No. 61 TWEEDE BLAD NIEUWE ZEEUWSCHE COURANT Zaterdag 23 Mei 1911 FEUILLETON. BUITENLAND EEN DOORNENKROON Gevangenneming en ontvoering van Pius VII. ii (Honderd jaren herwaarts.) De eerw. heer Huijsman zet zijn be schouwing over bovenstaand onderwerp in „Het Centrum" aldus voort Na een lange vermoeiende reis, in het vorige opstel beschreven, te Savona aan gekomen, vond de II- Vader eerst een onderkomen in de woning der familie S a n t o n, maar werd later naar een an der paleis overgebracht, hetwelk zeer ruim, maar lang onbewoond, en in slechten staat, inderhaast ingericht was om den Hoogen Gevangene te herbergen. Kardinaal P a c c a, die tot dusver het lot van den Paus gedeeld had, werd van dezen gescheiden en in de vesting van Fenestrelte gevangen gehouden. Generaal Berthier was als bewaker over Zijne Heiligheid aangesteld, een ambt, hetwelk hij met diplomatieke be kwaamheid, maar strengheid vervulde. Napoleon wilde het verplichte opont houd van Pius VII met veel uiterlijk eerbewijs en waardigheid omgeven, zoo dat op de begrooting van 1810 zelfs zes honderd duizend francs zijn aangegeven voor de uitgaven van Pi us VII te Sa vona. Nochtans was het een ware gevan genschap, die Pius VII te verduren had. Het liuis, lange jaren onbewoond, bezat geen meubileering. Bij den Bisschop dei- plaats en bij eenige goede ingezetenen verkreeg men wat noodzakelijke meube- en tafelgoed. Op de steenen vloeren la gen geen tapijten en de meeste vertrek ken konden niet verwarmd worden. Er was zelfs gebrek aan beddegoed voor den H. Vader, en de personen, Hem als ge volg toegewezen, moesten een slaapplaats vinden op den zolder De kapel was in deerniswekkenden toestand. Het altaar was slechts geïmproviseerd en armzaliger dan het minste van een dorpskerkje. Op ongelijke kandelaars stonden afgebrande stompjes kaars, terwijl het Altaarlinnen veel te wenschen overliet. Het Missaal waarvan de H. Vader zich bediende, was zoo slecht, dat de Kamerheer, die den Paus bij de H. Mis assisteerde, Hem dikwijls uit het hoofd moest voorzeggen hetgeen in het boek ontbrak. Van den anderen kant was er geen gebrek aan uiterlijke pracht en praal. In de gang, die naar de kapel leidde, stonden gedu rende de H. Offerande vier dienaren on beweegelijk in livrei en een piket solda ten moest bij de Consecratie en Opheffing de wapenen presenteeren op bevel van den commandant, die Dij de altaartreden geknield lag. P i u s VII had te Savona niets veran derd aan Zijne levenswijze, die Hij te Rome volgde. Zeer vroeg stond de H. Vader op, las de H. Mis, werkte of las tot den middag. Na het middagmaal wan delde de H. Vader in den grooten doch verwaarloosden tuin, en, liefhebber van bloemen en planten, stelde Hij belang in elk boompje eiken struik, elk nieuw knop je van plant of bloem. Tot's avonds laat was de H. Vader in Zijn studeervertrek aan den arbeid. Nooit ging Hij buitenshuis en eiken dag kwamen tegen den avond de inwoners van Savona zich onder de vensters van den H. Vader scharen, Die hun den Pauselijken Zegen gaf van een balkon, dat men altijd vreesde te zien invallen. Zondags verleende de II. Vader audi ëntie aan de liuisgenooten en ingezete nen der stad. Generaal Berthier en de stadsprefect waren daar altijd ambtshalve tegenwoordig. Dien dag duurde de wan deling des Pausen iets langer en des avonds werd een zekere cour gehouden, die in deze droevige omstandigheden eene zekere melancholisch-eigenaardige plech tigheid bezat. Ofschoon het in de omgeving van den Paus niet ontbrak aan livreibedienden, was Hij van de buitenwereld zoo goed - a) „Neem mij mijn gedrag van dezen mor gen piet kwalijk", sprak hij; teedor, terwijl zij samen op den canapé zaten; „ik ben eenmaal zoo. Ik heb in mijn leven m- datgene, wat gij vroomheid pleegt te noe men, maar al te zeer droeve ervaring-erf opgedaan. Reeds de gedachte