oes. bank ekbank T No. 78 TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag A Juli 191A ring elb ioo°; urg, FEUILLETON. BUITENLAND. ■mi itels, ischen- [REN, DEN s ENS ustrieëelen. GOES. f 63.584.30 urlijke kleur \NKER". Gulden. 3, en f 100. trieven der JLI verschenen Conclusiën voor den Bredaschen Katholiekendag. EEN DOORNENKROON. lerneming eemge bovengenoemde l7 gekocht is EN voor 60 en Muiting met lik, thans 81 100 ct. f7 en 55 ct. lineerd voor 7. 35 ct. deze lage |AN DER MINNE. liet gebleekte YS. Voor den Bredaschen Katholiekendag, te houden 2 Augustus a.s. zijn overeen komstig art. 12 van het algemeen regle ment de navolgende conclusiën vastgesteld Afdeeling Werklieden. CONCLUSIËN VAN DE AFDEELING WERKLIEDEN. Conclusiën van den priester-spreker. I. De eerste afdeeling van den zesden Bredaschen Katholiekendag gehouden te Roosendaal, den 2en Augustus 1914, overwegende dat het de plicht is van ieder geloovige als Katholiek vau de daad op te treden in het openbaar godsdienstig leven; dat de Katholiek van de daad in het openbaar godsdienstig leven zich onder scheidt door: getrouwe deelname aan de godsdienst oefeningen; werkdadig lidmaatschap van godsdien stige vereenigipgen daadwerkelijken steun aan gods dienstige propaganda; openbare belijdenis der godsdienstige beginselen Spreekt den wenscb uit: dat ook de Katholieke werkman zooveel mogelijk deelneme aan de godsdienstige oefeningen, als de H. Mis, de H.H. Sacra menten enz.; dat hij werkzaam lid zij van gods dienstige vereenigingen, als de H. Familie, Derde Orde enz.; dat hij ijvere voor ieder godsdienstig werk, met name de retraite, de Roomsche pers en lectuur; vermijde daarentegen liet lezen van ongodsdienstige en zedelooze boeken en bladen, het zingen van slechte liederen en het bezoeken van godsdienst- bespottende en onzedelijke tooneelvoor- stellingen en bioscopen; dat hij fier en frank belijde God en den godsdienst bij openbare manifestatie, in vergadering cn dagelijksche gesprekken. Conclusiën van den leek-spreker. II. De eerste afdeeling van den zesden Bredaschen Katholiekendag, gehouden te Roosendaal, den 2en Augustus 1914; overwegende dat het de plicht is van ieder Katholiek van de daad God te dienen en te huldigen, overal, dus niet alleen binnenskamers of in de kerk, niet alleen in het openbaar zuiver godsdienstig, maar ook in het openbaar maatschappelijk leven; dat de leiding en voorschriften der R. K. Kerk het veilig richtsnoer zijn voor onze verhouding en handelingen in het open haar maatschappelijk leven; dat de R. K. sociale vereenigingen een machtig hulpmiddel zijn tot ordening van het openbaar maatschappelijk leven spreekt den wensch uit; dat de R. K. werkman in het openbare leven, in 't bijzonder in de fabrieken en werkplaatsen, in den omgang met zijn medearbeiders uitkome voor zijn Katho lieke beginselen; dat hij kinderlijk gehoorzame aan de leiding en voorschriften van Paus en Bisschop in liet openbaar maatschappe lijk leven; dat hij zich aansluite hij de R. K, Sociale vereenigingen, waar ze bestaan en dezelve oprichte, waar ze niet bestaan; dat hij, waar hij zitting heeft in publiek rechterlijke lichamen voor zijn Katholieke beginselen uitkome. Afdeeling Landbouwersstand. CONCLUSIËN VAN DE AFDEELING LANDBOUWERSSTAND. Conclusiën van den priester-spreker. I. De tweede afdeeling van den Zesden Bredaschen Katholiekendag, gehouden te Roosendaal, den 2en Augustus 1914, overwegende dat de Katholiek moet zijn Katholiek van de daad, dat Katholiek van de daad hij is, die 27). Wat hebben do priesters van dit on eindig goed wezen gemaakt? Een schrik beeld, een menschenvijand, die ons met geboden en