No. 61 TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT
Zaterdag 23 Mei 1911
FEUILLETON.
BUITENLAND
EEN DOORNENKROON
Gevangenneming en ontvoering
van Pius VII.
ii
(Honderd jaren herwaarts.)
De eerw. heer Huijsman zet zijn be
schouwing over bovenstaand onderwerp
in „Het Centrum" aldus voort
Na een lange vermoeiende reis, in het
vorige opstel beschreven, te Savona aan
gekomen, vond de II- Vader eerst een
onderkomen in de woning der familie
S a n t o n, maar werd later naar een an
der paleis overgebracht, hetwelk zeer
ruim, maar lang onbewoond, en in slechten
staat, inderhaast ingericht was om den
Hoogen Gevangene te herbergen.
Kardinaal P a c c a, die tot dusver het
lot van den Paus gedeeld had, werd van
dezen gescheiden en in de vesting van
Fenestrelte gevangen gehouden.
Generaal Berthier was als bewaker
over Zijne Heiligheid aangesteld, een
ambt, hetwelk hij met diplomatieke be
kwaamheid, maar strengheid vervulde.
Napoleon wilde het verplichte opont
houd van Pius VII met veel uiterlijk
eerbewijs en waardigheid omgeven, zoo
dat op de begrooting van 1810 zelfs zes
honderd duizend francs zijn aangegeven
voor de uitgaven van Pi us VII te Sa
vona. Nochtans was het een ware gevan
genschap, die Pius VII te verduren
had.
Het liuis, lange jaren onbewoond, bezat
geen meubileering. Bij den Bisschop dei-
plaats en bij eenige goede ingezetenen
verkreeg men wat noodzakelijke meube-
en tafelgoed. Op de steenen vloeren la
gen geen tapijten en de meeste vertrek
ken konden niet verwarmd worden. Er
was zelfs gebrek aan beddegoed voor den
H. Vader, en de personen, Hem als ge
volg toegewezen, moesten een slaapplaats
vinden op den zolder De kapel was in
deerniswekkenden toestand. Het altaar
was slechts geïmproviseerd en armzaliger
dan het minste van een dorpskerkje. Op
ongelijke kandelaars stonden afgebrande
stompjes kaars, terwijl het Altaarlinnen
veel te wenschen overliet. Het Missaal
waarvan de H. Vader zich bediende, was
zoo slecht, dat de Kamerheer, die den
Paus bij de H. Mis assisteerde, Hem
dikwijls uit het hoofd moest voorzeggen
hetgeen in het boek ontbrak. Van den
anderen kant was er geen gebrek aan
uiterlijke pracht en praal. In de gang,
die naar de kapel leidde, stonden gedu
rende de H. Offerande vier dienaren on
beweegelijk in livrei en een piket solda
ten moest bij de Consecratie en Opheffing
de wapenen presenteeren op bevel van
den commandant, die Dij de altaartreden
geknield lag.
P i u s VII had te Savona niets veran
derd aan Zijne levenswijze, die Hij te
Rome volgde. Zeer vroeg stond de H.
Vader op, las de H. Mis, werkte of las
tot den middag. Na het middagmaal wan
delde de H. Vader in den grooten doch
verwaarloosden tuin, en, liefhebber van
bloemen en planten, stelde Hij belang in
elk boompje eiken struik, elk nieuw knop
je van plant of bloem. Tot's avonds laat
was de H. Vader in Zijn studeervertrek
aan den arbeid. Nooit ging Hij buitenshuis
en eiken dag kwamen tegen den avond
de inwoners van Savona zich onder de
vensters van den H. Vader scharen, Die
hun den Pauselijken Zegen gaf van een
balkon, dat men altijd vreesde te zien
invallen.
Zondags verleende de II. Vader audi
ëntie aan de liuisgenooten en ingezete
nen der stad. Generaal Berthier en de
stadsprefect waren daar altijd ambtshalve
tegenwoordig. Dien dag duurde de wan
deling des Pausen iets langer en des
avonds werd een zekere cour gehouden,
die in deze droevige omstandigheden eene
zekere melancholisch-eigenaardige plech
tigheid bezat.