alleen, dat een dezer priesters tusschen ons- 'heide zoude staan, is mij onverdragelijk. Even- pis ik iu geheel toebehoor, wensch ik !u ook geheel te bezitten. De onverdeelde liefde dukl'fc geen© verdeeling. Waahomi wendt gij u tot den priester? Gij izijt de goedheid en do plichtgc Iro-uwe ,-zelf. Het schokt mij, dat gij- in de biecht aan de voeten van een man zoudt neerknielen, wiens ambacht het is u met leugen en bedrog; te verstrikken, en u dingen voor te praten, waaraan hij zelf niet gelooft. Uw omgang; met hém zoude mij steeds eene stilzwijgende ver wijting zijn, "dat ik u niet voldeed; en hij de liefde, die ik u, beste Bertha, van, harte toedraag, zoude mij dit ondragelijk als afgezonderd. Slechts zorgde men, dat den H. Vader die gebeurtenissen ter oore kwamen, die ten gunste van Napoleon indruk op Hem zouden kunnen maken of Zijne Heiligheid toegevender en inschik kelijker zouden stemmen. Generaal Ber thier of de prefect onderzocht elke brief wisseling, en vonden zij iets verdachts of voor hun leekenverstarid onbegrijpelijks, zoo werden de stukken eenvoudig achter gehouden. Geen bezoek mocht worden ontvangen, tenzij in tegenwoordigheid van den generaal en dan nog slechts na lange vervelende onderhandelingen. Toch wist de politie, dat, ondanks alle genomen maatregelen, de H. Vader zeer goed op de hoogte was van alle groote wereldge beurtenissen. Op geheime wijze ontving Hij brieven uit Rome, Engeland, Oosten rijk vrienden deden Hem dagelijks bla den als de Gazzetta di Venezia en Moni- leur toekomen. De Pauselijke geneesheer, de Bisschop van Savona, de bedienden, waren om ringd door spionnen, men ging zoover; dat men den H. Vader elk schrijfgerief ontnam. Generaal Berthier deed vertrou welijk mededeeling aan het hoofd der politie, dat Romeinsclie geestelijken op bizondere manier den II. Vader de hand kusten en een hoofdbuiging maakten, welke meer op geheime verstandhouding geleken dan op eerbewijzen. Alsdan wer den alle bezoeken verboden slechts het hoofd der politie kon audiëntie-toegang verleenen. In de Vasten van 1810 waagde de door Berthier aangestelde vasten- prediker liet, den II. Vader publiek tot onderwerping aan Napoleon aan te sporen. Hij werd toen weggezonden en in zijn plaats kwam een ander geestelijke, die kort daarop werd aangehouden als middelaar tusschen den Paus en Rome. Al deze maatregelen ontgingen den grijzen Gevangene niet, Die ze met een waardige onverschilligheid aanzag en ver droeg. De zending, door Napoleon aan Berthier toevertrouwd, den Paus tot inschikkelijkheid te dwingen, beloofde geen gunstig resultaat te hebben. De zachtheid van P i u s VII, Zijne bemin nelijkheid met allen, brachten den ruwen Napoleon van de wijs. De Paus toon de slechts vastheid en kracht, wanneer Hij afgezanten van Napoleon moest ontvangen. De strijd, dien de Kerk te verduren had, drukte wel zwaar op de schouders van den Grijsaard; de groote, beteekenisvolle gebeurtenissen van Frank rijk, de echtscheiding van Napoleon, het besluit van den Hoogen Raad van Parijs, de gallicaansche dwaalleeren ver nieuwend, konden Hem wel een woord van protest doen ontglippen, maar geen oogenblik verloor Hij de kalmte zijner sclioone ziel. Zekeren dag moest Hij een afgevaar digde ontvangen, gezonden door Met- t e r n i c h, met een brief van den Fran- schen minister van Binnenlandsche Za ken. Deze kwam den Paus voorstellen den Pauselijken Zetel van Rome te ver laten en dezen te vestigen te Parijs of te Avignon Napoleon geloofde dat de Paus, ver van Rome verwijderd, afgezonderd van het Pauselijke Hof en de geheele katholieke wereld, weldra zou toegestemd hebben. Met waardigheid wees echter Pius het voorstel van de hand, protes teerde tegen de machtsmisbruiken van den keizer, zeggende van harte vergiffe nis te schenken voor de persoonlijke onrecliten, Hem aangedaan, maar er bij