verschrikkelijke strafbedreo,- gingen beangstigt, die, als zij waar zou den Zijn, ieder verstandig mensoh nood zakelijk tot vertwijfeling moesten voeren, lieve Amalia, hoe dankbaar ben ik Brandt, dat hij mij van deze dwaze in beeldingen bevrijd heeft. Hij heeft mij, eerst voorgoed het eigenlijke leven geschonken." Arme Bprtha. VIJFDE HOOFDSTUK. Baitha s ouderlijk verinogen beslond in tamelijk groote kapitalen, die op, hypo theken goed en voordeelig belegd waren. •Zoo lang zij bij haar oom was geweest, had deze Ze voor haar bestuurdna haar huwelijk echter had hij de pandbrieven aan haar man gegeven. Bertha had zich. nooit; veel om dezelve bekommerd; ge- leeft volgens de leer van Christus en zijn Kerk, die leer openlijk belijdt, voor de handhaving en verbreiding dier leer offers wil brengen; dat naast het gebed en de veelvuldige H. Communie, de deelneming aan geslo ten retraiten en het lidmaatschap van godsdienstige vereenigingen een krachtig middel zijn, om Katholiek van de daad te worden, te zijn en te blijven; dat de echt-Katholieke geest opvlamt door goede, uitdooft door slechte lectuur; Spreekt den wensch uit: 1. dat de afdeelingen van den R. K. Boerenbond het deelnemen aan de ge sloten retraiten zooveel mogelijk zullen bevorderen 2. dat de landbouwers, ook de voor mannen onder hen, lid worden van gods dienstige vereenigingen 3. dat van de landbouwers een krach tige actie zal uitgaan tot steun der Katholieke pers. Conclusiën van den leek-spreker. II. I. Zonder een voldoende kennis van het Katholiek geloof en een innige Ka tholieke overtuiging is het onmogelijk in het openbaar maatschappelijk leven een Katholiek van de daad te zijn. II. De Katholiek van de daad onthoudt zich niet alleen van deelneming aan of instemming met anti-Katholieke vereeni gingen en handelingen, maar bestrijdt deze bovendien. III. De Katholiek van de daad wacht zich niet alleen voor bestrijding of tegen werking van Katholieke vereenigingen en van andere uitingen van Katholiek leven, maar bovendien bevordert en steunt hij deze, zooveel hij vermag. 'IV. De Katholieke landbouwers be lmoren zich te vereenigen in een Ka tholieken Boerenbond. V. De Katholieke landbouwers dienen naar de mate hunner krachten, behalve hun Boerenbond, ook andere Katholieke maatschappelijke vereen, te steunen a. middellijk b. rechtstreeks. Afdeeling Middenstand en hoogere stand. CONCLUSIËN VAN DE AFDEELING MIDDENSTANDENHOOGERESTAND. Conclusiën van den priester-spreker. I. De afdeeling Middenstand en Hoo gere Stand van den Zesden Bredaschen Katholiekendag, gehouden te Roosendaal, den 2en Augustus 1914, Overwegende dat de Katholiek van de daad krachtens zijn wezen gehouden is tot het behoud en de versterking van een godsdienstig leven, niet slechts privaat, maar ook openbaar dat het behoud en de versterking van dat godsdienstig leven niet mogelijk is dan a. door het vermijden en bestrijden van alles, wat het H. Geloof kan schaden b. door het beoefenen van een krachtig godsdienstig leven Spreekt den wensch uit dat de Katholiek als Kailioliek van de daad a. zal vermijden en bestrijden, wat liet H. Geloof, onder welken vorm ook, schade toebrengt (vooral de neutrale of liberale pers, de pornografie, onnoodige gemeen zame omgang met liberaal-Katholieken en andersdenkenden, de zedenontaarding onzer dagen, het bioscoopgevaar, enz b. levendig zal deelnemen aan het openbaar godsdienstig leven (vooral door het bijwonen der openbare godsdienst oefeningen, door kennis en studie der liturgie, het veelvuldig ontvangen der H.H. Sacramenten, hit bevorderen van retraitewerk, II. Familie, Mannenadel der Katholieke pers en het openbaar be lijden der