oes.
bank
ekbank
T
No. 78 TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
Zaterdag A Juli 191A
ring
elb
ioo°;
urg,
FEUILLETON.
BUITENLAND.
■mi
itels,
ischen-
[REN,
DEN
s
ENS
ustrieëelen.
GOES.
f 63.584.30
urlijke kleur
\NKER".
Gulden.
3,
en f 100.
trieven der
JLI verschenen
Conclusiën voor den
Bredaschen Katholiekendag.
EEN DOORNENKROON.
lerneming eemge
bovengenoemde
l7
gekocht is EN
voor 60 en
Muiting met
lik, thans 81
100 ct.
f7 en 55 ct.
lineerd voor
7.
35 ct.
deze lage
|AN DER MINNE.
liet gebleekte
YS.
Voor den Bredaschen Katholiekendag,
te houden 2 Augustus a.s. zijn overeen
komstig art. 12 van het algemeen regle
ment de navolgende conclusiën vastgesteld
Afdeeling Werklieden.
CONCLUSIËN VAN DE AFDEELING
WERKLIEDEN.
Conclusiën van den priester-spreker.
I. De eerste afdeeling van den zesden
Bredaschen Katholiekendag gehouden te
Roosendaal, den 2en Augustus 1914,
overwegende
dat het de plicht is van ieder geloovige
als Katholiek vau de daad op te treden
in het openbaar godsdienstig leven;
dat de Katholiek van de daad in het
openbaar godsdienstig leven zich onder
scheidt door:
getrouwe deelname aan de godsdienst
oefeningen;
werkdadig lidmaatschap van godsdien
stige vereenigipgen
daadwerkelijken steun aan gods
dienstige propaganda;
openbare belijdenis der godsdienstige
beginselen
Spreekt den wenscb uit:
dat ook de Katholieke werkman zooveel
mogelijk deelneme aan de godsdienstige
oefeningen, als de H. Mis, de H.H. Sacra
menten enz.;
dat hij werkzaam lid zij van gods
dienstige vereenigingen, als de H. Familie,
Derde Orde enz.;
dat hij ijvere voor ieder godsdienstig
werk, met name de retraite, de Roomsche
pers en lectuur; vermijde daarentegen
liet lezen van ongodsdienstige en zedelooze
boeken en bladen, het zingen van slechte
liederen en het bezoeken van godsdienst-
bespottende en onzedelijke tooneelvoor-
stellingen en bioscopen;
dat hij fier en frank belijde God en
den godsdienst bij openbare manifestatie,
in vergadering cn dagelijksche gesprekken.
Conclusiën van den leek-spreker.
II. De eerste afdeeling van den zesden
Bredaschen Katholiekendag, gehouden te
Roosendaal, den 2en Augustus 1914;
overwegende
dat het de plicht is van ieder Katholiek
van de daad God te dienen en te huldigen,
overal, dus niet alleen binnenskamers of
in de kerk, niet alleen in het openbaar
zuiver godsdienstig, maar ook in het
openbaar maatschappelijk leven;
dat de leiding en voorschriften der R. K.
Kerk het veilig richtsnoer zijn voor onze
verhouding en handelingen in het open
haar maatschappelijk leven;
dat de R. K. sociale vereenigingen een
machtig hulpmiddel zijn tot ordening van
het openbaar maatschappelijk leven
spreekt den wensch uit;
dat de R. K. werkman in het openbare
leven, in 't bijzonder in de fabrieken en
werkplaatsen, in den omgang met zijn
medearbeiders uitkome voor zijn Katho
lieke beginselen;
dat hij kinderlijk gehoorzame aan de
leiding en voorschriften van Paus en
Bisschop in liet openbaar maatschappe
lijk leven;
dat hij zich aansluite hij de R. K, Sociale
vereenigingen, waar ze bestaan en dezelve
oprichte, waar ze niet bestaan;
dat hij, waar hij zitting heeft in publiek
rechterlijke lichamen voor zijn Katholieke
beginselen uitkome.
Afdeeling Landbouwersstand.
CONCLUSIËN VAN DE AFDEELING
LANDBOUWERSSTAND.
Conclusiën van den priester-spreker.
I. De tweede afdeeling van den Zesden
Bredaschen Katholiekendag, gehouden
te Roosendaal, den 2en Augustus 1914,
overwegende
dat de Katholiek moet zijn Katholiek
van de daad,
dat Katholiek van de daad hij is, die
27).