voegend, dat Hij steeds de onafhanke lijkheid en onvervreemdbare rechten der Kerk zou handhaven. Ook in de Cata comben en in 't martelaarschap waren de Pansen de Vertegenwoordigers en Hoofden der geheele Katholieke Kerk geweest. Den 9 Juni 1810 werd den Paus aan gezegd, zich tc bereiden, weder naar Frankrijk te vertrekken. Den anderen dag nam de Paus in gewone priester kleederen plaats in de koets, en na een moeilijke reis kwam men des nachts aan in het klooster op den Cenisberg zijn." Op <lez© In den teederhaïligsfen toon uitgesproken woorden, wist de jonge vrouw niet, wat zij zoude antwoorden. Zij 'zag in, dat de zienswijze van haar man verkeerd was; een onbestemd gev'cel deed haar voor de vreeselijke klove sidderen, die deze uitingen tusschen haar geheel, vorig leven en denken en dat van haar echtgenoot, zoo onverholen maakten; e-en innerlijke istem drong haar, zich aan de bedrieg©]ijke boeien zijner teederheid te ontrukken, om het heiligdom haars har ten, haar katholiek geloof, dat bijl sfoo scherp had aangevallen, te verdedigen,' zich door een energieke tegenspraak aan stonds op een standpunt te stellen, waarop zij vasten 'bodem had, om zich in de liefde Gods 'te bewaren, die toch derf mensch kostbaarder moet zijn dan al het andere. „Di© vader, moeder, broeder of Izuster meer bemint dan Mij', is Mijner niet waardig"! 'heeft de Heiland gezegd. Ware deze vermaning diep in Bertha's hart gegrifd geweest, dan was ziji beter voor haar overtuiging uitgekomen. Mjiar in plaats daarvan begon een andere stem in hare borst wakker, te worden, die. haar een leven volgens het geloof, als een hinderpaal van een oprecht echtelijk Hier werd de Paus ziek en de bewaking wist niet, of men de reis moest voort zetten. Maar van Turijn kwamen stel lige bevelen, en na 's morgens de H.H. Sacramenten der Stervenden ontvangen te hebben, werd de zieke in de koets gedragen en, dag aan dag doorreizende, kwam men den 20 Juni te Fontainebleau aan. De kasteelbewaarder had echter geen orders ontvangen eii wilde den Paus niet opnemen. Eerst den volgenden dag kon de Paus Zijn intrek nemen in de inderhaast gereedgebrachte vertrekken, waar Hij drie weken in levensgevaar verkeerde, en Hem later door Napo leon de grootste beleed'ging werd aan gedaan. K OME. De verdere behandeling der zaak dei- heiligverklaring van de gelukzalige Jeanne d'Arc is, naar uit Rome gemeld wordt, in verband met het te houden consistorie, weer uitgesteld van 26 Mei tot 16 Juni. De Paus en de jeugdige com municanten. Op het Sint-Damasus- plein van het Vaticaan waren Zondag namiddag 12.000 kinderen verzameld uit alle parochies en onderwijsinstellingen van de Eeuwige Stad. De H. Vader werd toen hij op liet balcon verscheen, ver gezeld van de leden zijner hofhouding bij wie zich ook de kardinaal-vicaris ge voegd had, begroet door de muziek der Paus-hymne, welke echter overstemd werd doorliet gejubel der kinderstemmen en het blijde handengeklap van de 12.000 jeugdige communicantjes. Z. H. sloeg liet vriendelijke schouwspel eenige oogenblikken met welgevallen gade, schonk vervolgens den zegen en bleef een.gen tijd luisteren naar het „lied dei- katholieke vereeniging", dat door die duizenden kinderstemmen gezongen werd. Na de kinderen te hebben toegewuifd, keerde de Paus naar zijn vertrekken terug. (Tijd.) B EE «IE. De huldiging der gasthuis nonnen te Antwerpen. Zondag j.l. hebben de zusters van de ziekenhui zen te Antwerpen de gasthuisnonnen onder algemeene belangstelling het 7e eeuwfeest gevierd van het bestaan barer orde. Geheele rijen van bekende katholieken in de charitatieve beweging wandelden in den namiddag naar het Sinte Elisabethgasthuis, waar de huldebetoo- ging zou plaats vinden. Onder de belangstellenden, die zich in de met bloemen en decors versierde ontvangstzaal hadden vereenigd, merkte men o.a. op den gouverneur der