Katholieke beginselen). Conclusiën van den leek-spreker. II. I. De christelijke godsdienst is de grondslag waarop onze beschaving en onze maatschappelijke orde gebouwd zijn woon als- 'zij was voor al haar dagelijksehe behoeften steeds het noodige geld in han den te hebben, was haar de wijze van bestuur van hare ouderlijke erfenis tame lijk onverschillig; gelijk vroeger in de handen haars ooms, zoo geloofde zij nu ook dat deze bij 'haar man volkomen zéker was. De tweede winter van haar echtelijken staat was voorbijgegaan, zonder dat door het waardig ontvangen der H.II. Sacra menten het schoons Paaschfeest voor haar een feest van verzoening geworden was. In Reinwéih was men zachtkens aan de verandering gewoon geworden, die met haar onder godsdienstig opzicht was voor gevallen, het gepraat daarover had reeds lang opgehouden, slechts de grijze pastoor had in diepe droefenis' nog steeds voor de redding dier verdwaalde Zle'.en voort. Intusschen was het verlies des geloofe niet zonderinvloed op het wezen der jongo vrouw gebleven, vooral met het oog op haar gedrag tegenover Brandt. Er lag, zooals den lezer bekend is, in haar ka rakter oen natuurlijk© eigenzin, die, zoo lang zij' bij Von Arnum verbleef, door den invloed van den godsdienst en de liefde veel gelenigd was. Maai' hoe die- per zij in godsdienstig, opzicht z.onk, des II. Tot herstel van vele maatschappe lijke kwalen, die haar diepste oorzaak vinden in het afwijken van de christelijke leer, kan en moet een ieder onzer mee werken door zoowel in zijn individueel als sociaal leven te zijneen Katholiek van de daad. UI. Het openbaar leven onzer dagen heeft vooral behoefte aan de kracht dadige medewerking der roomsche leeken. Door het bevorderen der wetenschap onder de Katholieken, het steunen der roomsche pers, het beoefenen der Katholieke liefdadigheid, het tegengaan van openbare onwelvoeg lijkheden, het vrijmoedig opkomen voor het goed recht der Katholieke zaak, kunnen vooral de leeken uit den midden- en hoogeren stand een zeer vruchtbaar apostolaat vervullen. IY. Als eenling bereikt men in liet sociale leven van onzen tijd weinig of niets. Daarom moeten de Katholieken zich aaneensluiten en dat wel door zich te vereenigingen in Katholieke organi saties. Afdeeling De Katholieke Vrouw. CONCLUSIËN YAN DE AFDEELING DE KATHOLIEKE VROUW. Conclusiën van den Priester-spreker. I. De Afdeeling der Katholieke Vrouw van den Zesden, Bredaschen Katholieken dag, gehouden te Roosendaal, den 2en Augustus 1914, overwegende dat de medewerking der Katholieke Vrouw allernoodzakelijkst is om het ge loof in huisgezin en maatschappij te be waren en te doen bloeien dat tot den bloei van het geloof noodig is a. de kindersterfte te bestrijden, b. de jeugd te vrijwaren voor alles wat het geloof kan schaden c. een openbaar en innig geloofsleven spreekt den wensch uit dat de Katholieke Vrouw a. krachtdadig zal medewerken om de kindersterfte tegen te gaan, b. al haar invloed zal gebruiken om de kinderen godsdienstig op te voeden, de christelijke zedelijkheid in te prenten en hen te beschermen tegen de gevaren van de lectuur, pers en bioscoop, c. zelf een voorbeeld zal geven van ernstig geloofsleven, niet alleen door te vermijden den gemeenzamen omgang met andersdenkenden, ongepaste kleeaingenz., maar ook door zich aan te sluiten aan louter godsdienstige vereenigingen, het steunen der goede pers en vooral het veelvuldig ontvangen der H.H. Sacra menten. CONCLUSIËN VAN DE AFDEELING DE KATHOLIEKE VROUW. (Leelc-spreekster). II. I. De vrouw is naar lichaam en ziel door God bedoeld en aangelegd als de medehulp van den man. II. Het is de plicht der Katholieke vrouw