Ofschoon het in de omgeving van den
Paus niet ontbrak aan livreibedienden,
was Hij van de buitenwereld zoo goed
- a)
„Neem mij mijn gedrag van dezen mor
gen piet kwalijk", sprak hij; teedor, terwijl
zij samen op den canapé zaten; „ik ben
eenmaal zoo. Ik heb in mijn leven m-
datgene, wat gij vroomheid pleegt te noe
men, maar al te zeer droeve ervaring-erf
opgedaan. Reeds de gedachte alleen, dat
een dezer priesters tusschen ons- 'heide
zoude staan, is mij onverdragelijk. Even-
pis ik iu geheel toebehoor, wensch ik
!u ook geheel te bezitten. De onverdeelde
liefde dukl'fc geen© verdeeling. Waahomi
wendt gij u tot den priester?
Gij izijt de goedheid en do plichtgc
Iro-uwe ,-zelf. Het schokt mij, dat gij- in
de biecht aan de voeten van een man
zoudt neerknielen, wiens ambacht het is
u met leugen en bedrog; te verstrikken, en
u dingen voor te praten, waaraan hij
zelf niet gelooft. Uw omgang; met hém
zoude mij steeds eene stilzwijgende ver
wijting zijn, "dat ik u niet voldeed; en
hij de liefde, die ik u, beste Bertha, van,
harte toedraag, zoude mij dit ondragelijk
als afgezonderd. Slechts zorgde men, dat
den H. Vader die gebeurtenissen ter oore
kwamen, die ten gunste van Napoleon
indruk op Hem zouden kunnen maken of
Zijne Heiligheid toegevender en inschik
kelijker zouden stemmen. Generaal Ber
thier of de prefect onderzocht elke brief
wisseling, en vonden zij iets verdachts of
voor hun leekenverstarid onbegrijpelijks,
zoo werden de stukken eenvoudig achter
gehouden. Geen bezoek mocht worden
ontvangen, tenzij in tegenwoordigheid van
den generaal en dan nog slechts na lange
vervelende onderhandelingen. Toch wist
de politie, dat, ondanks alle genomen
maatregelen, de H. Vader zeer goed op
de hoogte was van alle groote wereldge
beurtenissen. Op geheime wijze ontving
Hij brieven uit Rome, Engeland, Oosten
rijk vrienden deden Hem dagelijks bla
den als de Gazzetta di Venezia en Moni-
leur toekomen.
De Pauselijke geneesheer, de Bisschop
van Savona, de bedienden, waren om
ringd door spionnen, men ging zoover;
dat men den H. Vader elk schrijfgerief
ontnam.
Generaal Berthier deed vertrou
welijk mededeeling aan het hoofd der
politie, dat Romeinsclie geestelijken op
bizondere manier den II. Vader de hand
kusten en een hoofdbuiging maakten,
welke meer op geheime verstandhouding
geleken dan op eerbewijzen. Alsdan wer
den alle bezoeken verboden slechts het
hoofd der politie kon audiëntie-toegang
verleenen. In de Vasten van 1810 waagde
de door Berthier aangestelde vasten-
prediker liet, den II. Vader publiek tot
onderwerping aan Napoleon aan te
sporen. Hij werd toen weggezonden en
in zijn plaats kwam een ander geestelijke,
die kort daarop werd aangehouden als
middelaar tusschen den Paus en Rome.
Al deze maatregelen ontgingen den
grijzen Gevangene niet, Die ze met een
waardige onverschilligheid aanzag en ver
droeg.