provincie baron van de Werve en van Schilde, de leden van den senaat, Kocli en Leclef en de kamerleden van Cauwelaert, Hen- derickx, van de Perre en Duijsters, de magistraten De Wilde en van Cutsem, den procureur des Konings Jacobs, be nevens tal van geestelijken, o.a. de secre taris van Z. Em. Kardinaal Mereier, kanun nik Vrancken. Omstreeks vier uur, toen Z.Em. de Kardinaal was gearriveerd en de zusters, van wie velen waren gedecoreerd de zaal waren binnengeleid, nam de senator Ryckmans het woord om de orde te huldigen, die zeven honderd jaren hare beste krachten heeft besteed en alles heeft geofferd, om het lijden der menschheid te verzachten. Na hem spra ken nog de voorzitter der burgerlijke gasthuizen, de heer van Nieuwenhuyse, de regent van het gasthuis Stappaerts en doctor Jacobs. Ten slotte stond Z. Em. Kardinaal Mereier op en hield de vol gende Vlaamsche rede Eerwaarde en geliefde Zusters, Elk jaar richt de Eransche Academie eene plechtige vergadering in, en een zijner beroemdste redenaars is dan met geluk deed voorkomen. Wat een verschil tusschen dien vertoornden man van he den morgen en den teederen echtgenoot van dit oo-genblik. Konde of durfde gij hem nu 'door ©en ruw en heteedigoneï. antwoord krenken en van zich .sitooten? „Karei", -sprak zij 'zachtj, „u;w© ziens wijzen zijn omtrent deze zaken te scherp. De priester staat immers, niet tusschen u on mijl; integendeel, bij onzie huwelijks- biecht vermaande hij' mij, u steeds ge hoorzaam en getrouw te zijn, in zloover het niet tegenstrijdig met de' geboden Gods zijn zoude." „Era van -wien hoort gijl dan, lief kind, wat Gods (geb-od is, en wat dan wel daar mede in istrrjd is? Is- het niet do pries ter, die !het u .Elegit, en van u verlangt dat -ge 'hem op zijn woord gelooft? Welke (waafboi'g -echter hebt gij er voor, dat, hetgeen hij u' zegt, inderdaad Gods woord is? En -wanneer hij in de biecht mistrou wen tusschen ions beiden begint te zaaien, wie is dan in staat dat weg te nemen? Wie vermag hem tegen te werpen, daar hij zich in een ondoordringbaar en ge heimzinnig duister hult? „Maar ik heb toch tot nu toe -slechte goed van onzen lieer pastoor gehoord, en koesier voor' hem een grooten eerbied. een verslag belast over hetgeen men noemt „prix de vertu" prijs voor deugd. Gansch Frankrijk door zoeken de Staats machten op, wie zich door een verhevene verdienstelijke of zelfs heldhaftige daad heeft onderscheidende redenaar ver meldt in het openbaar zijn lof en de Academie schenkt hem een prijs in geld. Bestond er in Antwerpen zulk een Academie, en waren hare leden bezield met de edelmoedigheid en de vrijheid die lien zouden toelaten, de heldhaftige daden naar waarde te schatten, waar en door wie zij ook verricht werden, en hunne meening, volgens hun geweten, zonder vrees uit te drukken, dan zou geen enkele van u, eerwaarde en bemin de zusters, in dien prijskamp niet een kroon en openbaar lof bekomen. Het verwondert mij niet, dat vroegere ministers, herhaaldelijk uwe gansche ge- gemeente eereteekens geschonken heb ben, en dat, heden, edelen en dappere lieeren, Mijnheer de voorzitter der gast huizen der stad Antwerpen, de regent van dit gasthuis, de regent van het gast huis Adolf Stappaerts, een Senaatelid, der bekwaamste geneesheeren, die u aan het werk zien, hebben u, in zoo treffe lijke en welsprekende woorden, de be tuiging hunner erkentelijkheid en bewon dering willen brengen. Het was voor mij, als vertegenwoor diger van het geestelijk gezag in het aarts-bisdom Mechelen, een zoete plicht, en het was voor mij persoonlijk, die uwe deugden, uwe verdiensten, uwe onver poosde liefdadigheid zoo hoog waardeer eene ware vreugde dit plechtig feest bij te wonen, de gedachtenis van het zeven honderdjarig bestaan van uw gesticht met u te vieren, en in 't bijzonder en bovenal, lof en dank in u aller naam den