven moe ten
wij toch eenmaal. Ik dank u," wendde
hij zich vervolgens lot den arts, „voor
uw openhartig antwoord; zoo is het recht;
een eerlijk soldaat gaat den dood met
open oogen te gtemoet."
Diep bewogen groette de arts, ten ging
heen. Er was in de kalmte van den ziekte
iets grootsch ien verhevens, zoo als maar
zelden gezien wordt. Nu, het is waar, het
was, voor een man als von Arnum, niet
hard te sterven, wijl hij zoo geleefd had,
dat hij den dood niet behoefde te vree-
zen. De grootst© schrik, die ons voor den
dood vervult, komt vn.n de zonde.
Toen d© arts de kaniier verlaten had,
greep von Arnuni de hand van Bertha
en Johanna, hield ze leenige oogenblikken
in de zijlnp geklemd, en staarde haar
hoeft, paar uit een oorlogscorrespondentie
in de „Dpitsch© Tagtesz." bleek, de Duit
sche keizer aan dit [eenvoudige plekjlef
gronds een bezoek /gebracht.
Langs een smal houten trapje komt
men in dia woning der eigenares, Madame
Fournaise-Liban, een eenvoudige, opge
wekte oude dame van ,71 jaar. Zij1 kan
zich de giebe.urfcenissten, die ;zich eens
onder 'haar eenvoudig dak in 1870 af
speelden, [nog zeer goed herinneren en
vertelde aan den correspondent:
„Ik *wa,s 28 jaar oud en wist in 1870
heel goed, wie dip twee grootheden wa
ren len waarover ze met elkaar in mijn
eenvoudige woonkamer praatten. Maar stel
U voor, (toen d© vorige week Uw keizer
kwam, 'heb ik een tijdlang niet geweten,
wie Ier zoo vriendelijk met me sprak.
Reeds 'hadden we ons pen kwartier lang
onderhouden, geheel ongedwongen, zoo
als ik met iedereen spreek, toen hij had
vjerteld, hoe de Franschen thans in den
oorlog Degen Duitschland wilde volksstam
men gebruikten, Senegal eozen, Marokka
nen jen weet ik veel wat nog meer. En
toen pas heb ik .'door een opmerking
vain pen der fiooge 'officieren gemerkt,
mot wiep ,ik sprak."
Madame Fournaise is vol bewondering
over de beminnelijkheid des keizters, die
haar, lals souvenir pan .zijn bezoek, vier
goudstukjes heeft gegeven met zijn beel
denaar lerop. Ook de Rijkskanselier, vau
wien ze met verbaasde pogen verttelt:
„Oh, qu'il est grand, grand," en die „niet
zulke 'booze oogen maakte .als Bismarck,"
heeft baar een gouden [aandenken achter
gelaten. Ten slotte heeft ook Prins Wal-
demar haar ieen twintigmarkstuk met den,
beeldenaar van den ouden keizer geschon
ken ten baar gevraagd, uf zij op het munt
stuk zijn overgrootvader nog erkende.
Op don achterkant van een visitekaartje
dat in het werkmandje van de oud© dame
op de commode lag, had de keizer met
potlood zijn naam geschreven: Guillaumo
1. B. 12, 10,44." E;n op een ander kaartje
had prins Waldemar het gedenkwaardige
bezoek vereeuwigd: „Waldemar Fils du
Prince Henri de Prusse, grandamirai,
frère de l'Empereuï."
Deze souvenirs bewaart de oude dame
thans met de (grootste zorg, evenals de
vier (gouden Napoleons, die haar door
den laatstien keizer der Franschen werdieni
geschonken 'in 1870 en (die in een lijstje
onder glas de kostbaarste [versiering van
hel bescheiden kamertje uitmaken, dat be
stemd was tot tooneel te dienen voor een
der meest schokkende wereldgebeurtenis
sen. 'Alles bevindt zich nog in denzelfden
toestand als biet in '1870 was. De matten,
stoel, Waarop Bismarck gezeten heeft., is
echter 'zoo wormstekig geworden, dat hij1
niet meer stand zou houden onder den
last van den nieuwen rijkskanselier. Op
de leuning hebben reeds in 1870 Duitsche
soldaten hunne namen ingesneden.
(De Tijd.)
De Duitsche Keizer in de vuurlinie.
Een soldaat uit dc Mark schrijft, zooals
de „Frankf. Ztg." meedeelt, in' een brief
naar huis, dat de keizer onlangs zijn
regiment in de vuurlinie bezocht heeft en
wel den 26en Oct. des voormiddags om
half twaalf. De keizer richtte na de be
zichtiging eenige woorden tot de troepen
en zeide daarbij o. a. het volgende
.Kinderen, ik verheug me u in de vuur
linie te zien. Uw regiment heeft zijn taak
goed gedaan, zooals ik 't van mannen
uit de Mark niet anders had verwacht.
Ik verzoek u echter niet eerder te rusten,
totdat ge dien ginds de baas zijt." Bij de
laatste woorden wuifde de keizer zijn
hand in de richting van den vijand, die
reeds op 600 M. nabij ons was. Natuur
lijk werden deze woorden met 'n loeiend
„hoera!" ontvangen en 't was een oogen
blik, dat ik nooit vergeten zal. Zoo staan
we dan steeds nog trouw en scherp op
wacht aan de Aisne (Maasbode)
zonder ©en woord te spreken, ten ,al's
in diepe ioverwteging verzonken, in het
aangezicht. D,a:n sprak hij met zwakke
doch héldere stem
„Johanna, wilt gij' mij «enigen lijd met
mama alleen laten?" Hiet kind kuste
hem gehoorzaam de hand ien verwijderde
zich. Vervolgens had hij zijn nicht nader
bij te komen, en sprak toen, hare hand
feeder in, de zijne drukkende:
„Berlha, dierbaar kind, alVoirens ik van
deze wereld wegga, wilde ik u nog het
een en ander op 't hart drukken, zoo
wel opziehtens uwen totestand, als dien
van uw kind.
Ik wil' niet, dat gij! u na mijnen dood
ooit nog verwijten maakt wegens uw ge
drag jegens mijl, gedurende den tijd, dat
gij' met Brandt te zamen lteefdet. God
heeft dat falies toegelaten, om u voor
zich te winnen en tot diegene te maken,
welke gij nu met Zijne genade zijt. Sinds
gij hier in Frankfort bij mij woont, hebt
gij mij niet alleen, ien ik zeg dit met
vertrouwen, in het aangezicht des doods,
maar ook uw en mijn God zeer veel
vreugde geschonken. Ik was en ben
trotsch op n."
„O oom, ispreek toch zoo niet," bad
hem Bertha onder trapten kleurende.
„Zeker, dierbare Bertha, ik zeg het u,
om n aan. te moedigen, den ingeslagen!