De zending, door Napoleon aan
Berthier toevertrouwd, den Paus tot
inschikkelijkheid te dwingen, beloofde
geen gunstig resultaat te hebben. De
zachtheid van P i u s VII, Zijne bemin
nelijkheid met allen, brachten den ruwen
Napoleon van de wijs. De Paus toon
de slechts vastheid en kracht, wanneer
Hij afgezanten van Napoleon moest
ontvangen. De strijd, dien de Kerk te
verduren had, drukte wel zwaar op de
schouders van den Grijsaard; de groote,
beteekenisvolle gebeurtenissen van Frank
rijk, de echtscheiding van Napoleon,
het besluit van den Hoogen Raad van
Parijs, de gallicaansche dwaalleeren ver
nieuwend, konden Hem wel een woord
van protest doen ontglippen, maar geen
oogenblik verloor Hij de kalmte zijner
sclioone ziel.
Zekeren dag moest Hij een afgevaar
digde ontvangen, gezonden door Met-
t e r n i c h, met een brief van den Fran-
schen minister van Binnenlandsche Za
ken. Deze kwam den Paus voorstellen
den Pauselijken Zetel van Rome te ver
laten en dezen te vestigen te Parijs of te
Avignon Napoleon geloofde dat de Paus,
ver van Rome verwijderd, afgezonderd
van het Pauselijke Hof en de geheele
katholieke wereld, weldra zou toegestemd
hebben. Met waardigheid wees echter
Pius het voorstel van de hand, protes
teerde tegen de machtsmisbruiken van
den keizer, zeggende van harte vergiffe
nis te schenken voor de persoonlijke
onrecliten, Hem aangedaan, maar er bij
voegend, dat Hij steeds de onafhanke
lijkheid en onvervreemdbare rechten der
Kerk zou handhaven. Ook in de Cata
comben en in 't martelaarschap waren
de Pansen de Vertegenwoordigers en
Hoofden der geheele Katholieke Kerk
geweest.
Den 9 Juni 1810 werd den Paus aan
gezegd, zich tc bereiden, weder naar
Frankrijk te vertrekken. Den anderen
dag nam de Paus in gewone priester
kleederen plaats in de koets, en na een
moeilijke reis kwam men des nachts
aan in het klooster op den Cenisberg
zijn."
Op <lez© In den teederhaïligsfen toon
uitgesproken woorden, wist de jonge
vrouw niet, wat zij zoude antwoorden.
Zij 'zag in, dat de zienswijze van haar man
verkeerd was; een onbestemd gev'cel deed
haar voor de vreeselijke klove sidderen,
die deze uitingen tusschen haar geheel,
vorig leven en denken en dat van haar
echtgenoot, zoo onverholen maakten; e-en
innerlijke istem drong haar, zich aan de
bedrieg©]ijke boeien zijner teederheid te
ontrukken, om het heiligdom haars har
ten, haar katholiek geloof, dat bijl sfoo
scherp had aangevallen, te verdedigen,'
zich door een energieke tegenspraak aan
stonds op een standpunt te stellen, waarop
zij vasten 'bodem had, om zich in de
liefde Gods 'te bewaren, die toch derf
mensch kostbaarder moet zijn dan al het
andere. „Di© vader, moeder, broeder of
Izuster meer bemint dan Mij', is Mijner
niet waardig"! 'heeft de Heiland gezegd.
Ware deze vermaning diep in Bertha's
hart gegrifd geweest, dan was ziji beter
voor haar overtuiging uitgekomen. Mjiar
in plaats daarvan begon een andere stem
in hare borst wakker, te worden, die.
haar een leven volgens het geloof, als
een hinderpaal van een oprecht echtelijk
Hier werd de Paus ziek en de bewaking
wist niet, of men de reis moest voort
zetten. Maar van Turijn kwamen stel
lige bevelen, en na 's morgens de H.H.
Sacramenten der Stervenden ontvangen
te hebben, werd de zieke in de koets
gedragen en, dag aan dag doorreizende,
kwam men den 20 Juni te Fontainebleau
aan. De kasteelbewaarder had echter
geen orders ontvangen eii wilde den Paus
niet opnemen. Eerst den volgenden dag
kon de Paus Zijn intrek nemen in de
inderhaast gereedgebrachte vertrekken,
waar Hij drie weken in levensgevaar
verkeerde, en Hem later door Napo
leon de grootste beleed'ging werd aan
gedaan.