naar vermogen mede te werken aan liet Katholiek Sociaal leven, niet alleen door geldelijken steun, maai-meer nog door persoonlijken arbeid. Zij zal dien plicht het best vervullen door toetreding tot de kerkelijk goedge- gekeurde Vrouwen-vereenigingen en deel neming aan haren werkkring. III. Als nieuwe uitingen van R. K. Vrouwen-vereenigingsleven verdien bij zondere aandacht, financieelen en daad werkelijken steun, de St. Magdalena- afdeeling van de R. K. Vereeniging tot bescherming vau meisjes en de R. K. Zuigelingen-vereeniging. Overeenkomstig art. 2 van het Regle ment voor de Afdeelingsvergaderingen kan ieder Katholiek van het Bisdom van Breda onder opgaaf van zijn naam en eigen woonplaats en redenen op deze conclusiën wijzigingen voorstellen bij het Dagelijksch Bestuur, tot uiterlijk 11 Juli a. s. OOST13JSMJK—IIOMCARIJE. te scherper keerde deze schaduwzijde in haai- karakteir terug, en terwijl zij vroe ger tegenover haar man ©en bijna anstige toegevendheid had aan den dag gelegd, waar zij hem weerstand had moeten bie den, geschiedde het in den laatsten tijd immer vaker, dat zij zelfs bui' de geringste zaken tegenover hem een zekere driftig heid en toorn aan den dag legde. Wat was natuurlijker? Gods juk had zij afge schud. Ho© konde zij zich nu onder dat eens menschen buigen? liet was op een schoonen Meiavond, dat Brandt haar tot een wandeling uit- ïio-odigde. Bereidwillig voldeed zij aan de zen wensch. Nadat zij ©enigen tijd ge wandeld hadden, zieide hij plotseling opj ©enigszins verlegen toon: „Morgen krijgen wij biezicek, Bel-tlia." „Bezoek? Van wie dan? Misschien van uwe tante uit Straatsburg? Daar zou ik mij zeer over verheugen. Ik heb er reeds lang naar verlangd, om ge eens weer te zien." „Neen, zij niet. Het zijn twee heeren, respectabele mannenzij zullen misschien ©en nacht bij ons blijven logeeren." „Hoe heeten zij dan? Waar komen ze vandaan?" „Schrik niet Bertha, als ik het u, zég. Het zijn twee Joden." A a r t s h er t o g Frans Ferdi nand f Volgens de liberale pers was het vermoorde aartshertogelijk paar een werktuig der Jezuïeten. In verstaanbaar Nederlandsch overgezet wil dat zeggen zij waren menschen die èn in hun bij zonder èn in het openbaar leven hun Katholiek geloof lier beleden en het bij niets en niemand ter wereld wilden zien achtergesteld. De Weener correspondent van „De Maasbode" schrijft hierover: Frans Fer dinand was Katholiek in merg en been, Katholiek in woord en daad. Of is liet geen echte Roomsche daad, eiken Zondag aan te zitten aan 'sHee- ren Tafel en omgeven door heel zijn familie uit 's priesters liand het Lichaam des Heeren te ontvangen, zoodat men met grond mag vermoeden, dat hij ook Zondag, op zijn sterfdag, zich nog voedde met liet Brood der Engelen Wie hem zag, zooals ik eens, neergeknield aan de voeten van de Moeder der Smarten, vereerd in Neder-Oostenrijk's heiligdom Maria Taferl, dat hij dikwijls bezocht, wie hem daar zag bidden met zijn vrouw en kinderen, liij verwonderde zich niet meer over de nauwgezette plichtsver vulling, over den gestadigen arbeid, waardoor de troonopvolger zich voorbe reidde tot liet bestijgen van den troon. Wie hem daar zag staan voor den biechtstoel van Maria Taferi's herder, tussclien eenvoudige dorpers en vrome beevaartgangers, liij wist, dat deze man zich niet door hoogmoed zou laten be- lieerschen, wanneer hij eens Oostenrijk's troon bestijgen zou, daar hij hier geleerd had nederig te zijn en deemoedig. Een klein verhaal, dat nu hier omtrent het laatste bezoek van Duitseliland's keizer in Konopisclit de ronde doet, vinde hier een plaats. De keizer kwam 's Zaterdags in Konopischt aan en dus had men voor