Wat hebben do priesters van dit on
eindig goed wezen gemaakt? Een schrik
beeld, een menschenvijand, die ons met
geboden en verschrikkelijke strafbedreo,-
gingen beangstigt, die, als zij waar zou
den Zijn, ieder verstandig mensoh nood
zakelijk tot vertwijfeling moesten voeren,
lieve Amalia, hoe dankbaar ben ik
Brandt, dat hij mij van deze dwaze in
beeldingen bevrijd heeft. Hij heeft mij, eerst
voorgoed het eigenlijke leven geschonken."
Arme Bprtha.
VIJFDE HOOFDSTUK.
Baitha s ouderlijk verinogen beslond in
tamelijk groote kapitalen, die op, hypo
theken goed en voordeelig belegd waren.
•Zoo lang zij bij haar oom was geweest,
had deze Ze voor haar bestuurdna haar
huwelijk echter had hij de pandbrieven
aan haar man gegeven. Bertha had zich.
nooit; veel om dezelve bekommerd; ge-
leeft volgens de leer van Christus en
zijn Kerk, die leer openlijk belijdt, voor
de handhaving en verbreiding dier leer
offers wil brengen;
dat naast het gebed en de veelvuldige
H. Communie, de deelneming aan geslo
ten retraiten en het lidmaatschap van
godsdienstige vereenigingen een krachtig
middel zijn, om Katholiek van de daad
te worden, te zijn en te blijven;
dat de echt-Katholieke geest opvlamt
door goede, uitdooft door slechte lectuur;
Spreekt den wensch uit:
1. dat de afdeelingen van den R. K.
Boerenbond het deelnemen aan de ge
sloten retraiten zooveel mogelijk zullen
bevorderen
2. dat de landbouwers, ook de voor
mannen onder hen, lid worden van gods
dienstige vereenigingen
3. dat van de landbouwers een krach
tige actie zal uitgaan tot steun der
Katholieke pers.
Conclusiën van den leek-spreker.
II.
I. Zonder een voldoende kennis van
het Katholiek geloof en een innige Ka
tholieke overtuiging is het onmogelijk
in het openbaar maatschappelijk leven
een Katholiek van de daad te zijn.
II. De Katholiek van de daad onthoudt
zich niet alleen van deelneming aan of
instemming met anti-Katholieke vereeni
gingen en handelingen, maar bestrijdt
deze bovendien.
III. De Katholiek van de daad wacht
zich niet alleen voor bestrijding of tegen
werking van Katholieke vereenigingen
en van andere uitingen van Katholiek
leven, maar bovendien bevordert en steunt
hij deze, zooveel hij vermag.
'IV. De Katholieke landbouwers be
lmoren zich te vereenigen in een Ka
tholieken Boerenbond.
V. De Katholieke landbouwers dienen
naar de mate hunner krachten, behalve
hun Boerenbond, ook andere Katholieke
maatschappelijke vereen, te steunen
a. middellijk
b. rechtstreeks.
Afdeeling Middenstand en hoogere stand.
CONCLUSIËN VAN DE AFDEELING
MIDDENSTANDENHOOGERESTAND.
Conclusiën van den priester-spreker.
I. De afdeeling Middenstand en Hoo
gere Stand van den Zesden Bredaschen
Katholiekendag, gehouden te Roosendaal,
den 2en Augustus 1914,
Overwegende
dat de Katholiek van de daad krachtens
zijn wezen gehouden is tot het behoud
en de versterking van een godsdienstig
leven, niet slechts privaat, maar ook
openbaar
dat het behoud en de versterking van
dat godsdienstig leven niet mogelijk is
dan
a. door het vermijden en bestrijden
van alles, wat het H. Geloof kan schaden
b. door het beoefenen van een krachtig
godsdienstig leven
Spreekt den wensch uit
dat de Katholiek als Kailioliek van de
daad
a. zal vermijden en bestrijden, wat liet
H. Geloof, onder welken vorm ook, schade
toebrengt (vooral de neutrale of liberale
pers, de pornografie, onnoodige gemeen
zame omgang met liberaal-Katholieken
en andersdenkenden, de zedenontaarding
onzer dagen, het bioscoopgevaar, enz
b. levendig zal deelnemen aan het
openbaar godsdienstig leven (vooral door
het bijwonen der openbare godsdienst
oefeningen, door kennis en studie der
liturgie, het veelvuldig ontvangen der
H.H. Sacramenten, hit bevorderen van
retraitewerk, II. Familie, Mannenadel
der Katholieke pers en het openbaar be
lijden der Katholieke beginselen).