K OME.
De verdere behandeling der zaak dei-
heiligverklaring van de gelukzalige Jeanne
d'Arc is, naar uit Rome gemeld wordt,
in verband met het te houden consistorie,
weer uitgesteld van 26 Mei tot 16 Juni.
De Paus en de jeugdige com
municanten. Op het Sint-Damasus-
plein van het Vaticaan waren Zondag
namiddag 12.000 kinderen verzameld uit
alle parochies en onderwijsinstellingen
van de Eeuwige Stad. De H. Vader werd
toen hij op liet balcon verscheen, ver
gezeld van de leden zijner hofhouding
bij wie zich ook de kardinaal-vicaris ge
voegd had, begroet door de muziek der
Paus-hymne, welke echter overstemd
werd doorliet gejubel der kinderstemmen
en het blijde handengeklap van de
12.000 jeugdige communicantjes. Z. H.
sloeg liet vriendelijke schouwspel eenige
oogenblikken met welgevallen gade,
schonk vervolgens den zegen en bleef
een.gen tijd luisteren naar het „lied dei-
katholieke vereeniging", dat door die
duizenden kinderstemmen gezongen werd.
Na de kinderen te hebben toegewuifd,
keerde de Paus naar zijn vertrekken
terug. (Tijd.)
B EE «IE.
De huldiging der gasthuis
nonnen te Antwerpen. Zondag
j.l. hebben de zusters van de ziekenhui
zen te Antwerpen de gasthuisnonnen
onder algemeene belangstelling het
7e eeuwfeest gevierd van het bestaan
barer orde. Geheele rijen van bekende
katholieken in de charitatieve beweging
wandelden in den namiddag naar het Sinte
Elisabethgasthuis, waar de huldebetoo-
ging zou plaats vinden.
Onder de belangstellenden, die zich
in de met bloemen en decors versierde
ontvangstzaal hadden vereenigd, merkte
men o.a. op den gouverneur der provincie
baron van de Werve en van Schilde, de
leden van den senaat, Kocli en Leclef
en de kamerleden van Cauwelaert, Hen-
derickx, van de Perre en Duijsters, de
magistraten De Wilde en van Cutsem,
den procureur des Konings Jacobs, be
nevens tal van geestelijken, o.a. de secre
taris van Z. Em. Kardinaal Mereier, kanun
nik Vrancken. Omstreeks vier uur, toen
Z.Em. de Kardinaal was gearriveerd en de
zusters, van wie velen waren gedecoreerd
de zaal waren binnengeleid, nam de
senator Ryckmans het woord om de orde
te huldigen, die zeven honderd jaren
hare beste krachten heeft besteed en
alles heeft geofferd, om het lijden der
menschheid te verzachten. Na hem spra
ken nog de voorzitter der burgerlijke
gasthuizen, de heer van Nieuwenhuyse,
de regent van het gasthuis Stappaerts
en doctor Jacobs. Ten slotte stond Z. Em.
Kardinaal Mereier op en hield de vol
gende Vlaamsche rede
Eerwaarde en geliefde Zusters,
Elk jaar richt de Eransche Academie
eene plechtige vergadering in, en een
zijner beroemdste redenaars is dan met
geluk deed voorkomen. Wat een verschil
tusschen dien vertoornden man van he
den morgen en den teederen echtgenoot
van dit oo-genblik. Konde of durfde gij
hem nu 'door ©en ruw en heteedigoneï.
antwoord krenken en van zich .sitooten?
„Karei", -sprak zij 'zachtj, „u;w© ziens
wijzen zijn omtrent deze zaken te scherp.
De priester staat immers, niet tusschen
u on mijl; integendeel, bij onzie huwelijks-
biecht vermaande hij' mij, u steeds ge
hoorzaam en getrouw te zijn, in zloover het
niet tegenstrijdig met de' geboden Gods
zijn zoude."