den Zondag een professor uit Weenen besteld, die den hoogen heeren een en ander zou voorlezen. Des morgens ongeveer half acht ure klopte een lakei aan de deur van professor's slaapkamer met de mededeeling, dat om 8 uur in de slotkapel de II. Mis werd opgedragen. De professor, in zijn morgenslaap gestoord, gaf brommend ten antwoordDat gaat mij niemendsial aan, draaide zich eens om en sliep door. Na ongeveer 10 minuten werd hij op nieuw gewekt door het kloppen van den lakei, die hem kwam niededeelen, dat om 8 uur een automobiel zou gereed slaan, waarmede professor naar Weenen kon vertrekken Zóó was aartslierrog Frans Ferdinand zelf practiseerend Katholiek en verlangde hetzelfde van zijn ondergeschikten en omgeving. Hoe jammer, dat liij het doel niet bereikt heeft, waartoe de Voorzie nigheid hem scheen geroepen te hebben 1 Thans ligt de forsche, rijzige gestalte neergeveld door een laf sluipmoordenaar en nooit zal deze echte soldatenliguur Oostenrijk's keizerstroon ten sieraad strekken. Ons blijft niets over dan te berusten in Gods H. Wil, die zeker alles ten beste zal schikken, en die ook uit deze ramp goeds kan doen voortvloeien voor het uitgestrekt Donaurijk. Tut zoover de briefschrijver van de Maasbode. Men zegt, dat de Aartshertog steeds bevreesd was voor een aanslag en dat daarom de spoorwegdirectie steeds iang vooruit gewaarschuwd werd als hij op reis zou gaan. De Troonopvolger bracht dan echter altijd weer plotseling ver andering in de troffen maatregelen. Vóór hun vertrek naar Bosnië had het Aartshertogelijke paar langen tijd in de slotkapel gebeden. De laatste dagen had de Aartshertog herhaaldelijk ge sproken van een voorgevoel, dat hem zwaar drukte, terwijl hij nog vóór enke- „Joden, Itaiel; gijl zult mij: toch geen Joden in liujs haten om 'te logeeren. Ik bid u." „Ho© kunt gij z,oo onveSJdragelijik jo- g©ens mij zijn, Beitha? Zijn zij niet. even goed menschen als wij?"- „Ta wel, pilaar „Nu wat 'dan?" „Ik hel> een o-noverwinnalijken afschuw voor Joden. En nu, zal ik er twee in huis, aan jfafel en 'zielfs om te overnachten krijgen? Neen Karei, bezorg' ze onder komen 'in een herberg, maar niet in ons liuis." „Wees toch niet zoo dwaas, Eertha» liet zoude Immers ©ene beleediging voor deize bexle mannen zijn, en dat dos te zwaarder, hoe meer diensten zij, ons reeds bobben bewezen, en hij hun bezoek nog bewijzen willen." „Ons diensten bewijzen?" riep zij ver baasd, teil-wijl z,ij' zijn arm losliet en hem strak in de oogen zag. „Ik heb nog nooit in mijn loven iets met Joden te doen gehad, en zoude het ook zeer betreuren, waarneer gij1 u met hen inliet. Wat in de wereld hebt gij toch met hen te maken?" „Ik zie wel, dat ik u nader© verkla ring moet geven. Uw© kapitalen zijn, zoo als gij weet, -slechts tegen vier procent le dagen tot zijn vleugel-adjudant had gezegd, er van overtuigd te zijn, dat hij niet zijn natuurlijken dood zou sterven. De Nieuwe troonopvolger. De nieuwe troonopvolger, Karei Frans Joseph, is 27 jaar oud en oudste zoon van aartshertog Otto. Zijn gemalin prin ses Zita van Bourbon-Parma stemt in rechte lijn af van Karei X, Koning van Frankrijk. Karei Frans Joseph gaat door voor onpartijdig en men zegt, dat hij een goedhartig mensch is, die in dat opzicht veel gelijkenis vertoont met den ouden Keizer Frans. Hij is ook zeer godsdien stig. Eens uit Italië naar Frankrijk ko mend, verliet hij Zondagochtend den trein om de II. mis te gaan bijwonen, na afloop van welke hij eerst naar Parijs door reisde. Hij moet meer verdraagzaam en ruim van geest zijn. De kinderen. De arme, van liun ouders zoo plotseling beroofde jeugdige kinderen vernamen, naar aan de Natio nale Zeiting" uit Weenen gemeld wordt, liet verschrikkelijke nieuws van hun tante gravin Chotek. Zondagmiddag reeds werd hun mede gedeeld, dat hun ouders een ongeval, waarschijnlijk met den automobiel op hun reis was overkomen. Wegens den schrik, waarmede reeds deze tijding door .de kinderen, die met onuitsprekelijke liefde aan hunne ouders hingen, ontvan gen werd, achtte Chotek het niet raad zaam, voorloopig meer mede te deelen. 