Conclusiën van den leek-spreker.
II.
I. De christelijke godsdienst is de
grondslag waarop onze beschaving en
onze maatschappelijke orde gebouwd zijn
woon als- 'zij was voor al haar dagelijksehe
behoeften steeds het noodige geld in han
den te hebben, was haar de wijze van
bestuur van hare ouderlijke erfenis tame
lijk onverschillig; gelijk vroeger in de
handen haars ooms, zoo geloofde zij nu
ook dat deze bij 'haar man volkomen
zéker was.
De tweede winter van haar echtelijken
staat was voorbijgegaan, zonder dat door
het waardig ontvangen der H.II. Sacra
menten het schoons Paaschfeest voor
haar een feest van verzoening geworden
was.
In Reinwéih was men zachtkens aan
de verandering gewoon geworden, die met
haar onder godsdienstig opzicht was voor
gevallen, het gepraat daarover had reeds
lang opgehouden, slechts de grijze pastoor
had in diepe droefenis' nog steeds voor
de redding dier verdwaalde Zle'.en voort.
Intusschen was het verlies des geloofe
niet zonderinvloed op het wezen der
jongo vrouw gebleven, vooral met het oog
op haar gedrag tegenover Brandt. Er lag,
zooals den lezer bekend is, in haar ka
rakter oen natuurlijk© eigenzin, die, zoo
lang zij' bij Von Arnum verbleef, door
den invloed van den godsdienst en de
liefde veel gelenigd was. Maai' hoe die-
per zij in godsdienstig, opzicht z.onk, des
II. Tot herstel van vele maatschappe
lijke kwalen, die haar diepste oorzaak
vinden in het afwijken van de christelijke
leer, kan en moet een ieder onzer mee
werken door zoowel in zijn individueel
als sociaal leven te zijneen Katholiek
van de daad.
UI. Het openbaar leven onzer dagen
heeft vooral behoefte aan de kracht
dadige medewerking der roomsche leeken.
Door het bevorderen der wetenschap
onder de Katholieken,
het steunen der roomsche pers, het
beoefenen der Katholieke liefdadigheid,
het tegengaan van openbare onwelvoeg
lijkheden,
het vrijmoedig opkomen voor het goed
recht der Katholieke zaak, kunnen vooral
de leeken uit den midden- en hoogeren
stand een zeer vruchtbaar apostolaat
vervullen.
IY. Als eenling bereikt men in liet
sociale leven van onzen tijd weinig of
niets. Daarom moeten de Katholieken
zich aaneensluiten en dat wel door zich
te vereenigingen in Katholieke organi
saties.
Afdeeling De Katholieke Vrouw.
CONCLUSIËN YAN DE AFDEELING
DE KATHOLIEKE VROUW.
Conclusiën van den Priester-spreker.
I.
De Afdeeling der Katholieke Vrouw
van den Zesden, Bredaschen Katholieken
dag, gehouden te Roosendaal, den 2en
Augustus 1914,
overwegende
dat de medewerking der Katholieke
Vrouw allernoodzakelijkst is om het ge
loof in huisgezin en maatschappij te be
waren en te doen bloeien
dat tot den bloei van het geloof noodig is
a. de kindersterfte te bestrijden,
b. de jeugd te vrijwaren voor alles wat
het geloof kan schaden
c. een openbaar en innig geloofsleven
spreekt den wensch uit
dat de Katholieke Vrouw
a. krachtdadig zal medewerken om de
kindersterfte tegen te gaan,
b. al haar invloed zal gebruiken om
de kinderen godsdienstig op te voeden,
de christelijke zedelijkheid in te prenten
en hen te beschermen tegen de gevaren
van de lectuur, pers en bioscoop,
c. zelf een voorbeeld zal geven van
ernstig geloofsleven, niet alleen door te
vermijden den gemeenzamen omgang met
andersdenkenden, ongepaste kleeaingenz.,
maar ook door zich aan te sluiten aan
louter godsdienstige vereenigingen, het
steunen der goede pers en vooral het
veelvuldig ontvangen der H.H. Sacra
menten.
CONCLUSIËN VAN DE AFDEELING
DE KATHOLIEKE VROUW.
(Leelc-spreekster).
II.
I. De vrouw is naar lichaam en ziel
door God bedoeld en aangelegd als de
medehulp van den man.
II. Het is de plicht der Katholieke
vrouw naar vermogen mede te werken
aan liet Katholiek Sociaal leven, niet
alleen door geldelijken steun, maai-meer
nog door persoonlijken arbeid.