„Era van -wien hoort gijl dan, lief kind,
wat Gods (geb-od is, en wat dan wel daar
mede in istrrjd is? Is- het niet do pries
ter, die !het u .Elegit, en van u verlangt
dat -ge 'hem op zijn woord gelooft? Welke
(waafboi'g -echter hebt gij er voor, dat,
hetgeen hij u' zegt, inderdaad Gods woord
is? En -wanneer hij in de biecht mistrou
wen tusschen ions beiden begint te zaaien,
wie is dan in staat dat weg te nemen?
Wie vermag hem tegen te werpen, daar
hij zich in een ondoordringbaar en ge
heimzinnig duister hult?
„Maar ik heb toch tot nu toe -slechte
goed van onzen lieer pastoor gehoord,
en koesier voor' hem een grooten eerbied.
een verslag belast over hetgeen men
noemt „prix de vertu" prijs voor deugd.
Gansch Frankrijk door zoeken de Staats
machten op, wie zich door een verhevene
verdienstelijke of zelfs heldhaftige daad
heeft onderscheidende redenaar ver
meldt in het openbaar zijn lof en de
Academie schenkt hem een prijs in geld.
Bestond er in Antwerpen zulk een
Academie, en waren hare leden bezield
met de edelmoedigheid en de vrijheid
die lien zouden toelaten, de heldhaftige
daden naar waarde te schatten, waar en
door wie zij ook verricht werden, en
hunne meening, volgens hun geweten,
zonder vrees uit te drukken, dan zou
geen enkele van u, eerwaarde en bemin
de zusters, in dien prijskamp niet een
kroon en openbaar lof bekomen.
Het verwondert mij niet, dat vroegere
ministers, herhaaldelijk uwe gansche ge-
gemeente eereteekens geschonken heb
ben, en dat, heden, edelen en dappere
lieeren, Mijnheer de voorzitter der gast
huizen der stad Antwerpen, de regent
van dit gasthuis, de regent van het gast
huis Adolf Stappaerts, een Senaatelid,
der bekwaamste geneesheeren, die u aan
het werk zien, hebben u, in zoo treffe
lijke en welsprekende woorden, de be
tuiging hunner erkentelijkheid en bewon
dering willen brengen.
Het was voor mij, als vertegenwoor
diger van het geestelijk gezag in het
aarts-bisdom Mechelen, een zoete plicht,
en het was voor mij persoonlijk, die uwe
deugden, uwe verdiensten, uwe onver
poosde liefdadigheid zoo hoog waardeer
eene ware vreugde dit plechtig feest bij
te wonen, de gedachtenis van het zeven
honderdjarig bestaan van uw gesticht
met u te vieren, en in 't bijzonder en
bovenal, lof en dank in u aller naam
den Hecre te sturen. Te Deum laudamus I
Na vervolgens breedvoerig te hebben
uitgeweid over het geestelijke lieil, dat
de zielen dier zusters smaken, besloot
hij zijne schoone rede als volgt
Ohheilige en geliefde dochters, wat
is toch uwe zending schoon en verheven
in de wereld en in Gods oogen
Tegenover de geldzucht, stelt gij de
drift der armoede, tegenover lust en
zingenot, zelfopoffering en toewijding
tegenover hoogmoed en zelfverh'efiiing
den geest van zelfverloochening, van
nederigheid, van ootmoedigheid.
God beware u God bescherme u
Voortdurend zult gij leven. Eeuwen na
eeuwen zullen de gasthuisnonnen hare
plaats in de wereld bewaren. Want het
lijden zal aanhoudend ons mensehdom
vergezellenen vermits in den strijd
tegen de tering, en de cholera en de pok
ken, en allerlei besmettelijke ziekten en
terugstootende kwalen, uw rang is de
eerste en zal u door niemand betwist
worden, daarom zult gij in de beschaafde
wereld en in de Heilige Kerk van onzen
goddelijken Zaligmaker uwe eereplaats
blijven behouden.