's Avonds baden de kinderen nog, dat de Hemel alles ten goede zou wenden en hun ouders gezond mocht laten worden. Intusschen kon de gravin de waarheid niet langer verzwijgen, vooral omdat de kinderen, in 't bijzonder de 13-jarige So phie, zeer intelligent zijn. Ook met het oog op het talrijke dienstpersoneel in het slot kon het vreeselijke gebeurde niet langer verborgen worden gehouden. Zoo was dan gravin Chotek genood zaakt, Maandagmiddag den armen kin deren de geheele waarheid te zeggen. De droefheid van de beklagenswaardige weesjes was buitengewoon. Slechts met de grootste moeite gelukte het, hen eenig- zins te kalmeeren. De grafkelder van Artstet- t e n. Gelijk men weet rusten alle leden van het Habsburgsclie huis in de Kaiser- gruft in de Capucijnen-kerk op de Neue Markt, waar ook de oude keizer Erans Joseph eens rusten zal. Aartshertog Frans Ferdinand, die naast de zijnen begraven wilde worden, liet voor zich, zijn vrouw en zijn kinderen op het schilderachtig aan den Donau tegen over de oude Nibelungen-stad Pöchlain gelegen slot Artstetten een grafkelder bouwen, die in den vorm van een crypte onder de kapel van het slot in den hoo- gen rotswand van den Donau werd aan gelegd. De aanleg kostte heel wat moeite daar de kelder zeer voorzichtig moest worden uitgehouwen met het oog op de kapel. De kelder is voor twaalf kisten be stemd en moet prachtig zijn ingericht. Op het oogenblik rust er nog pas liet lijkje van een dood-geboren zoon van den aartshertog, dien de hertogin voor enke le jaren ter wereld bracht, toen zij een zwaren aanval van influenza had door gemaakt. Naast het stoffelijk overschot van dit kind zullen nu de ouders komen te rusten. De laatste oogenblikken. De Weensche „Reichspost" ontvangt van een militaire persoonlijkheid uit de onmiddellijke omgeving van den ver moorden aartshertog nog de volgende bijzonderheden over de laatste oogen blikken van liet aartshertogelijk paar. De hertogin zonk, door den eersten kogel in de rechterheupstreek getroffen, zijdelings voorover op den schoot van den aartshertog. „Wat scheelt u riep de aartshertog, zich half oprichtend. Het volgende oo- uitgeleend; en daar er mij veel aan, ge legen is, voor onze kinderen, wanneet: wij! er mede gezegend worden, een groot vermogen te verzamelen, zoo' heb ik eï, voor gezorgd, dat uwe erfenis tot hoo gere rent© zal uitgeleend worden en wel tot 'zes, procent. Ik kan nu zelf deze zaak niet bezorgen; daartoe moet men er varen handelsmannen gebruiken, (zooals de Joden zijn. Daar ik nu de twee mannen, di© morgen zullen komen, als vertrouwde én kundige lieden ken, Zoo wil ik hen laten komen, om met hen alles in orde te brengen." „Maar Karei, dat bevalt mij volstrekt niet. Want eerstens wil ik buitendien met Joden niets te doen hebben, zooals ik ,H_al gezegd heb1, en ver volgens- nog veel minder hun mijn vermogen 'toevertrou wen." „Wees verstandig. Bertha, en wijs ziulk ©au groot voordeel niet zoo lichtzinnig van d© hand." „Ik hen tevreden met hetgeen ik heb. Ik wil niet." Dez'e woorden werden met eene bijzon dere opgewondenheid en op een toon uit gesproken, die 'Brandt tot hiertoe van naar niet gewoon was. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1914 | | pagina 5