Hecre te sturen. Te Deum laudamus I Na vervolgens breedvoerig te hebben uitgeweid over het geestelijke lieil, dat de zielen dier zusters smaken, besloot hij zijne schoone rede als volgt Ohheilige en geliefde dochters, wat is toch uwe zending schoon en verheven in de wereld en in Gods oogen Tegenover de geldzucht, stelt gij de drift der armoede, tegenover lust en zingenot, zelfopoffering en toewijding tegenover hoogmoed en zelfverh'efiiing den geest van zelfverloochening, van nederigheid, van ootmoedigheid. God beware u God bescherme u Voortdurend zult gij leven. Eeuwen na eeuwen zullen de gasthuisnonnen hare plaats in de wereld bewaren. Want het lijden zal aanhoudend ons mensehdom vergezellenen vermits in den strijd tegen de tering, en de cholera en de pok ken, en allerlei besmettelijke ziekten en terugstootende kwalen, uw rang is de eerste en zal u door niemand betwist worden, daarom zult gij in de beschaafde wereld en in de Heilige Kerk van onzen goddelijken Zaligmaker uwe eereplaats blijven behouden. Eer en dank aan u, geliefde zusters: eer en dank aan die duizenden maagden, die in het Antwerpsche gasthuis hare zegepalmen wonnen, thans het blijde Hosannali doen weerscballen. Samen be antwoorden wij haar feestlied met den triomfkreet onzer harten: Te Deum lau damus en terzelfdertijd smeeken wij den HeerDornine benedic haereditati tuaezegen, o God, zegen de zusters en het gasthuis van Antwerpen, uw huis, uw erfdeel! Na deze rede bedankte de moeder overste met eenige weinige woorden en daarna werden de zusters allen persoon lijk gefeliciteerd en tientallen prachtige bloemstukken -werden nu binnengedragen Onder de vele telegrammen van hulde was er ook een van den Minister van Spoorwegen, den heer Segers. Om zes uur had in de O. L. Vrouwe- kerlc een volksbetooging plaats. Naar die aloude kerk, die zooveel leeds van de Antwerpsche bevolkinglieeft meegemaakt golfden reeds vroeg de menschenstroo- men van alle kanten. De gevierde en onvermoeide pater Rutten hield hier een „gelegenheidssermoen". En gij hebt toch ook bij- hem gebiecht. Indien gij zoo over de biecht denkt, waar om zij-t gij dan tot hem gegaan?" „Daar ik u boven alles beminde, en zonder dat u niet konde bezitten," sprak hij haar jteeder toLzich trekkend; „om uwentwille zoude ik nog geheel andere zaken verricht hebben, daar ik zonder u niet meer gelukkig had kunnen leven. Maar nu ik u bezit ben ik van deza lastige -oplettendheden ontheven en wild© daarom ook (geen dag mijne ware meaning) bedekt houden. Mijn innige wensch is nu slechts ook ni tot mijne overtuiging over te halen. Dan zónde- mijn geluk volmaakt zijn." „Karei, ik schrik voor hetgeen gij daar spreekt. Wat zoude oom wel zeggen, als hij het hoorde? En wat een gepraat zal er onder de mensehen; ontstaan, wanneer gij zulke zienswijzen openlijk verkondigt?" „Och, Bertha„ Vrees de mensoben niet. Zij jzijn niet -eens zoo vroom, als gjj schijnt te gelooven: huichelarij, mensc-hc- lijk opzicht, gewoonte, dit alles - spèetlt onder hen -een groote ïol. Kijk eens naar de mannen in ons stadje. Al ga ik ook zelden, -of liever nooit meör let kerk, zoo heb -ik toch vroeger wel opgemerkt, hoe het met hun kerkgaan gesteld is. Ve- Met zijn machtig geluid, dat den ge- heelen ouden tempel door klonk, drong hij er bij de Antwerpenaars op aantoch de zusters te eeren en haar werk te verlichten, dosr den strijd aan te binden tegen het bederf der zeden, dat zooveel rampen en ziekten te weeg brengt. Met een plechtig „Te Deum" aange heven door Kardinaal Mereier besloot de grootselie betooging. Treffend was het te zien, hoe na het lof het volk zich ver drong langs den weg, dien de zusters moesten volgen bij het verlaten van de kerk. FRMKBIJ U De „1 eid er". De „Figaro" schrijft: „Het is twaalf uur op het ministerie van binnenlandsche zaken. De ministerraad, die op het Elysée