Eer en dank aan u, geliefde zusters:
eer en dank aan die duizenden maagden,
die in het Antwerpsche gasthuis hare
zegepalmen wonnen, thans het blijde
Hosannali doen weerscballen. Samen be
antwoorden wij haar feestlied met den
triomfkreet onzer harten: Te Deum lau
damus en terzelfdertijd smeeken wij
den HeerDornine benedic haereditati
tuaezegen, o God, zegen de zusters en
het gasthuis van Antwerpen, uw huis,
uw erfdeel!
Na deze rede bedankte de moeder
overste met eenige weinige woorden en
daarna werden de zusters allen persoon
lijk gefeliciteerd en tientallen prachtige
bloemstukken -werden nu binnengedragen
Onder de vele telegrammen van hulde
was er ook een van den Minister van
Spoorwegen, den heer Segers.
Om zes uur had in de O. L. Vrouwe-
kerlc een volksbetooging plaats. Naar die
aloude kerk, die zooveel leeds van de
Antwerpsche bevolkinglieeft meegemaakt
golfden reeds vroeg de menschenstroo-
men van alle kanten. De gevierde en
onvermoeide pater Rutten hield hier een
„gelegenheidssermoen".
En gij hebt toch ook bij- hem gebiecht.
Indien gij zoo over de biecht denkt, waar
om zij-t gij dan tot hem gegaan?"
„Daar ik u boven alles beminde, en
zonder dat u niet konde bezitten," sprak
hij haar jteeder toLzich trekkend; „om
uwentwille zoude ik nog geheel andere
zaken verricht hebben, daar ik zonder
u niet meer gelukkig had kunnen leven.
Maar nu ik u bezit ben ik van deza
lastige -oplettendheden ontheven en wild©
daarom ook (geen dag mijne ware meaning)
bedekt houden. Mijn innige wensch is nu
slechts ook ni tot mijne overtuiging over
te halen. Dan zónde- mijn geluk volmaakt
zijn."
„Karei, ik schrik voor hetgeen gij daar
spreekt. Wat zoude oom wel zeggen, als
hij het hoorde? En wat een gepraat zal
er onder de mensehen; ontstaan, wanneer
gij zulke zienswijzen openlijk verkondigt?"
„Och, Bertha„ Vrees de mensoben niet.
Zij jzijn niet -eens zoo vroom, als gjj
schijnt te gelooven: huichelarij, mensc-hc-
lijk opzicht, gewoonte, dit alles - spèetlt
onder hen -een groote ïol. Kijk eens naar
de mannen in ons stadje. Al ga ik ook
zelden, -of liever nooit meör let kerk,
zoo heb -ik toch vroeger wel opgemerkt,
hoe het met hun kerkgaan gesteld is. Ve-
Met zijn machtig geluid, dat den ge-
heelen ouden tempel door klonk, drong
hij er bij de Antwerpenaars op aantoch
de zusters te eeren en haar werk te
verlichten, dosr den strijd aan te binden
tegen het bederf der zeden, dat zooveel
rampen en ziekten te weeg brengt.
Met een plechtig „Te Deum" aange
heven door Kardinaal Mereier besloot de
grootselie betooging. Treffend was het
te zien, hoe na het lof het volk zich ver
drong langs den weg, dien de zusters
moesten volgen bij het verlaten van de
kerk.
FRMKBIJ U
De „1 eid er".
De „Figaro" schrijft:
„Het is twaalf uur op het ministerie
van binnenlandsche zaken.
De ministerraad, die op het Elysée
gehouden wordt, is nog niet afgeloopen.
Vergezeld van Ceccaldi stapt Caillaux
op het Beauvau-plein uit zijn auto. Hij
gaat het ministerie binnen, alsof hij
minister-president wasde deurwaarders
groeten hem zeer beleefd.
Kortaf, nauwelijks hun groet beant
woordend, vraagt Caillaux:
Is de minister op zijn kabinet?
Nog niet, mijnheer de president,
hij is in den ministerraad en de zitting
is nog niet afgeloopen.
Goed, waarschuw hem, dat ik hier
ben, zoodra hij komt.