Zij zal dien plicht het best vervullen
door toetreding tot de kerkelijk goedge-
gekeurde Vrouwen-vereenigingen en deel
neming aan haren werkkring.
III. Als nieuwe uitingen van R. K.
Vrouwen-vereenigingsleven verdien bij
zondere aandacht, financieelen en daad
werkelijken steun, de St. Magdalena-
afdeeling van de R. K. Vereeniging tot
bescherming vau meisjes en de R. K.
Zuigelingen-vereeniging.
Overeenkomstig art. 2 van het Regle
ment voor de Afdeelingsvergaderingen
kan ieder Katholiek van het Bisdom van
Breda onder opgaaf van zijn naam en
eigen woonplaats en redenen op deze
conclusiën wijzigingen voorstellen bij het
Dagelijksch Bestuur, tot uiterlijk 11 Juli
a. s.
OOST13JSMJK—IIOMCARIJE.
te scherper keerde deze schaduwzijde in
haai- karakteir terug, en terwijl zij vroe
ger tegenover haar man ©en bijna anstige
toegevendheid had aan den dag gelegd,
waar zij hem weerstand had moeten bie
den, geschiedde het in den laatsten tijd
immer vaker, dat zij zelfs bui' de geringste
zaken tegenover hem een zekere driftig
heid en toorn aan den dag legde. Wat
was natuurlijker? Gods juk had zij afge
schud. Ho© konde zij zich nu onder dat
eens menschen buigen?
liet was op een schoonen Meiavond,
dat Brandt haar tot een wandeling uit-
ïio-odigde. Bereidwillig voldeed zij aan de
zen wensch. Nadat zij ©enigen tijd ge
wandeld hadden, zieide hij plotseling opj
©enigszins verlegen toon:
„Morgen krijgen wij biezicek, Bel-tlia."
„Bezoek? Van wie dan? Misschien van
uwe tante uit Straatsburg? Daar zou ik
mij zeer over verheugen. Ik heb er reeds
lang naar verlangd, om ge eens weer te
zien."
„Neen, zij niet. Het zijn twee heeren,
respectabele mannenzij zullen misschien
©en nacht bij ons blijven logeeren."
„Hoe heeten zij dan? Waar komen ze
vandaan?"
„Schrik niet Bertha, als ik het u, zég.
Het zijn twee Joden."
A a r t s h er t o g Frans Ferdi
nand f Volgens de liberale pers was
het vermoorde aartshertogelijk paar een
werktuig der Jezuïeten. In verstaanbaar
Nederlandsch overgezet wil dat zeggen
zij waren menschen die èn in hun bij
zonder èn in het openbaar leven hun
Katholiek geloof lier beleden en het bij
niets en niemand ter wereld wilden zien
achtergesteld.
De Weener correspondent van „De
Maasbode" schrijft hierover: Frans Fer
dinand was Katholiek in merg en been,
Katholiek in woord en daad.
Of is liet geen echte Roomsche daad,
eiken Zondag aan te zitten aan 'sHee-
ren Tafel en omgeven door heel zijn
familie uit 's priesters liand het Lichaam
des Heeren te ontvangen, zoodat men
met grond mag vermoeden, dat hij ook
Zondag, op zijn sterfdag, zich nog voedde
met liet Brood der Engelen Wie hem
zag, zooals ik eens, neergeknield aan
de voeten van de Moeder der Smarten,
vereerd in Neder-Oostenrijk's heiligdom
Maria Taferl, dat hij dikwijls bezocht,
wie hem daar zag bidden met zijn vrouw
en kinderen, liij verwonderde zich niet
meer over de nauwgezette plichtsver
vulling, over den gestadigen arbeid,
waardoor de troonopvolger zich voorbe
reidde tot liet bestijgen van den troon.
Wie hem daar zag staan voor den
biechtstoel van Maria Taferi's herder,
tussclien eenvoudige dorpers en vrome
beevaartgangers, liij wist, dat deze man
zich niet door hoogmoed zou laten be-
lieerschen, wanneer hij eens Oostenrijk's
troon bestijgen zou, daar hij hier geleerd
had nederig te zijn en deemoedig.