gehouden wordt, is nog niet afgeloopen. Vergezeld van Ceccaldi stapt Caillaux op het Beauvau-plein uit zijn auto. Hij gaat het ministerie binnen, alsof hij minister-president wasde deurwaarders groeten hem zeer beleefd. Kortaf, nauwelijks hun groet beant woordend, vraagt Caillaux: Is de minister op zijn kabinet? Nog niet, mijnheer de president, hij is in den ministerraad en de zitting is nog niet afgeloopen. Goed, waarschuw hem, dat ik hier ben, zoodra hij komt. Zonder een antwoord af te wachten, gaat Caillaux, nog altijd van Ceccaldi vergezeld, het kabinet van den minister van binnenlandsche zaken binnen. Hij gaat aan het bureau van den minister zitten en Ceccaldi tegenover hem in een fauteuil. De radicale heeren babbelen wat. Malvy, de minister van binnenlandsche zaken, komt ten slotte aan. Excellentie, mijnheer Caillaux wacht u in uw kabinet, waarschuwt de portier. De minister van binnenlandsche zaken spoedt zich zoo gauw mogelijk naar den oud-minister. En terwijl de deur dicht gaat, hoort men de stem van Caillaux: Kom binnen, waarde vriend, kom binnen Allen, die van deze scène getuigen waren, de deurwaarders en de journalis ten, staan verbluft. Men kijkt elkander aan, alsof men vragen wilregeert Caillaux, de voorzitter van het comité uit de rue de Valois, wiens vrouw beschuldigd is van doodslag, dan nog steeds Frankrijk En het wordt iemand zonderling te moede, wanneer hij bedenkt, dat opliet ministerie van buitenlandsche zaken en financiën een even onbeschaamd tooneel zich iederen dag weer afspeelt. De ge wetenloosheid en brutaliteit van Caillaux hebben geen andere grenzen dan de zwakheid van de ministers van het bloc." („Msbode.") Ontvolking. Paul Gaultier, een Fransch wijsgeerig schrijver, publiceert een sombere statistiek over de ontvolking in Frankrijk. Van 1821 tot 1830 was op de duizend personen het getal geboorten 10 gcooter dan dat der sterfgevallen; tegenwoordig zijn beide getallen ongeveer gelijk. Frankrijk, dat in het midden dei- achttiende eeuw meer inwoners telde dan het koninkrijk Engeland en Oosten- rijk-Hongarije wordt thans door deze landen verre overtroffen. Duitscliland, dat nog in 1850 evenveel inwoners telde, heeft er thans meer dan 65 millioen en Frankrijk 39 millioen. Zelfs Italië, dat veel kleiner is dan Frank rijk, zal dit land weldra in bevolkings aantal overtreffen. Geheele departemen ten worden langzamerhand ontvolkt. In Normandië heeft l'Eure in 65 jaar 95 duizend inwoners verloren. Calvador 102 duizend, la Manche 121 duizend. In het Zuiden is het kwaad al even erg. Paul Gaultier maakt ook een verge lijking tusschen voorheen en thans, wat len, zeer velen, gaan zelfs op de Zon dagen niet meer ter Kerk. In de week komt het bijna, niemand in de gedachten. En zij, die dan nog Zondags ter kerk gaan, blijven zij dan in de hoogmis en preek? Gij weet het zislf bij ondervinding, die de hoogmis bijwonen kan men in weinige -seconden tellen. In de achtuurs mis, ja daar zijn er velen; maar hoe zijn zij er tegenwoordig? Met ovenelkandergfe- slagen armen leunt de een gedachteloos tegen een pilaar, terwijl d© ander als een tulp in ide lucht staart, zoodat men hem de 'verveling op het gezicht kan lazen; en de derde luit volle keel met het orgel een wedstrijd in het schreeuwen aangaat, en wat zij buitendien nog uitvoeren. Zij ge dragen 'zich, om alles met één woord te (zeggen, -zóó, dat men op '-teers-te gie- 'zicht ziet, dat zij' het geheel als larie betrachten, die zij gaarne zouden nala ten, al® zij den moed er toe hadd-en. Gelooft gij lin ernst, dat zulke lieden ons gedrag' zullen afkeuren, als wij vrij moedig handelen en blijk g'even van onze overtuiging Wje misschien over ons zou de praten, dat zijn een paar kwezels, die zoowel hier als. elders zijn. (W]ordt vervolgd J ,t(

Krantenbank Zeeland

Nieuwe Zeeuwsche Courant | 1914 | | pagina 5