Zonder een antwoord af te wachten,
gaat Caillaux, nog altijd van Ceccaldi
vergezeld, het kabinet van den minister
van binnenlandsche zaken binnen.
Hij gaat aan het bureau van den
minister zitten en Ceccaldi tegenover
hem in een fauteuil.
De radicale heeren babbelen wat.
Malvy, de minister van binnenlandsche
zaken, komt ten slotte aan.
Excellentie, mijnheer Caillaux wacht
u in uw kabinet, waarschuwt de portier.
De minister van binnenlandsche zaken
spoedt zich zoo gauw mogelijk naar den
oud-minister.
En terwijl de deur dicht gaat, hoort
men de stem van Caillaux:
Kom binnen, waarde vriend, kom
binnen
Allen, die van deze scène getuigen
waren, de deurwaarders en de journalis
ten, staan verbluft.
Men kijkt elkander aan, alsof men
vragen wilregeert Caillaux, de voorzitter
van het comité uit de rue de Valois,
wiens vrouw beschuldigd is van doodslag,
dan nog steeds Frankrijk
En het wordt iemand zonderling te
moede, wanneer hij bedenkt, dat opliet
ministerie van buitenlandsche zaken en
financiën een even onbeschaamd tooneel
zich iederen dag weer afspeelt. De ge
wetenloosheid en brutaliteit van Caillaux
hebben geen andere grenzen dan de
zwakheid van de ministers van het bloc."
(„Msbode.")
Ontvolking. Paul Gaultier, een
Fransch wijsgeerig schrijver, publiceert
een sombere statistiek over de ontvolking
in Frankrijk. Van 1821 tot 1830 was op
de duizend personen het getal geboorten
10 gcooter dan dat der sterfgevallen;
tegenwoordig zijn beide getallen ongeveer
gelijk. Frankrijk, dat in het midden dei-
achttiende eeuw meer inwoners telde
dan het koninkrijk Engeland en Oosten-
rijk-Hongarije wordt thans door deze
landen verre overtroffen.
Duitscliland, dat nog in 1850 evenveel
inwoners telde, heeft er thans meer dan
65 millioen en Frankrijk 39 millioen.
Zelfs Italië, dat veel kleiner is dan Frank
rijk, zal dit land weldra in bevolkings
aantal overtreffen. Geheele departemen
ten worden langzamerhand ontvolkt. In
Normandië heeft l'Eure in 65 jaar 95
duizend inwoners verloren. Calvador 102
duizend, la Manche 121 duizend. In het
Zuiden is het kwaad al even erg.
Paul Gaultier maakt ook een verge
lijking tusschen voorheen en thans, wat
len, zeer velen, gaan zelfs op de Zon
dagen niet meer ter Kerk. In de week
komt het bijna, niemand in de gedachten.
En zij, die dan nog Zondags ter kerk
gaan, blijven zij dan in de hoogmis en
preek? Gij weet het zislf bij ondervinding,
die de hoogmis bijwonen kan men in
weinige -seconden tellen. In de achtuurs
mis, ja daar zijn er velen; maar hoe zijn
zij er tegenwoordig? Met ovenelkandergfe-
slagen armen leunt de een gedachteloos
tegen een pilaar, terwijl d© ander als een
tulp in ide lucht staart, zoodat men hem
de 'verveling op het gezicht kan lazen; en
de derde luit volle keel met het orgel een
wedstrijd in het schreeuwen aangaat, en
wat zij buitendien nog uitvoeren. Zij ge
dragen 'zich, om alles met één woord
te (zeggen, -zóó, dat men op '-teers-te gie-
'zicht ziet, dat zij' het geheel als larie
betrachten, die zij gaarne zouden nala
ten, al® zij den moed er toe hadd-en.
Gelooft gij lin ernst, dat zulke lieden
ons gedrag' zullen afkeuren, als wij vrij
moedig handelen en blijk g'even van onze
overtuiging Wje misschien over ons zou
de praten, dat zijn een paar kwezels, die
zoowel hier als. elders zijn.
(W]ordt vervolgd J
,t(