Een klein verhaal, dat nu hier omtrent
het laatste bezoek van Duitseliland's
keizer in Konopisclit de ronde doet,
vinde hier een plaats. De keizer kwam
's Zaterdags in Konopischt aan en dus
had men voor den Zondag een professor
uit Weenen besteld, die den hoogen
heeren een en ander zou voorlezen. Des
morgens ongeveer half acht ure klopte
een lakei aan de deur van professor's
slaapkamer met de mededeeling, dat
om 8 uur in de slotkapel de II. Mis
werd opgedragen. De professor, in zijn
morgenslaap gestoord, gaf brommend
ten antwoordDat gaat mij niemendsial
aan, draaide zich eens om en sliep door.
Na ongeveer 10 minuten werd hij op
nieuw gewekt door het kloppen van
den lakei, die hem kwam niededeelen,
dat om 8 uur een automobiel zou gereed
slaan, waarmede professor naar Weenen
kon vertrekken
Zóó was aartslierrog Frans Ferdinand
zelf practiseerend Katholiek en verlangde
hetzelfde van zijn ondergeschikten en
omgeving. Hoe jammer, dat liij het doel
niet bereikt heeft, waartoe de Voorzie
nigheid hem scheen geroepen te hebben 1
Thans ligt de forsche, rijzige gestalte
neergeveld door een laf sluipmoordenaar
en nooit zal deze echte soldatenliguur
Oostenrijk's keizerstroon ten sieraad
strekken.
Ons blijft niets over dan te berusten
in Gods H. Wil, die zeker alles ten
beste zal schikken, en die ook uit deze
ramp goeds kan doen voortvloeien voor
het uitgestrekt Donaurijk.
Tut zoover de briefschrijver van de
Maasbode.
Men zegt, dat de Aartshertog steeds
bevreesd was voor een aanslag en dat
daarom de spoorwegdirectie steeds iang
vooruit gewaarschuwd werd als hij op
reis zou gaan. De Troonopvolger bracht
dan echter altijd weer plotseling ver
andering in de troffen maatregelen.
Vóór hun vertrek naar Bosnië had het
Aartshertogelijke paar langen tijd in de
slotkapel gebeden. De laatste dagen
had de Aartshertog herhaaldelijk ge
sproken van een voorgevoel, dat hem
zwaar drukte, terwijl hij nog vóór enke-
„Joden, Itaiel; gijl zult mij: toch geen
Joden in liujs haten om 'te logeeren. Ik
bid u."
„Ho© kunt gij z,oo onveSJdragelijik jo-
g©ens mij zijn, Beitha? Zijn zij niet. even
goed menschen als wij?"-
„Ta wel, pilaar
„Nu wat 'dan?"
„Ik hel> een o-noverwinnalijken afschuw
voor Joden. En nu, zal ik er twee in huis,
aan jfafel en 'zielfs om te overnachten
krijgen? Neen Karei, bezorg' ze onder
komen 'in een herberg, maar niet in ons
liuis."
„Wees toch niet zoo dwaas, Eertha»
liet zoude Immers ©ene beleediging voor
deize bexle mannen zijn, en dat dos te
zwaarder, hoe meer diensten zij, ons reeds
bobben bewezen, en hij hun bezoek nog
bewijzen willen."
„Ons diensten bewijzen?" riep zij ver
baasd, teil-wijl z,ij' zijn arm losliet en hem
strak in de oogen zag. „Ik heb nog
nooit in mijn loven iets met Joden te
doen gehad, en zoude het ook zeer
betreuren, waarneer gij1 u met hen inliet.
Wat in de wereld hebt gij toch met hen
te maken?"
„Ik zie wel, dat ik u nader© verkla
ring moet geven. Uw© kapitalen zijn, zoo
als gij weet, -slechts tegen vier procent
le dagen tot zijn vleugel-adjudant had
gezegd, er van overtuigd te zijn, dat hij
niet zijn natuurlijken dood zou sterven.
De Nieuwe troonopvolger.
De nieuwe troonopvolger, Karei Frans
Joseph, is 27 jaar oud en oudste zoon
van aartshertog Otto. Zijn gemalin prin
ses Zita van Bourbon-Parma stemt in
rechte lijn af van Karei X, Koning van
Frankrijk. Karei Frans Joseph gaat door
voor onpartijdig en men zegt, dat hij een
goedhartig mensch is, die in dat opzicht
veel gelijkenis vertoont met den ouden
Keizer Frans. Hij is ook zeer godsdien
stig. Eens uit Italië naar Frankrijk ko
mend, verliet hij Zondagochtend den trein
om de II. mis te gaan bijwonen, na afloop
van welke hij eerst naar Parijs door
reisde. Hij moet meer verdraagzaam en
ruim van geest zijn.
De kinderen. De arme, van liun
ouders zoo plotseling beroofde jeugdige
kinderen vernamen, naar aan de Natio
nale Zeiting" uit Weenen gemeld wordt,
liet verschrikkelijke nieuws van hun tante
gravin Chotek.
Zondagmiddag reeds werd hun mede
gedeeld, dat hun ouders een ongeval,
waarschijnlijk met den automobiel op
hun reis was overkomen. Wegens den
schrik, waarmede reeds deze tijding door
.de kinderen, die met onuitsprekelijke
liefde aan hunne ouders hingen, ontvan
gen werd, achtte Chotek het niet raad
zaam, voorloopig meer mede te deelen.
's Avonds baden de kinderen nog, dat
de Hemel alles ten goede zou wenden en
hun ouders gezond mocht laten worden.
Intusschen kon de gravin de waarheid
niet langer verzwijgen, vooral omdat de
kinderen, in 't bijzonder de 13-jarige So
phie, zeer intelligent zijn. Ook met het
oog op het talrijke dienstpersoneel in
het slot kon het vreeselijke gebeurde
niet langer verborgen worden gehouden.
Zoo was dan gravin Chotek genood
zaakt, Maandagmiddag den armen kin
deren de geheele waarheid te zeggen.
De droefheid van de beklagenswaardige
weesjes was buitengewoon. Slechts met
de grootste moeite gelukte het, hen eenig-
zins te kalmeeren.
De grafkelder van Artstet-
t e n. Gelijk men weet rusten alle leden
van het Habsburgsclie huis in de Kaiser-
gruft in de Capucijnen-kerk op de Neue
Markt, waar ook de oude keizer Erans
Joseph eens rusten zal.
Aartshertog Frans Ferdinand, die naast
de zijnen begraven wilde worden, liet
voor zich, zijn vrouw en zijn kinderen op
het schilderachtig aan den Donau tegen
over de oude Nibelungen-stad Pöchlain
gelegen slot Artstetten een grafkelder
bouwen, die in den vorm van een crypte
onder de kapel van het slot in den hoo-
gen rotswand van den Donau werd aan
gelegd. De aanleg kostte heel wat moeite
daar de kelder zeer voorzichtig moest
worden uitgehouwen met het oog op de
kapel.
De kelder is voor twaalf kisten be
stemd en moet prachtig zijn ingericht.
Op het oogenblik rust er nog pas liet
lijkje van een dood-geboren zoon van den
aartshertog, dien de hertogin voor enke
le jaren ter wereld bracht, toen zij een
zwaren aanval van influenza had door
gemaakt. Naast het stoffelijk overschot
van dit kind zullen nu de ouders komen
te rusten.
De laatste oogenblikken.
De Weensche „Reichspost" ontvangt
van een militaire persoonlijkheid uit de
onmiddellijke omgeving van den ver
moorden aartshertog nog de volgende
bijzonderheden over de laatste oogen
blikken van liet aartshertogelijk paar.
De hertogin zonk, door den eersten
kogel in de rechterheupstreek getroffen,
zijdelings voorover op den schoot van
den aartshertog.
„Wat scheelt u riep de aartshertog,
zich half oprichtend. Het volgende oo-
uitgeleend; en daar er mij veel aan, ge
legen is, voor onze kinderen, wanneet:
wij! er mede gezegend worden, een groot
vermogen te verzamelen, zoo' heb ik eï,
voor gezorgd, dat uwe erfenis tot hoo
gere rent© zal uitgeleend worden en wel
tot 'zes, procent. Ik kan nu zelf deze
zaak niet bezorgen; daartoe moet men er
varen handelsmannen gebruiken, (zooals
de Joden zijn. Daar ik nu de twee mannen,
di© morgen zullen komen, als vertrouwde
én kundige lieden ken, Zoo wil ik hen laten
komen, om met hen alles in orde te
brengen."
„Maar Karei, dat bevalt mij volstrekt
niet. Want eerstens wil ik buitendien met
Joden niets te doen hebben, zooals ik
,H_al gezegd heb1, en ver volgens- nog veel
minder hun mijn vermogen 'toevertrou
wen."
„Wees verstandig. Bertha, en wijs ziulk
©au groot voordeel niet zoo lichtzinnig van
d© hand."
„Ik hen tevreden met hetgeen ik heb.
Ik wil niet."
Dez'e woorden werden met eene bijzon
dere opgewondenheid en op een toon uit
gesproken, die 'Brandt tot hiertoe van
naar niet gewoon was.
(Wordt vervolgd.)